ÜESCH1EDENIS DER HEBV. KERK TE BESODEN
STRAKS
Een matte of gebruinde teint staat altijd charmant
Zaterdag 18 Juni 1938 No. 49
De Echo van het Zuiden
Tweede Blad
1
1610—1935.
Door
J. van der Hammen Nicz.
LXXIX.
De predikantsvacature te Besoijen,
ontstaan door hel vertrek van Ds. Jo
hannes Slotemaker den 31 October
1802 naar Fijnaart, duurde bijzonder
kort, nog geen maand. Reeds Zondag
28 November 1802 deed de nieuwe
predikant Ds. Reinier van den Broek
zijne intrede aldaar.
Ds. Reinier van den Broek was den
1 September 1769 te Princenhage ge-
horen uit het huwelijk van Ds. Cor
nells van den Broek en Petronella
Boom. Hij kwam den 26 October 1792
als candidaat te Ginneken, werd den
3 Januari 1796 predikant in zijne ge
boorteplaats Princenhage, en kwam
den 28 November 1802, 33 jaren oud,
te Besoijen. Hij had nog vier broeders,
die eveneens predikant waren: Cor-
nelis Adrianus van den Broek, predi
kant te Sprang, Laurentius van den
Broek, eveneens predikant te Sprang,
Christiaan Leonard van den Broek,
predikant te Den Haag, en Petrus Wil
helmus van den Broek, predikant te
Rotterdam.
Den 26 Augustus 1796 was hij ge
huwd met Johanna Maria Brandt.
volgens de Besoijensche bevolkings
registers den 21 November 1766 en
volgens de Lunterensche doopboeken
den 21 November 1762 te Lunteren
geboren uit het huwelijk van den rit
meester Jan Rutger Maurits Brandt
en Sophia Godina Jordens. Ds. Reinier
van den Broek verwekte bij zijne
vrouw Johanna Maria Brandt de vol
gende kinderen:
1. Cornelis Jan Maurits van den
Broek, den 10 October 1800 te Prin
cenhage geboren.
2. Petronella Rutgerdina van den
Broek, den 10 October te Princenhage
geboren.
3. Reinier Lauwerens van den
Broek, den 6 Februari 1805 te Besoij
en geboren.
4. Sophia Antonetta van den Broek,
den 26 October 1807 te Besoijen ge-
horen.
De oudste zoon Cornelis Jan Mau
rits van den Broek werd den 29 Maait
1817 door zijn vader tot lidmaat der
Hervormde gemeente te Besoijen aan
genomen, vertrok den 8 September
1817 naar de Leidsche universiteit en
was later predikant te Breda; terwijl
de oudste dochter Petronella Rutger
dina van den Broek den 13 Maart 1818
te Besoijen werd aangenomen.
De jongste broeder van Ds. Reinier
van den Broek, die later predikant zou
worden te Rotterdam, n.l. Petrus Wil
helmus van den Broek, werd eveneens
te Besoijen aangenomen den 14 Sep
tember 1804 en vertrok nog datzelf
de jaar naar de universiteit van Lei
den.
Nu dient nog iets naders omtrent
de familie Brandt medegedeeld te
worden. De bovengenoemde ritmees
ter Jan Rutger Maurits Brandt, den
24 October 1743 geboren op den Hui
ze de Bruinhorst te Huissen in Gel
derland, was in 1803 of 1804, toen hij
gepensionneerd werd, met zijne zuster
Alida Maria Brandt, mede den 8 Sep
tember 1758 op den Bruinhorst ge-
horen, te Besoijen komen wonen en
betrok het huis tegenover mij, thans
Groote Straat No. 34. De genoemde
zuster was zijne huishoudster en zijn
pensioen bedroeg het toenmaals aan
zienlijke bedrag van 800 gulden. Ook
zijne ongehuwde dochter, n.l. Anto
netta Henrietta Brandt, woonde toen
nog bij hem in, maar zij overleed vóór
1810.
