Dt VERLOVING VAN PRINSES JULIANA.
DANIEL DONKERS
GEMEENTERAAD SPRANG-CAPELLE
Zaterdag 12 September 1936. No 28
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
heden nationale feestdag.
In verband met de verloving van
prinses Juliana met Prins Bernhard van
Lippe-Biesterfeld heeft het kabinet be
sloten dat heden Zaterdag de departe
menten van algemeen bestuur en de
andere rijksbureaux in het land geslo
ten zullen zijn.
Alle werklooze arbeiders worden
vrijgesteld van het stempelen, terwijl
eveneens de werkverschaffing gesloten
zal zijn.
Teneinde dien dag op zoo algemeen
mogelijke wijze te doen worden tot een
dag van nationaal gedenken, spreekt de
minister-president namens den raad
van ministers de hoop uit, dat andere
autoriteiten en particuliere instellingen
op gelijke wijze als het Rijk de gele
genheid zullen willen openen tot alge-
meene deelneming aan de uitingen van
blijdschap en dankbaarheid, die in het
gansche volk tot uiting zijn gekomen.
ZATERDAG VRIJ VAN SCHOOL.
In verband met het feit, dat heden,
Zaterdag, als nationale feestdag zal
worden beschouwd, is het de wensch
der regeering, dat dien dag alle scho
len in ons land gesloten zullen zijn.
Woensdagmiddag hebben H. M. de
Koningin, H. K. H. Prinses Juliana en
haar verloofde Prins Bernhard voor de
radio een rede gehouden. De toespra
ken werden overal in den lande met
de grootste aandacht gevolgd en maak
ten diepen indruk.
DE REDE VAN DE KONINGIN.
Ingezetenen van alle deelen des rijks!
De bladen hebben u gisteren de blijde
tijding kond gedaan van de verloving
mijner dochter met Prins Bernhard van
Lippe-Biesterfeld.
In groote en beslissende oogenblik-
ken in mijn leven en in dat der mijnen,
gevoel ik mij meer dan ooit met u nauw
verbonden, dank zij uw innig medele
ven met ons in lief en leed.
Het is voor mij daarom eene diep
gevoelde behoefte in dit gelukkig
oogenblik, waarop ik, vergezeld van
het van blijdschap stralend verloofd
paar voor den zender sta, enkele woor
den tot u te richten, opdat gij in ruime
mate zoudt kunnen deelen in onze
vreugde.
Ik kan u niet zeggen, hoe dankbaar
ik ben, dat deze verloving eene is, die
uitsluitend berust op beiderzijdsche ge
negenheid, de beste waarborg voor
eene gelukkige toekomst.
Het is mij eene voldoening, hieraan
te kunnen toevoegen, dat ik de keus
mijner dochter van harte toejuich en
eene alleszins verstandige acht, gezien
de goede eigenschappen, die mijn aan
staande schoonzoon bezit.
Ofschoon hij onlangs eerst den leef
tijd van 25 jaar bereikte, heeft hij blijk
gegeven een degelijk en hard werker te
zijn. Aanstonds na voltooiing van zijne
studie in de rechten in zijn vaderland,
heeft hij werk gezocht en gevonden op
oeconomisch gebied. Een jaar geleden
werd hij te werk gesteld te Parijs en het
lag in de bedoeling, de daar aangevan
gen arbeid en studie te Amsterdam
voort te zetten. Zijn verloven gebruik
te hij voor buitenlandsche reizen tot
verdere ontwikkeling en bezocht o.a.
Nederland en Marokko.
Waar het slechts mijne bedoeling is,
het verloofde paar bij u in te leiden,
wensch ik dit thans aan het woord
te laten komen.
Ik besluit met den uit het hart opwel
lenden wensch, dat Juliana en Bernhard
door het smaken van een groot eigen
geluk in ruime mate de kunst mogen
verstaan, anderen gelukkig te maken
en tot een zegen te zijn en veel, zeer
veel voor ons volk in al zijn geledin
gen te kunnen doen. Daartoe sterke
hen God.
Ik heb gezegd.
DE REDE VAN PRINSES JULIANA
Hierna hield Prinses Juliana de vol
gende rede:
Hoe kan ik u beschrijven, wat een
blij moment het voor mij is, u mijn ver
loofde voor te kunnen stellen.
