ÜESCHIEDPIS DEE HEEV. HEEK TE BESODEN
Moed op de verkeerde plaais.
Zaterdag 26 Juni 1937. No. 52
De Echo van het
Zuiden.
Tweede Blad.
Wil-men
geheel op de hoogte zijn
van hetgeen in Waalwijk,
de Langstraat en omgeving
geschiedt?
Wil men
uitvoerige raadsvcrslagen,
berichten, beschrijvingen
uit Waalwijk en de plaat
sen uit de Langstraat?
Zoo ja
dan abonneere men zich op
„De Echo van het Zuiden",
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
LVIII.
Het belioelt nauwelijks gezegd te
worden en de lezer zal het uit voor
gaande opstellen al wel vermoed heb
ben, dat het tijdvak van 1778 lot 1787
een veelbewogen periode uit de ge
schiedenis van Besoijen is geweest,
zoowel op kerkelijk als maatschappe
lijk gebied. De politieke vijandschap
tusschen den schout Gerardus van de
W erken en den predikant Pieter Wil
lem Leemans met hunne aanhangers
legde in hoofdzaak den grondslag tot
het van lieverlede ontstaan en aan
groeien van twee elkander vinnig be
strijdende partijen: de Prinsgezinden
en de Patriotten. Sommige ingezetenen
kozen de partij der Patriotten en an
dere die van tien Prins of Stadhouder
Willem V. Maar de lezer mecne nu
niet, dat er kon gesproken worden van
een kerkelijke en anti-kerkelijke par-
üj. Volstrekt niet. Het waren twee uit
de nieuwere ideeën ontstane politieke
partijschappen die met de kerk eigen
lijk niets hadden uit te staan. Zelfs
het college der schepenen en burge-
meesters hoewel geheel Hervormd
was in twee vijandelijke kampen
verdeeld. Ook mag veilig beweerd
\norden, dat de Besoijensche Roomsch-
Katholieken, even zoowel als die van
Waalwijk, meerendeels de partij kozen
der Patriotten, en dal was gelijk
ik vroeger reed^ opmerkte heel
natuurlijk. Ook de Roomschen voel
den zich, vooral op maatschappelijk
gebied, achteruitgesteld en hoopten
hun politieken en kerkdijken toestand
door regeeringsverandering verbeterd
te zien. De Patriotten kwamen te Be
soijen al vrij spoedig in de meerder
heid en vormden een niet geringe
macht, daarin meermalen gesteund of
gestijfd door de Overheid: de Staten
van Holland en West-Friesland, die
den Stadhouder veelal niet gunstig ge-
zinu waren. De officieren, die toen te
Besoijen gevestigd waren. o.a. de ka
piteins Floris Dominions van der
Putt, Jan Frederik van der Poll en
Hendrik Gerard van der Putt, waren*
natuurlijk krachtens hun ambt vurige
aanhangers van den Prins.
Wegens den overstelpend grooten
overvloed van mij ten dienste staande
historische gegevens brieven, re-
nes ten, resolutien e.a., die vaak met
elkander in strijd zijn is het mij
soms heel moeilijk een juisten kijk op
de voornaamste gebeurtenissen van
dien onrustigen tijd te verkrijgen, en
men kan zoo gemakkelijk mistasten,
wanneer men de handelingen der
toenmalige ingezetenen en de drijf-
veeren daartoe zóó wil weergeven, dat
aan de waarheid niet te kort wordt
gedaan. Het is o.a. zeer moeilijk te
bepalen, wat voor soort menschen b.v.
de schout van der Wcrkeif, de predi
kant Leemans en de secretaris van der
Schaut, om slechts die drie perso
nen te noemen nu eigenlijk waren
en welke bijzondere karaktertrekken
zij vertoonden. Over het algemeen kan
niet gezegd worden, dat beginselvast
heid hun voornaamste deugd was.
Somwijlen lijkt het, dat de twee eerst-
genoemden, ondanks hunne vijand
schap, toch weer in sommige punten
overeenstemden en dan weder heftig
tegen elkaar gekant waren, terwijl de
secretaris van der Schaut, vermoede
lijk door zijn ambt, nu eens overhelde
naar de eene en dan weder naar de
andere partij. De meeste vastheid van
karakter bezat wel Ds. Leemans, die
tot het einde toe een vurig en heftig
•Patriot bleef, hoewel niet altijd in den
goeden zin van het woord en daarom
ook zijn herderlijk ambt in 1787
moest prijsgeven.
