ROODE STER FEUILLETON UIT DE PERS HET WAS IN AUSTRALIË Hel opperbevel van de Duitsche weermacht deelt hieromtrent mede: He vijand heeft in den afgeloopen nacht in Noord-Frankrijk, België en Noord-Duitschland op verscheidene plaatsen bommen geworpen, die ech ter slechts geringe schade hebben aan gericht. Eenige vijandelijke toestellen ge lukte het tot Berlijn door te dringen en daar bommen neer te werpen. In woon- en zakenwijken ontstonden op talrijke plaatsen branden. In de bin nenstad werden twee ziekenhuizen ge troffen en in de diplomatenwijk moes* ten eenige reeksen straten wegens het dreigende instortingsgevaar tijdelijk ontruimd worden. Een bom viel op het Rijksdagge bouw, een andere op de Akademie der Künste. Vijf burgers werden gedood, verscheidene gewond. Het energieke ingrijpen van de veiligheids- en hulp diensten, alsmede de luchtbescher ming der Berlijnsche bevolking voor kwam, dat de talrijke brandbommen groote schade aanrichtten. Brandbom in den tuin van Dr. Goebbels' woning. In goedingelichte kringen te Ber lijn wordt naar United Press ver neemt verklaard, dat de Brits,che luchtmacht in den nacht van Dinsdag op Woensdag, behalve Berlijn en eenige steden aan de Belgische kust, ook Hamburg en andere steden aan de Noordkust van Duitschland heeft aan gevallen. Bij bedoelden aanval op Berlijn, die in het bijzonder op de diplomatieke gericht was, naar het D.N.B. ver neemt op drie meter afstand van de woning van den minister van Pro paganda, dr. Goebbels, in de Hermann Göringstrasse een brandbom van ze ven K.G. terechtgekomen. Zij sloeg een diep gal in den tuin van den mi nister en beschadigde een groot ro- zenpark. CHURCHILL ZEGT: „INVAL KAN ELK OOGENBLIK BEGINNEN". De Britsche premier, Churchill, heeft een radiorede gehouden, waarin hij het volgende verklaarde: Bij gunstig weer duiken elk oogen- blik boven het Britsche Eiland heele golven van Duitsche bommenwerpers onder bescherming van jagers op. Menigmaal zijn het drie tot vierhon derd Duitsche machines tegelijk. Zij komen in het bijzonder van den kant van het graafschap Kent. Wij hebben hier te doen met pogingen van de Duitschers, overdag de lucht- heerschappij over Engeland te verkrij gen. Dit is natuurlijk een beslissende factor voor het geheele verloop van den oorlog. Totdusver zijn deze po gingen, zoo beweerde Churchill niet gelukt. Engeland kan zich zelfs veel sterker gevoelen dan destijds in Juli bij het begin van den strijd in de lucht, want door de voortdurende ac tie wordt van de Duitsche gevechts- vliegers veel gevergd en zij zullen, als dit nog vele weken zoo doorgaat, uit geput raken. Dit verschaft Engeland een zeer groot voordeel. Vervolgens wees Churchill op het van „De Echo van het Zuiden". dreigende gevaar van een Duitschen inval, dien hij „een zeer doldrieste on- derneming" noemde. De Duitsche i voorbereidingen strekken zich langs de Europeesche kust tot Brest uit. Niemand weet wel is waar, of de Duit schers ook maar zullen trachten te komen, doch niemand mag zijn oogciv sluiten voor het feit, dat met alle Duit sche zorgvuldigheid een krachtige in val voorbereid wordt en dat hij elk oogenhlik tegen Engeland kan begin nen. De komende week moet als een zeer gewichtige in de Engelsche geschie denis beschouwd worden. Churchill spoorde vervolgens de bevolking aan, haar plicht te doen. Ter geruststelling verklaarde hij, dat de Engelsche vloot sterk was, hoewel de Engelsche luchtmacht numeriek in de minderheid verkeert. De premier herhaalde, hetgeen hij i reeds in vroegere redevoeringen over I de paraatheid van de Britsche land- I strijdkrachten had gezegd en wees er opnieuw op, dat geen civiele overwe gingen zullen gelden. Hij verklaarde hier woordelijk: „Iedere duimbreed gronds, in elk dorp en in elke straat, zal den vijand duur verkocht worden." De leden van de vrijwillige burgerwachten voor de plaatselijke