geschiedenis m HERV. hem te besoiien
fTTTnrl
„DE GLADDEKKERS"
ten
■2i
n
MJ
n
Zaterdag 18 April 1936. No. 32
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
:EM
IJ
rk
inz
;en
BEGRIJPT HET BELANG
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
XXXII.
prijzi
is prj
rertó
LAG
;SIN|
Aanleg der Keistraat 1699
Een der belangrijkste gebeurtenis-
sen op maatschappelijk gebied tijdens
],et predikantschap van Ds. Heuvel-
carnp te Besoijen was het aanleggen
der Keistraat aldaar in 1699. Wijl dit
feit ook voor de kerk van de grootste
l^teekenis was men denke o.a. aan
het meerdere gemak en de grootere
veiligheid voor de kerkgangers, om
hunne godsdienstplichten te vervullen,
vooral in den winter mag ik niet
nalaten er hier eenige bijzonderheden
over mede te deelen, en dit te eerder
met het oog op het verbroeden en ver
beteren van den weg van Besoijen naar
Labbegat, welk werk nog dit jaar zijn
beslag krijgt.
Uit mijn artikel no. XXIV in de Echo
van 21 December 1935, waar ook een
teekening voorkomt van het dorp Be
soijen in 1687, heeft de lezer duidelijk
kunnen zien, dat de Besoijensche
straatweg toen niet veel meer dan een
opgehoogde zandweg was, in den win
ter bij nat weer vol kuilen en modder
poelen en in den zomer bij felle droog-
te en hevigen wind ontzettende stof
wolken opwerpende. Reeds in genoemd
jaar 1687 beproefde de dorpsregeering
daarin verbetering te brengen. Zij zond
daartoe een request aan de Staten van
Holland, met verzoek octrooi of con
sent te verkrijgen tot verharding van
den straatweg. Het antwoord daarop,
d.d. 15 Maart 1688, luidde aldus: Ge
steld in handen van de Raden en Re
kenmeesters over haar Edel Mogenden
Domeynen.
Het duurde nadien nog meer dan
10 jaren, eer er daadwerkelijk een
begin kon gemaakt worden, om die
plannen te verwezenlijken. De groote
kosten zullen het uitvoeren dier wer
ken wel hebben tegengehouden.
Het jaar 1698 was ingetreden. Nu
besloten schout en schepenen van Be
soijen de uitgestelde plannen door te
zetten. Tot het aanleggen van den kei
weg, Cassagstraat genoemd, waren de
volgende consenten noodig:
1. Toestemming van de voornaam
ste geërfdens en ingelanden onder Be
soijen.
2. Toestemming van de voornaam
ste Besoijensche ingezetenen.
3. Consent van de ambachtsvrouwe
van Besoijen.
4. Octrooi van de Staten van Hol
land en West-Friesland.
Het eerste consent, in het origineeic
stuk „verklaring" genoemd, gegeven
door de voornaamste buitenwonende
en inwonende „geërfdens", was van
2 Januari 1698 en is geteekend door
negentien personen.
Ter verduidelijking van een en
ander ben ik verplicht dit stuk af te
schrijven. Het luidt aldus: Alsoo wg,
de voornaamste geërfdens en ingelan
den onder en in de jurisdictie van Be
sogen, desen onderteeckent, altegd en
veele jaren herwaarts hadden onder
vonden, dat de straat ofte wegh,
loopende ugt den Oosten van deCas-
segstraat van Waalwijk af te midden
door de voornoemde heerlijckhegt van
Besogen westwaerts tot de erve van de
Z lig de wijn Cappel, van allen tegden
seer onbequaam is geweest tot het ge-
brugk van beesten en paarden, om die
dacr door te drgven ofte stouwen, en
voornamentlijck voor karren en wage-
ncn, omme daer mede de vruchten van
de landerijen aldaer leggende door den
voornoemden wegh te konnen voeren,
om die in de schueren en hugsen, daer
die moeten werden gebragt, tot een
iders comsumtie ofte gebugk in te
siaen of op te doen, en niettegenstaande
van jaar tot jaar seer groote en exces
sive kosten tot het repareren en be-
quaam maken van den voornoemden
wegh, ingevolge de keure en schouwen
van den schout en geregten van Be
