BUITENLAND
INGEZONDEN STUKKEN
bisdom en van bijzondere giften en
toezeggingen voor dat liefdewerk door
kerkbesturen en kloosters. De vicaris-
generaal bood het geschenk aan. Na
mens het kapittel werd monseigneur
een door Anton v. Welie geschilderd
portret aangeboden.
(Buiten verantwoordelijkheid der Red.)
M. de R.
Mag ondergeteekende naar aanlei
ding van het Ingezonden Stuk van „In
zender" en den heer Verheijden in Uw
blad van G Maart j.l. een plaatsje, voor
onderstaande regelen?
Aan „Inzender" wil ondergeteeken
de mecdeelen dat het zijn volste recht
is het niet met hem eens te zijn. Ik wil
niet pogen anderen mijn meening op
te leggen en vertrouw dat „Inzender"
mij, wederkeerig een eigen mecning
niet zal misgunnen.
Aan den heer Verheijden zij opge
merkt, dat inderdaad onder het Min.
Cort v. d. Linden de gelijkstelling tus-
sehen openbaar en bijzonder onderwijs
is tot stand gekomen.
De heer Verheijden vergete echter
niet, dat de eertijds oppermachtige Li
berale partij toen reeds bedenkelijk
was ineengeschrompeld.
Daarenboven kon de gelijkstelling
niet anders dan in ruil voor het alge
meen kiesrecht worden verkregen.
Met een beroep op den heer Kappey-
ne van de Capello deed dhr. Verheij
den geenszins een gelukkige greep. Hij
was immers de man, door wie het be
ruchte woord gesproken is: „de min
derheden moeten maar onderdrukt
worden".
Hoe zou den heer Verheijden het
vinden indien thans zoo werd gespro
ken ten opzichte van de verdwijnend
kleine minderheid van den Vrijheids
bond?
Is het den heer Verheijden onbekend
dat van het midden der vorige eeuw
tot 1889 de schatkist ter beschikking
der openbare school gesteld werd en
elke subsidie aan het bijzonder onder
wijs werd geweigerd?
Weet de heer Verheijden niet dat
pas op 2 September 1889 onder het
rechts ministerie Mackay de gelijkheid
van openbaar en bijzonder onderwijs
voor de wet verkregen werd en dat
toen nog 28 van de 45 liberale afge
vaardigden tegen stemden?
Uit het schrijven van den heer Ver
heijden zou ik haast concludeeren, dat
deze historische feiten uit de wereld
zijner herinnering verdwenen zijn en
hem derhalve willen adviseeren deze
zaak nog eens grondig te bestudeeren.
Dan zal hij vermoedelijk de samen
werking van A. R., Lib. en Vrijz. Dem.
op monetair en economisch gebied
(zuiver materieel terrein) onder den
heer Colijn niet meer als motief aan
voeren, om de houding der Liberalen
tegenover den schoolstrijd (zuiver
principieel terrein) te verdedigen.
Met dank voor de verleende plaats
ruimte
Hoogachtend,
J. A. Verdoorn.
Waalwijk, 7-3-'40.
Geachte Redactie!
Beleefd verzoek ik U het onderstaan
de in Uw blad van Zaterdag a.s. te
doen opnemen, waarvoor bij voorbaat
mijnen dank.
De heer Verheijden schrijft in zijn
ingezonden stuk van Woensdag j.l.
aan den heer Verdoorn o.m.: „Gij
scheldt op liberalen, maar weet gij niet
dal de gelijkstelling van openbaar en
bijzoi.der onderwijs tc danken is juist
aan het liberale kabinet „Cort van der
Linden" waarin de eminente „Treub"
eveneens zitting had? Praat gij wat na
öf liegt men U van Uwe zijde wat voor?
Onderzoek deze zaak eens goed en U
zult tot een andere conclusie komen".
Het is niet om den heer Verdoorn
te verdedigen dat ik schrijf, doch uit
sluitend naar aanleiding van: „óf liegt
men U van Uwe zijde wat voor?1'
Het is bekend dat de gelijkstelling
onder het liberale (oorlogs!) kabinet
„Cort van der Linden" is verkregen,
doch dit moet men bezien in het raam
der grondwetswijziging dier dagen (in
voering van algemeen kiesrecht etc.).
