GEMENGD NIEUWS FEUILLETON DE DUBBELGANGSTER HET LYBISCHE OORLOGSTERREIN. Drie Zondagen per week! De „vruchtbare" kolonisa tiegebieden. Tunis, als het Land van Belofte. Tripoli is een stad van bijna 100.000 inwoners, w.o. ongeveer 20.000 Itali anen. In de groote en grootsche Euro- peesche wijk gaat het leven traag en stil; Tripoli is te weinig handelsha ven, ze is une ville morte. Ook in de inlandsche stad verloopt het ver keer in doodelijke rust en slechts in de bazars, de nauwe winkelstraatjes, meercndeels overdekt tegen de zonne straling, krioelt een min of meer be drijvige massa inboorlingen in veel soortige kleedij. De bazars in de Ara bische wijk zijn des Vrijdags, d.i. op den Mohamedaanschen gebedsdag, ge sloten; in de Joodsche bazars is het leven des Zaterdags uitgestorven en op den Zondag is het akelig stil in de Europeesche wijk. Er wonen verschei dene duizenden Joden in de Lybische hoofdstad en ze hebben zich veree- nigd in een huurt, welke men een ghetto zou kunnen noemen, ware het niet, dat er van een afsluiting geen sprake is en evenmin van een verhod voor de Joden om daar buiten te wo nen. Ik heb al eerder geconstateerd, dat de Joden in Lybië behoorlijk wor den behandeld; men beschouwt ze als inlanders en staat ze toe om hun on derlinge geschillen te onderwerpen aan een Joodsche rechtbank, „Rabbi naal Gerechtshof", zetelende in een zeer representatief gebouw. In den oud-Romeinschen tijd is het land en de stad Tripoli van groote po litieke en economische beteekenis ge weest, maar de bodem heeft zijn vruchtbaarheid geheel verloren. Italië heelt schatten ten koste gelegd aan het oppoetsen van den vroegeren glans, maar daarmee is de welvaart niet teruggekeerd. Niemand is er ge lukkig of zelfs maar tevreden. De Ly bische kust had voor Italië wellicht waarde voor het vestigen van militai re bases, maar het land levert niets op. Men leest ten onzent wel eens van de nieuwe kolonisatiegebieden voor Italiaansche boeren in de „vruchtba re" gedeelten van Tripolitanië en Cy- renaica. Het zijn armzalige plekjes grond bij het havenplaatsje Zuara, nabij de grens van Tunis, en op de hoogvlakte van Marmaraica, tusschen de plaatsjes Cirene en Derna. Van vruchtbaarheid mag ook in deze ge vallen niet worden gesproken. Slechts is daar de bodem ten koste van kapi talen voor bevloeiï,ng, „bruikbaar" te maken voor de cultuur van granen en groenten. Omdat een betèekenend aan zien aan het woestijn bezit te willen geven, kwam men er toe 0111 aan cir ca 20.000 Italiaansche boerengezin nen de mogelijkheid tot emigratie en tot vestiging in Lybië te verschaffen. Zij kregen grond en hun woningen stonden kant en klaar afgebouwd, Postgiro no's van de „Winterhulp Nederland" Winterhulp «Neder la nd«, den Haaj,>, No. 555 i. Als bank der «Winterhulp Nederland is aang wezen de Kasvereeniging N. V. Amster dam No 877. Stort op .">551 of 877. Ge brengt geluk in veler leven. toen ze ter plaatse arriveerden, maar er zijn maar weinige kolonisten, die zich zonder verderen steun van de overheid kunnen handhaven. In het heele land liggen slechts twee kleine brokken spoorlijn van enkele tiental len kilometers. Zij verbinden de Itali aansche landbouwerskolonie aan de Westgrens van het land met Tripoli en aan de Oostgrens met Bengasi. Als op deze armoedige streek die van Zuara een uitzondering maakt, dan komt dat, zoo zeggen ze, omdat deze streek eigenlijk een groote oase tegen Tunis aan ligt. Naar I Tunis zien de Italianen in Lybië op als eens de Joden in de woestijn naar het Beloofde Land. Naar Tunis gaat hun begeerte uit; Tunis, het land met zijn groote vruchtbare vlakten en rij ke minerale welvaartsbronnen. Naar Tunis, waar de Romeins.che voorou ders leefden en streden (Carthago) en waar volgens Italiaansche bereke ning meer Italianen wonen dan Franschen. Tunis, waar de Italianen sedert jaren zouden worden onder drukt, waar nochtans slechts door Italiaansche arbeidskracht groote eco nomische werken (vooral havenver- beteringen) zouden zijn tot stand ge komen. Tunis, waar de Italianen stel selmatig uit alle openbare functies heeten te zijn geweerd en in tegen stelling met de Franschen de Ita lianen onder de gewone inlandsche wetgeving vallen. In Tripoli teert men op de haat je gens de Franschen en op het verlan gen naar de verovering van Tunis. Toen ik in deze stad was, heerschte er een volslagen oorlogsgfeest. Het le ger was er populair; het land was se dert kort onder militair bestuur ge steld; men wees me twee passeerende militairen aan in rijke