I J DE „GLADDEKKERS" ECHO'S. I. ONS WEEKPRAATJE. LANDBOUW. TWEE BLADEN. i So. 12. Zaterdag 8 Febr. '36. 59e Jrg. Het positieve Christendom. Ofschoon hei op den duur vervelend poel worUcu, Diijvcn we bier maar voortgaan met hct sigualecrcu van uinngcn, die den geest van t positieve (jQnatcuvJuui uuzcr Oostelijke naouren verraden. In „tiet Volk* vinden wij den veriaalUcn tekst van ccuige nieuwe ^gebeden" in aichivorm, wcikc aan üe puitbcbe jeugd wuidcu geleerd. Lie bedoeling is, de godsdienstige gezind heid uit nel gemoed ie vetdnugen en baar plaats ie doen oezeiicu door een aigodiscüe vercctiug van dcuFüarer eu den Ótaat. ie Keulen D. v. geldt als een gcüed voor bet eicn de vol gende ihctoiiscbe godslastering Leider, mijn leiacr, door üod ons gegeven, btscnciin en DcWaai nog lang imju leven. Ciij icauet uuiisciiiauU u.t dicps.cu nood, /Uu u Uan* iK ncae.i uujii üagc.ijKacn oroud. bilji ia..g nog oij mi], veiiaai o«s uicl, Lciuci, in ij n iciUcr, iiuju gelooi eu myn ncht, hen uiyn iciUcr 1 Terwijl na den maaltijd een soort gelijk „gcDedwordt opgezegd, luidend ais voigt lk dank u voor deze spijzen, beacnciuier dei Jcuga, bcoeiicrmer der grijzen I Uij ncoi zorgen, ik weet nel, Ocauinuicr u met, Ik oen oij u otj nacni eu oij hent. Leg lustig uw houiu in mijn scuoot \vccs vciug, nuju leider, üan zijt gij groot. Heli nuju icidci 1 Eeu rccbistreeksche aanval op het Christendom vindt men in de volgende belijdenis, een „antwoord* op de lieu UcDoden, dat volgens de mede- deeiiug in „tiet Voik* atkomsug moet zijn uit de hoogeschool voor ouderwijzers Wij willen niet in deemoed knielen, wij hcDOcn onze vijai.üeii met liet, wij wii.cn trois onzen weg gaan duur uu.sienus naar net nchu Wij bcsiujueii üe viecinüe leer, d.e uit nwi Oosien tul uns kwam, die de eer van onze vooroud.is schond, die uns heiligste erlgOcü nam. Wie vujiiciu wil, muct ecrujk haten ieüeieen, die üe kueehiSv.hap üu.dt, d-aium mueien wij naicn üe uer, die üeu haat vei werpt ais boos en slecht. W ij voigen üe stem van o..s blueü. Wij suijüen t.ots üour nuod en sinaad en kauupeu opnieuw met üe verre vuuruuders de keten, die ee..mxal plotseling biaic. Wij wuicn niet in deemoed knielen 1 Ook wie vertrouwen heeft in de [(eerlijke bedoelingen van Fütirer Haler moei zich bij al du traais toch gaan afvragen waarom deze niet zoo machtig is, dat hij Rosenberg en zijn schare medcianiasieu een zakdoek voor den mond binden kan. Meer dan door „gruwelverhalen" en „jodenhetzes" wordt de naam van Duidscbland in de christelijke wereld geschaad door de nonsens die „geestelijke leiders* aan de bruin gcverlde jeugd plegen voor te zetten. We worden ouder, maar niet wijzer. De bewoners van onze groote dorpen, als Amsterdam en Rotterdam, die lezers zijn van de „groote" Ne derlandsche dagbladen, vermaken zich soms evenals de redactie van hun lijfblad over de onnoozelheid der berichtgeving in de provinciale en plaatselijke pers. Ze begrijpen het volstrekt niet, hoe het iemand kan inieresseeren, dat b.v een varken van boer Jansen bij het vervoer naar de markt 'n poot kwam te breken De menschen vergeten, dat men de belangrijkheid der dingen behoort af te meten naar de gesteldheid van plaats en omgeving, alsmede naar de meerdere of mindere gewendheid van een bevolking aan „gebeurte nissen*, in het algemeen naar dé veronderstelde interesse. Tien duizenden op het platteland snappen b.v. niet waarom de redacties van groote bladen vele pagina s .verdoen" aan de wijze, waarop des Zondags 'n lederen bal over een groene wei rolt. Groote bladen maken som9 melding van groote pietluttigheden. Ineen aantal dier kranten vonden we b.v dezer dagen een Reuterbericht uil Boedapest. Daarin heette het, dat in opperHongarije een zigeuner, Uuza genaamd, overleden was in den ouderdom van 100 jaren. Was dat nu werkelijk de moeite van het overseinen uit Boedapest waard? la ons eigen goede landje worden tegenwoordig herhaaldelijk