Ik ben heel gelukkig, nadat wij el
kander in den loop van dit jaar in alle
stilte heel goed hebben leeren kennen.
Het eerst ontmoetten wij elkaar in de
wintersport, daarna herhaalde malen
hier in het land, tenslotte onlangs in de
bergen. Geleidelijk aan zijn wij het sa
men „eens'' geworden en wel zeer
eens.
Nu wij van deze stilte plotseling ge
komen zijn in de feestvreugde te on
zer eere gisteren nog geheel onop
gemerkt rijdende naar mijn ouderlijk
huis nu maken wij uren mee, die on
der de mooiste van ons gemeenschap
pelijk leven gerekend zullen blijven.
Wij staan verrast en overweldigd door
wat ons hier opwachtte en ik dank u
JAN DE JONGE.
XIV.
»Ik weet het wel, baas Donkers»,
zei hij toen, »ze hebben je veel ver
driet aangedaan.»
Daar begon ineens het goudvinkje
te fluiten. Meneer Perka had er alleen
nog maar over horen vertellen zelf
had hij de vogel het wijsje nog niet
horen fluiten. Het diertje hing nu
met zijn kooi voor een bovenraampje
in de werkplaats. Daar buiten stond
een bloeiende vlierboom te wuiven.
Lieflijk klonk het wijsje in de
oren van meneer Perka. Hoe het
kwam, dat het zo'n indruk op hem
maakte, wist hij niet, maar hij
stond zwijgend te luisteren.
»Dat is 'n lieflijke huisgenoot», zei
hij eindelijk.
De oude man liet het hoofd zak
ken»De laatste», mompelde hij,
»de aller Allerlaatste en dan nog
maar een vogeltje 1»
»De laatste? En ik dacht, dat er
ook nog zo'n vrolijk dametje in uw
huis woonde? Heb ik dat mis?»
Daniël Donkers knikte: »Ja, ja,
zeker, meneer, maar zij heeft de
anderen niet gekend en die,hij
wees teder naar het vogeltje, »die is
nog van m'nFrits.» En dieper zakte
het hoofd van den ouden, gemartel-
den man.
Meneer Perka had hem willen
toeroepen: »Laat toch je hoofd niet
zo hangen, man I Wie weet, misschien
komt vandaag of morgen Frits on
verwachts de deur inrennen en dan
wordt alles weer goed en vrolijk in
je huis
Want, meneer Perka vertrouw
de den dronken praatjesmaker, die
deze droeve tijding van over de
oceaan had meegenomen, niet Al te
best. Maar toch, hij durfdeniet
te zeggen, wat hij er van dacht. Je
kon immers nooit weten Frits was
altijd een waaghals geweest en
zou hij daar misschien eens niet té
veel hebben gewaagd
Het enige, wat hij doen kon, was
zwijgend den ouden Daniël de hand
te drukken. Alleen zei hij nog
»M'n vrouw zal het kuipje laten
halen, baas Donkers en toen nog
«Moge God je troosten, Daniël; je
weet, bij Hem zijn alle dingen mo
gelijk. En dat geloof je toch ook
Toen meneer Perka weg ging, zag
hij, hoe Daniël als een gebroken
man staan bleef. Bijna schaamde hij
zich, dat hij hem had durven troos
ten; maar hij wist, dat dAt de beste
troost was, die hij had kunnen geven.
Zwijgend wilde hij vertrekken, maar
bij de deur had Daniël, die eerst
almaar naar het vogelkooitje had
staan staren, hem ingehaald.
»Vergeef me, meneer, vergeef me!»
herhaalde hij een paar malen, ter
wijl hij probeerde een buiging te
maken.
bij dezen hartelijk voor dit alles en te
vens voor mijn deel van de tallooze
schriftelijke en telegrafische gelukwen-
schen en het paradijs van bloemen, die
wij hier gevonden hebben, en wat
sindsdien nog steeds aangegroeid is.
Mijn verloofde wil zich eerst nog
eenigen tijd rustig wijden aan de studie
van ons land en zijn overzeesche ge
westen en die, geleid door zijn persoon
lijken aanleg, speciaal van de oecono-
mische zijde aanvatten.
Wij zijn zoo gelukkig en ontvangen
zooveel blijken van hartelijk medeleven
dat onze grootste wensch is, zooveel
mogelijk geluk te verspreiden waar wij
de mogelijkheid zullen vinden, dit te
doen.