sogen telkens ten dien egnde geordi
neerd sijn en werden te kost gelegt, cn
den voornoemden wegh des niettemin
tot het gebrugek, als voorschreven
staet, seer onbequaem was gebleven,
soo ist, dat wg, om reedenen als voo-
ren en verstaen hebbende, dat den
schout ende geregten van Besogen
voorschreven wel van voornemens sou
den sijn den voornoemden wegh te
cassegen ofte straten, verklaren dien
volgende te consenteren in het maken
en straten van den voorschreven wegh,
te meer omdat onse landerijen dies te
beter en tot veel meerder profijt sou
den konnen en mogen werden ge-
brugkt, de vrugten daer van ingesa-
mclt en ons vee daer over met meer
der commoditegt souden konnen pas
seren; consenteren mede dat de kosten
van de te makene kassegstraet over
onse landerijen onder de jurisdictie
van Besogen gelegen, sullen mogen
werden omgeslagen, mits dat deselve
nu proportie van de grootte en volgens
de settinge in andere occasie daer ge-
brugckelijk werden gerepartiseert en
ingevordert en daer van gedaen wer
den bchoorlgcke rekeninge, bewijs cn
rcliqua. Des thoirconde geteeckent
den 2 Jan: 1698. De onderteeke-
nacrs van bovenaangehaald consent,
die te Besoijen, Sprang, Loon-op-Zand,
Capelle of Waalwijk woonachtig wa
ren, waren de volgende: Hendrick Ver
hoeven, P. van Andel (niet de schout
van Besoijen), Christoffel Molengraeff,
Waltera van Heijst, Aeltken van Cam-
pen, Anthong Timmers (Sprang), C.
van Andel, H. de Bie, Corstiaen de Bie,
Johan van Dijcck (Sprang), A. van
Dijck (Sprang), Gogaert van der Vleudt
(Waalwijk), Dirck van den Braeck
(Waalwijk), Jan van Isendoorn (Waal
wijk), P. van Andel (schout van Be
soijen), Gijsbert Verwiel (drost van
Loon-op-Zand), Gerard van Giessen,
G. F. Smits, P. Molengraeff (secretaris
van Waalwijk).
Het consent onder 2 genoemd, n.l.
van de voornaamste Besoijensche in
gezetenen, d.d. 13 Januari 1698, komt
nagenoeg geheel overeen met het voor
gaande, alleen met dit onderscheid,
dat niet alleen toestemming wordt
^rleend tot het leggen der keistraat,
maar tevens de kosten van aanleg niet
enkel over hun landerijen, doch ook
over hun huizen te mogen omslaan.
Het derde consent, d.d. 23 Januari
1698, was een Octrooi van de am
bachtsvrouwe Cecilia Catharina baro-
ncse van Bocholt, marquisinne doua-
gière van Hoensbroeck, vrgvrouwe van
der Horst, Sevenum, Gansogen, Besog
en en Drongelen, eveneens toestem
ming tot den straataanleg verleenende,
welk octrooi tevens geteekend is door
haar zoon J. G. V. Baron van Witten-
horst.
In het vierde en voornaamste con
•sent zijnde een Octrooi van de Staten
van Holland en West-Friesland, d.d.
30 Juli 1698, geschreven op perkament
en voorzien van het eenigszins ge
schonden zegel dier Staten, geven deze
in de eerste plaats toestemming tot
genoemden straataanleg en in de
tweede plaats vergunning aan het
dorpsbestuur tot tolheffing op de te
leggen straat, om de hooge kosten te
kunnen bestrijden. Die tolheffing be
stond hierin: van eiken vreemden wa
pen of kar met menschcn 2 stuivers1
en zonder menschen 1 stuiver; van
ieder vreemd gezadeld paard 1h stui
ver; van ieder vreemd hoornbeest 8
penningen en van ieder schaap 4 pen
ningen.
Inmiddels hadden schout, schepenen
cn borgemcestcrs van Besoijen zich in
verbinding gesteld met eenige metse
laarsbazen en straatmakers uit de om
geving en van verre, met het doel be-
spiekingen te houden over den aanleg
der cassegstraat. Eindelijk kwam men
op accoord met sieur Johan Fiers,
meester metselaar en straatmaker te
Breda, die voor de som van 10300 gul
den aannemer werd van de te leggen
eerste keistraat alhier.
