EEN «CSfliCSimET De Algemeene Toestand van Ged. Staten van Noord-Brabant, Jhr. Mr. Smits van Oyen (Eindhoven), terwijl de toenmalige Burgemeester, de heer Surmont de Bas Smeele als secre taris optrad. In 1911 volgde de benoeming \;an schrijver dezes tot Directeur van het Lederinstituut. Dank zij de groote me dewerking der Commissie van Advies en bovenal van den Secretaris der Commissie kon spoedig met het Proef station begonnen worden, doch het duurde tot 1914 eer het gebouw, dat school en proefstation zou huisvesten, gereed was. Ook moge hier gememoreerd worden de vooruitziende blik 'van wijlen den heer M. A. van Loon, die door de stichting van de Mr. van Coothstraat een uitstekende bouwgelegenheid voor de school schiep. Alles was gereed om in September 1914 de nieuwe cursus te beginnen, doch de wereldoorlog 19141918 ver stoorde de plannen in Augustus 1914 zeer. Het zou te ver voeren om hier alle bijzonderheden te bespreken, doch wel wil ik aanstippen hoe de machinale schoenmakerij-afdeeling, waar de D. V. S. G. haar machines nog niet geplaatst had, op een Zaterdagavond in de herfst 1914 plotseling gevuld werd met Bel gische vluchtelingen die hun huizen in hun vaderland hadden verlaten. De eerste dag-cursus voor de leder- fabricage was begonnen, onder de kun- dioe leiding van den heer F. van de Laak. Want ondergeteekende was door de diensten die hij als ambtenaar aan de Afdeeling Handel, en later de Ned. Overzeetrust Mij. en het Rijkskantoor voor Huiden en Leder moest verrich ten steeds meer buiten Waalwijk be zet, zoodat hij in 1916 zich in den Haag vestigde. De leiding had toen de tegenwoordi ge Directeur, de heer Ir. H. van der Waerden, zoodat deze eigenlijk al die 25 jaar de zorgen voor het onderwijs en den gang van zaken van de school gehad heeft. En wanneer wij nagaan dat meer dan 8500 leerlingen de dag-, avond- en wandelcursussen bezocht hebben, dan mag hij zeker thans met groote voldoening terugzien op 73e achter hem liggende periode. Dit groo te bezoek toch bewijst wel dat de school aan haar doel: bevordering van het vakonderwijs in de geheele leder industrie voldaan heeft. De bezuinigingsmaatregelen in de laatste jaren hebben helaas wel. rem mend gewerkt op mogelijke uitbrei- dings-plannen, die het onderwijs ten goede zouden zijn gekomen. Als voor zitter der Commissie van Advies weet ik te goed de moeilijkheden die wij in deze hebben ondervonden. Des te meer eer voor den Directeur en zijn mede werkers, dat zij niettegenstaande deze, toch zulke goede resultaten bereikt hebben. De tweede vijf-en-twintig-jarige pe riode vangt onder dezelfde trieste om standigheden aan als wij bij de stich ting hebben medegemaakt. Laat ons dit niet ontmoedigen, de omstandigheden zijn gunstiger dan in 1914, daar de school haar naam in de afgeloopen periode gevestigd heeft. Moge zij in de komende jaren we derom vele jonge lieden bekwamen in de met Waalwijk zdb nauw verbonden leder- en schoenindustrie. J. L. VAN GIJN. Lochem, Nov. '39. DE RIJKSSCHOOL VOOR SCHOENMAKERS EN LEERLOOIERS VIERT HET 25-JARIG BESTAAN. Te midden van onrust en onzeker heid, economische' moeilijkheden en zorgen ligt ons lieve vader land als vredig neutraal gebied aan den uitersten rand van het vasteland van Europa. Geografisch klein, maar in onderne mingsgeest en vrijheidszin groot, door zijn, over het algemeen wakkere bevol- king. Maar groot en klein zijn zulke re latieve begrippen, vooral wanneer zij de waarde moeten uitdrukken van een menschen-gemeenschap, die zich niet beroepen kan op een aantal, dat niet met tientallen millioenen kan worden aangegeven. De groote belangstelling die ons kleine landje ook buiten onze grenzen ten deel valt al is het niet altijd van vriendschappelijken aard versterkt