Dan had de ritmeester Brandt nog
een zoon Justinus Gerardus Elias
Brandt, die officier bij het leger van
keizer Napoleon was en in 1812 diens
rampzaligen tocht naar Rusland mc-
demaakte, waar hij in 1812 sneuvelde
binnen Moskou. Zijne weduwe Johan
na Paulina Fenema, den 27 Augustus
1780 te Buren geboren, bleef toen
met hare vier minderjarige kinderen
onverzorgd achter en moest bij haren
schoonvader, den ritmeester Jan Rui
ger Maurits Brandt, een veilig toe
vluchtsoord gaan zoeken. Die 4 kin
deren waren: Jan Maurits Augustinus
Brandt, geboren te Buren den 2 Au
gustus 1800, Abraham Leonardus
Brandt, geboren te Buren den 9 No
vember 1802, Jan Rutger Brandt, ge-
horen te Buren den 16 Februari 1805
en Piet er Rodolphus Brandt, geboren
te Breda den 31 October 1807. Wat
er verder van dit ongelukkige gezin
geworden is, is mij geheel onbekend.
Alleen weet ik, dat genoemde weduwe
niet lang te Besoijen woonde, maar
kort na 1812 naar Sprang vertrok,
waar zij met haar vier. minderjarige
kinderen.wellicht introk bij den toen-
maligen predikant aldaar, die een
broer was van Ds. Reinier van den
Broek.
Evenals Ds. Slotemaker (1796-1802)
was ook Ds. Reinier van den Bro&k
predikant te Besoijen in een tijd van
geweldige veranderingen op staatkun.
dig, maatschappelijk, kerkelijk en
ander gebied. Hij was n.l. predikant
aldaar van 1802 tot 1818, en wat ge
schiedde er gedurende dat 16-jarig
Gelijk men weet behoorden vroeger,
o.a. in 1802, de toren op de Hervorm
de kerk, de luidklok en het uurwerk
daarin aan de burgerlijke gemeente.
Nu verkeerde de luidklok toenmaals
in minder goeden toestand; zij was n.l.
al sedert geruimen tijd gebarsten en
gaf dus geen voldoend geluid. Daarom
besloot de toenmalige Besoijensche
magistraat Hermanns Verlegh,
schout, Adrianus Pieren, 11. Knijpers,
H. Teulingh, Jan van Es, Dirk Wijnen
en Willem Hooijmaijers, schepenen,
en Jan Francois Dalleu, secretaris
een nieuwe klok te doen gieten en
dat op te dragen aan Hendrik Petit,
klokgieter te Aarle-Rixtel. Men kwam
den 23 December 1802 overeen, dat de
nieuwe klok onder de volgende voor
waarden zou geleverd worden:
1. I)e aannemer zal gehouden zijn
vóór prima Juni 1803 eene nieuwe
klok te leveren, nagenoeg van gelijke
grootte en gewicht als de oude, wel
mij onmogelijk eene juiste opgave te
doen aangaande de kosten dier nie,uwe
klok; wel kan ik echter getuigen, dat
diezelfde klok thans nog in den toren
is hangende, hoewel ze, mijns inziens,
een wel wat lichten, schralen en ma-
geren klank geeft.
Wat nu het kerkelijke aangaat,
hebben wij vroeger gezien, dat bij de
'Staatsregeling van 1798 o.a. was be
paald, dat de predikanten nog drie
jaren, dus tot einde 1801, hunne trac-
tementen zouden genieten uit de
staatskas en dat daarna andere rege^
lingen dienaangaande zouden moeten
getroffen worden. Dat tijdvak van drie
jaren werd evenwel, door de verwarde
en benarde tijdsomstandigheden en
door den verwarden toestand ook op
kerkelijk gebied, telkens stilzwijgend
verlengd, zoodat nog in 1809 en 1810
die betalingen, hoewel niet altijd even
geregeld, door het Rijk geschiedden.
Men kan veilig beweren, dat destijds
Amilda-crême, die tevens zoo goed is voor de huid, is verkrijgbaar in deze twee begeerde teinten. Mat en Bruin. Doos 50 en 25 ct.
tijdvak al niet in ons land en ook te
Besoijen! Men denke hierbij aan den
oorlog tusschen Engeland en Frank
rijk in 1803, waarbij wij verplicht wer
den de Franschen te ondersteunen
met een krijgsmacht van 34000 man
en een groot aantal schepen; aan de
nieuwe constitutie van 1805, onder
den invloed van Napoleon opgezet,
waarbij Rutger Jan Schimmelpennink
als raadspensionaris aan liet hoofd
der Bataafsche Republiek kwam te
staan met bijna onbeperkte macht
aan de schoolwet van 1806; aan het
aftreden van Schimmelpennink; aan
het koninkrijk Holland onder Bode
wijk Napoleon (1806-1810); aan de
noodlottige overstroomingen in 1808
en 1809; aan de inlijving van ons land
hij Frankrijk in 1810; aan het invoe
ren van den burgerlijken stand in
1810; aan de inscriptie van 1811; aan
den rampspoedigen tocht van Napo
leon naar Rusland in 1812; aan do
terugkomst van den Prins van Oran
je einde 1813; aan de grondwet van
1814 en 1815; aan het We ener Con
gres 31 Mei 1815; aan den slag bij
Waterloo 18 Juni 1815; aan het ver-
eenigde koninkrijk Nederland en Bel
gië onder koning Willem I in 1815
e.m.a.
minder, maar niet meer, eenige wei
nige ponden onberekend.