Ik wil beproeven in den desolaten
warboel, die in dien woeligen tijd te
Besoijen heerschte, eenig inzicht te
geven en daarover tevens wat meer
licht te verspreiden en hoop mij daar
bij zooveel mogelijk aan de waarheid
te houden. Hierbij moet al dadelijk één
voornaam punt op den voorgrond ge
steld worden: de toenemende drang
der bewoners om te trachten kerke
lijke en burgerlijke zaken, die veelal
dnoreenliepen, van elkander te schei
den en zoo een meer zuiveren toestand
in „kerk" en „staat" te verkrijgen. Dat
hierbij vaak baldadigheden en andere
buitensporigheden werden gepleegd,
is gemakkelijk te begrijpen in een lijd,
toen de nieuwere ideeën, hoewel niet
weinig vertroebeld of vervalscht, onder
het volk meer en meer begonnen veld
te winnen en botsingen moesten ver
oorzaken.
In Januari en begin Februari 1781
had de dorpsregeering eenige aanplak
biljetten (placaten, publicatien, resolu-
iien e.a., zoowel van den Souverein als
van het Besoijensche gerecht) door den
schoolmeester Johannes Colthoff ten
gerieve van het publiek in of op het
afficatiebord of aanplakbord doen aan
plakken. De inhoud dier papieren
schijnt niel naar den zin van sommige
Besoijenaren te zijn geweest, want in
den avond of nacht van den tweeden
of derden Februari hadden somm'ge
kwaadaardige menschen hun niet ont
zien de stoutheid te durven gebruiken
omme die placaten enz. met kwaad-
aai digheid daarvan af te scheuren, al
les ten af front e en beleediging van
den gerechte. Ondanks alle nasporin
gen bleven de daders onbekendzij la
gen of> het kerkhof., In hunne vergade
ring van 9 Februari 1781 werd toen
door schout en schepenen besloten een
nieuw bord te laten maken met een
gesloten raampje daarvoor en van
binnen gevlochten of met spijltjes van
koper- of ijzerdraad, terwijl de sleutel
daarvan bij den secretaris of school
meester zou moeten blijven berusten.
Eenige weken later werden andere
baldadigheden gepleegd, die strijdig
waren met de placaten van de Staten
\an Holland en West-Friesland en met
de publicatien van den baljuw van de
hooge vierschaar te Dordrecht. Die
„stoutigheid" bestond hierin, dat ee-
door
CARLY VOS.
Wekenlang hadden de jongens uit
de Hoogstraat zich op de lente ver
heugd minder om het uitlopen dei-
bomen, dan wel omdat dan het open-
1 lichtbad weer geopend zou worden.
Dat openluchtbad lag in de rivier,
waar voor de minder goede zwem
mers een stuk was afgepaald, waar
het water vrij ondiep was, terwijl de
goede zwemmers een flink eind weg
konden gaan. Een gewoon overdekt
zwembad had het stadje niet. De win
ter had dit jaar veel te lang naar hun
zin geduurd en de jongens snakten
naar het water. Gelukkig, nog een
paar dagen, dan werd het seizoen ge
opend en tenslotte stond de bewus
te dag voor de deur.
Er waren natuurlijk in het stadje
niet alleen jongens uit de Hoogstraat,
die van water en zwemmen hielden,
o neen, verre van dat, maar de jon
gens uit de Hoogstraat konden c* 11 e -
maal bijzonder goed met elkaar op
schieten en hadden dan ook een
zwemclub gevormd, terwijl al de le
den van de club, groot en klein, uit
stekende zwemmers waren. De club
heette ,.I)e Watervlooien". Als zij ge
zwommen hadden, deden zij aan de-
kant allerlei spelletjes en verdrever.
op die manier in de zon spelende, de
tijd. Alleen de badmeester van de
zweminrichting had niet veel met „De
Watervlooien" op, niet omdat de jon
gens dingen deden, die niet door de
beugel konden, maar zij waren zo
rumoerig en ook wel een beetje te
nige baldadige en brooddronken lie
den van verschillenden leeftijd al
meermalen op Zondag, vlak bij de
kerk en onder den predikdienst, met
de grootste luidruchtigheid met bal
len, steenen en andere spullen hadden
geschoten (balspel), zeer tot ergernis
van de kerkbezoekers, tot ontheiliging
van den openbaren eeredienst en ook
tot schade van het kerkgebouw zelf,
want al menige bal was door de kerk
ramen heen gevlogen. Een klacht hier
over, door Ds. Leemans den 26 Maart
1781 bij schout en gerechten inge
diend, had lot gevolg, dat van nu
voortaan een boete van 3 gulden zou
gesteld worden op hen, die zich des
Zondags op de openbare straat weder
aan dat euvel zouden schuldig maken.
