GESCHIEDENIS DE» HE8V. KERH TE BESOIIEN ABDIJSIROOP Stop dien hoest Zaterdag 13 Februari 1937. No. 14 De Echo van het Zuiden Tweede Blad AKKER's verstèrkte 1610—1935. Door J. van der Hammen Nicz. LI. Ieder ander dan Antonie Kuijstep. zou bij een geschil met den kerkeraad eener Gereformeerde gemeente een weinig zijn verstand hebben laten spreken en zou bedacht hebben, dat met de macht van zulk een college in vorige eeuwen al was die macht ir> de tweede helft der achttiende eeuw, in vergelijking met de zeventiende eeuw, dan ook al eenigszins geslonken volstrekt niet viel te spotten, nog te minder, waar het recht aan de zijde der kerk scheen over te hellen. Onze 47jarige broeder diaken Kuijsten dacht daar echter in zijne onbesuisd heid niet over na en bleef halsstarrig zijn eigen weg bewandelen. Op Woensdag den 28 Mei 1783 werd opnieuw kerkeraadsvergadcring be legd en toen werd met eenparigheid van stemmen besloten Kuijsten in de vergadering te doen binnenstaan. Deze compareerde. Hem werden toen door den predikant alle bezwaren, die men tegen zijn koppig optreden wilde doen gelden, voorgehouden en hem dringend verzocht en op het hart ge drukt toch naar reden te luisteren. Hierop antwoordde Kuijsten, dat hij den inhoud dier bezwaren verstaan had en gaf tevens vrij oneerbiedig en met neet uiterlijk gebaar en sterke stemverheffing te kennen, dat hij alles voor zich hield, dat hij ons niet ant inoorden wilde, dat wij hem lichtelijk konden overbluffen, dat men hem roe pen moest voor de classis of voor den magistraat, dat die zijn rechters waren en dat hij voor die rechters wel zou com pareer en en antwoorden. De predikant vroeg hem toen of hii clan den kerkeraad niet bevoegd achtte om over deze zaak te zitten. Hierop antwoordde hij, dat hij zulks voor zich hield en dat hij copie be geerde van de tegen hem uitgebrachte bezwaren, enz. Ds. Leemans gaf hem daarop verder te verstaan, dat er nog meer te zijnen laste was, waarnaar Kuijsten echter niet wilde luisteren en riep maar, dat men hem voor de clas sis of den magistraat zou roepen. De overige kerkeraadsleden vermaanden hem daarop, om toch wat in te binden en naar den predikant te willen lui steren. Alles echter tevergeefs: Kuijs ten toonde zich ten zeerste misnoegd tegen de overige kerkeraadsleden en viel heftig en met sterke instantie te gen hen uit en zeide dat zij hun mond moesten houden, dat de gansche zaak maar een bagatel was, dat hij wel wist dat de predikant uit zich zeiven deze zaok niet zou voortzetten, doch zulks alleen deed om den ouderling Johan van Heijst genoegen te geven, dat hij vrienden had, die hem helpen zouden, dat wij hem aangeraden had den om met naburige predikanten over deze zaak te spreken, dat hij zulks gedaan had, want dat zijne huis vrouw daags te voren geweest was bij den predikant van Waalwijk Samuel van Weseldat die tegen zijn vrouw had gezegd, dat de gansche zaak maar een bagatel was, enz. Onze diaken was in zijn verbolgen heid niet te stuiten. De predikant on derhield hem toen over het vloeken, waarop Kuijsten bekende, dat hij ge vloekt had, maar dat hij zich verder niet verklaren wilde of zich over zijn zonderlinge handelwijze niet wilde uitlaten. Toen Kuijsten hierop de ver gadering even had verlaten, besloot de kerkeraad in een volgende verga dering heel deze onverkwikkelijke kwesiie nader te bespreken en tevens te delibereeren over net al of niet ver schaffen van copie aan den schuldige, wat hem behoorlijk werd aangezegd. Die volgende vergadering werd ge houden op Maandag den 2 Juni 1783. Men had toen o.a. in de vergadering geciteerd zekere mejuffrouw Caiha- rina Kops, weduwe van Nicolaas Mas- signon, lidmaat der Hervormde ge meente