Thans zal Bernard eenige woorden
tot u spreken.
DE REDE VAN PRINS BERNARD.
Prins Bernard sprak als volgt:
In de eerste plaats een woord van
innigen dank voor de hartelijke ont
vangst, welke mij in Nederland ten
deel is gevallen. Ik begrijp natuurlijk
volkomen, dat die hartelijkheid in de
allereerste plaats de Prinses geldt en
niet mij, die voor u een onbekende ben.
Maar toch heb ook ik reeds zoovele
hartelijke gelukwenschen ontvangen,
dat ik niet kan nalaten, er hier mijn
diepgevoelden dank voor uit te spre
ken.
Maar ik wil trachten, mij zoo spoe
dig mogelijk met mijn toekomstige va
derland vertrouwd te maken. En ik
hoop, dat men mij rustig den tijd zal
willen laten, om mij hier in allerlei be
langen in te werken.
Ik hoop, dat wij dan na twee of drie
maanden kunnen trouwen.
Ik ben heel gelukkig en mijn streven
zal er op gericht zijn, mijne aanstaande
vrouw tot een werkelijken steun in het
leven te zijn.
In mijne betrekkingen met het Ne-
derlandsche volk neem ik mij voor, mij
te laten leiden door het voorbeeld van
de zoo bijzondere betrekking, welke
van ouds bestaat tusschen Nederland
en het huis van Oranje.
In alle steden van het land is de ver
loving feestelijk gevierd.
Aan alle militairen, die een krijgs-
tuchtige straf ondergingen, werd daar
van vrijstelling verleend, uitgezonderd
voor wat betreft de straf van verlaging
in klasse en van plaatsing in de tucht-
klasse.
De soldaten kregen Zondagschen
dienst.
Meneer Perka had zich nog maar
een paar huizen van hem verwijderd,
of hij hoorde alweer van de ladder
het kloppen van de hamer op de
beitel. De oude man werkte al weer
druk, om het «doodshoofd» tevoor
schijn te brengen.
Ze vertelden, dat Daniël Donkers
wat „zonderling" was geworden en
misschien was dat ook wel zo. Maar
het beetje werk, dat hij nog te ver
richten had, slaagde toch wel, al
ginghetwat langzaam.Vroeger had hij
hetgoedinzijnhoofd gehad, het weik,
dat hij moest maken. Nu wilde het
hoofd niet zo goed meer, maar de
vaardigheid zat in zijn handen en
die waren nog heel goed te gebruiken.
De boeken, waarin hij zo gaarne
had zitten lezen, had hij weer op
geborgen. Wat zou hij nog lezen
van de dingen, die er in de wereld
gebeuren? Van zijn geliefden was
er toch niemand meer, die eraan
deel nam.
Daarvoor was er voor Daniël iets
anders in de plaats gekomen. Want
neer 's avonds de schemering begon
te vallen, of wanneer de maan
vriendelijk van de hemel op de
aarde blikte, dan ging Daniël het
huis uit. Altijd was het dezelfde
wandeling, die hij maakte. Het eind
doel was elke avond... het kerkhof!
Hij nam geen bloemen of kransen
mee. Onder de kleine lindeboom,
die op het graf van Lina en Hermina
froeide, had hij zich een klein
ankje laten timmeren. Daar zat
hij en keek recht voor zich uit naar
het Westen. Zo lang er nog maar
iets van te zien was, blikte hij naar
de zee. De zee, die altijd dezelfde
was. Onafgebroken zag hij de grote
of kleine golven bewegen. Dan dacht
Daniël aan de eeuwigheid. Dat was
het enige, waarop hij nog kon hopen,
zo dacht hij.
Maar het gebeurde ook nog wel
eens, dat het rondom Daniël al lang
duister was geworden en nóg
zat hij daar op de bank op het kerk
hof, zonder iets te zien.
Eens was het al over elven toen
Daniël zijn huisdeur opende. Rika
kwam hem met een brandende kaars
De schorsingen bij de werkverschaffing
opgeheven.
De minister van sociale zaken heeft
aan de inspecties voor de werkver
schaffing geseind, dat arbeiders bij de
werkverschaffing, die de vorige of de
ze week in verband met wangedrag en
dergelijke mochten zijn geschorst en
voor wie de eventueele uitsluitingsduur
niet langer zal duren dan 14 dagen, in
verband met de verloving van Prinses
Juliana hun schorsing zien opgeheven
en herplaatst mogen worden, zonder
dat zij van de uitsluiting financieel na
deel zullen ondervinden.