2. De aannemer zal van ieder pond,
dat de nieuwe klok komt te wegen,
voor gietloon genieten 9 stuivers. Hij
zal de oude klok moeten overnemen
tegen de nieuwe, edoch daar de specie
bij het vergieten komt te verliezen,
zal men van de zijde der besteders toe
betalen 5 pond op iedere honderd.
.3.. .Ingeval de nieuwe klok meer
der komt te wegen als de oude, voor
ieder pond overwicht ontvangen 15
stuivers en hetgeen de oude klok
meerder mocht komen te wegen, te
gen gelijken prijs moeten overne
men.
4. De aannemer zal de oude klok
uit den toren moeten halen en de
nieuwe aanbrengen en gangbaar ma
ken. De werklieden daartoe zullen
door de besteders betaald worden en
de besteders zullen den aannemer
kost, drank en logies moeten geven,
zoolang de klokwerkzaamheden du
ren.
5. Indien de klok goed is zonder
fouten, zal hij dadelijk zijn geld krij
gen. maar de aannemer moet een jaar
garantie geven.
Wijl de dorpsrekeningen over de
jaren 1802 en 1803 ontbreken, is het
de kerk en de kerkelijke zaken op een
tamelijk onvasten bodem berustten
en dat van zelfstandigheid der kerk
weinig sprake was. Sedert 1798 of
1801 was door het Staatsbewind der
Bataafsche republiek eene commissie
van eenige leden benoemd, genaamd
Commissarissen tot de Kerkelijke Za
ken, welke commissie toezicht op al
le kerken in ons land uitoefende en
de belangen der kerk diende te behar
tigen. Genoemd Staatsbewind had den
11 Augustus 1803 een besluit geno
men, waarbij alle betalingen, welke
onder den naam van Synodale of Clas-
sicale gelden voormaals uit provinci
ale, quartierlijke, dominiale en gees
telijke comptoiren aan het Herv. Kerk
genootschap wierden gedaan, tot na
dere ordre, op den voet als van ouds
zouden geschieden. Die betalingen be
troffen de reiskosten, vacantiën, e.a.
van de leden der verschillende Syno
den of Gassen, die de te houden kerk
vergaderingen bezochten. Men meene
evenwel niet, dat die Synodale verga
deringen vrijelijk konden gehouden
worden. Volstrekt niet. Bij bovenge
noemd besluit van 11 Augustus 1803
was de bepaling gevoegd, dat voor el
ke vergadering permissie moest wor
den gevraagd aan het Staatsbewind.
DOOR IET HOOGERS.
Ieder, die de beide kinderen zag,
dacht altijd: „Wat hebben die twee
aardige gezichtenZe zien er zo ver
standig uit, ze zullen later zeker flin
ke mensen worden."
En zij, die dat dachten, hadden ook
gelijk. Hans en Riek hadden ook wer
kelijk aardige verstandige gezichten.
Ze woonden een kwartiertje buiten de
stad, in een mooi huisje. Ze hadden
alles wat hun hartje begeerde en hiel
den veel van elkaar. Maar ze hadden
allebei één fout: ze stelden altijd al
les, wat ze doen moesten uit en zeiden
altijd: „O, dat doe ik straks wel". Zo
kwam het ook, dat ze op school tot de
slechtsten van de klas behoorden, hoe
wel ze een goed verstand hadden. A!s
moeder vroeg: „Riek, hel) je je huis
werk al gemaakt?" zei Riek: „Ja moe
der, allang!" Maar dat was niet waar.
Ze dacht dan„Ach, dat huiswerk,
dat doe ik straks wel". Maar meestal
had ze er geen tijd meer voor en moest
ze 's morgens vlak voor ze naar school
ging, nog gauw, gauw haar werk ma
ken. Het huiswerk was dan ook bijna
nooit goed.
Met Hans was het net zo. Hij was
twee jaar ouder dan Riek en zat twee
klassen hoger, maar ook hij stelde al-
lijd alles tot het laatste nippertje uit.
