GESCHIEDENIS DER flEKV. KERK TE BESOIIEN
mm
ABDIJSIROOP
nrrnrf
Zaterdag 3 Januari 1938 No. 8
Stop dien hoest
AKKER's versièrkie
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
LXX.
In de korte jaren, gedurende welke
Ds. Mörser op zoo voortreffelijke wij
ze het Evangelie te Besoijen verkon-
-r digde, kwamen aldaar onderscheide-
ne belangrijke zaken tot stand: een
bewijs, uat de Hervormde inwoners
van Besoijen van dien tijd nog wel iets
beters wisten te doen dan alleen poli
tieke twisten uit te vechten. In den
loop van 1790 werden, op last van de
dorpsregeering en ten overstaan van
de kerkmeesters Jan Baptist Caerels
en Jan Hagen, door den Waalwijk-
schen timmerman Adrianus Broers-
hart, als dorpstimmerman van Besoij
en, de allernoodigste reparaties aan
de erg vervallen predikantspastorie
opgenomen en werd tevens door hem
den 8 Juli 1790 een bestek daarvan
gemaakt. De reparatiekosten zouden
ongeveer 600 gulden moeten bedragen,
tot welker voldoening de kerkekas
toen niet bij machte was. Daarom
werd door de dorpsautoriteiten beslo
ten voor „ditmaal" gelijk zij het
vroeger wel eens meer hadden gedaan
die reparatiekosten voor hunne re.
kening te nemen, op voorwaarde dat
de kerk die herstellingskosten in de
toekomst zelve zou betalen. Alzoo
werden de dringendste reparatiën aan
de kerk verricht. Jammer was hei
evenwel, dat toen ook niet de noodige
zorg aan het pastoriedak werd be
steed en dat men, in plaats van een
rieten of strooien bedekking, geen
pannen dak wist te bekostigen. Daar
aan was het toe te schrijven, dat een
vijftigtal jaren later, nl. in 1840, de
heele pastorie eene prooi der vlam
men werd, gelijk we te gelegener tijd
zullen zien. Op bijgaande penteeke-
ning, door mijn kleinzoon Hein van
der Hammen te Goes voor mij naar
eene aquarel van H. J. Reepmaker ge
maakt, ziet men o.a. de Besoijensche
pastorie, zooals die in 1812 gas en ook
in 1790, maar in beteren toestand, is
geweest.