menschen 100 jaar oud. En dan aoen we allemaal ous best om ze op dien mooien leelujd meieen dood ie krij gen óók. Immers als er iemand 100 jaar dreigt ie worden, gaan we feest comité s oprichten, die straat en huis van het oudje versieren, hem (ot haar) op den gcdcnkwaardigen dag van hei ccuwtcest aubades en serenades laien brengen en die den stakkerd ten stone aanmoedigen om een ronde dansje te maken, teneinde de pers fotografen in de gelegenheid te stellen om den lezers middels een lief prenije in de krant te laten zien, hoe merk waardig „fit" de oude nog is. Zoo goed ais niemand ovcrleett zulk gesol, ais ie honderd jaar is geworden. üm terug te komeu op den Hon- gaarschtn 100-jarigen zigeuner in het Reuterbericht werd als merkwaardig heid vermeld, dat deze oude baas in zijn jonge jaren in circussen optrad. Zijn nummer was altijd 't verslinden van „een levende kip met huid en haar". Inderdaad vinden we dit feil luteressant en vermeldenswaard even interessant vinden we het als hel verhaal van den belastingambtenaar, wiens speciale liefhebberij het was om veeren ie plukken van een kik- vorsch. Het is overigens een gewoonte geworden om bij Overlij densDerich ten van 100 jarigen het een of ander omtrent hun levenswijze te vermelden, omdat daarin het recept van hun bereikten ouderdom kan zijn ver scholen. We hebben aldus honderd jarigen leeren kennen, die nimmer getrouwd waren geweest en nooit gerookt of gedronken hadden. De oudste mensch iniusschen, dien de wereld na Maihuselem heeft gekend, was de onlangs overleden Turk Aga Zogoe, die volgens den door hem zelf bijgehouden burgerlijken stand 146 jaar oud is geworden. vier vrouwen heeft gehad (d.w.z. achter eenvolgens) en op zijn 145sfen ver jaardag nog moestworden „opgebracht" om hem in de cel gelegenheid te geven, zijn roes uit te slapen. Degenen dus, die een recept zoeken om 100 jaar te worden, hebben kust en keur; ze kunnen zoowel de droge als natte methode volgen, voor de speciale liefhebbers zijn er tenslotte nog de levende kippen „met huiden haar* te verslinden. De allerbeste raad, welken we den liefhebbers van een ouden dag kun nen geven, is: houdt u aan 't advies van den dokter. Het Nederlandsche volk vertoont inderdaad de neiging van gezonder en dus ouder te woiden. Ecu publi catie van het Centraal Bureau voor de Statistiek leerde het ons Bedroeg de sterfte per K00 in- woners in 1840/1849 nog 26 56 per 1000 inwoners, in 1935 was dn sterftecijfer reeds teruggcloopcn tot 841. De statistiek, welke ons zulks leert, stelt tevens vast, dat het aantal over ledenen, hetwelk niet geneeskundig behandeld werd, van jaar tot jaar afneemt. Een veeg teeken is. dat naast een steeds minder wordend sterftecijfer, het geboortecijfer eveneens sterk terugloopt. Men houdt z'n hart vast bij de gedachte, wat er van ons volk moet worden, indien sterfte, en ge boortecijfer de dalende lijn blijven volgen. Nederland een Tehuis voor Ouden van Dagen Het feit, dat de gemiddelde leeftijd der Nederlandsche bevolking stijgt, danken we in de eerste plaats aan een betere zu-gelingenzorg ln de jaren 1880/1889 stierven per 100 levend geborenen nog ruim 18 kin deren beneden den leeftijd van 1 jaar, thans nog slechts ruim 4. Niet alleen de kindersterfte is enkel gedaald, maar door juistere hygië nische begrippen verkregen bovendien de volwassenen uitstel van den dood Vergeleken met den toestand van 1849 steeg het percentage der be votking. dat 65 jaar en ouder werd, voor de mannen van 4 op 6 pCt voor de vrouwen van 5 2 op 6 5 pCt Per 100 overledenen bereikten thans gemiddeld over het gcheele rijk berekend, 49 menschen den leeftijd van 65 jaar. Als het spreekwoord waar is, dat het verstand met de jaren komt, dan zou ons volk thans heel wat wijzer moeten zijn dan vroeger het geval was maar daar is toch niet veel van te merken. Wie in de publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek b.v. de cijters van teiuggrng