DE „BUDDEKEESr
DÊ ECHO VAN HET ZUIDEN.
TWEEDE BLAD.
ECHO'S.
GESCHIEDENIS
DER HERVORMDE KERK
TE BESOIJEN.
BEGRIJPT HET BELANG
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
^eJlededhivfaJiejandfiasta
jsjo. 22. Zacerdag M Mrt. '36. 59e Jrg.
Geheime instructies vuur de
lluliuuiiiche pers.
Tot nu toe dachten we, dat alleen
de regeeringso vel bent van OuiiaCü-
jaud net klaarspeelde 0111 de pers
het zwijgen op te leggen en naai
de wellen voor te scürijveu. Maar
0u puuliceert een ami fascistisch
hlad te Parijs een reeks van ge
heime inslruclies voor de iiaiiaan
scüe bladen, waaruit duidelijk blijkt,
Hat de loeMaud voor de peis Van T
schiereiland al even pembel is als
die van de Dnilscue journalisten.
lil de peiiode b.v. van 2 Januari
tot 15 Februari werden frappante
heperkiugen omgelegd, waarnij de
pers hel moesi doen voorkomen,
aal de handelwijze van lialië iu den
Auessijnscheii oorlog de volledige
Uitdrukking was van den llaliaan-
scüeii volkswil. In verband niet hel
bombardement op de Zweedsche
Hoode kruis-ambulanee moesten de
bladen er den nadruk op leggen,
dat het land van de regeering een
zeer krachtige militaire politiek in
Afrika eischl en dat hel cischt da
de oorlog met gestrengheid zal
worden gevoerd en oat alle moge
lijke middelen van oorlogvoeren
zullen worden gebruikt.
Alle benoi mingen van autoriteiten
moesten met termen van levendige
waardeering worden toegejuicht.
Foto's van typen militaire vlieg
tuigen mochten niet worden ge
publiceerd.
Men weet, dat Italië met uitge
breid bewijsmateriaal (foto's enz.)
een memorie heelt ingediend bij
den Volkenhond betredende Abes-
sijusche wreedheden, Erg vast heelt
Mussolini daarbij schijnbaar niel
in zijn schoenen gestaan, want de
overuruk van oeze foto's werd
eveneeus vei boden.
Üe buitenlandsche berichten,
welke onthullingen bevallen omtrent
de ltaliaanscbe houding ten opzichte
van hel embargo, mochten niet
worden geplaatst.
Eu verder luidt het lijstje: voor
behoud maken, berichten herzien,
verzachten, beperken of een on
verschillige houding aannemen.
Voila 1
Nee, dan liever in ons dierbaar
Nederland, waar we nog vrij en
frankkunnen driestarren en echo'en!
van uw eigen krant en
ABONNEERT U OP
1610—1935.
Door
J. van rter Hammen Nicz.
XXX.
Voor de vervulling der predikants
vacature, in 1697 ontstaan door het
vertrek van Ds. Matthias van Woen-
scl naar elders, hadden zich verschei
dene proponenten aangemeld, van
welke, nadat zij van hun predikgaven
op den kansel hadden doen blijken,
door den Besoijenschen kerkeraad het
volgende zevental op de nominatie
werd gebracht
1. Buytendijck, te Oud-Beierland;
2. Louis De La Coste, te Dor
drecht;
3. Adrianus Heuvelkamp, te Gies-
sen in hel land Altena;
4. Gualtherus Du Bois, te Amster
dam;
5. De With, te Dordrecht;
6. Benjamin van Hees, te Dor
drecht;
7. Ds. Raap, proponent te Go.
rinchem.
Uit bovengenoemde proponenten
moest een bequaam herder en leeruur
voor de gemeynte gekozen worden. Al
spoedig viel het oog op een tweetal:
Adrianus Heuvelkamp en Gualtherus
Du Bois.
