GESCHIEDENIS OER HERV. KERK TE BES8HEN
PQROI geneest enïuhWit de huid
Zaterdag 4 Juni 1938 No. 45
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
LXXVIII.
Gelijk ik vroeger reeds heb mede
gedeeld, werd in 1793 op 't terrein ach
ter of ten Zuiden van de Hervormde
kerk, waar eertijds de dorpsschool en
het schoolhuis hadden gestaan, een
nieuw kerkhof of begraafplaats aan
gelegd. Dat terrein werd evenwel al
heel spoedig voor minder geschikt ge
houden en daarom werd in de gecom
bineerde vergadering van commissa
rissen, kerkmeesters en eenige „pre
sente lidmaten" van de Hervormde
gemeente van 28 April 1797 besloten
maatregelen te nemen, om een betere
begraafplaats te verkrijgen, en daartoe
de hulp in te roepen van den toenma-
ligen ambachtsheer Louis Theodore
Forestier d'Orges. Achter den pasto-
rietuin over de Luncke lag n.l. nog een
tamelijk vergeten stukje land genaamd
het Bosch je, toebehoorende aan dien
ambachtsheer. Een schrijven werd ge
richt aan zijn rentmeester, den heer
Chrysüe te Breda, met het doel hem
te polsen of de heer Forestier genegen
zou zijn dat stukje grond af te willen
staan, hetzij als gift, hetzij bij verkoop,
teneinde dan daarop een meer doel
matige begraafplaats aan te leggen.
Wijl ik echter dienaangaande nergens
meer iets vind aangeteekend of ver
meld, vermoed ik, dat die zaak toen
spaak is geloopen en dat de ambachts
heer niet genegen is geweest eenig
stukje grond af te staan. Dat was ook
geen wonder, ja, wel eenigszins be
grijpelijk, als men bedenkt, hoe do
kerkeraad een paar jaren geleden, bij
het beroep van Ds. Slotemaker, in een
roes van vrijheid, gelijkheid en broe
derschap, met opzet verzuimd had de
approbatie op dat beroep aan meerge-
melden ambachtsheer aan te vragen,
wat toch louter een beleefdheidsvorm
zou geweest zijn
Hoe vreemd kunnen sommige dim
gen in de wereld toch loopen: pas 108
jaren later, n.l. in 1905, werd datzelf
de stukje grond, tegen een vergoeding
van 200 gulden, op een gemakkelijke
wijze verkregen van den toenmaligen
ambachtsheer Ernest de May de Wag
ner, wonende te Bern in Zwitserland,
cn in 1906 door kerkvoogden tot eene
behoorlijke begraafplaats opgehoogd
en ingericht, hoewel dat terrein thans
weder te klein blijkt!
Was het bovenstaande een tegen
slag voor kerkmeesters en commissa
rissen, die de uitwendige belangen dei-
kerk moesten behartigen, evenzoo
kwam er wel eens een haar in de bo
ter bij den kerkeraad, die de geeste
lijke belangen van de Hervormde ge
meente voor zijne rekening had. In de
kerkeraadsvergadering van 13 Decem
ber 1797 waren n.l. tot het diaken
schap over 1798 en 1799 genomineerd
Matheus van Vuuren en Jan Hagen.
jSQtiir 1
DE BESTRAFTE GIERIGHEID.
Eens had een rijk man een aanzien
lijke som gelds verloren, dat zorgvul
dig in een leren zakje genaaid was.
Zooveel hij kon, liet hij zijn verlies be
kend maken en stelde een beloning
van honderd gulden in het vooruit
zicht aan den eerlijken vinder, die het
zakje met geld ongeschonden zou te
rugbrengen.
Een arme man vond het zakje en
bracht het, zonder aan de inhoud te
komen, aan den eigenaar terug. Deze,
die even gierig als rijk was, haastte
zich zijn geld te tellen, onderwijl op
een middel zinnende om de belofte,
die hij gedaan had, te ontduiken. De
zeven honderd gulden, die het zakje
moest bevatten, waren er in.