Een andere groote verandering was
het verbouwen der oude grafkapel ot
„choor" tot een raad- of rechthuis in
1790 en 1791, welke grafkapel tegen
't midden van den Noordelijken kerk
muur was aangebouwd. Tot 1790 toe
had men het rechthuis te Besoijen
steeds in de een of andere herberg,
o.a. bij Pieter van der Lee, gehouden,
waarvoor dan jaarlijks door het dorp
een bepaalde som aan huur werd be
taald. Al meermalen waren in de ver
gaderingen van schout en schepenen
stemmen opgegaan, om een eigen
raadhuis aan te schaffen. Die plan
nen waren evenwel steeds afgestuit op
de betrekkelijk hooge kosten daaraan
verbonden, want Besoijen was geen
rijke gemeente. Ook de toenmalige
ambachtsheer van Besoijen Louis
Theodore Forestier d'Orges, gehuwd
met Pauline Marie Constance Le Leu
de Wilhem, was ,uit den aard der
zaak van die voornemens op de hoog
te. Gelijk ik meermalen in voorgaande
opstellen heb vermeld, behoorde die
oude vervallen grafkapel, gebouwd
vóór 1687, aan de Besoijensche am-
bachtsheeren- Nu stelden in den loop
van 1790 genoemde ambachtsheer en
ambachtsvrouw aan schout en sche
penen voor, dat zij gaarne van die
grafkapel of dat „choor" afstand zou
den willen doen ten behoeve der ge
meente, indien het dorp dan dat acht
kante gebouw zou willen laten ver
bouwen tot een recht- of raadhuis. Na
eenige opnemingen en beraadslagin
gen werd het aanbod van den am
bachtsheer aanvaard. Een gevolg
daarvan was, dat genoemde „Heer" en
II
PASTOR I-
„Vrouwe" den 11 December 1790 die
aloude kapel met den garfkelder aan
de gemeente ten geschenke gaven en
daarvan afstand deden. De acte van
afstand luidde aldus: Wij Louis Théo-
dore F orestier, heere van Besofjen,
etc. etc., als in huwelijk hebbende
vrouwe Pauline Marie Constance Le
Leu de Wilhem, ambagtsvrouwe der
gemelde heerlijkheid, etc. etc., doen
te weten, dat wij bij dezen afstaan en
overgeven aan en ten behoeve van
onze voorzeide ambagtsheerlijkheid en
gemeente Besoijen ons choor met den
graftkelder daar onder, en wat daar
aan dependeert, staande vast aan de
Noordzijde van de kerk van Besoijen
voornoemd, mits dat schout en regen
ten dat choor in ordre doen brengen
en optimmeren tot een dorps Raad
of Rechthuis, ten einde daarop voort
aan alle gerechtsvergaderingen te hou
den. Aldus gegeven onder onze naam-
teekening en zegel te Lausanne den
11 December 1790. (Geteekend: L. F.
Forester Heere van Besoijen).
Uit een aan bovenstaande af stands-
acte vastgehechten begeleidenden brief
van G. Chrystie, rentmeester en zaak
gelastigde van den Besoijenschen am
bachtsheer, wonende te Breda, d.d. 22
December 1790, blijkt o.a. dat deze te
gelegener tijd naar Besoijen hoopte te
komen, om tegenwoordig te zijn, wan
neer de eertijds in den grafkelder bij
gezette lijkkisten zouden worden weg
geruimd en de menschelijke resten
daarin aanwezig, zouden worden over
gebracht in 'n klein eikenhouten kist
je, dat dan zou moeten begraven wor
den onder den kelderbodem.
Den 31 Maart 1791 werd door de
dorpsregeering besloten, om de aan
besteding van het verbouwen van het
„choor" te doen geschieden op 23
April a.s. Op dien datum werd door
de burgemeesters Wouter van Baard
wijk en Peter van der Hoeven „ten
„overstaan van schout en schepenen
„publiek en voor alleman aan den
„minsten aannemer aanbesteed eene
„groote verandering en reparatie aan
,,'t choor, staande vast aan de noord
zijde van de kerk te Besoijen, tot een
„dorps-raadhuis". Dat aanbesteden
ging toen eenigszins anders dan tegen
woordig. Het laagst werd ingeschre
ven door Adrianus Broershart en wel
voor 1650 gulden, waarvan hij onge-
veer 1/2 procent of 7 gulden 10 stui
vers trekgeld genoot- Nu zou men al
licht denken, dat hij ook aannemer
van het werk was. Dat was toch niet
het gevalnog a^n anderen werd eeni
ge kans gegeven. De laagste inschrij
vingssom van 1650 gulden werd ver
minderd tot op 1000 gulden en dat be
drag bij opbod opgehangen en opge-
mijnd tot op 1620 gulden. De „mijn-
der" was Laurens van Ileijst, timmer
man te Waalwijk, die dus aannemer
was voor 1620 gulden en tot borgen
stelde Herman Dammens en Jan Pan
nenbakker. Om een gedeelte der kos
ten te dekken, werd door het dorp o.a.
eene leening van duizend gulden a
3% gesloten bij Philibert Couwen-
bergh te Diessen bij Hilvarenbeek.
Wijl het verbouwen der grafkapel
ook een kerkelijk belang was, ben ik
verplicht daaromtrent eenige nadere
bijzonderheden mede te deelen. Vóór
1790 kon men van de kerk uit langs
een steenen trap in den grafkelder ko
men en tevens door twee deuren op 't
„koor". Die trap moest, volgens het
bestek, weggebroken, het daardoor
ontstane „gat" met rood zand aange
vuld en verder dichtgemetseld worden
met een steenen muur ter dikte van
den kerkmuur en ter hoogte van den
koorvloer, terwijl de beide toegangs
deuren van de kerk naar het koor „in
de sponningen" moesten worden vast-
gespijkerd en aan den binnenkant
„verdubbeld" met 3/4 duim dikke
vurenhouten deelen. Daar tegenaan,
n.l. aan de binnenzijde van het koor,
moest een boekenkast worden getim
merd ten dienste van de dorpsregee-
ling. Daar naast moest de ingang van
een W C. of privaat gemaakt worden,
welk privaat buiten tegen de kerk en
het koor moest worden vastgemetseld
worden Boekenkast en privaat be
vonden zich in den zuidwestelijken
hoek van het nieuwe raadhuis.