Dat deze laatste, om een schippers
term te gebruiken, alle zeden bijzette,
om de hegeerlijke predikantsplaats
alhier machtig te worden, bewijst de
interessante en met prachtige hand
geschreven brief van 4 Juli 1697, door
zijn vader, den heer B. Dn Bois te
Amsterdam, gericht aan zijn vriend
Ds. Johannes Schalken, predikant te
Chaerlois, die een zwager was van den
Besoijenschen schout Peter van An
del. Deze brief, die klaar en duidelijk
bewijst, dat de proponenten toen geen
gouden tijd méémaakten, is van den
volgenden inhoud:
Mijnheer en Vrund,
De. uytnemende bekommerlijkheyt,
plaatse al vrij umt sal konnen doen,
soo is mijn gedienstigh versock, dat
UEerw: de goetheyt gelieve te hebben
om mijn soon, die met goede studiën
en predickgaven voorsien is, de me-
liori nota aan genoemden heer van
den Andel te recommanderen op het
spoedighste, waer mede my groote
vrnndschap sal geschieden, en by al-
dien UEerw: nogh iets naders in fa
veur van mijn soon kond bedenken,
versoeke het selve in 't werk magh
gestelt worden, waer mede UEerw:
my ten hooghsten suit verplichten, om
tot alle vrnndschap en dienst bereyt
te sijn. Waar op my verlatende blyve
nae groetenisse en verwagtingh van
antwoort.
Mijnheer en Vrund,
UEerw: toegenegen Vrind
en Dienaar,
P. Du Bois.
Amsterdam, 4 July 1697.
Het opschrift was: Mijn Heer Jo
hannes Schalke, predicant in de ge
meente tot Chaerlocrs. r—
Ik weet niet, welke bemoeienissen
Ds. Schalken le Besoijen dienaangaan
de deed, maar ondanks die voorspraak
kwam Gualtherus Du Bois niet al
daar :Ds. Adrianus Heuvelkamp uit
Giessen had de voorkeur, aan wien
den 19 Augustus 1697 volgende be-
roepingsbrief werd toegezonden:
„Wy ouderlingen en diakonen der
„christelyke gemeynte van Besoyen
„getuygen hier mede, naardien onse
„kereke is komen te vaceren door 't
„vertreck van onsen waarden predi
kant Ds. Matthias van Woensel, dat
„wy met advys en toestemming van
„onse Overheyt en alle die daar in te
„spreken hebben, als oock met appro-
„batie van de E: Classis van Zuyd-
„Holland, in syn E: plaats verkozen
„en beroepen iiebben, gelijck wy be
roepen mits desen tot onsen predi-
„kand en herder onser gemeynte den
„eersamen Ds. Adriaan Heuvelkamp,
„den welcken wy vr'endelick en ge-
„dienstelijck om Christi wille bidden,
„dit ons beroep in den naam des Hee-
„ren te willen aannemen, en dienvol-
„gende als een getrouw dienaer onses
„Heeren Jesu Christi sijn kudde, die
„onder ons is, te wevden met de suy-
„vere Leere des Evangeli cn de be-
„dieninge der Sacramenten. En de-
„selve voor te gaan met gemeene ge-
„beden en eenen christelcken en god-
„zaligen wandel; oock goede opsigt op
„deselve gemeynte te nemen, en de-
„Gods Heilig Woord haren getrouwen
„herder schuldigh is, opdat hy synen
„dienst sonder suchten onder ons
„moge bekleeden, waarte wy Godt Al-
„magtigh bidden synen zegen te wil-
„len verleenen. Des t'oirkonde hebben
„wy ten versoecke en overstaan van
„de naastgesetene en ondergeschreven
„heeren predikanten desen onsen be-
die de Proponenten deses tijds ont- „selve met goede .vermaninge, ver-
moet omtrent liaere bevorderinge, „troostinge der k-rancken en andeie