der slachtoffers van de t.b.c. de oude volkszitkte, eens als witte pest aan geduid nagaat en zich herinnert, hoe overheid en volk tesamen hebben gestreden om deze gunstige resultaten te bereiken, dieervaart met droefheid, hoe thans die strijd uit allerlei zuinigheidsmo'ieven verslapt en de jeugd, welke door steeds ongunstiger wordende economische omstandig heden in weerstand achteruit gaat, weer in den greep van den Dood bekneld dreigt te raken. Zoowel aan overheids- als particuliere zijde is hier schuld. We verdoen on9 in politiek ge krakeel en in nieuwe politieke be wegingen, z g. om ons volk sterk te maken, terwijl eerste eisch daartoe is, dat het volk gezond worde gehouden. Er wordt door een op komende generatie gesmaald op de „dure" sociale maatregelen, welke in de laatste decennia werden getroffen. Goedkoop is het inderdaad om den gezondheidsdienst in te krimpen, geneeskundig schooltoezicht te laien vervallen, subsidies aan sanatoria te verlagen, toezicht op de volksvoeding af te schaffen, iréar Sociale aibraak moet tenslotte worden betaald met de gezondheid van het opkomend geslacht, met een stijging van het sterftecijfer. De Coöp. Stoomzuivelfabriek „Nooit Gedacht" te Raamsdonk en artikel 19 harer Statuten. I. Van bevriende zijde werd ons me, degedeeld dat er onder verschillende leden van de Coöp. Stoomzuivelfabriek „Nooit Gedacht", welke gevestigd is te Raamsdonk, groote ontstemming was ontstaan over een mededeeling van hel bestuur van bovengenoemde Zuivelfabriek, waarbij aan de leden werd verboden voortaan melk bij par ticulieren thuis te bezorgen. Naar een en ander werd door ons een onder zoek ingesteld waaruit het volgende is komen vast te staan. Op 20 Januari j.l. werd door den directeur der Zuivelfabriek aan de le den een schrijven gezonclen waarin werd geconstateerd dat door boeren melk bij particulieren werd thuis be zorgd. Met verwijzing naar art. 19 der statuten werd onder de aandacht der leden gebracht, dat het bestuur in het belang van andere leden, dit in geen geval kon toestaan, en eventueel boete zou toepassen zonder waarschuwing. Daar echter schijnbaar bleek dat met dit schrijven, het doel dat het bestuur ermede beoogde, niet werd bereikt, zond het bestuur der Zuivelfabriek op 29 Januari j.l. opnieuw een schrij ven aan de leden. Deze werden ervan in kennis gesteld dat zij die na boven staande waarschuwing nog melk thuis bezorgd hadden, met ingang van 1 Februari werden beboet met een be drag van 10.per overtreding. We hebben er ook de Statuten van de Zuivelfabriek eens op nageslagen, en onder art. 19 vonden we daar: le. Alle leden zijn verplicht, de melk van hun gezonde koeien aan de vereeniging te leveren, uitgezonderd alleen die hoeveelheid, die zij voor eigen gebruik noodig hebben. 2e. Het bestuur kan in buitenge, wone gevallen aan de leden toestaan om kleine hoeveelheden melk voor huiselijk gebruik aan derden af te staan of te bezigen voor het mesten van kalveren van eigen aanfok. Het is dus wel aan geen twijfel on derhevig dat aan de hand van dit artikel, het bestuur der Coöp. Stoom zuivelfabriek bet recht heeft een ver bod uit te vaardigen zooals we in den aanvang hebben vermeld, maar tevens staat ook vast dat dit artikel voor hel bestuur de mogelijkheid open laat, al of niet van dat recht gebruik te ma ken. Zijn we goed ingelicht dan heeft het bestuur tot op heden ook werke lijk van dat recht afgezien, althans nimmer een standpunt ingenomen, als waarvan boven aangehaalde cor respondentie blijk geeft. De vraag is nu gewettigd, waarom bet bestuur nu plotseling van zienswijze veranderd is. en als een donderslag bij helderen he mel, het heele gewicht van het eerste lid van artikel 19 in de schaal werpt, om een einde te maken aan het thuis bezorgen van melk door leden, bij particulieren. Blijkbaar heeft het be stuur geen ander motief om de ver oudering van haar standpunt t.o.z. van de toepassing van artikel 