te Besoijen, die er bij tegen woordig was geweest, toen de predi kant en de ouderling den 16 April de bewuste huisbezoeking bij Antonie Kuijsten hadden gedaan, en toen alles had aangehoord. Deze werd hierop door den kerkeraad, bij monde van den predikant, nader ondervraagd en zij verklaarde het volgende: I)at èn predikant èn ouderling zich gedurende hun verblijf aldaar zoo te gen des diakens huisvrouw als tegen den diaken zeiven op eene bescheide- ne, vriendelijke en zachtmoedige wijze gedragen hebben, getuigende verders door de zoo plotselinge, onverwachte en onbetamelijke uitvallen van voor- zegden diaken tegens hun weleerwaar- dens zoo te zijn ontsteld geweest, dat al hare leden sidderden en beefden, getuigende verder, dat voornoemde diaken zich toen ook aan onbetaam- lijke gebaarden en aan vloeken heeft schuldig gemaakt, en ten allen tijde bereid te zijn dit alles, des noods zijn de, met solemneele eeden te willen bevestigen. Alvorens omtrent een en ander en ook omtrent het uitreiken eener co pie aan Kuijsten nader te beslissen, werd geresolveerd den raad van een deskundige in te winnen, een schrij ven om inlichtingen te richten aan den Waalwijkschen predikat Samuel van Wesel en nog cén of meer getui gen op te roepen. Dienvolgens werd deze vergadering 14 dagen verdaagd, n.l. tot den 16 Juni 1783. In de kerkeraadsvergadering van den 16 Juni 1783 verschenen, behalve Antonie Kuijsten, o.a. zekere mejuf frouw Catharina Margaretha van den Brande en de kerkmeester Wouter van Baardwijk. De kerkmeester Leen- dert Kuijsten, die eveneens was geci teerd en een bloedverwant van Anto nie Kuijsten was, was dien dag van huis en verscheen dus niet. Bovenge noemde juffrouw van den Biande verklaarde meermalen oog- en oorge tuige te zijn geweest, dat Antonie Kuijsten, regcerend diaken alhier, zich aan de Godonteerendsche vloeken en bijzonder dikmaals aan het uitspre ken van het verschrikkelijke woord Goddome heeft schuldig gemaakt ge had, verklarende verders ten allen tijde bereid te zijn zulks, desnood.t zijnde, met solemneele eeden te wil len bevestigen, gevende vervolgens voornoemde juffrouw hare verwonde ring te kennen, dat een man, met die zonden van vloeken besmet, tot een lid van den kerkeraad was verkozen geworden, er ook nog bijvoegende van anderen gehoord te hebben, dat nog op gisteren zelfs in het uitgaan van de kerk voornoemde diaken zich we derom aan vloeken zou hebben schul dig gemaakt, dat hij namentlijk, van den kerkmeester van Baardwijk over zijne zaak met den kerkeraad aange sproken wordende, zou gezegd heb ben: „ik zal Goddome staan zoo lang als ik kan". De verklaring van Wouter van Baardwijk week niet zoo heel veel af van die van juffrouw van den Brande, want hij verklaarde en verzocht het zoo in het acteboek te schrijven, dat hij kerkmeester gisteren in het uit gaan van de kerk, den diaken Antonie Kuijsten over zijn zaak met den ker- SPITSBOEVEN. Door Céhadé. VI. De vier schurken zien wel, dat ze 't tegen zes politiemannen toch niet vol kunnen houden, en geven zich over. Ze krijgen de handboeien om, worden in de politieauto geduwd, daarna ook de drie jongens, en even later gaat de auto weer naar de stad terug, met de kapotte wagen op sl:ep- touw. Ze zitten tamelijk op elkaar ge pakt, maar over een kwartiertje zul ten ze er wel zijn. Flen van de politieagenten draait zich om, en zegt sarcastisch tegen Tinus: „Aangenaam kennis ie ma ken met u, mijnheer Tinus van Aem- stel, ik geloof dat wij elkaar al eens meer ontmoet hebben, is niet0 En heb je weer nieuwe kameraden aan geschaft?" Tinus wordt bleek van woede, en roept hees uit: „Wacht maar, we hebben samen nog niet afgerekend, maar dat komt wel hoor! Reken (laar maar gerust op!" „Ik vrees dat de kans op revanche je w-el ontnomen zal worden", her neemt de agent. Even later stopt de auto voor het politiebureau; de schur ken worden in verzekerde bewaring gebracht, met het vooruitzicht, dat ze straks in verhoor genomen zullen worden. Nu worden eerst de drie jon gens in verhoor genomen, en naar de logeerkamer gebracht, die vlak naast de gevangenis ligt. Vlug wordt er ge seind naar de onderweg zijnde vlieg machine. Intussen zit Tinus van Aemstel weer een nieuw plan te beramen. Hij heeft gezegd dat hij revanche zal ne men, en doen zal hij het, al zal 't nog zo lastig gaan. En waarachtig, hij heeft een plan gevonden! Hij wacht af, totdat de cipier met een hos sleutels in de ene hand, en 'n kruik water met brood in de andere hand er aan komt. Gelukig heeft men Tinus de hoeien afgedaan, zodat hij zich vrij kan be wegen. Zogauw de cipier binnen is, springt Tinus op hem toe, en grijpt hem bij de keel, waarna 'n hevige wor steling tussen beide mannen volgt. Tinus is natuurlijk sterk, en heeft alles goed doordacht. Plotseling weet hij den cipier zó te pakken, dat hij hem geheel en al in handen heeft, en enige ogenblikken later ligt de cipiei gewurgd op de grond. Vlug pakt Tinus de revolver uit de cipier zijn zak, dan de de sleutels, en loopt z'n cel uit. Tijd om de anderen te verlossen heeft hij niet, anders wordt hij zelf weer gesnapt. Vlug gaat hij naar de uitgang, en sluipt naar 't naaste gebouw, waar met grote letters „Logeren" op staat. De deur is open en hij gaat naar binnen, plotseling verbleekt hij van schrik: hij hoort voetstappen naderen. Vlug verbergt hij zich in een donkere hoek en wacht. Even later komt een politie agent met 'n presenteerblad met bo terhammen, enz. erop, en gaat naar 'n kamer toe, klopt en gaat binnen. Vlak daarop komt hij terug, en gaat weer weg. „Dat is nog goed afgelopen", denkt Tinus. Nu gaat hij zo vlug mogelijk dezelfde kamer binnen. De drie jon gens worden krijtwit, als ze Tinus zien staan. „Blijf maar kalm hoor, en hou je mondje dicht, want anders" en hij laat de jongens de revolver zien. „En nu zonder lawaai te maken door het venster naar buiten." Angstig voldoen de jongens aan het bevel, en wachten tot hun weer wat wordt gezegd. Ze zijn nu achter 't huis, en kunnen vanuit <le straat niet ge zien worden. „En nu, kom vlug mee, en probeer niet om alarm te maken of weg te lo pen, want dan schiet ik je gewoon weg neer. „De jongens komen hiervan onder de indruk, en volgen de bevelen van Tinus zo goed mogelijk op. Nu zijn ze in de stille straat gekomen, en aan het einde hiervan staal een mooie li mousine. „Vlug daarheen" zegt Ti nus." 'n Ogenblik later zijn ze er, en vlug laat Tinus de drie jongens instappen; en stapt dan zelf in, nadat hij eerst nog eens schuw heeft rondgekeken of niemand iets gezien heeft. Dan geeft hij vol gas, en een ogenblik daarna suist de auto in volle vaart naar het Noorden. Ze zijn bijna buiten de stad, als ze voor een gesloten overweg moeten wachten. „Wel verdraaid, dat er dat nu ook nog bij moet komen", schreeuwt Ti nus, en kijkt eens om. „Denk er aan dat je blijft zitten hoor!" Zo nu en dan kijkt hij nog eens om, en vijf mi nuten later is de trein voorbij, en zet de auto zich in beweging, maar tege lijkertijd smijt Dolf het portier open, springt uit de auto, terwijl hy keraad aangesproken hebbende, als toen voornoemde diaken heeft gezegd: „ik zal staan zoo lang als ik kan", maar dat hij zich verders voor het te genwoordige niet voor zeker wist te herinneren, aan welk eenen bijzonde- ren vloek hij zich bij het uitspreken van de woorden: „ik zal staan zoo lang ik kan" hadde schuldig gemaakt; ge tuigende verders meermalen