nootsaekt haar en haar ouders om „bedroefde en benauwde herten te
goede vrinden op te maken, die haar „stigten en te bouwen, en voorts alles
tot berykingh van haar ooghmerk „te doen, wat eenen goeden en getrou-
mogten behulpigh zijn. Dit is de reden, „wen herder en opsiender van Christi
waerom ik my heden aan UE: ad- „gemeynte toestaat. Belovende "\an
dressere, om mynen soon Gualtherus „onsentwegen den voornoemden 011-
Du Bo:s in UEerw: gunst aan te „sen beroepen predikandt alle be-
beveclen. Hg heeft voorleden Sondagh „hoorlicke eerbied'nge, liefde en
tot Besoyen met genoegen der ge- „trouwe te bewysen, oock onse ge-
meente geprediekt, en alsoo aldaar „meynte daar toe te helpen vermanen,
verstondt, dat mijnheer U swager „dat sy denselven haaren herder en
vanden Andel aldaar het schoutampt „voorganger in den geloove en godza-
bckleet en by gevolge een hand van „ligheyt soodanige gehoorsaamheyt en
directie tot d'aanstaendc beroepinge „onderdanigheyt bewyse, als eene
houwers: Jenneken Hendricx en haar
„roepsbrieff met onse eygene han- j zoon en dchter; Hendrick Hagen;
„den onderteyekent op heden den 19 Heelt je (Heiltje) Hagen, weduwe Oli-
„Augusty 1697. En was geteyekent: fiers; Johanna Lanen; Hendrick van
Bastiaan de Roy en Peter van Andel, Heyst en zijn vrouw Lijsbeth Hagen;
„als ouderlingen, Dingeman Koppen Jenneken van Ginckel; Cornelis di
„en Jan van Thuyn, als diakonen. On- WithHuybertje Pruyser, vrouw van
„derstondt: Wij onderschreven als Wouter de Groeff; Nicolaas Reyn-
„Consulcnten, de bovenstaande be- aerts; Lijsbeth van de Kamer; Anto-
„roepinge in de kereke van Besoyen net van den Houdt; Symon Colthof f
„bygewoont hebende, getuygen dat (schoolmeester) en zijn vrouw CorneVa
„deselve, soo veel ons gebleken is, ge- Both; Cornelis Nieuwst raten en zijn
„schiet is volgens kerckelicke ordre. vrouw Cornelia Aartsen; Geertruy
„Actum Besoyen ten dagen en jare als Kool; Lijsbeth van de Kamer; Geerit
„voren. En was geteyekent: G. W. I Moetjes; Dirck de Greeff en zijn vrouw
Verhorst, predikant tot Sprangh, Ja- I Jenneken van Thuyn; Jan van Thuyn
„cobus van Groeningenpredikant tot en zijn vrouw Johanna Willemse;
„Raamsdonck". I Lijsbeth Jagers; Arien Wouterse (van
In het kerkeraadshandelingenboek Baardwijk?) en zijn dochter Elisabeth
van Besoijen is ook ingeschreven, d.d. Ariense; Petrus van Andel (schout);
21 Augustus 1697, de approbatie van Janneken Hof mans; Bastiaan de Roy
de ambachtsvrouwe baronesse Cecilia I en zijn vrouw Margarita Eckius;
Catharina van Bocholt, door wier ge- Schalck de Rog cn zijn vrouw Maria
machtigden Hendrick Verhoeven cn van den Hout en de nicht Laurina van
De Vries werd geteekend, terwijl den Hout; Elisabeth van der Hoeven
de approbatie der Classis van Dor- en haar zoon Andreas Verhoeven;
drecht geteekend werd door den voor- Jan Cornelisse.
zitter: A. Cruyskercken. Gedurende zijne bijna 36-jarige
Op Zondagochtend 1 December I Evangeliebediening te Besoijen, van
1697 werd Ds. Heuvelkamp in zijn 1 December 1697 tot 26 November
ambt bevestigd door Ds. Verhorst van I 1733, heeft Ds. Heuvelkamp nog de
Sprang, terwijl deze sprak naar aan- volgende lidmaten, hetzij aangenomen.