mij in het vermoeden dat ook daar de beteekenis van ons land niet alleen afgemeten wordt naar de uitge strektheid van zijn grenzen... Waarom vang ik daar nu mee aan als ik, ook voor ,,de Echo" een artikel ga schrijven, naar aanleiding van het heugelijk feit: „het vijf-en-twintig-jarig bestaan van de Rijksschool voor leer looiers en schoenmakers en het proef station? Wat heeft dit feit met den om vang en de beteekenis van ons land uit te staan? Ik kan begrijpen, dat deze vraag bij den lezer opkomt. Ik weet echter heel goed wat ik neerschreef, omdat'ik daar bij in de eerste plaats geleid werd door de gedachten aan Böhringen en zijn constitutionslied: Moedig, wakker voorwaarts streven, Nooit door laffe vrees geboeid, Aan ons werk al 't onze geven, Voor het hoogst en best' ontgloeid - Dat is leven, rijk en schoon, 't Zij en blijve Neerlands kroon. Onze leus zij: Eén voor allen, En dan allen ook voor één, Samen staan en samen vallen! Wie breekt door dien ringmuur heen? Neerlands eer en roem bewaard. De eêlsten krachten saamgegaard, En in de tweede plaats door de over weging: is het nu wel een tijd om feest te vieren? Men verdenke mij niet van een onhebbelijk chauvinisme, noch van ijdele zelfverheffing als ik als Neder lander, waardeering heb voor wat er in het kleine en lage land aan de Zee is gewrocht op cultureel en maatschappe lijk gebied. Ieder ontwikkeld mensch zal het met mij eens zijn, dat ons land in het algemeen en in ons vak in het bijzonder de laatste vijftig jaren in den wedstrijd met het buitenland naar voor uitgang, zeker niet op de laatste plaats is mee gekomen. Dus ben ik gerechtigd ook het werken van de Rijksvakschool en Proefstation daarbij te betrekken. Ik doe dit echter in het volle besef, dat er ook in het buitenland inrichtingen voor vakonderwijs zijn en zeer voor treffelijke proefstations voor de schoen en lederindustrie die reeds jaren voor deze in Nederland werden gesticht, hun groote nut voor de industrie be wezen hebben en toch durf ik beweren, dat het Waalwijksche instituut onder die alle een zeer bijzondere plaats in neemt omdat dit, in onderscheid met de buitenlandsche, zijn invloed tot in al le hoeken van ons land, zoowel bij den grootsten fabrikant als bij den kleinsten schoenmaker, laat gelden. Vijf en twin tig jaren heeft het nu zijn nuttige werk verricht. Het theoretische onderwijs heeft; gepaard aan practisch onderricht de ervarin^skunst, die in Waalwijk vooral op hoog peil stond, grond en basis gegeven aan de schoen- en leder industrie. Ik wil volstrekt niet sugge- reeren, dat in Noordbrabant de schoen en lederindustrie alleen door het on derwijs aan de vakschool groot is ge worden, maar wel durf ik te verklaren dat de vooruitziende vakmenschen van het begin onzer eeuw juist hebben ge oordeeld toen zij het ontbreken van een vakschool en proefstation een gemis noemden, dat de normale ontwikkeling van de industrie moeilijk, zoo niet on mogelijk maakte. Zij, knappe vakmen schen die zij waren, gevoelden dit zoo sterk, dat zij niet hebben gerust voor dat den 23sten November 1914 in dit gemis was voorzien. Daarom kan ik zoo goed begrijpen, dat zij mijn over weging of „het nu wel de tijd is tot feestelijk gedenken", voor kennisne ming in de papiermand deponeeren en, zij het op bescheiden voet het vijf-en- twintig-jarig bestaan van het Rijks-in stituut zullen vieren; omdat het inder daad een heugelijk feit geldt. Daarom ook begon ik dit artikel zoo als ik dit deed, want ook het vakon derwijs van de Rijksvakschool voor Schoenmakers en het veel omvattende werk van het Proefstation hebben bij gedragen tot de gunstige beoordeeling van ons land op industrieel- en cul tureel gebied. Overtuigd, dat ik uit naam van zeer vele vakgenoten spreek, wensch ik de Waalwijksche Rijksschool en Proefstation steeds toenemende bloei tot heil van het vak, dat reeds zoo lang mijn belangstelling heeft. W. DONKER Pzn., Voorzitter van den Ned. Bond van Schoenmakerspatroons- en Schoenwinkeliers- Vereenigingen. Rotterdam, 18 November 1939. Feestprogramma: 10J/2 uur: Receptie in hotel Verwiel. 