19 te rechtvaardigen dan het feit, dat het bestuur het algemeen belang boven hel persoonlijk belang heeft te stel len Wanneer dus het algemeen be lang eischt dat aan het melk thuisbe zorgen een einde moet worden ge maakt, dan is het bestuur verplicht daarvoor de noodige maatregelen te nemen. We kunnen het daarmede volkomen e> ns zijn maar dan moet onomstoote- lijkt ons wel aan gegronde twijfel lang, het belang dus der leden van de fabriek in 't algemeen, er werkelijk mee gebaat is, wanneer het melk thuis bezorgen verboden wordt. En dit nu lijks ons wel aan gegronde twijfel onderhevig. Wij weten niet hoe deze materie is behandeld, maar het komt ens voor dat het bestuur, alvorens tot afkondiging van meer genoemd ver-, bod over te gaan, zich eerst wel gron dig heeft laten voorlichten omtrent den bestaanden toestand, of deze zelf 'heeft onderzocht. Het heeft daardoor dan de beschikking kunnen krijgen over gegevens omtrent het aantal li ters melk dat door boeren bij parti culieren wordt thuisbezorgd. Alzoo is berekend kunnen worden hoeverre de fabriek er financieel bij gebaat zou zijn wanneer die hoeveelheid melk langs de fabriek hij de betrokkenen weid bezorgd. Dit bedrag hoofdelijk omgeslagen over de loden der fabriek moe! lot resultaat geven, dat van een door JAN DE JONGE. De lezers van »Ons Jeugdhoekje» zullen allemaal dit woord «Glad dekker» wel kennen, denk ik. Als 'n jongen of meisje op school eens een erg dom antwoord geeft, moet zo iemand terdege oppassen, anders spreken de anderen al heel gauw van: «Maar dat is zo'n gladdekker». Meestal bedoelen ze daarmee »Zo'n stumper». Nu wou ik jullie eens wat vertellen van de echte Glad dekkers; misschien vinden jullie het nog wel 'n aardige geschiedenis. De «Gladdekkers» woonden in het grote rijk Utopie. Waar dat ligt Nu een heel eind van hier; nog veel verder dan Calcutta. En dat ligt daar ergens in VoorIndië. In dat machtige Rijk Utopie ligt een dorpje, een boerestadje, Gladda ge heten. Daar in Gladda kon je van de mensen zeggen »Zo de ouden zongen, Zo piepen de jongen». De Gladdekkers deden alles nog net zo, als hun voorouders het ook bi hadden gedaan. Ze hielden er niet van, eens iets nieuwerwets in le voeren. Nee, hoor, al was het ook nog zo goed en nog zogewenst.dat zij dat nieuwe ook eens toepasten, ze deden het niet, want dan zeiden ze maar: M'n vader en m'n groot vader, die hebben het ook altijd zo gedaan, en die is het er altijd goed mee gegaan, waarom zouden wij het anders doen?» Dat was dus wel'n beetje erg eigenwijs van die Glad dekkers, vinden jullie ook niet? Een heel enkele keer verlieten ze de voetstappen van hun voorouders. Dat was, wanneer de nood hen er toe dwong; de nood, die plotseling voor den dag komt en voor geen wetten, die misschien al eeuwen oud zijn, opzij gaat. |De nood en wan neer het lieve Vaderland het eiste, kon hen dwingen ook eens'n andere weg te gaan, De eerste Gladdekker was een zeer wijs en een zeer verstandig man. Hij was een streng vader voor z'n kinderen. Geen kwaód, dat z'n kinderen bedreven, keek hij door de vingers, ln alles onderwees hij hen, als een getrouwe leermeester, zodat ze opgroeiden als sieraden van hun vaderland. Maar ook daar buiten, in de grote wereld, werden ze bekend om al bun deugden, waarmee ze waren gesierd, zodat ze met niemand waren te vergelijken. Dan was in die tijd ook heel wat gemakkelijker dan tegenwoordig, want er waren toen slechts heel weinig wijze mensen; het was zelts iets heel bizonders, wanneer er iemand boven de anderen uitstak. Nu zijn er zoveel onder ons; geen wonder, want iedereen meent, dat zijn uil een valk is. Zo kwam het, dat de roem van de zonen van den eersten Gladdekker zich verbreidde door alle landen, en vorsten en koningen hoorden over hun buiten gewoon verstand en zeldzame wijs heid. Zo gebeurde het dan dikwijls, dat uit vergelegen plaatsen bood schappers naar de Gladdekkers werden gestuurd, om voor