Hier is absoluut geen reden den li
beralen te danken voor iets dat zij
zelf, misbruik makende van hun
machtspositie, jarenlang aan het Pro-
testantsch-Christelijk en Roomsch-Ka-
tholiek volksdeel onthouden hebben;
Integendeel, het was slechts een be
gin van uitvoering van de rechtens
toekomende gelijkheid.
„Vrije school regel, openbaar aan
vulling!" Dan pas gelijkheid volko
men.
Werd het in 1917 (1920) geen hóóg
tijd, mijnheer Verheijden, dat aan de
ongelijkheid, al was het dan slechts op
finantieel gebied, een einde kwam?
U zult toch ongetwijfeld de geschie
denis van het onderwijs in de vorige
eeuw wel kennen?
Of weet U niet dat eerst (ik ga de
ellende vóór 1848 maar voorbij) in
1848 bij wijziging in de grondwet
kwam „het geven van onderwijs is vrij,
behoudens het toezicht der Overheid"
en dat het, notabene, nog tot 1857
duurde voor die vrijheid (theoretisch)
ook in de schoolwet werd neergelegd.
(Wet v. d. Brugghen).
De wet Kappeyne bracht verscher
ping der schoolwet; „de minderheid
moest maar verdrukt worden".
Het zou me te ver voeren als ik in
het licht stelde wat de voorstanders
van bijzonder onderwijs hebben ge
leden in den strijd vóór de school, de
vrije school, waar voor den Christus
der Schriften weer plaats zou zijn,
tégen het liberalisme, tégen den geest
der revolutie.
„Het was Kuyper die aan ons volk,
dat in den achterban was teruggedron
gen, dat als een minderwaardig soort
Nederlanders werd beschouwd, geleerd
en in krachtige taal aangetoond heeft,
dat hun beginsel oorsprong en waar
borg was onzer constitutioneele vrij
heden en rechten"; (rede oud-minister
de Wilde 49ste bondsdag Ned. Bond
van J. V. op G. G., 6-5-'37).
Neen, Mr. Verheijden, als ook U de
zaak nog eens onderzoekt zult ge be
merken dat de heer Verdoorn geen
woord te veel gezegd heeft, als hij het
heeft over het aan handen en voeten
binden van het bijzonder onderwijs
door de liberalen in de vorige eeuw.
(hier doet 1917 niets, maar dan ook
niets aan af).
Neen, heusch, de voorlichting (niet
voorlieging) is bij ons nog zoo slecht
niet.
Weet U wel wie ons voorlichten?
Naast vele anderen ookde oud
ministers Colijn en de Wilde.
Inmiddels hoogachtend,
M. M. Vos.
Vrüh.-Capelle, 7 Maart '40.
ONDERHANDELINGEN
TUSSCHEN DE SOWJETUNIE
EN FINLAND?
Wapenstilstand of vredesvoorwaarden?
Uit goede bron wordt vernomen dat
de Zweedsche regeering ongeveer 10
dagen geleden de Russische voorwaar
den voor een staking der vijandelijk
heden in Finland aan de Finsche regee
ring heeft overhandigd.
De Russische voorwaarden worden
gezegd in te houden:
Vestiging van een Russische vloot-
basis in Hangö;
De afstand van de Karelische land
engte en van een deel van de strook om
het Ladogameer;
De steden Sortavala en Wyborg en
tenslotte een deel van het gebied van
Petsamo.
In Zweedsche kringen wordt ver
klaard, dat Zweden's positie zeer deli
caat is. Het schijnt, dat Zweden gaar
ne een staking der vijandelijkheden in
Finland teweeg, zou willen brengen,
voorzooverre daardoor dan ook wer
kelijk verkregen zou kunnen worden
dat Finland zijn onafhankelijkheid en
veiligheid duurzaam kan vestigen.
Men is algemeen overtuigd dat de
Finsche regeering deze verregaande
eischen, zonder daarop in te gaan. zal
verwerpen.
BELANGRIJKE GEBEURTENIS
SEN IN 'T NOORDEN?
De correspondent van „de Telegraaf'
te Kopenhagen seint:
Er kan niet meer aan getwijfeld wor
den, dat Zweden en ook Finland voor
zeer belangrijke beslissingen staan, die
overigens geheel Scandinavië betref
fen. Deze beslissingen kunnen mis
schien nog vannacht, misschien eerst
morgen vallen.
Het heeft er allen schijn van dat
nog slechts twee beslissingen mogelijk
zijn: vrede in Finland op uitermate
harde voorwaarden, of aanvaarding
van de militaire hulp van de Wester-
sche mogendheden en daarmee uitbrei
ding van het Europeesche strijdtooneel
met nog onoverzienbare gevolgen voor
Scandinavië.