Het was heus vreselijk met de kim
deren. Ze hadden gemakkelijk de eer
ste uit hun klas kunnen zijn, maar
omdat ze altijd alles „straks wel de
den, waren ze nu de allerslecht sten.
Ze bedorven 'alles voor zichzelf, over
al kwamen ze altijd te laat. Ieder, die
hen kende zei, dat je op Hans en Riek
nooit kon rekenen en omdat ze ook al
tijd nog een of ander verhaaltje ver
zonnen, om zich eruit te redden, zei
den de mensen, dat ze altijd jokten
en dat je niets moest geloven van wat
Hans en Riek vertelden. Hun vriend
jes en vriendinnetjes lieten hen lang
zamerhand ook in de steek en wilden
niet meer met hen omgaan. Maar Hans
en Riek trokken zich nergens wat van
aan en speelden altijd samen.
Hun vader en moeder hadden er erg
veel verdriet van, dat de kinderen zo
slordig en lui waren. Ze probeerden
het hun op alle mogelijke manieren af
te leren, gaven hun standjes en praat
ten heel lang en ernstig met hen. Elke
keer zeiden Hans en Riek, dat ze voor
taan heus beter op zouden passen en
alles meteen zouden doen, maar elke
keer waren ze dat na een hall uur
alweer vergeten en waren weer even
lui als tevoren.
Toen het vacantie was geworden,
mocht Hans bij opa en oma gaan lo
geren en Riek zou na een weekje ook
komen.
„Heb je alles nu goed in orde? Heb
je niets vergeten en ziet alles er netjes
uit?" vroeg moeder de laatste avond
voor hij weg ging. „Ja, natuurlijk,
moeder!" zei Hans. Maar toen moeder
alles nog eens nakeek was het natuur
lijk niet in orde. Daar ontbrak iets
aan en hier was iets kapot. Moeder
was echt boos over zijn slordigheid.
„Kijk nu toch eens wat voor veters je
in je schoenen hebt! Je bent nu toen
al een grote jongen, moeder hoeft je
toch niet alles te zeggen. Hier zijn een
paar nieuwe veters, doe die nu maar
in je schoenen!" „Ja, ja", bromde
Hans en hij dacht: „Dat doe ik straks
wel!" Natuurlijk vergat hij de veters
helemaal. De volgende morgen stond
hij op het allerlaatste ogenblik op.
Moeder had hem al lang gewekt, maai
hij bleef zo lang mogelijk in zijn bed
liggen. Het was ongeveer twintig mi
nuten lopen van huis naar het station.
Staande at hij gauw een boterham en
toen hij zijn schoenen aantrok, ging
die ellendige veter kapot! In zijn grote
haast legde hij een knoop in de veter,
maar toen hij het andere eind een
beetje strakker aantrok, ging die
knoop kapot! Radeloos holde hij naar
moeder. „Heeft u een paar veters voor
me, moeder?" riep hij. „Maar ik heb
je toch gisteren net een paar nieuwe
veters gegeven!" Ja, maar waar waren
die nu weer? Waar had hij ze ook
weer gelegd? Hij haalde alles o\ei-
hoop, zocht in elke kast en eindelijk
vond hij ze. Maar toen hij aan het sta
tion kwam, zag hij juist de laatste
wagen van de trein onder de kap uit
rijden. En dat alles kwam alleen, door
dat hij de vorige avond te lui was ge
weest om de veters direct in zijn
schoenen te doen.
Maar toen gebeurde er iets, waar»,
door Hans en Riek in één keer hun
luiheid afleerden. De vacantie was al
weer voorbij en ze moesten weer elke
dag naar school. En nog steeds waien
ze even lui en stelden alles uit lot
„straks". Ze waren net op het kantje
over gegaan en in de nieuwe klas was
het weer precies hetzelfde liedje. Ze
maakten hun huiswerk niet goed,
kwamen bijna elke dag te laat en ver
telden dan allerlei jokkentjes om geen
straf op te lopen. Als moeder hen
vroeg een boodschap voor haar te val
len doen, antwoordden ze: „Ja, hoos
moeder, straks wel!" En moeder had
er steeds meer verdriet van, want ze
begon te geloven, dat haar kinderen
nooit meer flinke, verstandige kinde
ren zouden worden en inplaats daar
van steeds luier en slordiger. En toen
gebeurde het
Hun vader had een oude auto, waar
hij elke dag mee naar zijn werk ging.