le'ding van het eerste vers van psalm hetzij van elders ingekomen lidmaten,
134: Een lied van Hammaalóth: hoewel die lijst mij onvolledig toe-
Ziet, looft den Heere, alle gij knech- lijkt aangeteekendMaria van
ten des Heerengij, die allen nacht Heyst, met attestatie 5 Waalwijk;
in hot huis des Hoeren staat. Jenneken de Greeff, met attestatie van
De bevestigde hield des namiddags Sprang, vertrokken met attestatie naar
zijne intrede naar aanleiding van den Drongelen; Maria OU fiers, met at-
brief van Paulus aan de Colossencen, testatie 5 Dordrecht; Hendrick de
hoofdstuk 4, vers 3: Biddende met- Roti, met attestatie van Waalwijk;
een ook voor ons, dat God ons de Helena van Donaen, huysvrouw van
deur des Woords opene, om te spre- vorigen de Boy, als boven tot ons we-
ken de verborgenheid van Christus, dergekomen; Lauwerens de Boy. ver-
om welke ik ook gebonden hen. trokken met attestatie naar Den Haag;
Piet er Emonds; Maria Kleppers;
Maria de Greeff, met attestatie naar
Kuyck; Geertruy Kolster, huvsvrouw
Een der eerste ambtsbezigheden van I van Pieter Vrolick; Lijsbeth Wynands,
den nieuwen predikant was het doen met attestatie van Waalwijk 16 Juny
van een zorgvuldig huisbezoek bij de 1714; Maria van Dijek, huvsvrouw
Hervormde inwoners van Besoijen, als van Hendrick de Roy, met attestatie
vrucht waarvan hij nog in den loop naar Almkerk 16 September 1714;
van December 1697 de volgende lijst Gerrit van Kuyck; Meehelina S*aal,
van plm. 60 lidmaten formeerde: Jan
Huybertse van Heyst; Geertruy Arise,
vrouw van Corstiaen Verhagen; Lau
rens Janse (Nultenbock) en zijn vrouw
weduwe van den HoutertWilhel
mus van Andel, met attestatie 5
Dordrecht; Pieternella Busch, met
attestatie h Hnge; Laurina van den
Mayken Ariense; Tileman de Hes; Houtert, vertrokken naar Sprang den
Govert Banters; Hendrick van Em- I 26 September 1717; Eva Heuvelkamp,
melen en zijn vrouw Kathalijn Cor- Jacobus Kolthoff cn Johannes nan
staense; Dingeman Koppen en zijn Heyst op belydenis den 14 April 1718;
vrouw Geertruy PrascrAert Hen- Eyltjen Gorstman (of Garstman), met
drickse van den Houtert; Pleuntje attestatie van Drongelen; Gualthera
Jans Streythoven (Strijkhoven) en Verheyden, weduwe Leenhouwer, met
haar dochter Maria Pruysers; Anne- attestatie 5 Aalburg; Wonter Meu
ken Huybcrts van Heyst; Hendrick wisse en Ariaantje zijn huisvrouw
van Dongen en zijn vrouw Emmeken met attestatie van Capelle; Anna van
Cornelis, en de nicht daar in buys Heyst, den 21 Maart 1720 op belijde-
Maria van Dongen; Laurens Hen- nis, vertrokken met attestatie naar
drickse van Houtert; Adriaantje van Heusden 27 Augustus 1720; Antoni
sal hebben cn hg de Vrouwe dier „goede gemeynte na den regel van Thuyn en haar dochter Aagje Leen- Koppen en Cornelis Koppen op belij-
door
JAN DE JONGE.