Aan de Oostelijke zijde van de graf
kapel, tegen den kerkmuur, moest een
portaal worden gemetseld, lang 13 voe
ten, breed 6 voeten en ter hoogte van
de kerkdakpannen. Te dien einde
moest één der kerkramen dichtgemet
seld en 10 voeten Oostwaarts ver
plaatst worden. In dat portaal moes
ten een buitendeur en een raam wor
den aangebracht, terwijl van uit dat
portaal, een keldertrap, leidende naar
den grafkelder, moest komen, ter diep
te van 10 treden en ter breedte van
den portaalgang. Over die trap moest
een luik bevestigd worden, voorzien
van een ijzeren ring. Vervolgens moest
een niuwe stoep, om op het portaal
te komen, Oostwaarts van dat portaal
aangelegd worden, waarin de aan
nemer 4 hardsteenen dorpels moest
leggen, zwaar 8 a 12 duim en lang 5
voet. Deze dorpels moesten 1/2 steen
in den kerkmuur worden ingehakt of
ingewerkt. Aan het einde van het por
taal moest een deur komen, om het
koor te bereiken, en de vloer van het
koor moest 2 duim opgehoogd worden.
De gansche achtkante koepel of kap
boven het koor, die totaal versleten
was, moest afgebroken en daarvoor in
de plaats een nieuwe kap getimmerd
en daaronder een geheel nieuwe zol
der gelegd worden. Voor die koepel of
kap had men de timmerman van
dezen tijd kan zijn hart ophalen aan
bijgaande oude vaktermen de vol
gende materialen noodig:
a. 8 grynen kapstijlen, lang circa
12 voet;
b. 4 dito balken, lang 13y2 voet;
c. 8 dito korbeels, lang 5 voet;
d. 8 eiken gordingen, lang 6 voet;
e. 8 dito gordingen, lang 4 voet;
f. 8 dito gordingen, lang 2y2 voet;
g. 8 dito blokkeels, lang \y2 voet;
h. 8 dito spruitstylen, lang l]/2
voet;
i. 8 dito steekschooren, lang 2 voet;
k. 8 dito platen, lang 9y voet;
1. 8 dito platen, lang 8 voet;
m. 8 dito koppelplaten, lang 2]/2
voet;
welke U overdag kwelt en 's nachts belet
te slapen. Stop dien hoest direct, maar
bedenk dat die hardnekkige hoest-buien
alleen maar kunnen worden verdreven door
een krachtig en doeltreffend werkend mid
delde nieuwe verstèrkte Abdijsiroop.
n. 24 dito steekschoorkens, lang 16
voet;
o. 8 getoogde hoekkepers, lang 16
voet;
p. 16 dito getoogde spanribben,
lang, 15 voet.
Al het hout aan de kap moest, be
halve dat onder a, b en c, Brabantsch
eikenhout zijn.
Onderaan het dak aan de Noord
zijde moest een ijzeren „oeil de beuf"
of dakvenster aangebracht worden,
breed 3D duim, diep 14 duim en hoog
36 duim, terwijl in den Noordermuur
een schoorsteen moest gemetseld wor
den.
Zoodra het nieuwe raadhuis gereed
was, moest het buiten-houtwerk drie
maal en het binnen-houtwerk twee
maal worden geverfd. Het geheele
werk moest uiterlijk den 15 Septem
ber 1791 afgeleverd worden, en b.j ge
breke van dien moest de aannemer
voor eiken dag langer werken 1 gul
den 10 stuivers boete betalen, welk
bedrag van de aannemingssom moest
worden afgetrokken.
Bij besluit van schout en schepe
nen van 22 October 1791 werd hel af
gewerkte raadhuis door den timmer
man Adrianus Broershart den 24 Oc
tober opgenomen en goedgekeurd, ter
wijl de stoelenmaker Jan Verwiel te
gen den 16 December 6 nieuwe raad-
huisstoelen a 7 gulden 10 stuivers
moest leveren, zoodat het raadhuis
reeds voor 1 Januari 1792 in gebruik
werd genomen. Het heeft tot het jaar
1870, dus 78 jaren als zoodanig dienst
gedaan.