Hoe diep ingrijpend de beslissingen
zijn, waarvoor men staat, blijkt met één
slag uit het feit, dat sinds vanmiddag
het geheele telefoonverkeer tusschen
journalisten, correspondenten en kran
ten te Stockholm en Kopenhagen door
de Zweedsche autoriteiten verboden is.
Naar ik uit goed ingelichte bron ver
neem, is dit verbod door het Zweed
sche ministerie van Buitenlandsche Za
ken uitgevaardigd om zoodoende vol
strekt te beletten, dat ook maar het ge
ringste over de aanstaande gebeurte
nissen buiten Zweden uitlekt.
Uw correspondent is in staat mee te
deelen, dat de commissie voor Buiten
landsche Zaken van het Zweedsche
parlement reeds enkele dagen lang vrij
wel onafgezroken diep ingrijpende be
raadslagingen houdt.
Volgens berichten uit goede bron,
meenen wij te kunnen constateeren, dat
men hier het antwoord van Finland op
de onomstootelijk ingediende Russische
vredesvoorstellen afwacht of wel reeds
omtrent dit antwoord overleg pleegt.
ITALIAANSCH SCHIP DOOR
VLIEGERS VERNIELD.
Gisterenavond om half acht is een
groot Italiaansch schip, de „Amelia
Lauroin de Noordzee door vliegtui
gen gebombardeerd. Het werd gedu
rende tien minuten op hevige wijze be
stookt en daarbij kreeg het enkele vol
treffers met bommen.
Zoodra de Britsche autoriteiten het
bericht kregen, dat 't Italiaansche schip
op ongeveer dertig mijlen ten Noord
oosten van Greath Yarmouth een zwa-
ren aanval van vliegtuigen te verduren
had, werden Britsche jagers uitgezon
den naar de positie 52.50 N.B. en 2.15
graden O.L. Aan een ander Italiaansch
schip, dat zeer nabij was, de 5400 ton
metende „Titania", seinde de „Amelia
Lauro'' met lichtsignalen: ;,Wij zijn
zwaar getroffen door luchtbombarde
ment".
De „Titania" begaf zich met grooten
spoed naar haar in nood verkeerende
landgenooten, van wie zij minder dan
een halve mijl verwijderd was. Men
had aan boord van dit schip twee bom
menwerpers waargenomen, die eenigen
tijd te voren, vermoedelijk zonder de
„Titania" te ontdekken, op het andere
schip waren toegevlogen.
Aan boord van de „Amelia Lauro"
bleek de talrijke bemanning in den
grootsten nood te verkeeren. De opva
renden verzochten onmiddellijke assis
tentie en deelden mede, dat zij groot
gevaar liepen indien zij niet spoedig
hulp ontvingen. Vermoedelijk zijn ook
de sloepen door het bombardement ver
nield.
Full speed zette de „Titania" koers
naar de aangevallen boot en reeds vóór
acht uur had zij het vaartuig bereikt.
Dit was inmiddels over de geheele
lengte van het schip in brand gevlogen.
Aan boord van de „Titania" werden.,
enkele reddingssloepen gestreken en
deze werden naar de „Amelia Lauro"
gestuurd, die één groote brandende
massa geworden was. Later op den
avond was omtrent het resultaat der
reddingspogingen nog niéts bekend.
Ook een Brit aangevallen.
Het Britsche s.s. „Rosedene" (376
ton), dat Donderdag een haven aan de
Engelsche Oostkust is binnengeloopen.
is in den afgeloopen nacht op zee aan
gevallen. Het Duitsche vliegtuig liet
twaalf bommen vallen, die tot resultaat
hadden, dat de kapitein en de tweede
officier licht gewond werden. United
Press verhaalt dan, hoe een der opva
renden, de 19-jarige Charles Golden,
die ziek te bed lag, uit zijn kooi sprong
en het mitrailleurvuur van het steeds
terugkeerende vliegtuig met een auto
matisch geweer beantwoordde.
En een Nederlander.
Ook een Nederlandsch schip blijkt
slachtoffer van vliegeraanvallen te zijn
geweest. Donderdagavond passeerde te
Hansweert van Antwerpen naar Rot
terdam het zeemotorschip „Delfzijl".