12J4 uur: Opstelling voor 't Ge meentehuis. \2]/2 uur: Ontvangst ten Raadhuize. 2 uur: Lunch in hotel Verwiel. 4 uur: Bezoek aan Rijksvalc- school. 8 uur: Feestavond in „Musis- Sacrum". De Duitschers blijken niet veel te hebben geleerd. Hoezeer reeds hadden ze vóór den oorlog hun aanzien ge schaad en hun recht op sympathie van andere beschaafde volkeren verspeeld door b.v. de Jodenvervolging en de maatregelen tegen de christelijke ker ken en dezer bedienaren! En thans hebben ze den strijd der Tsjechoslowa- ken om herstel van hun onafhankelijk heid bezield door een aantal Tsjechen tot nationale martelaren te verheffen door het moordend lood van vuurpeletons, wier „rechtspleging" op geen anderen grond steunde dan het met de getrokken officierssabel gege ven bevel. Natuurlijk heeft de oorlog het pas bedwongen en onderworpen Tsjechi sche volk beroerd. Het zou iets onwe zenlijks zijn, wanneer de omstandig heden onder dat volk geen gedachten hadden gewekt aan de mogelijkheid van een politiek herstel. Nochtans is er geen sprake geweest van een op stand; slechts hebben de vorige week een aantal jonge studenten in Praag een paar maal „gedemonstreerd" én daarbij heeft een paar maal de kreet „vrijheid" opgeklonken. Een kreet, welke zoolang er knechtschap in de wereld is geweest en zijn zal, als een uiting van niet te temmen verlangen is opgerezen en op zal blijven rijzen. Tegen deze demonstraties zijn de Duitsche bezetters op wrecde wijze op getreden. Zonder vorm van proces heb ben ze negen studenten, die ze voor de leiders der demonstraties aanzagen, ge fusilleerd; later nog eens drie andere Tsjechen, o.w. twee Praagsche politie beambten „wegens een overval op een Duitscher"! Alle Tsjechische hoogescholen zijn voor den duur van drie jaar gesloten en volgens berichten van Havas zou het aantal arrestaties reeds tot 50.000 zijn opgeloopen. Onder hen zou Qok generaal Nejtek zijn. Alle gearresteerde studenten zouden worden overgebracht naar het concen tratiekamp Buchenwalde bij Weimar. Voorts voeren de Duitschers een zui veringsactie onder de sokols. Volgens berichten uit Belgrado zou president Hacha geïnterneerd zijn in zijn eigen paleis, waar hij onder bewaking heet te staan. VER20NLEN AAN HET VE.LXS- pOSTADRES "SAN EEN MJLITAJR BENEDEN DEN RANG VAN OFFICIER AANGEBODEN TUSSCHEN 2J EN 3O, NOVEMBERMET 2. ELKAAR 6Ny- DENDE L-yNEN OVER HET ADRES», Wel heeft de president zich in een zes minuten-rede tot het Tsjechische volk gewend, maar zelfs 't Duitsche Nieuws bureau kon van het omroepstation te lefonisch geen inlichtingen krijgen over het hoe en waar de rede was ge sproken. Het werd naar de Duitsche autoriteiten in Praag verwezen. De Tsjechische bevolking aldus Hacha in zijn radiorede moet er zich van bewust zijn, dat het protectoraat deel uitmaakt van de „Lebensraum" van het groot-Duitsche Rijk, uit welk feit het de passende conclusies dient te trekken. Hacha waarschuwde verder tegen 't optreden van heethoofden en ondoor dachte handelingen. Hacha verklaarde dat de protecto- raats-regeering de belangen van het volk doorstond en daarin moest het dan ook blindelings vertrouwen heb ben. In 'n aantal Tsjechische districten is het standrdecht afgekondigd. ftat geldt voor de districten Groot- Praag, Praag-Land, Ivladno, Beraun en Korchowitz. Benesj heeft naar aanleiding' van de gebeurtenissen in Praag een verklaring afgelegd, waarin hij gewaagt van de „ondraaglijke terreur" in zijn land. Hij zeide voorts; „Daar de internationale positie van Duitschland moeilijker wordteen in dezen oorlog steeds meer achteruit gaat, wordt dit regiem van terreur bruter en verschrikkelijker. De Tsjecho-Slowaaksche natie heeft nim mer toegegeven aan een regiem var terreur en zal dit zelfs nu niet doen". DE SIMON BOLIVAR VERGAAN. Er zijn 126 vermisten Verhalen van passagiers en bemanning. Zooals wij hebben gebulletineerd is het Nederlandsch stoomschip Simon Bolivar een 8300 ton metend pas sagiersschip van de K.N.S.M. op zijn reis van Amsterdam naar West-Indic onder de Engclsche Oostkust op een mijn geloopen en vergaan, bij welke ramp, naar toen gevreesd werd en nu wel helaas zoo goed als zeker, moet worden aangenomen, vele tientallen opvarenden, zoowel passagiers als le den van de bemanning om bet leven zijn gekomen. Van de geredden zijn velen gewond. De lading is met 't schip verloren gegaan. De vrees, dat hier een ramp zou zijn geschied, zooals de Ne- derlandsche koopvaardij in vele jaren niet heeft getroffen, is helaas bewaar heid. Tengevolge van het feit, dat de ge redden met diverse schepen voor ver schillende plaatsen aan de Engelsche kust zijn gebracht en er onder de op varenden tal van nationaliteiten ver tegenwoordigd waren, waarbij vele passagiers, die slechts hun landstaal machtig zijn, is het nauwkeurig vast stellen van de liist van de slachtoffers bijzonder moeilijk. Zaterdag is gebleken, hoe de leden van het Nederlandsche gezantschap te Londen zich allen tot het uiterste heb ben ingespannen, om de geredden zoo wel en zoo goed mogelijk te helpen en om zoo vlug mogelijk de nadere ge gevens te verzamelen en door te zen den naar Amsterdam. Het aantal passagiers bedroeg 265 en wel 93 in de eerste klasse, 100 in de tweede klasse en 72 derde klasse pas sagiers. Officieel staat vast, dat van hen zijn gered: 48 eerste klasse-, 68 tweede klasse- en 50 derde klasse pas sagiers; totaal 166 personen. Er worden dus op het oogenblik nog 99 passagiers vermist. In totaal bedraagt het aantal ver misten dus 126 man. De geheele post is verloren. Het verhaal van den marconist. De chef-marconist van de Simon Bo livar, dhr. J. H. Lindeman, heeft aan den vertegenw. van Reuter verteld, dat hij juist in de radio-hut was, toen de eerste ontploffing geschiedde. Hij hoorde een hevigen slag aan bakboord zijde, juist onder de -brug. Een groot deel van de scheepswand aan dien kant werd opengereten; de brug werd totaal vernield, evenals de wintertuin, welke een dek lager lag. De marconist zag hoe de kapitein temidden van de ruïne levenloos in elkaar zakte. Hij is bij de explosie op slag gedood, evenals een derde klas passagier, die getroffen werd door weggeslingerde brokstukken van den wintertuin. Bij de ontploffing leek het, alsof het schip uit het water werd getild. Ik was, aldus vervolgde de heer Lin deman, niet in de gelegenheid n s.o.s.- sein uit te zenden, aangezien ons zend toestel dermate was beschadigd, dat 't onbruikbaar was geworden. Ik verliet het schip in een*reddingboot, die juist werd gestreken, toen de tweede ont ploffing volgde, die de reddingboot be schadigde en wel zóó zeer, dat zij zonk, zoodra zij in het water kwam. De twee de ontploffing had ter hoogte van de vunkers plaats. Hierdoor, stroomde er heel veel olie op het water, dat weldra ïls een zwarte massa het geheele schip omringde. Ik zwom rond in den olie- laag met vele anderen en weldra waren wij zoo zwart als negers. Vijf en veertig minuten zwom ik zoo rond, met een beschadigden redding- gordel als hulp, om boven water te lijven. Rondom mij zwommen andere nenschen, doch ik zag er 'velen voor mijn oogen verdrinken. Tenslotte werd ik opgepikt door een van de andere reddingbooten