„Vriend", sprak hij, „er waren acht
honderd gulden in het zakje en ik
vind er maar zeven honderd; U hebt
zonder twijfel het zakje opengemaakt
£n Uw beloning er reeds uitgehaald,
het is zo dus in orde."
De eerlijke arbeider, die zich meer
om zijn goede naam dan om de gul"
dens bekommerde, verzekerde, dat hij
het zakje in het geheel niet geopend
had.
De zaak kwam voor den rechter, die
Toen hel bekend werd dat ook Jan
Hagen op de nominatie stond, kwam
bij den kerkeraad al heel spoedig een
schrijven binnen van twee leden der
Hervormde gemeente, n.l. van Row
Burgers en Katharina Vervoort, en van
den Roomschgezinden Jan Klis, die
alle drie, onder presentatie van eed,
verklaarden, dat Jan Hagen hen on
der verscheidene verkeerde voorwend
sels en door kwaadaardige bedriege
rijen had overgehaald, om zeker re
quest tegen den oud-predikant Pieter
Willem Leemans te teekenen, om hem
daardoor van zijne bediening als ou
derling te ontzettenIn de kerke
raadsvergadering van den 16 Decem
ber 1797 werd de echtheid dier ver
klaring op overtuigende wijze beves
tigd en erkend, cn alzoo werd genoem
de Jan Hagen van de nominatie van
diaken afgevoerd en in zijn plaats
daar op geplaatst Arnoldus van Baard
wijk.
Veel had destijds de kerkeraad te
stellen met den bekenden Johannes
Albertus van Dijk, denzelfde, die in
1787 en voorgaande jaren door zijn
heftig patriottisme zulk een beroering
te Besoijen had verwekt. Genoemde
van Dijk was, hoewel hij lidmaat was
van de Hervormde gemeente, geens
zins een man zonder vlek of rimpel.
Van zijn ambacht was hij huisschil
der, maar den meesten tijd bracht hij
door in kroegen en herbergen, waar
hij vaak meer bier en sterken drank
gebruikte, dan hem paste. Door zijn
ongeregelde levenswijze was hij spoe
dig buiten staat zijne vrouw en kinde
ren behoorlijk te onderhouden, maar
onttrok hij zich meer en meer aan
dien duren plicht. In verschillende
kerkeraadsvergaderingen, o.a. 10
Maart 1798, 5 April 1799, 3 Juni 1800,
moest hij dienaangaande voor de ker-
keraadsleden sisteeren en werd hem
ernstig op het hart gedrukt zijn slecht
gedrag te verbeteren en een meer ge-
regeld leven te leiden. Wel beloofde
hij dan af en toe zijn leven te ver
beteren, maar hel duurde gewoonlijk
niet lang of hij verviel weer in zijn
buitensporig gedrag en liet zijne
vrouw en kinderen aan hun lot over.
Dat lot trok de kerkeraad zich einde
lijk in zooverre aan, dat zijn oudste
meisje den 8 Juni 1800 op kosten van
de diaconie werd besteed bij de wedu
we Dekkers voor 40 gulden per jaar
en het jongste bij II. van den Hout
voor 52 gulden. Later, n.l. in Novem
ber 1800, werden zij verplaatst bij
Clasina de Rooy te 's-Hertogenbosch
en bij Dirk de Rooy te Sprang, achter
eenvolgens voor 20 en 50 gulden. Hij
zelf werd den 3 Juni 1800 door den
kerkeraad gecensureerd en dus ver
boden aan het Heilig Avondmaal deel
spoedig de bedriegerij van den gierig
aard en de eerlijkheid van den arbei
der ontdekte. Hij liet zich alle bijzon
derheden vertellen.
De rijkaard hield vol, dat het zakje,
dat men hem wilde geven, slechts
honderd guldens bevatte, terwijl er
acht honderd in moesten zijn, de arme
man daarentegen verzekerde, dat hij
niets van de inhoud genomen had.