Ruim een jaar later, n.l. den 15
April 1782, hadden schepenen van
Besoijen ook in verband met de
weifelende houding van den'schoul
een lastiger, ingrijpender en meer
politieke affaire te beslechten. Tot nog
toe was het innen der verschillende
verpondingen of belastingen, o.a. de
zoogenaamde halve of extra-ordinaire
verponding, rustig verloopen, zonder
dat iemand daarop ernstige of gegron
de aanmerkingen had gemaakt. Tot
goed begrip van het eigenlijke wezen
dier voormalige belastingen moet hier
vermeld worden, dat met extra-ordi
naire verponding bedoeld werden de
opcenten op de gewone belastingen op
landerijen en huizen, die in den vorm
van honderdsten, tweehonderdsten en
duizendsten penning werden geïnd.
Bedroeg bijvoorbeeld de waarde van
iemands bezit aan landerijen en hui
zen 6000 gulden, dan bracht de
100ste penning daarvan aan belas
ting op 60 gulden (1 procent), de 200-
sie pennning 30 galden (1/2 procent)
en de 1000-ste penning 6 gulden (1/10
procent). Evenzoo werden de repara
tion aan den toren en de pastorie (pre
dikantshuis) en sommige aan de kerk
doorgaans door het dorp of de bur
gerlijke gemeente betaald. Tegen of
betreffende die gebruiken begon om
streeks dezen tijd onder de eigenaars
van landerijen of ingelanden eenige
agitatie te ontstaan.
Destijds was procureur voor het
Besoijensche gerecht zekere Franqois
ven de Werkenwonende te Waal-
vi.jk ongetwijfeld 'n bloedverwant van
den schout Gerardus van de Werken.
Deze procureur verbond zich met Cor
nells Crielaers, eveneens ingezetene
van Waalwijk en grondeigenaar te Be
soijen, om uit hun eigen naam en uit
.naam van vele andere gelandens (ver
moedelijk opgestookt door den schout
van de Werkenpogingen in 't werk
te stellen, om eenige quasi-misstan-
den, die volgens hen te Besoijen in
politiek opzicht bestonden, uit den
w;eg te ruimen. Daartoe schreven zij
den 15 April 1782 een zeer brutalen
brief aan schout en schepenen van
Besoijen, daarin op de onhebbelijkste
manier dringend verzoekende, ja, ei-
schende in de eerste plaats: de ver
pachting of besteding van de meer»
malen genoemde extra-ordinaire ver
ponding -die naar hun oordeel, als
strijdig met de resolutie van Gecom
mitteerde Raden van 31 October 1771,
onwettig was geschied opnieuw en
beter te verpachten, en ten tweede:
om voortaan geen gelden meer uit de
waaghalzig. Ze gingen wel eens ver
der met zwemmen, dan de grens, die
gesteld was.
Toen echter de dag van de opening
was aangebroken, gelukkig gebeurde
dit op Zaterdagmiddag, trad al dade
lijk de club „De Watervlooien" uit de
Hoogstraat aan. En hoewel het weken
achter elkaar geregend had, bleek de
zon het nu toch echt te gaan menen,
en scheen zelfs warm op het water,
dat natuurlijk nog lang niet op de
goede temperatuur was.
Nadat zij bij de kleedhokjes waren
aangekomen, werden de kleren voor
ile badpakken verwisseld en al spoe
dig stonden de leden van de club naast
elkaar op de kant, om met een „een,
twee drie" allemaal tegelijk in het
water te springen. Brrr! wat was het
water koud, nauwelijks 17°, maar
heerlijk was het toch. Later, als het
wat verder in de zomer zou zijn, werd
het water lauw en was de sport lang
zoo inspannend en verfrissend niet
meer, want dan steeg de temperatuur
soms tot 23°.
Enkele van de jongens bevroren
bijna en liepen met „kippetjesvel"
rond, wat de lachlust van de anderen
opwekte. Maar het was ook geen won
der. want een lichaam, dat na lange
lijd voor het eerst weer aan lucht en
water wordt blootgesteld, moet zich
eerst aan de verandering gewennen.
Daarom vermaande de badmeester de
watervlooien zich weer te gaan aan
kleden, maar natuurlijk werd deze
goede raad in de wind geslagen.