van de Simon Bolivar, welke echter in zinkenden toestand erkeerde en Waaruit men met alle macht moest hoozen om drijvende te blijven. Eindelijk zijn wij door een ter hulp gesnelde schepen aan boord genomen, om aan land te worden gebracht, NOG ZEVEN ANDERE SCHEPEN OP MIJNEN GELOOPEN. Een Zweedsch, twee Engelsche, een Italiaansch en een Fransch. Maandagavond is te Londen bekend' gemaakt, dat nog drie schepen gezon ken zijn na op Duitsche mijnen te zjjp geloopen. Het zijn de Borjessen, een 1586 ton metend Zweedsch schip, de Blackhill, een 2492 ton metend Rritsch schip en de Grazia, een 5857 ton me tend Italiaansch schip. Het desbetreffende communiqué zegt, dat zij gezonken zijn hu it en de Oostkust tengevolge van Duitsche mij nen in omstandidgheden gelijk aan die van de Simon Bolivar en de Carica Mi- lica. De Grazia is Zondagmorgen op een mijn geloopen, op ongeveer 7 mijl af stand van de kust. Vijf personen wer den gedood. Het schip zonk in enkele minuten. Twee schepen begaven zich ijlings naar de plaats des onhcils en slaagden er in omstreeks 30 overleven den te redden. Toen een reddingboot ter plaatse arriveerde, werd den stuur? man medegedeeld, dat de geredden niet aan boord van de reddingboot konden worden overgebracht. E enreddingboot en een vliegtuig zochten den omtrek af doch vonden noch slechts een paar lui ken en een brokstuk van de redding boot van de Grazia. Vijftien overlevenden van de Grazia en het dijk van een man zijn aan land gebracht in een haven aan de Zuid oostkust. Van de 16 man, wier lot on bekend is, verluidt, dat sommigen ge red zijn door een ander schip. Twee en twintig leden der beman ning van de Blackhill zijn op de En gelsche kust aan land gebracht. ,ti JO, Van dc dertien overlevenden van de Berjesson, die Zondagavond in een haven aan de Oostkust aan land ge bracht werden, waren er acht gewond. Men gelooft, dat van dit schip zes per sonen omgekomen zijn. De overleven den werden gered door treilers, nadat zij zich drie uur lang hadden vastge klemd aan een vlot. Allen leden aan de gevolgen van hun langdurig verblijf in het koude water. Reuter meldde nog dat een Engelsch en 'n Fransch schip op mijnen zijn ge loopen bij Engeland's Oostkust. Het 4258 ton metende Britsche stoomschip „Pensilva" is naar Reuter meldt „door een vijandelijke actie" tot zinken gebracht. De bemanning is ge red. Inmiddels is er wederom een schip op een mijn geloopen, namelijk de Brit sche treilcr „Wigmore". Dit schip met man en muis vergaan. Alle zestien opvarenden zijn in de golven omgeko men. De treiler, die 435 ton meet, was in 1928 gebouwd. Het schip had Vrijdag dc Noordelijke wateren verlaten. TWEE DUITSCHE SCHEPEN ONTSNAPT? Het Duitsche stoomschip „Windhuk", metende 16.662 ton, is, naar United Press verneemt, uit de haven van Lo- bito (Portugeesch Oost-Afrika) ont snapt. Naar verluidt, zou ook de „Adolph Wörmann", metende 8577 ton die eveneens in de haven van Kaapètad lag, plotseling zee gekozen hebben. De „Windhuk" is waarschijnlijk als een Britsch schip vermomd. De beman ning zou bestaan uit de opvarenden van andere Duitsche schepen, die in 't begin van devn oorlog de haven van Lo- bito binnenvluchtten. De „Adolph Wörmann" zou zoodanig gemanoeu vreerd hebben, dat alle aandacht op dit schip was gevestigd, zoodat de „Wind huk" gemakkelijk ontsnappen kon/ La ter zou ook de „Adolph Wörmann" er vandoor zijn gegaan. THYSSEN WAS TEGEN DEN OORLOG. De Duitsche groot-industrieel Fritz Thyssen, die eenigen tijd geleden uit J. N. GERSSEN, assistent aan het Proefstation en den Voorlichtingsdienst, J. BUDDINGH. administratief en comptabel ambtenaar. M. C. v. d. VEN, amanuensis. E. VAN GAALEN, typiste.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1939 | | pagina 2