6. J
Velen hadden lange zakken, waar
in ze de zon lieten schijnen tot op
de bodem; dan bonden ze vlug de
zak dicht en renden er vliegensvlug
mee naar binnen, om daar het licht
uit te schudden. Weer anderen de
den hetzelfde met vaten, waarop
deksels waren. Eén was er, die met
een hooivork het licht in een mand
laadde, nog een ander deed het
zelfde met een schoffel; zelfs waren
er, die het licht uit de aarde te
voorschijn groeven Eén Gladdekker
moeten we hier vooral noemen;
die was wel het listigste van alle.
maal. Hij ving het licht in een
muizenval en droeg het d larna ge-
vankeliik (d i. als 'n gevangene!)
naar het Raadhuis. Zo deed ieder
Gladdekker, naar zijn narrenkop
hem ingaf. Ze werkten de ganse,
lieve dag, zolang de zon scheen, en
nut zo'n ijver, dat ze door de warm
te en de vermoeidheid bijna be
zweken Maar ze waren er even
veel mee gevorderd als eertijds de
Reuzen, die geprobeerd hadden de
bergen op elkaar te stapelen, om
de hemel te bestormen.
Maar ze zalen daarover niet in
de put. Ze zeiden tenslotte: »Nu,
het zou toch een mooie en kunstige
uitvinding zijn geweest, wanneer het
ons was gelukt«. Daarna verlieten
ze het werk. Ze hadden er toch in
elk geval zoveel mee gewonnen, dat
ze op kosten van de gemeente naar
de wijnglazen konden gaan en zich
daaraan weer verkwikken en laven
mochlen.
Voor ze daar in de herberg zalen,
was er nog iets gebeurd. Midden in
hun werk was er een vreemde
wandelaar door hun stad gekomen.
Deze kwam bij hun Raadhuis, bleef
stil naar hun werk staan kijken,
deed z'n mond ver open van ver
bazing en vergat zelts hem weer
dicht te doen. Het scheelde heus
niet veel, of hij was ook 'n Glad
dekker geworden, zo zeer brak hij
zich het hoofd erover, wat dat toch
mocht betekenen, 's Avonds in de
herberg vroeg hij naar de reden van
hun harde werken onder de ver
zengende stralen van de zon, zonder
dat hij had kunnen begrijpen, wat
ze daar eigenlijk de<'en. De om hem
verzamelde Gladdekkers bedachten
zich geen ogenblik en vertelden
hem dat ze hadden geprobeerd, het
licht van de dag in hun nieuw
gebouwde Raadhuis te brengen,
Met een ernstig gezicht vroeg hen
de vreemdeling, of ze mei al hun
werken itts waren opgeschoten?
Natuurlijk moesten zij ontkennend
antwoorden, waarop de vreemde
wandelaar zei: »Dat komt,doordal
ge de zaak niet zo hebt aangepakt,
als wanneer ge mij eerst om raad
had gevraagd I»
Daar kwam weer een glimp hoop,
al was het dan ook maar een heel
klein glimpje 1 Het hart van de
Gladdekkers begon van blijdschap
sneller te kloppen. Ze beloofden
hem een reusachtige beloning,
wanneer hij hun zijn raad wilde
mededelen. Want, dat kon niet
anders 1 dat moest een goede
raad zijn 1 Ze gaven den herbergier
opdracht, den vreemdeling goed te
bedienen en van ades voortezetten.
Zo bleef deze nieuwe kameraad die
nacht de gast van de Gladdekkers.
En van die gelegenheid maakte hij
ook een goed gebruik, tot groot
genoegen van den herbergier.
De volgende dag, toen de lieve
zon weer zo vriendelijk was, baar
licht te laten schijnen voor de
Gladdekkers,brachten zeden vreem
den kunstenaar naar het Raadhuis.
Ze bekeken het gebouw vol ijver,
van voren en van achteren, van
binnen en van builen. De vreem
deling had een onzichtbare kameraad
die hij ongemerkt om raad vroeg;
die heette schelm. Daar komt
hij dan opeens met zijn goede raad
voor den dag. Hij beveelt de Glad
dekkers op het d*k te klimmen en
de dakpannen er af le nemen; wat
dadelijk gebeurde.
»Nu hebt ge», sprak hij. »het licht
van de dag in uw Raadhuis. Ge
kunt het erin laten, zo lang ge wilt.