PRINS BERNHARD WORDT
NEDERLANDER.
Ten departemente van Justitie wordt
het wetsontwerp voorbereid tot ver
leening van het Nederlanderschap, om
redenen van Staatsbelang, aan Prins
Bernhard. Het ligt in de bedoeling, dit
naturalisatie-ontwerp zeer spoedig bij
de Tweede Kamer in te dienen.
(Tel.)
DE OPENING DER
STATEN-GENERAAL.
Van de plechtigheid van de opening
van de nieuwe zitting der Staten-Ge-
neraal zullen de beide radio-zenders
a.s. Dinsdag wederom een verslag uit
zenden. Ditmaal zal ook op een enkel
punt van den weg, dien de stoet volgt,
een verslaggever worden geplaatst.
Ook de Troonrede, door H. M. de Ko
ningin uit te spreken, wordt wederom
uitgezonden. Het verslag wordt door
gegeven naar de beide Indiën.
Bij de opening van de zitting der
Staten-Generaal zal Prins Bernhard
officieel aan de Staten-Generaal wor
den voorgesteld.
Gelukwensch aan Prinses Ju
liana. De Bijzondere La
gere school te Waalwijk.
De vergoeding aan scholen
voor 18.000 afgekocht.
Steun aan Middenstandsborg-
stellingsfonds afgewezen.
De rekening 1935 en begroo-
tjng 1937. Een klok op het
raadhuis.
De raad der gemeente Sprang-Ca-
pelle kwam Donderdagavond in open
bare vergadering bijeen onder voorzit
terschap van Burgemeester A. Smit.
Secretaris de heer van den Berg.
Afwezig de heer Timmermans.
1. Vaststelling notulen der verga
dering van 5 Juni 1936.
De notulen worden ongewijzigd
goedgekeurd.
2. Ingekomen stukken.
De Voorzitter leest een schrijven
voor van den Minister van Binnen-
landsche Zaken, waardoor de raad in
kennis wordt gesteld van de verloving
van H. K. H. Prinses Juliana met Prins
Bernhard van Lippe-Biesterfeld.
De Voorzitter deelt mede, dat na
mens het gemeentebestuur het volgen
de telegram werd verzonden: ..Het ge
meentebestuur van SprangCapelle
biedt Uwe Koninklijke Hoogheid zijn
oprechte gelukwenschen aan en spreekt
de hoop uit, dat God U een door ge
luk bestraald huwelijksleven mag
schenken."
uit haar kamer tegemoet.. Ze was
zelf nog later op dan gewoonlijk.
Ze had zo laat nog zitten lezen in
»Marieke van Nimwegen», dat ze
opschrok, toen ze de klink van de
voordeur hoorde oplichten.
»Wel heb ik van m'n leven,
meneer Donkers, waar komt U nog
vandaan? Ik dacht, dat U allang
boven op bed lagAnders had ik
niet zo laat zitten lezen.»
Opeens lichtte ze dichter bij Daniël's
hoofd. »Maar wat is dAt I» riep ze,
terwijl ze een wit blaadje van een
grafkrans uit zijn grijze haren haalde.
Ze had zo dikwijls zulke kransen
gevlochten, dat ze dadelijk begreep,
waar de oude man vandaan kwam.
»Dat is van het kerkhof! Wat doet
u daar zo laAt?»
De oude Daniël stond daar voor
haar te knikken. »Ja,ja, juffrouwtje!»
en uit zijn ogen straalde een won-
lijk.vreemde gloed. »Ja, ja, m'n
moeder zaliger was vandaag bij ons
In haar wollen nachtpon, ja, ja
Maar ze had aarde op haar witte
haren. Alleen onze Frits, mijn Frits,
ja, ja, de reis is ook véél te ver
voor die jongen voegde hij er zacht
als een verontschuldiging aan toe.
Verder zei hij telkens weer «Ja, ja
en schudde zijn hoofd.