verdediging zijn vol gens de opvatting van Churchill evenzeer soldaten als de manschap pen van het staande leger. GERUCHTEN. Er zijn allerlei geruchten in omloop, schrijft het Vaderland, alle komen ze hierop neer: Mussert krijgt de macht in Nederland. Mussert, Rost van Ton ningen en Geelkerken. De N.S.B.'ers zelf verspreiden het gerucht. Ook bui ten hun kring meent men het hier en daar te kunnen bevestigen. Het blad vervolgt dan: Het is van de allereerste dagen na de capitulatie af steeds onze meening geweest en wij hebben ze hier meer dan eens uitgesproken dat er een waarlijk representatief orgaan der Ne- derlandsche openbare meening diende gevormd te worden. Samenwerking met de Duitsche overheid bij het oplossen van alle practische vraagstukken der bezet- tingspolitiek, die evenzeer Nederland- sclie als Duitsche vraagstukken mo gen heelen, invoeging van ons volk in een grooter Europeesch geheel onder Duitschlands leiding en aanpassing van onze volkshuishouding aan den nieuwen sociaal-oeconomischen toe stand in dit werelddeel, ja in de heele wereld, dit moest naar onze meening de taak zijn van het te scheppen or gaan der Nederlandsche gemeenschap. Dat daarbij naar een zoo breed moge lijke basis van samenwerking moest gestreefd worden, spreekt van zelf. Allen die bereid zijn den vrede en de rust van het continent van een sterk Duitschland te ontvangen en die Euro- ra niet tot een instrument van Angel- Saksische wereldpolitiek willen zien ontaarden, dienden vereenigd te wor den, ongeacht wat zij vroeger ook ge dacht of gedaan hadden, ongeacht ook wat zij over bepaalde punten van niet zoo primair belang thans nog zouden denken. Het gaat immers om het heil van ons volk en niet om de verwezen lijking van een of ander program. Veel echte goede wil bleef als het ware in zwevenden toestand en kon zich. bij gebrek aan een doortastende leiding, niet tot een politieke macht consolideeren. De Duitschers, die sinds meer dan zeven jaar gewend zijn ge raakt aan een verbazend snel tempo in hun geschiedenis, konden dit lange weifelende redeneeren niet begrijpen: zij weten, zij hebben geleerd, dat de daad de grondstof is van de geschie- denis en dat geen wikken en wegen I ooit kan goed maken wat men door niet te handelen op het geschikte mo ment verliest. En zoo is dan ook de toestand ont slaan, waarin men geneigd is aan te nemen, dat er wel eenige waarheid zal schuilen in de geruchten, die thans de ronde doen. Het blad betwijfelt, of dit de juiste oplossing zou zijn: Wat men daardoor bereiken wil, zal men echter niet bereiken. De wending ten goede, die in de openbare meening alhier optreedt, zal er veeleer door ge keerd worden. Wij vinden dat onge lukkig, maar constateeren eenvoudig een feit, dat nu eenmaal bestaat. Meer nog, de N.S.B. zelf zou door een derge lijke machtsdelegatie beroofd worden van de gelegenheid om zich tol een ware volksbeweging te ontwikkelen. Terwijl een op breedc basis gevormd orgaan van den Nederlandschen wil tot samenwerking de onvermijdelijke hardheden, die de oorlog en de Engel sche blokkade ook voor ons volk nu eenmaal meebrengen, psychisch zou kunnen verzachten, moet de mede heerschappij van een zoo kleine en vooral zoo weinig representatieve min derheid de hardheid grooter maken en hel odium juist geheel op die macht hebbers in schijn doen werpen. De noodlottige kloof lussschen de overgroote meerderheid van ons volk en de nationaal-socialistische bewe ging hier te lande zou daardoor be stendigd, ja zelfs verbreed worden. Naast haar toch al zware taak zou de bezettende macht nog moeten optreden als de beschermster van een groep, die zich niet uit eigen macht kan hand haven en al de steun, die er aan ver leend wordt, zou de oppositie slechts versterken. Het wat zwaar-op-de-hand- sche, maar volmaakt betrouwbare Ne derlandsche karakter zou zich daar enboven in