Tot mijn spijt heb ik nergens kun
nen vinden, noch in de Besoijensche
begraafregisters, noch in andere gege
vens welke Heeren of Vrouwen van Be
soijen eertijds in de twee in den graf
kelder bevonden lijkkisten zijn bijge-
HET MAKEN VAN
PRENTBRIEFKAARTEN.
Al kun je niet tekenen of schilde
ren, toch kun je zelf aardige brief
kaarten maken, soms zelfs bijzonder
mooie. Eerst moet je er wel een paar
dingen voor aanschaffen, maar erg
duur zijn die niet en als je zelf kiek
jes afdrukt, dan zul je alles wel heb
ben wat hiervoor nodig is Ten eerste
is het namelijk een copieerraampje
in briefkaartformaat, een flesje fi-,
xeer en een pakje zogenaamd „dag-
lichfpapier", ook briefkaartformaat.
Nu moeten we nog iets hebben, dat
we op de briefkaart willen zetten en
daarvoor kunnen we naar buiten,
want je kunt er bladeren voor nemen,
grashalmen of bloemen.
We leggen het blad, dat we willen
copiëren op het glas van het copieer
raampje, en drukken het goed plat.
Achter het blad komt de lichtgevoe
lige kaart, met de gevoelige kant naai
de buitenzijde. Nu kan het raampje
dicht gedraaid worden en heb je dus
van voren naar achteren gerekend
eerst de glazen plaat, dan de plant,
dan het daglichtpapier en dan 't hou
ten deurtje van het raampje. Voor jé
het hele raam nu in het licht legt,
moet je eerst het glas even afwrijven
met een zachte doek, dat er geen stof
jes opzitten en kijken of de plant goed
is blijven liggen.
Als de zon schijnt, leg je het raam
pje in de zon, zodat de zon op de glas
kant en dus op de plant schijnt. Wan
neer er geen zon is, kun je het ook zo
gewoon in het licht leggen, maar dan
duurt het veel langer. Je laat het lig
gen tot het papier een diepe donker
bruine kleur heeft gekregen. Intus
sen zet je een bakje klaar met het
fixeer en zodra de kaart donker ge
noeg is, haal je hem uit het raampje
en legt hem in dat fixeerbad. Je moet
er goed op letten, dat de hele kaart
tegelijk in het water komt, anders ko
men er strepen op. Natuurlijk moet de
gevoelige kant omgedraaid liggen,
want er mag nu vooreerst geen licht
op vallen. Na een paar minuten mag
je de kaart omdraaien en dan kun je
ook zien of hij mooi wordt. Zo moet
hij nu nog een paar minuten blijven
liggen en daarna gaat hij in een bad
met gewoon water. Daar blijft hij min
stens een uur in en in die tijd moet
het water wel vier of vijf maal ver
nieuwd worden. Als we dat gedaan
hebben, laten we de kaart drogen
niet in de zon of bij de kachel en
we hebben een mooie prentbriefkaart,
waarop het blad of de fijne sprietjes
zijn algetekend tegen de donkere ach
tergrond.
EEN KIJKJE IN VROEGER
EEUWEN.