Op de reis van Tyne naar Antwer
pen was het schip nabij de Engelsche
kust aangevallen door een onbekend
vliegtuig, dat het hevig heeft bestookt
met machinegeweervuur en waarvan
de sporen aan het dek nog goed zicht
baar zijn. Het vliegtuig heeft nog zes
of zeven bommen uitgeworpen, welke
echter alle naast het schip in zee vielen
Door de geweldige ontploffingen werd
het schip heen en weer geslingerd,
waardoor veel schade aan het meubilair
enz. ontstond. Een van het personeel
werd door een kogel aan den arm ge
troffen. Opvallend is het, dat de mees
te kogelgaten in en rond het stuurhuis
werden aangetroffen. De bemanning
was nog zeer onder den indruk van de
doorstane angsten.
VAN EEN PRINSJE DAT
TROUWEN WILDE.
door Gerrie Koenraads.
Er was eens een aardig prinsje, dat
een lieve vrouw wilde hebben. Daar
om stuurde hij uitnodigingen aan alle
koningen en hun dochters. Kort daar
op kwamen ze aan. Een hele stoet rij
tuigen, waarin de koningen met hun
dochtertjes zaten. De prinsesjes had
den zich mooi uitgedost, want ze wil
den allemaal graag met het prinsje
trouwen en koningin worden.
De prins liet de prinsesjes in een
grote spiegelzaal, waar rood fluwelen
stoeltjes stonden en een tafel vol lek
kernijen. Een paar prinsesjes hadden
een sneeuwwit schoothondje meege
bracht dat ze zachtjes aaiden en koek
jes voerden.
De prins wilde nu eerst eens zien,
wie van die aardige meisjes het beste
bij hem paste. Dus stelde hij zich ach
ter de deur op, waar hij door een gaat
je kon kijken en alles kon horen wat
de meisjes met elkaar bespraken.
Er was één prinses, die over alle an
deren de baas speelde; ze stopte haar
mond vol met koekjes en taartjes,
maar vond niettegenstaande dat, nog
gelegenheid om alle anderen te over
schreeuwen. „Kijk eens naar mij! Ben
ik niet de mooiste van jullie allemaal?
Ik zal vast en zeker den prins krijgen!
En dan zal ik gouden en zilveren
schoentjes dragen en elke dag een
nieuwe zijden jurk. De mensen zullen
barsten van nijd als ik voorbij kom!"
„Och," zei een meisje in een rood
fluwelen jurkje, „wat verbeeld jij je
wel! Ik ben van kind af aan bestemd
om koningin te worden en ik zal den
koning mee helpen regeren. Ik zal zor
gen dat alle mensen precies doen wat
de koning wil en wie dat niet doet,
komt in de gevangenis!" Iedereen lach
te haar uit, zelfs de prins moest in z'n
schuilhoek meelachen.
„Als ik koningin word", zei een
blond meisje, dat een krans van verse
rozen om haar hoofd 4iad en zich trots
in alle spiegels bekeek, „moeten mijn
twee kamermeisjes elke morgen als ik
opsla, rode rozen voor mij uitgooien
en als ik in mijn rijtuig uit rijden ga,
moeten de lakeien roepen: „Opzij, hier
komt de schoonste van alle koningin
nen!"
De prinsesjes begonnen weer te la
chen. Het was nu heel gezellig en nie
mand was meer verlegen.
„Als ik koningen word, zal ik zor
gen dat mijn onderdanen ook plezier
hebben", zei een bijdehand klein ding.
„Ik zal elke morgen vanaf het balcon
goudstukken op straat gooien!"
„Jij kunt naar de pomp lopen", docht
de prins, maar even later schreed hij
trots de zaal binnen. Alle prinsesjes
lachten hem vriendelijk toe, sommigen
zetten hun hondjes vlug op de grond
om een mooie buiging voor hem te
kunnen maken. Daar stond nu de prins
en keek naar al die mooie aangeklede
meisjes, die allen zo graag koningin
wilden worden. Toen zei hij ernstig:
„Ik weet dat jullie allemaal graag ko
ningin wilt worden en dat je me wilt
helpen, maar wie van jullie houdt nu
echt van me en zou altijd bij me wil
len blijven, ook als ik plotseling heel
arm zou worden?" Toen keken de
meisjes ineens dom en verlegen voor
zich en het meisje dat alleen maar zij
den jurkjes wilde dragen, keerde zich
om en liep de zaal uit. Het meisje met
de rozenkrans riep: „liefde is ouder
wets, tegenwoordig houd je alleen nog
maar van je schoothondjes, maar van
een manpoeh!"