een stil verzet tegen het Duitsche aanbod tot samenwerking verstarren. In 't „Nederlandsch Dagblad" schrijft de leider van Nationaal Front, Arnold Meyer, een heftig hoofdartikel, waar in hij opkomt tegen wat hij noemt provocatie en intimidatie van de zijde van de N.S.B. Ilij schrijft o.m.: „Het is nu al zoo ver gekomen, dat wij van verscheidene kanten zijn opgebeld, i niet de vraag, of het werkelijk waar is, dat de bezettingsautoriteiten dezer dagen de macht in handen zullen ge ven aan de N.S.B. Het is ons gebleken, dat de heeren Mussert en van Geel kerken nu zelf verteld hebben, dat op dien en dien datum de Rijkscommis saris de macht zal overdragen aan deze heide heeren en dat zij vóórdien naar Hitier zullen gaan om de laatste aan wijzingen te ontvangen voor de leiding van het Nederlandsche volk". Na deze opmerkingen treedt Arnold Meyer in een beoordeeling van de door deze geruchten geschapen en te scheppen toestand. Hij wijst er daarbij op dat het verleenen van machtsbe voegdheid aan leden van de N.S.B. in overigens op zichzelf staande, wellicht noodzakelijke gevallen, het ontstaan van dergelijke geruchten vergemakke lijkt. Overigens zou een werkelijk N.- S.B.-gezag, naar zijn meening, op alle gebied een voortdurende ondergrond- sche omstandigheid ontketenen, welke ook geenszins de wensch kan zijn van de Duitsche bezetting, die ordelijke toestanden zoowel in haar eigen als in ons aller belang wil. Daarom acht Ar nold Meyer het plicht, dat ook tegen over de bezettende overheid klaar wordt uitgesproken, wat een N.S.B.- gezag in Nederland met zich brengen zou, en hij besluit dat zoo goed als 't Britsche gerucht ook dit N.S.B.-ge- „Geef mfj", zei een smid in De Rijp „Eiken dag Roode Ster in mijn pijp! Hoe behalve zóó fijn Iets zóó billijk kan zijn, Dat is iets wat ik nauw'lijks begrijp."* Zeldzaam zacht en licht in de pijp! rucht terwille van de goede orde in ons land bestreden moet worden. Is het gerucht juist, waarover Ar nold Meyer schrijft, dan is opheldering van de zijde der overheid zeker ge- wenscht. BONNEN. Thans zijn geldig: Tarwebloem of zelfrijzend bakmeel, of Roggemeel, of Rogge-, tarwe- of boekweitmeel: No. 71, rechtgevende op 2V2 ons, tijdvak 7 Sept. .t/m 4 October. Suiker. No. 72, rechtgevende op 1 KG lol en met 27 September. Koffie en thee: No. 73, rechtgevende op onderscheidelijk V2 pond of V2 ons, tot en met 27 September. Brood: (wit, bruin, luxe, krenten brood): de met 5 genummerde dub bele bonnen, rechtgevende op 2500 gram roggebrood of 2000 gram an der brood, tijdvak 9 September t/m 15 September (eventueel tot en met 17 September). Boter, magarine en vet: Bons 05 t/m 12 van de boterkaart, rechtgevende op een half pond, tot en met 18 October. Bons „05", „00" en „07" der vet- kaart rechtgevende op een half pond margarine of boter; Bon „08" der vetkaarl geeft recht op een half pond gesmolten spijsvet of een half pond hoter; Bons „09", „10", „11" en „12" der vetkaart geven recht op een half pond boter, met 10 cent reductie per V2 pond. Rjjst of rijstemeel, of rijstebloem: No. 41, rechtgevende op 250 gram, tijd vak 7 September tot en met 4 Oct. Havermout of Havervlokken of gort of grutten: No. 54, rechtgevende op 259 gram, tijdvak 7 September tot en met 4 October. Maïzena of griesmeel- of puddingpoe der: No. 105, rechtgevende op 100 gram, tijdvak 22 Juli tot en met 8 September. No. 28, tijdvak 9 Sep tember l/in 1 November. Vermicelli of macaroni of spaghetti: No. 110, rechtgevende op 100 gram, tijdvak 22 Juli tot en met 8 Septem ber. No. 15, tijdvak 9 September tot en met 1 November. Zeep: op bon 115: 150 gr. toiletzeep (nieuwe samenstelling)óf 120 gram huishoudzeep; óf 200 gram zachte zeep; óf 250 gram zeeppoeder; óf 125 gram zeepvlokken; óf 250 gr. zelf werkende waschmiddelen; óf 200 gr. vloeibare zeep van 31 Augustus tot en met 24 September. De bon geldt ook voor