„Welnu", zei de rechter, „de een
heeft acht honderd gulden verloren,
de ander heeft er zeven honderd ge*
vonden. Deze laatste som is dus niet
de uwe", sprak hij tot den gierigaard.
Tot den arbeider zei hij: „Neem het
zakje met het geld mee en bewaar het
totdat zich iemand aanmeldt, die het
verloren heeft. Komt er niemand, dan
is over een jaar en zes weken het geld
voor U." „Wat U betreft," voegde hij
den rijkaard toe, „ik raad L aan, ge
duldig te wachten, totdat uw zakje
met acht honderd gulden gevonden
wordt."
MANNEN IN EEN PAK VAN
ASBEST.
Er zijn grote ijzergieterijen, waarin
het gevaarlijk is om te werken, als de
te nemen. Dat hij zich van het doen
en laten van den kerkeraad echter
weinig of niets aantrok, bewijzen wel
de kerkeraadshandelingen van den 3
Juni 1800, die gedeeltelijk aldus lui
den Voorts heeft de kerkeraad aan
J. A. van Dijk aangezegd, dat hij met
leedwezen zijn voortdurende ongere
gelde levenswijze, zoo in zich geheel
aan den openbaren godsdienst te ont
trekken als op den duur in den drank
te buiten te gaan, had opgemerkt en
gelezen had zekeren aanstootelijken
brief aan zijne vrouw geschreven;
waarop door hem geantwoord is, dat
hij niet voornemens was weder in de
kerk te komen, zoo aan den drank ge
woon was, dat hij zonder deszelfs ge
bruik onbekwaam was tot zijn werk,
en met betrekking tot den genoemden
brief hij vermeende aan zijne vrouw
te mogen schrijven wat hem goed
dacht
Het schijnt, dat o(mstreeks dezen
tijd in den boezem der Hervormde
kerk hier te lande, gelijk dat een 50
tal jaren geleden evenzoo het geval
was, eenige beroering was verwekt
door het veelvuldig optreden der zoo
genaamde catechiseermeesters en oe
feninghouders, die door hun overdre
ven ijver de vast aangestelde Evange
liedienaars menigmaal afbreuk deden.
Om daaraan eenigermate paal en perk
te stellen, werden de resoluties van de
Zuidhollandsche Synode, in 1747 te
Gorinchem dienaangaande genomen,
weer voor den dag gehaald en op
nieuw bindend verklaard. Een gedeel
te dier resoluties, door den Dussen-
schen predikant H. van Dugteren,
als gedeputeerde van de classis van
Zuid-Holland, aan den Besoijenschen
kerkeraad toegezonden, werd den 20
Mei 1800 in het kerkeraadshandelin-
genboek geïnsereerd cn luidde aldus:
Dat aan iemand behoorde vrijheid
gegeven te worden om bijzondere
huiscatechiszatien, bij wijze van vra
gen en antwoorden tot onderlinge
stichting van hem en van die daar
mochten komen, te mogen houden,
doch in dit geval onder deze voor
waarden: 1. Dat hfj zich zal hebben
te verbinden aan den Heidelbergschen
Catechismus in duidelijke vragen en
antwoorden, zelfs die stukken, die
de practijk der godzaligheid betreffen;
2e. dat hij die catechizatie nimmer
houde op een tijd, wanneer openbare
predicatie of catechizatie in de kerk
of ook aan 't huis van den predikant
is; 3e. dat in die catechizatien telkens
2 stoelen staan moeten voor den pre
dikant of eenig ander lid van den
kerkeraad, om daar te komen zoo dik
wijls denzelven zal believen; 4e. dat
alle jaren in den kerkeraad zal moe
ten verschijnen, om schriftelijk op te
geven de namen dergenen, die vra
gers en antwoorders zijn in die cate
chizatie, en dat nooit iemand uit
arbeiders niet heel goed beschermd
zijn tegen de rondspattende vonken.