De conditie en voorwaarden van
aanbesteding, den 6 Februari 1699
tusschen het dorpsbestuur en Jan
Fiers aangegaan en gesloten en onder-
teekend door Peter van Andel (schout),
Cornelis de With (borgemeester), Adri-
acn Wouterse van Baerdwijck, Jan
Hugberts van Hegst, Hendrick van
Dongen, Dingeman Koppen, Andreas
Verhoeven (schepenen) en Jan Fiers,
als aanemer, kwamen in hoofdzaak
neer op de volgende negen artikelen:
1. De lengte der nieuwe Casseg
straat, loopende van Waalwijk af west
waarts op door Besoijen tot den kwel-
dam x) toe, zou bedragen 172 Breda-
sche landroeden, elk van 20 voeten,
en de breedte één roede of 20 voeten.
2. De gootlagen, ter wederzijden
der straat aan te brengen, moeten 2lh
duim lager liggen dan de bovenkanten
der spontsfukken (kantkeien) en op
elke drie roeden lengte een schoot of
verval hebben van ten minste 2 duim,
cn zulks voor een behoorlijke afwate
ring.
3. Tegen de buitenkanten der go
ten zal men zetten en stellen spont
sfukken van goeden en harden witten
steen, ieder lang éénen voet en breed
op de kruin 21/» of 3 duim.
4. Tegen de binnenzijde der spont-
stukken moeten de gootlagen gelegd
worden.
5. Tusschen de gootlagen zal de
aannemer maken en formeeren de
Cassegstraat, in het arbegden regt op
haar egnt en met de kruin reëjt om
hoog, wel vast met hamers in het sant
onder aangedreven en neergeslagen,
enz.
6. De gootlagen moeten regt en
naar den draad gelegd worden, zonder
verekens.
7. De aannemer moet voor het
aanleggen der straat stellen drie wel
bcquame personen, hun werk wel ver
staande, dus bekwame vaklieden.
8. Hij moet leveren goede, harde
blattonse, betugnisse ofte Doornickxse
cassegsteenen, heelen, halven en drie
lingen, zonder eenige mindere soorten.
9. Eindelijk moet de aannemer le
veren alle cassegsteenen en spontstuk
ken cn tevens alle arbeidsloonen uitbe
talen.
Daarentegen moeten de besteders
(n.l. de dorpsregenten) voor het uit
graven en wegvoeren der zwarte aarde
zorgen, al het benoodigde witte zand
op het werk laten brengen, enz. Boven
dien nemen zij de verplichting op zich,
cm, als het werk voltooid is, twee of
drie meester-straatmakers aan te stel
len, die het werk zullen opnemen en
keuren. De betaling der aannemings
som, bedragende 10300 gulden, zal in
4 termijnen geschieden; de laatste
termijn bij het behoorlijk afleveren
van den steenweg.
De eerste steen van den nieuwen
cassegweg werd gelegd den 28 April
1699. De leverancier van de =t 240000
kcisteenen, die voor de straat begroot
en ook benoodigd waren, was sieur
Jan Simonse filius Antonii, koopman
en vrgschipper te Gent. Deze moest
die keien per scheepsgelegenheid door
de Zeeuwsche en Noordbrabantsche
binnenwateren voeren naar het Oude
Maasje bij Raamsdonk of naar Ha-
goort cn Drongelen, vanwaar ze o.a.
door de Besoijensche schippers Jan
Hugberts van Heijst en Hugbert van
Heijst verder tot aan het einde der
Sprangsche Sloot of in de Waalwijk-
sche haven moesten gevlet worden.
Zeifs voeren enkele pleiten, beladen
met keisteenen, door de oudestraat-
sloot, die tot dat einde behoorlijk was
uitgebaggerd en uitgediept.
Een groot gemak en een bijzonder
groot voordeel voor deze gemeente
was, dat de Staten-Generaal der Ver-
eenigde Nederlanden den 28 April 1699
aan de Besoijensche regenten Octrooi
verleenden, waarbij hun voor het ver
voeren van die keisteenen door vreem
de gewesten vijdom van tol werd ver
leend, tengevolge waarvan de Gecom
mitteerde Raden ter Admiraliteit op
de Maze te Rotterdam den 25 Mei 1699
last gaven aan alle officieren van de
convogen en licenten, onder hunne
gehoorzaamheid staande, gezegde
straatsteenen vrij en zonder betaling
te laten passeeren van Gent naar Be
soijen.