gehoord te hebben, dat zich voornoemde An tonie Kuijsten aan vloeken hadde schuldig gemaakt en bereid te zijn zulks, des noods zijnde, met solem neele eeden te willen bevestigen. Zeg gende verders dat Leendert Kuijsten het op gisteren gebeurde zoo wel ge hoord te hebben als hij, doch welken, als toen van huis zijde, men daar over niet heeft kunnen hooren, enz. In deze vergadering deelden de ouderling Bastiaan de Rooij en de toe ziende diaken Arie Stam verder mede, dat zij den 15 Juni 1783 den volgen den brief hadden geschreven aan Ds. Samuel van Wesel, predikant te Waal wijk Wel Eerwaarde Heer! Antonie Kuy'sten, regeerend diaken alhier, in onze gehoudene ver gadering op den 28 Meij door ons on derhouden zijnde geworden betreffen de zekere ontmoeting van predikant en ouderling in de huisbezoekinge ten zijnen huize, heeft gelieven te zeggen, dat dewijl de predikant en wij hem hadden aangemaand, hij moest met predikanten te rade gaan, hij nu zulks ook gedaan hadde, dat zijne huisvrouw ten dien einde daags te voren en dus op den 27 Meij zich hadde vervoegd gehad ten huize van den predikant van Waalwijk, en dat U Wel Eer waarde tegens haar gezegd hadde, dat de gansche zaak maar een bagatel was; en alzoo wij, van U WelEerwaar- dens kunde en ervarenheid ten volle overtuigd, uit dien hoofde ook bijzon dere acht zouden moeten slaan op U WelEerw. gezegde of oordeel hier om trent, nemen wij de vrijheid ons bij U WelEerw. hier over te adresseeren, met vriendelijk verzoek om te mogen weten, of U WelEerw. tegens de3 dia kens huisvrouw zich in dier voege hebbe uitgelaten. Wij verzoeken hier op, kan het zijn, spoedig met eenig antwoord vereerd te worden. Inmid dels, na 's Heeren zegen over U Wel Eerw. te hebben toegewenscht, noe men wij ons met alle verschuldigde hoogachting: U WelEerw. zeer bereid willige dienaren B. H. de R o o ij, Arie Ariese Stam. Besoijen, den 15 Juny 1783. Op dezen brief kregen de schrijvers den volgenden dag (lil antwoord: Veel geachte Broederen! schreeuwt„Kom mee, Piet en Rob", en rent weer terug naar de kant van waar ze gekomen zijn. Piet en Rob zien 't en willen ook naar buiten, maar het gaat niet. want de auto heeft reeds een snelheid van 70 K.M., zo dat er uit springen dwaasheid zou zijn. Ook Tinus heeft Dolf zien ontsnap pen, en hij voelt onwillekeurig wat eerbied voor de durf van dat jong mens. Terugrijden doet hij niet meer, want van de tien kansen negen, dat er elk ogenblik een politieauto kan ko men, om hem weer in te pikken. In razend tempo gaat de auto over de weg, en telkens kijkt Tinus in 'l spie geltje of er nog niets te zien is. 't Is nu acht uur, en het wordt al wat drukker op de weg, maar Tinus weet een politieauto uit alle andere te onderscheiden, en tot nu toe heeft hij nog geen reden om zich ernstig be zorgd te maken. Nu komt het dorpje Calo in zicht, en Tinus doet er nog 'n 10 kilometer bij, zodat de jongens een benauwd gezicht trekken, als ze met zo'n snelheid over (le weg razen. Buiten het dorp wordt gauw ge tankt, en zo gauw de tank vol is, spurten ze weer verder. Om half tien zijn ze in Waroni, ook daar zijn ze zó doorheen, en nu komt de auto op een hobbelige straatweg, maar toch ver mindert Tinus de snelheid niet. De twee vrienden z'tten samen te praten over Dolf, en van een kant zijn ze vrese'ijk jaloers op hem. Geen won der ookHij is tenminste al vrij, ter wijl zij hier nog altijd in handen van die schurk zijn. Plotseling vermindert de auto vaart, en draait de smalle zijweg in. „Wat gaat ie nou beginnen?" vraagt Rob nieuwsgierig. „Zul je wel zien, jongeman", ant woordt Tinus, die hem verstaan heeft, en een triomfantelijk lachje speelt om z'n lippen. Nu komen ze midden in een