In Duitschland heeft men nu voor der
gelijke werklieden pakken gemaakt
van asbest, terwijl zij voor het gezicht
een zuurstofmasker dragen, dat wel
wat van een gasmasker weg heeft.
Zo zijn ze heel goed beschermd le
gen al het vuur en het gloeiende ijzer,
waarmede zij om moeten gaan.
Niet alleen in de ijzergieterijen, maar
ook aan boord van sommige schepen
hebben de Duitse rederijen ingezien,
dat zij de passagiers en de bemanning
van hun schepen de grootst mogelijke
zekerheid en veiligheid moeten bieden.
Daarvoor trachten zij niet alleen door
steeds verbeterde inrichtingen ter be
scherming van de mensenlevens op
zee, maar ook door vakkundige oplei
ding van de bemanning de veiligheid
te verhogen. Passagiersschepen van
de Noord-Amerika- en de Oost Azië-
lijn van de Noord-Duitse Lloyd hen-
ben, ter bestrijding van brand, buiten
gewone veiligheidsmaatregelen geno
men. De bemanning beschikt over
rookmaskers en rookhelmen, terwijl
men pas op de schepen „Bremen",
„Europa", „Columbus", „Scharnhorst,
„Potsdam" en „Gneisenau", evenals
op verschillende touristenschepen is
overgegaan tot het instellen van een
speciale brandwacht, die in tijd van
nood beschikt over kleren van asbest,
zodat zij zich onmiddellijk naar de
haard van de brand kunnen begeven
en op die manier kunnen trachten t
vuur spoedig meester te worden, in-
plaats dat men gedoemd is, op een
grote afstand te blijven, omdat men
daartoe door de grote hitte gedwon
gen is.
EEN KOFFER OP WIELETJES.
Jullie hebt natuurlijk allemaal wel
eens ondervonden, dat je een zware
last veel gemakkelijker kan verplaat
sen, als je hein op rollen of wielen
eenige andere gemeente zal toelaten
om te vragen of te antwoorden of
alleen te spreken; 5e. dat hem ook
ernstige diende aanbevolen te worden
om in die catechisatie by alle voor
komende gelegenheden aan te prijzen
het naarstig waarnemen van den
openbaren godsdienst, zoo predikatiën
als catechizatien, en zijnen toehoor
ders in te boezemen allen eerbied voor
den wettigen leeraar en kerkeraad in
die gemeente; 6e. dat hij zich ook wel
degelijk zal hebben te onthouden van
al hetgeene tot het werk van den open
baren predikdienst behoort.
Om hier nog een overtuigend be
wijs te geven van de liefde en achting,
die Ds. Slotemaker te Besoijen alge
meen genoot, diene, dat, toen in 1798
er wel eenige kans bestond, dat de
predikanten dei eerstvolgende jaren
zeer waarschijnlijk hun jaarlijksch
tractement zouden moeten missen of
althans zeer onregelmatig zouden
kunnen innen, den 5 Augustus 1798
een 19-tal Besoijensche Hervormden
een stuk teekenden, waarbij zij ver
klaarden en zich verbonden er voor te
zorgen en er voor in te staan, dat Ds.
Slotemaker ingeval de Staat daar
bij zou te kort schieten van dat tijd
stip af behoorlijk zijn salaris zou kun
nen ontvangen!