keizers en koningen in moeilijke zaken raad te vragen. En nooit kwamen die tevergeefs; bij hen was steeds raad te vinden in overvloed, om dat ze zo vol waren van wijshei 1. Ook merkten de koningen en keizers dat ze steeds veel nut ondervonden van de raadgevingen der Gladdek kers. Daardoor kregen ze een grote naam in de gebeele wereld en wer den ze met goud, zilver en edel gesteente rijkelijk oveiladen, want toen werden gaven van verstand en geest veel hoger geschat dan tegen woordig. Ja, het kwam zelfs ein delijk zoover, dat vorsten en raads heren wensten, een van de Glad dekkers in eigen persoon aan het Hof tfe hebben. Dan kon deze bij hen aan tafel eten en dagelijks met hen omgaan. Zo zouden ze geen ogenblik verlegen behoeven te zijn, maar zich bij alle voorkomende moeilijkheden dadelijk van hem kunnen bedienen. Ook zouden ze dan uit de dagelijkse gesprekken wijsheid kunnen puttenin één woord, dat zou dan voor hen zijn een onuitputtelijke bron, niet van fris water, maar van wijsheid. Daeelijks werd daardoor hetgetal Gladdekkers kleiner; zo nu en dan vertrok er een naar een vergelegen land. Het duurde helemaal niet lang, of er was er geen meer over gebleven, maar allen hadden hun huis verlaten. De vrouwen, die alleen waren achter gebleven, moes ten nu de plaatsen van de mannen innemen en voor alles zorgen: het vee, de akkers en wat er al zo meer voor een man te doen valt. Maar een vrouw is toch maar een vrouw, het moet tot gaar eer ge zegd worden Misschien kennen jullie wel het spreekwoord: «Het werk van een vrouw is niet zwaar, Maar ze is ook maar zelden klaar». Maar als ze dan ook nog het werk van een man erbij moet doen, dan begrijp je wel, dat de akkers in Gladda spoedig achferuit gingen. Want.... de voetstappen van den meester gingen niet meer over het veld, om het te bemesten en zo nam de vruchtbaarheid sterk af. Het spreekwoord zegt ook: »Het oog des meesters maakt het paard vet», maar in Gladda werd het vee ma ger en was de mensen niet langer meer tot nut; het verwilderde zelfs. Alle landbouwgereedschappen wa ren stuk; niets werd er gerepareerd. Maar het allerergste was wel, dat kinderen, knechten en meiden on gehoorzaam werden en niets goeds meer wilden doen. Ze maakten zich zelfs wijs, dat ze nu hun eigen heer en meester waren, want die moesten er toch zijn en hun heer en meester was immers niet meer ihuis. Daarom kwamen alle vrouwen van Gladda bij elkaar; ze hadden tolnutoe het dorp bestuurd in plaats van de mannen en nu moes ten ze samen ook bedenken wat het beste was, om het dreigende verderf tegen te gaan. Lang hebben hebben ze er toen over gesproken, maar eindelijk werden ze het sa men eens. Ze besloten, hun mannen weer terug te roepen. Om dit voor elkaar te brengen, lieten ze een brief opstellen en zonden daarmee boden uit naar alle richtingen, waar ze wisten, dat hun mannen zich moesten bevinden. Wordt vervolgd. Oplossingen raadsels vorige week. 1. De vlieg, want die gaat bij ieder een op de neus zitten. 2. De tijd. 3. De raadseloom. De sneeuw. Een perzik smaakt naar meer en een oorvijg niet. De koster, die heette Niemand. 7. Zichzelf prijzen. 8. De vier wieken van een molen. 9. De weg is eentonig en de voet is vijftonig. Raadsels. Wij zijn zeven broeders en wor den in een zee van licht van prachtige kleuren geboren, zodra het mooi weer wordt, verdwij nen wij voor de zon. Waarom doet een haan altijd zijn ogen dicht als hij kraait. Welk woord bestaat uit twee delen, die het tegenovergestelde van elkaar zijn. Over welke prijzen wordt tegen woordig het meest gesproken. 5. Dikwijls verlangen de mensen naar mij, en wordt aan hun ver- langen voldaan dan vluchten ze voor mij. Wie breekt eer zijn been iemand die van een tafel, of iemand die van een huis afvalt. Welk vat heeft geen bodem. Wanneer is een uil, een uil. 1. 2. 3. 4. 6. 7. 8. peTcho van het zuiden.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1936 | | pagina 5