In een volgend opstel hoop ik de
verdere wetenswaardigheden van het
leggen der keistraat te vervolgen.
Aanteekening.
Gelijk ik vroeger al eens heb mede
gedeeld, was de kweldam een hoog-toe-
loopend stuk driesland aan het einde
van de Besoijensche huizen (den „Bies-
bosch"), liggende in den binnenpolder
en dienende om 's winters het kwelwater
van de meerdijksche driesen te keeren.
n
door
JAN DE JONGE.
11)
Na een lange wandeling kwam
hij bij den wagenmaker en herhaalde
zijn bekende vraag. Deze man was
ook een spotvogel en stuurde hem
naar een meubelmakerde meubel
maker verwees hem naar den zadel
maker, de zadelmaker naar een
orgelmaker de orgelmaker naar een
student; de student naar een boek
binder; de boekbinder naar een
letterzetter; de letterzetter naar een
boekhandelaar; de boekhandelaar
eindelijk naar een peperkoekbakker;
daar zou hij vinden, wat hij zocht
en zo mooi, dat ze waren 1 Om op
te eten I
Toen de burgemeester ook hier
om een bontmantel vroeg, antwoord
de hem de peperkoekbakker: „Op
't ogenblik heb ik er geen, maar
wanneer u een klein beetje geduld
hebt, zal ik u een prachtige bont
mantel aanmeten, knippen en bak
ken. Als die uw vrouw niet naai
de zin is, kunt u hem zelf opeten:
„elke morgen een mond vol."' Meneer
de burgemeester bedankte hem zeer
beleefd maar hij verklaarde, dat hij
reeds zo lang had rondgelopen, om
een bontmantel te bemachtigen en
dat hij nu geen tijd meer had om
nog langer te wachten hij moest
weer naar huis om de plichten van
zijn ambt waar te nemen, want...
hij was burgemeester van Gladda.
De peperkoekbakker, die niet zo'n
plaaggeest was dan de anderen,
vond ook, dat meneer ue burge
meester lang genoeg in 't ootje ge
nomen was, en wees hem daarom
de goede weg rechtstreeks naar een
bontwerker, waar hij bontmantels
in alle soorten zou kunnen vinden.
En hier kocht hij eindelijk een
prachtige bontmantel, waarvoor zich
zelf een burgemeestersvrouw uit de
stad niet behoefde te schamen.
Zijn vrouw ontving hem thuis met
grote vreugde, trok hem terstond
aan, draaide er mee voor de spiegel
heen en weer en was niet tevreden,
vóór haar man zei, dat hij haar
prachtig stond
De burgemeester was echter danig
moe geworden en wenste, dat zijn
wederhelft hem uit dankbaarheid
pannekoeken zou bakken. Hij had
uit de stad nog een worst meege
bracht en wilde die daarbij opeten;
ook zou hij ervoor zorgen, dat er
een fles wijn op tafel kwam.
Daar had ook zijn vrouw wel trek
in en daar begon ze, evenals vroeger
lompe, dikke pannekoeken te bakken
Boos schoof haar man de eerste,
die heet uit de pan hem werd voor
gezet, van zich af.
«Waarvoor zie je mij eigenlijk
aan?» vroeg hij, »je denkt toch niet,
dat ik nog zwijnenhoeder ben 1
Weet je niet, dat ik burgemeester
van Gladda ben
Toen moest zijn vrouw hem flensjes
bakken; die aten ze samen op en
dronken er een lekker glaasje wijn bij.
De nacht daarop duurde voor de
burgemeestersvrouw erg, erg lang
Ze kon «Ie slaap niet vatten. Ze lag
met de diepzinnigste gedachten te
worstelen, hoe ze toch haar nieuwe
bontmanttl moest aantrekken, om
daarmee te kunnen pronken voor
haar man en ter ere van zijn ambt;
en niet minder 1 om al de Glad
dekkers daarmee de ogen uit te
steken.
Daarom stond ze vroeg op de
volgende morgen. Het was net
Zondag. Met de meeste ijver begon
ze aan haar toiletze wilde vandaag
op z'n voordeligst voor de dag
komen, want nu zouden alle Glad
dekkers haar goed kunnen zien.
Deze gedachten vervulden haar zo,
dat ze niet eens het luiden voor de
kerk hoorde.