gezinswasch per acht K.G. droog waschgoed. Bon 116: (extra-bon, die gelijk met de textielkaart aan mannelijke per sonen boven 15 jaar is uitgereikt; 50 gr. scheerzeep óf één tube scheer- chême, óf één pot scheerzeep van 31 Augustus tot en met 31 December. Petroleum: op zegel gemerkt: „Perio de 6", rechtgevende op 2 liter, tijd vak 9 September tot en met 3 Nov. Brandstoffen: Verkoop geschied tot 20% der hoeveelheid, welke men be trokken heeft in het tijdvak 1 April 1939 tot en met 31 Maart 1940. Kinderschoenen: alle soorten tot en met maat 23 zonder bon. Schoenen en pantoffels blijven onveranderd. Kond en kat: Bon No. 1 van de voe- derkaart voor honden. bewerkt door J. VAN DER SLUYS. uaj Nadruk verboden. 9) De kamenier van mevr. Lathom en een goeie, beste meid ook, hoor. Ik heb de jongens hooren zeggen, dat ze veel mooier is dan mevrouw, maar ik kan der niet over roepen. Als ik een volwassen man was en een meisje het hof zou willen maken, zou mevr. La thom mijn soort zijn. als ze tenminste niet met een anderen vent was ge trouwd. Zeg je moest haar blonde ha ren en haar juweelen ring zien! Wel kereltje, die zal ik denkelijk wel te zien krijgen en als ik dat niet doe, reken er dan maar op dat mij iets is tegengeloopen. Wanneer gaat ze weg? Een of twee dagen, geloof ik, misschien gaat ze met den dominee mee. Dominee? Welke dominee? De ouwe ransel-dominee Mars- bin. Hij is nu in Waringa, en ik heb gehoord dat hij naar Sidney ging. Ik wou dat die ouwe, vette kerel ver dronk, of door de bushrangers werd doodgeschoten. Ik heb meer hooren spreken van den eerwaarden heer Marsbin, zei Lu- gard, terwijl hij zijn laarzen aantrok. Het schijnt dat hij niet erg be mind is door jou tenminste niet. De knaap grijnsde en stak een pijp op. Hoe heet je? Sam Tucker. Wel Sam, je bent een flinke jon gen en ik wensch je een prettige reis en een veilige thuiskomst. Zouden die twee halve kronen je ook te pas kun nen komen? En óf ze, baas, zei de jongen gre tig. Ik wou wat kruit en patronen koopen voor mijn geweer. Vader wou me niet meer dan twee shilling ge ven en zei dat ik er nog een klap 0111 mijn kop bij kon krijgen als ik niet tevreden was. Lugard was geheel gekleed, knikte den jongen Tucker vriendelijk toe en reed verder. Dat was een gelukkige ontmoe ting, dacht hij. Als ik twee dagen la ter was gekomen zou ik juffrouw He len Adair uit Annalong gemist heb ben en had ik haar naar Sidney moe ten volgen, waar ik haar denkelijk moeilijk te spreken had kunnen krij gen Toen hij de rivier zoo wat een mijl achter zich had en hij in de felle zon op de open vlakte reed, ging hij op zij van den weg onder de schaduw der hoornen rijden. Een zwak geloei van een koe of stier deed hem naar rechts kijken en hij zag op ongeveer twee honderd meter afstand een moeras, omringd door dicht riet. Hij richtte zich op in zijn stijgbeugels en zag in het moeras iets wits dat zich scheen te bewegen en weer hoorde hij het ge schreeuw. Laten wij eens kijken, sprak hij er heen rijdend. Dichtbij gekomen zag hij, dat het witte ding een ongelukkige koe was die met haar jong kalf in het moeras was gezonken en bijna dood van ver moeienis en honger was. Op eenige voeten afstand van het dier zaten drie wilde honden op een droog plckj<* te wachten tot het kalf dood zou zijn en bromden en beten naar de arme moe der, zoo dikwijls deze ze wilde wegja gen. Kalm gleed Lugard op den grond en nam zijn pistool. Hij ging op één knie liggen en vuurde op den groot sten dingo; deze viel dood neer en toen de twee andere over het moeras wegvluchten, trof hij een er van in de ribben, zoodat deze omver rolde. Hij kroop echter weer overeind en tracht te het beschermende riet te bereiken, maar nadat hij eenige meters ver had gcloopen, ging hij zitten en likte zijn wond. Ik moet je uit je lijden helpen, vriendje, zei Lugard, maar daar ik geen kogel wil