Een der laatste ambtsbezigheden van
Ds. Slotemaker was, dat hij in 1801
een jaar voor zijn vertrek naar elders
nog een nauwkeurige lidmatenlijst
der Hervormde gemeente formeerde,
die de volgende 83 namen bevat: Jan
Slotemaker, predikant, vertrokken
naar Fijnaart 1802; Maria Koppen
Johannes Colthoff Jan. 1803); Dirk
Wijnen (t April 1830); Helena Colt
hof f (t Jan. 1836)Johannes Dekkers;
Helena van BaardwijkHendrik Nul-
tenbock (f April 1803); Peternella
Colster; Adriaan Kool 1832); Ame
lia van der Snoek; Peter van den An
ker; Josina Bardijn (t 23 Jan. 1843,
oud 86 jaar); Adriaan GoedhartWil
lem Hulst (f 24 Oct. 1850); Maria de
Bie; Maria Luijkes (f 1809); Jan
Kuijsten (onder Ds. Bolderman ver
trokken naar Capelle)Johanna
Emons (t 1815); Maria van Ileijst;
Peter Dolk; Anna van Ileijst; Jan van
den Ilout; Elisabeth Allart; Katharina
van den Hout 29 Oct. 1837); Alida
Koppen (vertrokken naar Ooster
hout); Anna Vissers (j 23 J.uni 1852);
Hendrik van den Hout (t Juli 1803);
Hendrina Kuijsten; Cornelia Colthoff;
Johannes Verschuuren (vertr. naar
Sprang); Dora Dekkers (vertr. naar
Sprang)Hendrik de Graaf (vertr.
naar Sprang); Keeltje de Graaf; Ma
ria de Graaf (t Maart 1803); Johanna
Maria Zeijlmans (t Maart 1803); Pie
ter Willem Leemans, emeritus-predi
kant (vertr. naar 's-Gravenhage);
Teunis de Jong 21 Oct. 1837); Pe-
beweegt, dan wanneer je hem moet
dragen. Dit lijkt eigenlijk zo eenvou
dig en vanzelfsprekend, dat je er niet
eens verder over zou willen nadenken.
En toch heeft een beroemde, Franse
natuurkundige Charles Augustin de
Coulomb, die leefde van 17361806,
van dit eenvoudige verschijnsel een
gewichtige studie gemaakt en er in
1790 een wet over opgesteld. Hij heeft
bijv. uitgerekend, dat een paard, als
het een wagen met een gewicht van
2800 kg. over een verharde weg trekt,
maar 56 kg. trekkracht behoeft aan te
wenden, dus maar 1/50 van het ge
wicht, dat hij vervoert. Zo is het dan
ook geen wonder, dat we zware vrach%
ten maar liefst zo veel mogelijk rijden
en niet dragen. Als we straks in de
vacantie op reis gaan, zullen we mis
schien nog wel eens aan die bereke
ning van Coulomb denken, als we puf
fend en blazend met onze koffers lo
pen te sjouwen! En toch is ook dat
tegenwoordig niet meer nodig. Want
een menslievende uitvinder, die zekei
begaan was met het lot van al die
zwoegende reizigers, heeft een koffer
gemaakt, die aan de ene kant van on
deren twee beweegbare wieltjes heeft.,
zoals je onder meubelen wel eens ziet.
Aan de andere kant opzij zit een lang
lederen handvat, waaraan je de kof
fer voorttrekt. Op die manier is een
koffer van 50 kg. zonder moeite te
„dragen".
De krokodillen huilen tochl
Professor J. Coureur, een Belgisch
zoöloog heeft bij drie jonge Congo-
krokodillen vastgesteld, dat door een
zekere werking van de maag- en hart-
zenuwen bij deze dieren een tranen
vloed te voorschijn komt. Zo kan men
dus toch over krokodillentranen spre
ken.