De anderen waren het helemaal met
haar eens. Daar stond nu het arme
prinsje dat wilde trouwen en nu merk
te, dat niemand van hem hield.
Toen werd hij ineens zo woedend,
dat hij vergat dat hij prins was en zich
altijd waardig moest gedragen, de deu
ren opensmeet en boos uitriep: Eruit!
jullie allemaalEen koningin moet zo
veel liefde in zich hebben, dat ze de
hele wereld daarvan geven kan!"
Daarop verlieten de prinsesjes de
zaal en huppelden de trap af.
Nu was de prins nog eenzamer dan
eerst. Hij liet een haag van doornen
om zijn paleis zetten, zodat de kleine
ijdeltuitjes hem niet meer zouden kun
nen bereiken.
Op zekere dag kwam er een rijtuig
over de weg aangereden. Daar zat een
aardig prinsesje in, die haar groot
vader ging bezoeken. Haar grootvader
was koning van een in de buurt lig
gend rijk. Het prinsesje keek haar
ogen uit naar de mooie omgeving, de
blauwe lucht en de mooie gebouwen,
die zij passeerde. Plotseling zag zij iets
anders. Op de weg lag een oude half-
verhongerde hond. die klagend huilde.
„Stop!" riep het prinsesje tegen den
koetsier en eer de hofdame die naast
haar zat het kon verhinderen, was zij
uitgestapt en knielde naast het dier
neer. „Bah, die hond zal je bijten!"
riep de hofdame vol ontzetting uit en
stak meteen haar parasol op, zodat ze
het vieze beest niet meer hoefde te
zien. Maar het prinsesje aaide hot ar
me dier, haalde water uil een beekje,
gaf het beest te drinken en maakte een
wond aan zijn poot schoon. Intussen
was er een troep mensen om haar heen
komen staan, terwijl de hofdame wan
hopig riep: „Prinses, prinses, wat zal
Uw vader hiervan zeggen?"
„O!" riep een stem uit de mensen
menigte, „haar vader zal hoogstens
blij kunnen zijn dat hij een dochter
met zo'n goed hart heeft!" Het prin
sesje keerde zich dadelijk om, liep op
den spreker toe, gaf hem een hand en
zei: „U heeft groot gelijk; alleen als je
van alle schepselen houdt, kan het le
ven mooi en zonnig zijn. Maar zou U
niet een beetje brood of vlees voor die
hond hebben?"
Eén van de mensen rende daarop
naar het dorp en kwam even later te
rug met een mand vol lekkernijen
voor de hond, die zijn weldoenster
dankbaar de hand likte. Ondertussen
stond hel prinsesje naast den vreem
den heer, die een blauw fluwelen pak
aan had en die haar erg aardig leek.
Hij keek haar diep in haar ogen en
zei: „Prinses, ik ben maar een arme
man, U zult wel alleen met een prins
trouwen?"
„O", antwoordde het prinsesje, en
keek naar de grond, „niet iedereen kan
een koningskroon dragen en rijk zijn.
maar het is voldoende als hij een ko
ninkrijk vol liefde meebrengt."
Toen gebeurde er iets dat de hof
dame haast deed flauwvallen van
schrik, de vreemde man viel voor de
prinses op de knieën, kuste haar hand
en riep uit: „Hier beste onderdanen
staat mijn toekomstige vrouw en jul
lie toekomstige koningin! Want ze
heeft zoveel liefde in haar hart dat ze
iedereen daarvan kan geven!" Toen
droeg hij het prinsesje de koets in, leg
de de hond naast den koetsier op de
bok en vertelde de hofdame dat hij de
prins van het land was, vertelde haar
ook van het gebeurde in de spiegel
zaal, waar ze hartelijk om moest la
chen. Toen zei het prinsesje: „Koet
sier, omkeren! We gaan terug naar
vader!"
En haar vader vond den prins een
aardige jongeman en gaf graag zijn
toestemming voor hun huwelijk. De
andere prinsesjes ergerden zich groen
van nijd, want de jonge koning liet
elke dag een mooie zijden jurk voor
zijn vrouw maken en als zij uitging in
de gouden koets, strooiden de lakeien
rode dozen en het volk riep: „leve on
ze geliefde koningin!"
i|—H——
„rAii