verspillen zal ik er een eind aan maken door je de hersens in te slaan. Hij stond op met het pistool in de hand en begon naar den dingo toe tc loopen, toen eensklaps een man met opgeheven pistool in de hand van ach ter een dikken gomboom op hem toe trad. Handen omhoog of je krijgt een kogel door je kop! riep de vreemde ruw. Ik ben Hewitt de „bushran ger". Zoo ben jij dat, zei Lugard koel tjes en in plaats van Hewitt's bevel ie gehoorzamen, liet hij zijn rechter hand met het pistool zakken. Je bent vanmorgen vroeg er op uit, mijn heer Hewitt. Weet je wel dat je een heel vuil gezicht hebt' De bushranger lachte grimmig. Ik weet dat jij heel gauw een wit gezicht zult hebben als je niet op past, vriendje. Ik heb geen bui om pret te maken. Handen op den rug en omgedraaid Maar mijn waarde heer! Waar- zou je de moeite nemen mijn handen op mijn rug te binden? Ik heb heel weinig geld bij mij, dat verzeker ik je niet de moeite voor jou om het te nemen. En ik wou erg graag dien hond daar afmaken een dingo noemen jelui dien, geloof ik in Australië. Misschien wil je wel zoo goed zijn een kogel in hem te jagen in plaats van in mij. Ik beloof je dat ik niet zal trachten te ontsnappen. Hewitts gelaat werd donkerrood van toorn. Daar zal ik ook wel op passen, beste kerel. En nu is het uit met die praatjes en je doet wat ik je beveel. Ik ben geen man 0111 mee te geksche ren. Dat zie ik, mijnheer Hewitt. Ik geloof dat u werkelijk een kogel door mijn hoofd zou jagen als ik u boos maakte. Een man met een ongeladen pistool tegenover een anderen man met een geladen pistool is niet in een toestand 0111 te argumenteeren. Dus Hij bleef eenige oogenblikken zwij gen met zijn blik vast op dien van Hewitt gericht en zei toen, alsof hij to zich zelf sprak: Ik zal niet gaan redetwisten. Ik verzeker je dat het niet de moeite waard is te probeeren mijn handen op mijn rug te binden. Ziezoo daar gaat hij En bliksemsnel hief hij den arm op en slingerde het pistool in Hewitss gelaat. Het trof hem tusschen de oogen met zulk een vreesdijke kracht, dat hij half bedwelmd achterover viel. In een oogwenk had Lugard zich op hem geworpen, hem het pistool uit de hand gerukt en hield nu den loop tegen zijn voorhoofd. En nu mijnheer Hewitt, zei hij opgeruimd moet ik u lot mijn spijt verzoeken te doen wat u van mij hebt verlangd. Uw handen alsjeblieft. Hij greep de handen van zijn tegen stander, bond ze met een zijden zak doek op diens rug nam Hewitts twee de pistool uit diens gordel, bracht hem in zittende houding en keek hem aan met een komische uitdrukking op zijn gelaat; doch toen hij het bloed zag, dal langs Hewitts gelaat liep uit een diepe snede in het voorhoofd, sprak hij: Ik heb je flink geraakt. Heb je een zakdoek bij je? Neen. Dan zal ik je moeten vertrou wen. Ik heb je twee pistolen vod den vergeleken bij de mijne daar gaat-ie dus. Hij maakte den zakdoek los en bond dien den man om het hoofd om het bloed te stelpen. Toen nam hij He witts pistolen en keek naar den ge wonden dingo. Heb je wel eens geprobeerd met je linkerhand te schieten, mijnheer He witt? vroeg hij zijn vijand, die er thans heel rustig bij zat. Het zou je in je vak anders heel goed te pas komen. Kijk! Hij vuurde met zijn linkerhand en de dingo viel, in den kop getroffen dood neer. Hewitt uitte een kreet van bewon dering. En nu mijn vriend ik heb je ge loof ik al gezegd, dat je gezicht vuil was. De kleine onaangenaamheid van zooeven heeft het nog vuiler gemaakt. Ofschoon ik zeeman ben en gewend ben ongewasschen gezichten en soms bloed te zien, stemt mij zoo iets altijd onaangenaam. Ik stel je daarom voor je gezicht in die plas te gaan was- schen. Je hebt werkelijk een heel knap gezicht. Maar drink eerst eens iets van die uitstekende cognac dat zal je goed doen. (Wordt vervolgd). r wal 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1940 | | pagina 2