»Meneer Donkers!» riep juffrouw
Rika hem in de oren. Ze wilde hem
het praten van die wartaal beletten,
door met haar zakdoek te zwaaien
en hem toe te roepen«Meneer
Donkers! CJ maakt een mens bang,
Kom, ik zal U bijlichten naar Uw
kamer. Ik zal gauw een kopje ka-
millenthee voor U zetten, dan kunt
U eens weer op andere gedachten
komenU bent véél te lang buiten
eweest j»
En, de oude man liet zich ge
duldig naar boven brengen en dronk
gewillig zijn bakje kamillenthee.
»Och mens, och mens», riep juf
frouw Therebint, toen ze weer be
neden in haar kamer was, »wat doet-
ie toch raar. Ja, die arme man
schijnt toch nu werkelijk wel zonder
ling geworden te zijn. Maar, hoe
kan het ook anders, 't Was hem de
laatste tijd ook wel aan te zien. 'k
Zal maar eens extra op hem letten.»
Van die tijd afaan hield juffrouw
Van Ged. Staten is de goedkeuring
ontvangen over de raadsbesluiten tot
wijziging van de begrooting en de
bouwverordening.
Van verschillende bewoners van den
Hoogenzandschel-weg West is een
adres binnengekomen, waarin deze
aandringen op verbetering van dezen
weg.
De Voorzitter zegt, dat deze weg in
onderhoud is bij het waterschap „Een
dennest' en daarom stellen B. en W.
voor adressanten naar dit instituut te
verwijzen en dus afwijzend op het ver
zoek te beschikken.
De raad gaat hiermede accoord.
Ingekomen is voorts een verzoek van
de Commissie van Toezicht op het La
ger Onderwijs om de politieverorde
ning in dien zin te wijzigen, dat de
automobilisten moeten wachten als de
school uitgaat, opdat de kinderen zich
in formatie naar de rechterzijde van
den weg kunnen begeven.
De Voorzitter zegt, dat B. en W.
geen formule hebben gevonden om de
politieverordening met deze bepaling
aan te vullen. Bovendien zal een der
gelijke verordening geen juridische
kracht hebben bij den betrokken amb
tenaar van het O. M. Men behoort uit
te kijken, wanneer men een weg wil
oversteken.
De heer Kraak ondersteunt deze
zienswijze.
Rika Therebint een bizonder waak
zaam oog over den ouden man en
diens huishouden. Stil en onop
gemerkt deed ze het, want ze wist
wel, dat de oude man nu nergens
meer op letten kon. «Och», dacht
juffer Rika, »als ik niet op hem zou
letten, konden boze mensen wel
overdag het dak van z'n huis weg
stelen!» Ook lette ze goed op de
tuin. Ze zorgde zoo goed ze kon
ervoor, dat er geen katten of kippen
van de buren in kwamen, om de
door haar opnieuw aangelegde bed
den met soepgroente te bederven.
Ze maakte zich wel wat ongerust
over een vreemden jongen, die ze
al dikwijls door de tuin naar het
huis had zien sluipen. Zo gauw zij
zich liet zien, maakte hij vlug, dat
hij weg kwam door de tuinen van
de buren. Ze had nooit meer van
hem kunnen onderscheiden dan een
glimp van zijn vaal-blonde steile
kuif. Ze kon maar niet te weten
komen, wat voor jongen dat was en
wat die in „hun" tuin uitspookte.
Op een middag toen Magdalena
weer eens naar het fluiten van de
vogel had geluisterd, stapte ze aan
Rika's arm weer naar buiten de tuin
in. Opeen^bleef het meisje verschrikt
stilstaan. Rika voelde de schok aan
haar arm.
»Wat is-t-'r? vroeg juffrouw The
rebint.
»0, niets, juffrouw», zei Leentje,
maar tussen de struiken kraakte
iets en haar ogen keken angstig in
die richting.
»Was daar diejongen, waarvan ik
je verteld heb?» vroeg Rika.
»Die jongen? O, dat weet ik niet.»
»Hm Hm deed Rika, en daar
mee was hun gesprek afgelopen.
Maar,Rika begon er iets van
te begrijpen. Leentje kreeg opeens
grote haast naar huis, en het leek
wel, dat ze blij was, van Rika af te
zijn.
Een paar dagen later was de
jongen weer in de tuin. Nü kon ze
hem in het gezicht kijken, maar ze
kende hem niet. Hij keek scheel en
had een korte, dikke neus.
»Nou», dacht Rika, »dat lijkt een
naar joch! Wat zou-d-ie willen
Stelen Ik zou niet weten wat I
DOOR