Wanneer net U te lastig wordt, kunt
ge het er weer wel uitjagen».
De Gladdekkers begrepen niet
dat hij bedoelde, dat ze de dak
pannen er niet yreer opleggen moes
ten, want dat het dan weer net zo
duLter zou worden als tevoren. Ze
waren er best tevreden mee Ze
zaten samen in hun helder verlicht
Raadhuis en kwamen de gehele
zomer dikwijls bij elkaar,om raads
vergadering te houden De wande
laar had vlug het geld in ontvangst
genomen, gunde zich niet de tijd
om hel behoorlijk te tellen, maar
maakte dat hij zo vlug mogelijk uil
Gladda wegkwam. Nog dikwijls keek
Dij schichtig achter zich, of er niet
iemand hem achterna kwam zetten,
om hem het geld weer af. te roven.
Nooit is hij weer in Gladda terug
gekomen en nu is het al zo veel
jaren geleden, maar niemand in
Gladda heeft ooit geweten, waar hij
vandaan kwam, of waar hij heen is
gegaan. Als je hen er naar vraagt,
zeggen ze, dat ze zijn rug voor de
laatste maal gezien hebben.
Nu boften de Gladdekkers wel
met hun verlicht Raadhuis. Ze
hadden het geluk, dat het de hele
zomer, zo dikwijls ze in raadsver
gadering bijeen kwamen, geen enkele
maal regende. Maar dat zou niet
allijd zo blijven voortduren 1 Lang
zamerhand begon de zomer zijn
lieflijk gezicht te verbergen, en s ak
de winter zijn koude, ruwe snavel
door het open dak van Raadhuis.
Toen merkten de Gladdekkers, dal
ze er iets op moesten vinden, om
zich tegen de sneeuw en het koude
weer te beschuden. Dat was dan
ook gauw verholpen; ze hadden
niets anders te doen, dan samen
even de handen uit de mouw te
steken, om het dak weer dicht te
leggen.
Maar ziel toen ze weer het Raad
huis wilde binnengaan, was hi t daar
weer net zo donker als vooidatdie
wandelaar gekomen was. En die
had hen nog wel geleerd, het licht
van den dag binnen de drie muren
te krijgen, zonder het er eerst zelf
in te dragen. En nu pas bemerkten
ze, dat hij hen allemaal lelijk hij de
neus had genomen 1 Weer kwamen
ze in het donkere Raadhuis hij
elkaar Weer hadden ze zich een
brandende spaander op de hoeden
gestoken. Lang. heel lang duurde
deze Raadsvergadering.
(Wordt vervolgd
Oplossingen raadsels vorige week.
1. Apeldoorn.
2. Leerdam.
3. Harderwijk
4. Wie de kunst verstaat beschaamt
zijn meester niet.
Munt waar venster ieder
een beest schaatsenrijden.
Raadsels.
1. Wal zet een meid 's morgens het
eerst, als ze in de keuken komt.
2. Welke klok heeft geen slinger
3. Welke beelden ziet men als men
slaapt.
4. Mijn eerste is een voertuig mijn
tweede een maat, en mijn geheel
is een jongensnaam.
5. Kent gij er vijf die in dit leven
Ons veel genot en vreugde geven
En, die zich vanéén verstoken ziet
Leeft ongelukkig of leeft niet.
6. (1ste deel)
Geloof me vrij
In 't barre jaargetij
Kunt ge slecht buiten mij
Zo spreekt het eerste deel.
(2e deel)
Door dames wordt ik niet bemind
Van mannen ben ik een goede
[vrind
Zo sprak het iweede deel
Wie ben ik vraagt T geheel.
7. Waar vindt men rivieren zonder
water, en steden zonder huizen.
8. Mijn eerste volgt op de dag
Mijn tweede gebruikt men op
[het land
derde zwemt in de sloot
Mijn
Mijn geheel is een vogel.
~DÖOS~2Ö CT - TUBE 40 enTÖCT. j