Haar man, de burgemeester, stond
voor haar en moest de spiegel in
alle mogelijke houdingen voor haar
vasthouden wel honderd maal
vroeg ze hem of ze nu van voren
en opzij er wel als een echte burge
meestersvrouw uitzag? Pas nadat
hij haar enige keren verzekerd bad,
dat er niets aan mankeerde, verliet
ze eindelijk het huis en ging naar
de kerk. Ze wilde maar wat erg
vroeg er zijn, want ieder moest toch
de gelegenheid krijgen, haar goed
te zien
Ruisend met haar nieuwe bont
mantel zweefde ze de kerk binnen.
De dienst was net afgelopen en
iedereen stond op. De brave vrouw
wist dit echter niet en legde, wat
ze daar zag, heel anders uit. Ze
dacht, dat het was ter ere van haar,
die nu burgemeestersvrouw was ge-
woiden, en niet minder, omdat ze
een spiksplinter nieuwe bontmantel
aan had, dat ze allemaal vóórhaar
opstonoen. Nu was het das ook
zaak hen allen toe te spieken!
Ze deed het zo netjes als ze dat
in die korte tijd van hoge waardig
heid had kunnen leren. Buigend,
beleefd en toch uit de hoogte, sprak
ze
»M'n beste dorpsgenoten! Wat ik
u smeken mag, gaat u toch weer
zitten. Want,ik ben heus
nog niet de dag vergeten, dat ik net
zo arm en in lompen gekleed ter
kerke kwam, als gij nu nog. Daarom
gaat u toen weer zitten.» Vlak
daarop kwam ook meneer de bur
gemeester de kerk binnen. Toen hij
zag, hoe alle Gladdekkers de keik
verlieten, en alleen maar zijn vrouw
op haar plaats zag zitten, in af
wachting van het begin van de
godsdienstoefening, nam bij haar bij
de arm en leidde haar de kerk uit.
Eindelijk was de Keizer op weg
naar Gladda Dat kwam de Glad
dekkers ter ore; in allerijl kwamen
ze ter raadsvergadering bijeen, om
te beraadslagen, hoe ze hem waardig
zouden kunnen ontvangen. Het was
geen kleinigheid, hem op zijn toe
spraak zo te antwoorden, dat hun
antwoord rijmde met zijn begroe
tingswoord Het resultaat van hun
beraadslagingen was, dat ze besloten,
den Kei/.er vóór te zijn en dat zij,
de Gladdekkers, het eerst het woord
tot hem zouden richten.
De burgemeester zou hem
't eerst aanspreken met de
[woorden
»Ge zijt ons van harte welkom
Dan moest de keizer nood
[zakelijk antwoorden:
»En gij mij ook!«
En op dit woord had de
burgemeester reeds 'n rijm
[bedacht:
»De bangste onder ons is zelf
[een spook«.
(Wordt vervolgd).
van uw eigen krant en
ABONNEERT U OP
Oplossingen raadsels voiige week
1. Ka Neel.
2. Aal moes.
3. 1ste regel lamp.
2de regel lans.
2de regel lade.
4de regel laan.
5de regel laag.
6de regel lang.
7de regel land.
8ste regel laat.
9de regel last.
10de regel lama.
11de regel lauw.
12de regel lava.
v 13de regel lala.
Raadsels.
1. Ik loop zonder voeten
En draag zonder armen
Ik sta zonder benen
Ik verslind zonder tanden
Ik beweeg me zonder lichaam
Breng leven alomme
Als ik er niet ware
Gij zoudt er ook niet zijn.
2. De kerk was leeg, zeg me als
het kan wie was daar wel de
oorzaak van.
3. Hoe kan men schapenvlees
het best bewaren?
4. Heeft men het, dan is het on
aangenaam, heeft men het niet
dan is men ook niet tevreden.
5. Wat behoort U toe en wordt 't
minst door U gebruikt.
6. Wat was gisteren morgen, en
wat zal morgen gisteren zijn.
7. Welke palen kan men niet zien
en toch duidelijk waarnemen.
8. Wie heette er dronken, zonder
dat hij sterke drank gedronken
had.
9. Wat herleeft telkens na z'n dood.
10. Welk huis heeft g:en deur of
venster.
Anecdote.
Patroon (tot bediende die te laat
op het kantoor komt, zijn horloge
voorhoudend): Zie eens Jansen.
Bediende: O. meneer wat een
prachtig horloge, U weet zeker dat
ik vandaag jarig ben.
-^r