„Wij zullen heus niet bevriezen",
riepen zij tegen hem.
dorpskas toe te staan, dienende tot
reparation aan de kerk en de pastorie,
maar die betalingen voortaan aan het
kerkbestuur over te laten.
In de daarop gehouden vergadering
van de dorpsregeering van 19 April
'782 waar tegenwoordig waren de
schout van de Werken, de schepenen
Bastiaan Hendrikse de Rooij (presi
dent), Johannes Calthoff, Denis Kop
pen, Willem Hagen, Hendrik Massig-
non en Leendert Kuijstenen de se
cretaris van der Schaut werd be
sloten aan den secretaris op te dragen
den onbeschoften brief van de gelan
dens behoorlijk te beantwoorden. De
secretaris vermeldde daarbij, dat
schepenen met bevreemding en ver
ontwaardiging het schrijven der ge
landens hadden gelezen, dat het die
schrijvers niet voegde met bedreigin
gen aan te komen en vooral niet
iemand als de procureur van de
Werken, die zijn ambt misbruikte
om schepenen van Besoijen te
dwarsboomen, en eindelijk dat, wan
nier de gelandens bezwaren hadden
legen het regeeringsbeleid van het
dorpsbestuur, het hun vrijstond daar
over te klagen, maar dan op een fat
soenlijke manier, enz.
Voordat deze brief geschreven en
aan de vergadering voorgelezen was,
had de schout, die op hoogen toon had
te verstaan gegeven dat hij het vol
komen eens was met de gelandens en
zich dus tegen schepenen opposeerde,
de vergadering verlaten en dus niet
heel dapper de plaat gepoetst.
In hunne ontsteltenis daarover, die
later tot verontwaardiging aangroeide,
besloten schepenen, na in den loop van
Mei eenige onderlinge besprekingen
gtvoerd te hebben, 'n uitvoerig schrij
ven te richten tot den ambachtsheer
en de ambachtsvrouw. Dit schrijven,
d.d. 5 Juni 1782, hetwelk den toen-
maligen dorpstoestand tamelijk zuiver
weergeeft, luidde aldus:
HoogEdele Gestrenge Heer en
HoogWelgeboren Vrouwe,
Wij vinden ons verplicht ter ken-
nisse van Uw Hooggeb. te brengen de
onaangename ontmoetingen, die ons
in onze qualiteit als schepenen van
Uw Hooggeborens heerlijkheid zijn we
dervaren. Zekere van de Werken,
althans nog procureur van Besoijen,
en Cornells Crielaers, (zeggende ge
last te zijn van verscheidene ingelan
den) hebben op den 15 April dezes
jaars ons eenen brief toegezonden,
waarvan wij de eer hebben een copie
hier nevens te voegen. En alzoo wij
begrepen, dat zoodanige manier van
schrijven strijdig was aan ons karak
ter als schepenen, hebben wij geoor
deeld den zeiven in dier voegen te
moeten beantwoorden, als Uw Hoog
geborens uit de bijgevoegde copie zien
zullen door ons gedaan te zijn. Die
briefschrijvers hebben hierop tot nog
toe niets verder gedaan, en wij ver
wachten ook, dat zij ons wel verder
ongemoeid zullen laten en overtuigd
zullen zijn of worden, dat wij niets
gedaan hebben, als dat wjj hebben
kunnen en mogen doen. Ondertus-
schen is het voor ons verdrietig dat
de heer schout van de Werken zich
van ons onttrekt en ééne lijn trekt
met die ons trachten in moeilijkheden
in te wikkelen, zooals hij in dit geval
„Neen?" vroeg hij, „nu jullie staan
anders te bibberen als een juffers
hondje! En die kleine daar heeft hele
maal blauwe lippen van de kou! Voor
uit aankleeden!"
Dat hielp wel iets, maar de meesten
besloten toch nogmaals in het water
te gaan. Bah, ze waren toch zeker niet
van suikergoed, dat zij in hel water
zouden smelten? Zij waren geen pap
potkinderen. hoor, zij hielden het heus
in het water wel uit! Neen, zij waren
allemaal even moedig.... echte hel
den!