dichtbegroeid dennenbos, waar het paadje nog steeds doorloopt. Dan stopt de auto plotsehng. Tinus stapt uit en kijkt voorzichtig rond. „Nie mand te zien", mompelt hij verge noegd. Nu loopt hij naar 't achtereind van de wagen en haalt er het nummer welke U overdag kwelt en 's nachts belet te slapen. Stop dien hoest direct, maar bedenk dat die hardnekkige hoest-buien alleen maar kannen worden verdreven door een krachtig en doeltreffend werkend mid del: de nieuwe verstèrkte Abdijsiroop. Abdijsiroop is vanouds een natuurlijk kruiden- middel, bereid uit oude beproefde geneeskruiden, welker verrassende werking op aandoeningen der ademhalings-organen wordt erkend en geroemd. Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwingen- de stof welke er bestaat, namelijk de „codeine". De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop ver- eenigt dus nu in zich de zachte maar grondige werking der geneeskruiden en de snelle zeer krachtige werking der codeïne en daarom noemt men Abdijsiroop: ,,'s Wereld3 béste Hoest-siroop". Ter beantwoording van U WelE. vrage, in uwe missive op gisteren aan mij gedaan, of de huisvrouw van A n- tonie Kuysten, regeerend diaken te Besoijen, op den 27 Meij ten mijnen huize zoude geweest zijn, en ik haar zoude gezegd hebben, dat de gansche zaak, waarover de Eerw. kerkeraad van Besoijen haar man onderhouden heeft, maar een bagatel was, dient, dat dit gezegde van de voornoemde huisvrouw geheel verdicht en bezijden de waarheid is, nadien ik haar ten mijnen huize op dien tijd niet gezien, veel minder over deze zaak in of bui ten mijn huis nooit gesproken heb. Hiermede aan U WelE. verzoek mee- nende voldaan te hebben, blijve na toebidding van Gods zegen, met ach ting: Veel geachte Broederen, U WelEd. Dienaar Samuel van Wesel. Waalwijk, den 16 Juny 1783. Na voorlezing van beide bovenaan gehaalde brieven, werd de regeerende diaken Antonie Kuijsten, die een oogenblik had buiten gestaan, weder binnengeroepen en hem o.a. de vol gende punten van bezwaar voorge houden 1. De ergernis, die hij meermalen door zijn oneerbiedig en onbetamelijk af. Daarna kijkt hij nauwkeurig op de grond, en schopt tenslotte met zijn voelen tegen een klein stenen paaltje. Dan loopt hij zeven passen links zij waarts, dan drie voorwaarts, en staat dan stil. Daarna duwt hij een struikje opzij, ook wat gras, en dan komt een knopje te voorschijn. Hij drukt er op. Drie maal kort en éénmaal lang. Vijf minuten later gebeurt er iets vreemds: Een stuk grond van 2 bij 6 meter be gint te bewegen, en gaat automatisch overeind staan. (Wordt vervolgd.) OPLOSSINGEN VAN DE VORIGE WEEK. Wie kaatst moet den bal verwachten. Kanaal, moord, weerstand, kaste lein, veldwachter, biet. In troebel water is het goed vissehen. Noteeren, inboedel, voetbalveld, scheiding, worst, schoen. Iedere gek heeft zijn gebrek. Heft, genegen, breekijzer, dijk, dief. Krakende wagens lopen het langst. Spoorwagen, korenaren, kantelen, slang, hand. NIEUWE RAADSELS. Het geheel vormt een spreekwoord van 5 woorden of 26 letters. 20, 25, 9, 21, 4, 17, 17, 18 legeroverste. 11, 14, 6, 16, 7 krachtige wind. 12, 15, 5, 2, *16, 23, 22 verleiden. 24, 13, 1, 23, 26 een getal. 20,- 3, 8, 19 stadje in Zeeland. 20, 10, 19, 11, 15, 9 doet missen. Het geheel vormt een spreekwoord van 7 woorden of 29 letters. 23, 4, 24, 7, 12, 29, 18. 20, 1 waarin wij wonen. 12, 19, 28, 24, 16, 25, 13 geheime opgave. 5, 9, 22, 18, 6, 8, 3. 25, 8, 17, 14, 10, 12 landsregering. 13, 2, 7, 14, 27 verscheurend dier. 16, 6, 12, 18, 26, 24 ligt aan de zee. 21, 3. 11. 15, 8 vergissing. Verlaagde prijzenf 0.75, f 1.25, f 2.-, f 3.50 p. flacon

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1937 | | pagina 5