Hij zag er wel niet meer zo erg mooi
uit, maar je kon er toch nog heel
goed mee rijden. Op een dag merkte
vader, dat het oliereservoir kapot was.
Hij was van de stad naar huis geko-
men en toen hij uit de auto stapte,
zag hij, dat er een breed spoor van
olie op de weg lag. Hij liep naar bin
nen en riep Hans en Riek. „Vooruit
jongens, gauw! Ik moet direct met de
auto naar de garage. Gooien jullie nu
vast gauw zand op dat oliespoor, want
het is erg gevaarlijk, als het zo blijft
liggen!" „Ja", knikten Hans en Riek.
Maar ze zeiden tegen elkaar: „Dat
doen we straks wel. We moeten Wolt
eerst nog dat kunstje leren." Wolf
was de grote herdersehond. En een
ogenblik later dachten geen van bei
den meer aan het zand en de olie.
Na ongeveer tien minuten kwam 'n
man op een motorfiets voorbij rijden
en een paar seconden later hoorden
de kinderen een vreselijk lawaai en
een luid geschreeuw. De kinderen lie
pen gauw nóar de weg en zagen toen
wat er gebeurd was. De motorrijder
was met zijn motor in het spoor van
de olie gekomen, de motor was geslipt,
de man had toen de macht over zijn
stuur verloren en was tegen een boom
aangereden. Daar lag hij nu en hij
kreunde van de pijn. De motor was
helemaal kapot. Juist kwam vader Te
rug van de garage. Hij begreep direct
wat er gebeurd was en ging naar den
man toe. Ondertussen waren er nog
meer mensen bij gekomen en had ie
mand den dokter opgebeld, die een
paar minuten later al bij hen was en
den man in een auto meenam.
De kinderen zeiden niets en gingen
stil naar huis. Ze begrepen heel goed,
dat het ongeluk nooit had kunnen ge
beuren, als zij zand over de olie had
den gestrooid. Vader was met den dok
ter en den motorrijder in de auto mee
gegaan naar het ziekenhuis, om zo
'gauw mogelijk te kunnen horen of de
wonden ernstig waren.
Heel stil zaten Hans en Riek in een
hoekje en wachtten tot vader weer
thuis kwam. Wat duurde dat wachten
lang! Maar eindelijk kwam hij dan
toch en toen hoorden ze, dal het ge
lukkig nogal mee was gevallen en dat
de man over een paar dagen weer uit
het ziekenhuis weg zou mogen gaan.
Nu de grote spanning voorbij was, be
gonnen de kinderen te huilen van op
luchting en ook van schaamte. Door
hun schuld moest die arme man nu
zoveel pijn lijden. Ze konden aan ta
fel bijna niets eten en kropen heel
vroeg in bed.
Het hleel' gelukkig goed gaan met
den motorrijder, maar vader moest
een hele grote boete betalen, omdat hij
niet gezorgd had, dat de olie van de
straat was weggeveegd of er geen zand
op gestrooid was.
En hel leek wel alsof deze gebeur
tenis de kinderen wakker had ge
schud. Ze begrepen plotseling, hoe ge
vaarlijk het kon zijn, als je niet altijd
direct deed wat je moest doen en van
die dag af, deden ze allebei hun best
om zo gauw mogelijk al hun werk en
hun boodschappen af te maken. Zo is
het met hun beiden toch nog goed af
gelopen en werden ze werkelijk later
flinke mensen, zoals de mensen vroe
ger al van hen gezegd hadden.
Oplossingen raadsels van vorige week.
1 In een ijzergieterij.
2 Ophouden met zingen.
3 Het stekelvarken.
4 De boer van een speelkaart.
5 IJs.
6 De hersenpan.
7 Sneeuw op de bergen en op het
veld.
RAADSELS.
1.
Welke stoel is toch heel goed,
Schoon hij 't zonder poten doet?
2.
Welke werkman gaat steeds achteruit
En komt door 't werk toch goed
[vooruit?
3.
Er zijn er zes en twintig.
Doch, zie,
Men noemt ze steeds te zamen,
Met de eerste drie!
4.
Zeg mij toch eens welke schoen
Niemand aan zijn voet zal doen?
5.
Welk een taaie lange pit
Zit te midden van het wit,
Maar wordt nooit door ons gegeten?
Wie zou wel het antwoord weten?
6.
Wat heeft een en twintig ogen
En is toch nog stekeblind?
Weet je 't niet? 't Is vaak in handen,
Van een groot mens en een kind.
'i