En moedig noemde lange Piet zijn
inval ook, toen hij de anderen voorstel
de: „laten wij de rivier overzwemmen
naar de andere kant. een wedstrijd
natuurlijk. Wie het eerst weer terug,
is, krijgt de titel „koning der water
vlooien
Nu, dat plan viel in goede aarde.
verklaard heeft het te houden met de
briefschrijvers en onze vergadering
verlaten heeft. Waarom wij de vrijheid
nemen Uw Hooggeborens bij dezen
nederig te verzoeken, dat het Uw
Hooggeb. gunstig behagen mag den
voornoemden schout van de Werken
te vermanen en recommandeeren om
de belangen Uwer HoogEd. en Wel-
geb. heerlijkheid Besoijen meer gade
te slaan en met de regenten eendrach
tig te werk te gaan, zonder met die
genen, welke ruzie en oneenigheid
met de ingezetenen en geërfdens te
gen regenten zoeken te verwekken,
aan te spannen. 2) En bizonderlijk dat
hij op het ontfangen van brieven of
resolutien en de placaten, de regee
ring van Besoijen concerneerende,
aanstonds vergadering moet beleggen
en die ingekomen brieven of resolu
tien aan de vergadering communi
ceren en ter secretarije laten berus
ten, en met dezelve daarop resolvee-
ren, en dat hij ook alle andere verga
deringen moet bijwonen en alle voor
komende zaken helpen arresteeren.
Edoch bij al dien zulks niet wel bij
kunne brengen, hetzelve overlaten
hetzij aan den secretaris, president
schepen of iemand anders uit den ge
rechte, die zoodanige placaten, reso
lutien etc. op 't beleggen der vergade
ringen zal communiceeren.
Wij bevelen ons in Uwer Hoogge
borens gunstige protextie en -noemen
ons met alle submissie en veneratie:
Uwer HoogEd. en Welgeb. gehoor
zame en onderdanige dienaren, sche
penen der heerlijkheid Besoijen 3).
Besoijen, 5 Junij 1782.
Aanteekeningen
li De familie van der Putt bewoonde
of be/at in eigendom, van ongeveer 1760
lol ongeveer 1832, hel huis vroeger in
den volksmond de oude Jodenkerk ge
noemd en staande op de plaats, waar
thans de heer Broos, hoofd der Roomsch-
Katholieke jongensschool, woont. In mij
ne jeugd, n.l. den 8 Juli 1879, is dat oude
en eertijds soliede gebouw, naar welks
bovenwoningen een steenen buitenhoek-
trap toegang verleende, afgebrand. Het
werd toen bewoond door 7 gezinnen en
was sedert 1833 het eigendom van de
familie Klerkx. Eenige jaren geleden heb
ik beproefd, voor zoover mijne herinne
ringen konden teruggaan, er eene pen-
tcekening van te maken en die toege
zonden aan de familie van der Putt te
Eindhoven, die van bovengnoemden of
ficier Floris Dominions van der Putt af
stamt.
2). Aan te spannen beteekent samen
te spannen.
3). Wij herinneren den lezer er aan,
dat de toenmalige ambachtsheer en
ambachtsvrouw waren: Louis Theódoor
baron Foreslier d'Orges en Paulina Ma
ria C.onstantia I.e keu de Wilhem, die
ook Heer en Vrouwe van Waalwijk wa
ren.
Alleen cén van de jongens, Paul
Brinkman, vertrok zijn gezicht. Hij
had reeds al die tijd, gekleed naar de
pret staan kijken en vaak gezucht, dat
bij niet mee kon doen. Maar hij had
drie weken geleden zijn linkerarm ge
broken en liep er nog mee in het ver
band, zodat er van zwemmen niets ko
men kon. Waarschuwend verhief hij
zijn stem en zei: „Jongens, de rivier
is veel te breed! En daarbij kunnen
jullie aan de andere kant niet uitrus
ten, omdat de fabrieksmuur te hoog
i's, om overheen te klimmen, en je kunt
er nergens een houvast vinden!"
„Ik ben het vorige jaar vier maal
heen en weer gezwommen", zei lange
Piet
„En ik achtmaal!"
(Wordt vervolgt.)
Oplossingen van vorige week.
Uurwerk, hagedis, in, aanvang, Ne
derland.
Een kinderhand is gauw gevuld.
NIEUWE RAADSELS.
Twee vaders en twee zonen waren
samen op jacht gegaan en toen ze de
buit bij elkaar hadden, zagen ze dat ze
tesamen drie hazen hadden geschoten.
Toen het echter er op aankwam de
buit te verdelen, gingen ze toch ieder
met een haas naar huis toe. Ra, ra, hoe
kan dat?
Zeer velen hebben schrik voor mij
en om mij dikwijls zorgen.
Eenieder wenst me wel te zien.
Maar 'k blijf voor elk verborgen.