tronella Broeders (23 Febr. 1840 naar
Waalwijk vertrokken)Johannes van
Heijst (f 1805); Curina van Heyst (t
25 Oct. 1843); Jacobus Kuijsten; Dirk-
van Baardwijk; Anna LawendelMijn
tje van der Linden; Arnoldus van
Baardwijk (f 1833); Johanna Lawen
del; Antonie Kuijsten (t 12 Aug. 1834)
Cornelia van den Hoek; Jan Chritiaan
Reepmaker (Juni 1830 naar Waalwijk
vertrokken); Judith Jacoba Mar-
chand; Philipina Jacoba Reepmaker
(met att. naar Oosterhout 3 Novem
ber 1816)Johanna Catharina Reep
maker (met att. naar Oosterhout 3
November 1816); Hendrik Hagen (met
att. naar Aalburg 27 Febr. 1826); Ma
ria van der GiessenJan Hagen (met
att. naar Sprang 10 Nov. 1805); Wou
ter van Baardwijk; Anna van Baard
wijk (vertr. 11 April 1801); Maria Ot-
terdijkLeendert Kuijsten (t 1805);
Cornelia van Vuuren; Matheus Kuijs
ten (f Jan. 1843)Sara van Baardwijk
(t 24 Nov. 1843, oud 78 jaren); Lam
mert je Kuijsten; Jacobus van Heijst
(t April 1803); Willemina de Poorter;
Dingena in 't VeldJan Albertus van
Dijk; Elisabeth van DijkLouwerina
MassignonMargaretha Geertruida
van der Pol (met att. naar Breda 28
Jan. 1802, met att. van Breda 1808);
Antonie Kuijsten (t Juli 1801); Jen-
neke van Helvert; Cornelis Vervoort;
Antonetta Vervoort; Dirk Vervoort;
Adriana Klootwijk (t 3 Feb. 1853, oud
84 jaren); Pieter Okkers; Maria Kuijs
ten; Maria Martina Wijnoxbergen
(vertr. naar Fijnaart 1802); Jacobus
Gerardus SwaanBernhardina Corne
lia van der Werken (met att. van Am
sterdam 28 Mei 1801, vertrokken
naar Waalwijk 1 Dec. 1801); Jenneke
Colster (vertrokken).
Nadat Ds. Johannes Slotemaker ge
durende 6 jaren te Besoijen op voor
treffelijke wijze het Evangelie had
verkondigd, is hij dan 31 October
1802, tot leedwezen der gansche ge
meente, vertrokken naar Fijnaart,
waar hij ruim 12 jaren predikant is
geweest, n.l. tot 7 Mei 1815, als wan
neer hij naar Tholen vertrok. Te
Tholen is hij den 2 Februari 1832 over
leden in den ouderdom van 66 jaren.
Zijne vrouw overleefde hem. Van
zijn overlijden werd aangifte gedaan
door zijn zoon Jan Slotemaker, apo
theker te Zierikzee, en door zijn
schoonzoon Jacob de Wit, koopman
te Tholen.
Of er thans nog afstammelingen
van hem bestaan is mij onbekend. Wel
weet ik, dat de apotheker Jan tus-
schen 1810 en 1820 te Waalwijk apo
thekersbediende is geweest.
ABONNEERT U OP DIT BLAD.
RAADSELS.
1.
Ik ken een tong, een vreemde tong,
Ze kan geen woordje spreken.
Maar met twee oogen heeft zij toch
Haar leven lang gekeken.
Toe, zeg mij nu eens kort en goed,
Waar men die tong toch zoeken moet.
2.
Zonder wortels, zonder aarde
Geuren zij en bloeien zij.
Welke bloemen, zijn dat, vrinden?
Weet ge waar ze zijn te vinden?
Ja? Welnu dan, zegt het mij!
3.
Veel groen en veel roodgeel,
Heel netjes bij mekaar,
Zag ik eens. Wat was dat?
En 'k zag het, zeg eens waar?
4.
Ik wou toch wel eens weten,
Hoe of het kleed mag heeten,
Waarmee geen vrouw of man,
Geen kind zich kleeden kan.
5.
Een ruwe wind wierp in het voorjaar
Met felle kracht de bloesems af.
Er volgde een koude, natte zomer,
Weet je nu, wat het jaar niet gaf
6.
Zeg me eens welke molens malen
Zonder stoom en zonder wind?
't Is geen molen uit een sprookje,
Maar een, die men heel veel vindt.
7.
Ik ken een buis, groot als een huis.
Voor kleding veel te stijf,
En daarom vindt men nergens één
Met zulk een buis aan 't lijf.
8.
Ik ken een huis, een aardig huis,
Er leeft geen ambachtsman,
Hoe knap en vlug ook, die daaraan
Een cent verdienen kan.
Het heeft geen deur of vensterruit
En zijn bewoonster is nooit uit!
Hoe heet dat huls?