Hadden jullie een paar honderd jaar
geleden graag willen leven? Liever dan
nu? Ik denk het niet, hè? Je had er mis
schien wel eens even willen rondlopen
en kijken hoe toen alles er uit zag,
maar ik denk dat je al gauw weer naar
je eigen tijd terug zou verlangen. Wat
ging alles toen langzaam, er waren
geen treinen, geen auto's, geen fietsen,
om van vliegmachines maar helemaal
niet te spreken. Het allervlugste kon
men reizen met paard en wagen, en dat
ging nog niet al te hard, want de we
gen die ze toen hadden, waren meestal
mul of modderig, de paarden moesten
door het dikke zand baggeren of de
wielen bleven steken in de drassige
grond. In het Oosten van ons land kun
je ze nog zien, de brede zandwegen,
waarlangs Duitse kooplieden naar ons
land kwamen en onze „zakenlui" naar
Duitsland gingen. „Hessenwegen" he
ten ze en ze lopen nog net zo door de
hei als eeuwen geleden, in de achter
hoek van Overijsel en Gelderland. En
als de menschen geen paard en wagen
hadden, dan moesten ze het maar te
voet doen. Meestal moesten zij zich
dan nog haasten ook, want als ze niet
voor een bepaald uur de stad bereik
ten, meestal voor zonsondergang, kwa
men ze voor de gesloten poorten en
moesten de nacht doorbrengen in het
open veld. Iedere avond blies de poort
wachter op zijn horen, ten teken dat de
zon onder was en dat de poorten dicht
gingen. En buiten de stad blijven was
geen pretje, want niet alleen dat ze dan
geen onderdak hadden, maar vaak
zwierven er ook roversbenden rond,
die de reizigers aanvielen en van alles
beroofden. Het was dus zaak om bij
tijds binnen de muren van de stad te
wezen en onderdak te vinden in een
herberg, die soms in tijden van kermis
of jaarmarkten propvol waren.
De kooplieden kwamen met wagens
vol goederen naar de stad, meestal wa
ren het stoffen, of ook wel kostbaar
heden, soms ook huisraad, potten, pan
nen enz., soms alles tegelijk.
De poortwachter staan in het licht
van de maan te blazen op zijn horen.
Vaak was die ook nachtwacht en riep
alle uren van de nacht door de straten
hoe laat het was.
Straatverlichting had men nog lang
niet, alles was 's avonds buiten pik
donker, en wie nog laat op straat liep,
moest zelf maar een lantarentje meene
men. Je ziet, het zou wel aardig zijn om
dat alemaal eens even te zien, maar wij
hebben het toch maar heel wat gemak
kelijker in onze tijd, vind je niet?
WE MAKEN ZELF EEN
POPPENKAST.
Een echte poppekast, waar je zelf
een voorstelling mee kunt geven! Om
te beginnen moet je eerst de poppen
zelf maken.
Als poppekast neem je een open
deur! Bijv. van een diepe kast of an
ders de deur van de kamer naar de
gang. Die zet je wijd open en nu span
je voor de opening van boven èen stuk
gekleurd papier of een leuke lap.
Daaronder, ongeveer manshoog,
blijft een opening, van een halve me
ter zoowat, en daaronder wordt een
laken gespannen tot op de grond.
Achter de kartonnen poppen plak je
een reep karton, die wel 26 tot 30 c.m.
naar beneden uit moet steken; daar
aan houd je ze vast. Achter het laken
hurken nu de twee kinderen, die de
poppen laten spelen. Ze houden ze zo
in de hoogte, dat de lijven en hoofden
boven het laken uitkomen en laten ze
boven de rand heen en weer bewegen.
Natuurlijk mogen hun handen niet te
zien komen. Met allerlei hoge en lage
stemmen laat je nu de poppen praten
en hoe grappiger dingen je zelf weet
te verzinnen, hoe mooier het publiek
het zal vinden!
Oplossing van vorige week.
6. Herberg, Kenteeken, Andere,
Kunstenmaker, Buurt.
Men kent de gekken het beste aan
hun kuren.
ANNECDOTE.
Wel Jantje, wat is dat daar die plek
in je hals.
Jantje. Dat is een moedervlek.
En die blauwe plek daar op je wang.
Dat is een vadervlek die heb ik gis
teren pas gekregen.
-« -
BEZOyEN rn
VA N
A^9,,r?op .is va"oud3 een natuurlijk kruiden-
middel, bereid uit oude beproefde geneeskruiden
■welker verrassende werking op aandoeningen dor
ademhalings-organen wordt erkend en geroemd.
Bovendien echter is in de nieuwe Abdijsiroop nu
nog toegevoegd de krachtigste hoest-bedwingen-
de stof welke er bestaat, namelijk de „codeine".
De nieuwe versterkte Akker's Abdijsiroop vcr-
eenigt dus nu in zich de zachte maar grondige
werking der geneeskruiden en do snelle zeer
krachtige werking der codeïne en daarom noemt
men Abduslroop: Werelds béste Hoest-siroop".
Flacon 90 ct., fl.50. f 2.40. 4.20. Overal verkrijgbaar.
Hoe grooter flacon, hoe 'oordeeliger het gebruik.