uniformen: de maarschalken Badoglio en Graziani, die de militaire situatie kwamen in- specteeren. Later sta ik aan den rand vande stad en zie uit de woestijn groote zandwolken aanrollen, waar vooruit troepen inlandsche militaire kameelruiters draven; merkwaardige liguren op niet minder merkwaardige rijdieren. Deze bewakers van de woes tijn zijn gehuld in lange gewaden; de gezichten zijn geborgen in lappen, welke ze op gesluierde vrouwen doen lijken, bescherming tegen het al- doordringende, fijne zand. (Wordt vervolgd.) HET AGRARISCH PROGRAMMA VAN DE NEDERLANDSCHE UNIE. Ordening van den Nederlandschen bodem. Van de zijde van De Nederlandsche Unie deelt men ons mede, dat de land bouwdeskundigen van De Nederland sche Unie thans het Boerenprogram geheel hebben uitgewerkt. De voor naamste inhoud is in de volgende acht tien punten vervat: 1. In het komende Nederlandsche corporatieve bestel zal er een afzonder lijke landbouwcorporatie moeten ko men, waarin, naast den boer en den handelaar in en den verwerker van landbouwproducten, ook de landarbei der en de andere in de tot deze corpo ratie behoorende bedrijven werkzame arbeiders een plaats krijgen.' Naast de corporatie blijven cultureele organisa ties voor de plattelandsbevolking werk zaam, welke uitgaan van de verschil lende geestelijke stroomingen. 2. Landbouw en boerenstand zijn van fundamenteele beteekenis voor ons volk. Een zoo sterk mogelijke bevordering van de agrarische productie is dan ook terwille van de welvaart van het ge- heele volk noodzakelijk. Door het be vorderen van ontginning, herontgin ning, ruilverkaveling enz. en waar noodig door verbetering van onder wijs, voorlichting en onderzoek, dient men zoo veel mogelijk in deze richting te werken. Uit sociale en economische overwe gingen is een redelijke belooning van den agrarischen arbeid noodzakelijk 3. Tot nu toe heeft men niet vol doende ingezien, dat een heroriëntatie in de richting van meerdere voorziening in eigen behoefte aan agrarische pro- hoogd met een redelijke vergoeding voor de aangebrachte verbetering. De pacht dient zooveel mogelijk te worden tot een permanent en zelfs ver- erfbaar gebruiksrecht. De verhuur van „los land'' op korten termijn dient zoo veel mogelijk te worden tegengegaan. 9. Ook al heft men zooveel mogelijk alle bezwaren tegen het pachtsysteem op, dan nog steeds ontbeert de pachter de vreugde, welke het eigen bezit geeft. Deze arbeidsvreugde is een fac tor, waarmee men in een goede maat schappelijke orde evenzeer zal rekening hebben te houden als met de sociaal- oeconomische belangen in engeren zin. Daarom achten wij een zoo sterk mo gelijke bevordering van het eigen bezit noodzakelijk. 10. Het eigen bezit in den landbouw kan bevorderd worden door als regel te stellen, dat verkoop van grond en kel kan gesch'eden aan grondgebrui kers. Slechts wanneer dit ertoe zou lei den, dat daardoor de zittende pachter uit zijn bedrijf zou worden gezet, dient men onder beperkende bepalingen ver koop aan een niet-gebruiker toe te la ten. 11. In de toekomst zullen zooveel mogelijk ook bekwaamheid en karak tereigenschappen en niet kapitaalbezit den doorslag moeten geven bij het koo- pen of huren van een boerderij. De flinke landarbeider moet een kans heb ben op te klimmen tot eigen boer. BOMEXPLOSIE IN HOTEL TE ISTANBOEL. ducten door eigen middelen noodzake lijk is. 4. Voor een behoorlijk prijspeil in den landbouw is een marktordening noodzakelijk. Deze marktordening houdt o.a. een ordening van het distri butie-apparaat in. 5. Is het noodzakelijk, dat de agra rische productie in een bepaalde rich ting wordt gedrongen, 'welke uit soci- aal-oeconomisch oogpunt het meest wenschelijk is, dan mag deze richting niet meer worden bepaald door een vrije prijsvorming, maar moet be- heerscht worden door een goede prijs regeling. 6. Daar de totale agrarische pro ductie zoo hoog mogelijk moet worden opgevoerd, is iedere productie-regeling, welke dit bemoeilijkt, verwerpelijk. 7. De sluitsteen van een goede agrarische ordening dient een bodem ordening te zijn. 8. De koop- en pachtprijzen van den grond dienen door ter plaatse des kundigen te worden vastgesteld. Bij verkoop of verhuur aan een anderen pachter mogen zij slechts worden ver- 12. In de toekomst dient de vor ming van overmatig-groote boerenbe drijven en de invloed van het groot-ka pitaal te worden tegengegaan. 13. Het is gewenscht alle bestaande en alle nog nieuw te sluiten pachtover eenkomsten te onderzoeken op de vraag, of zij uit het oogpunt van de gemeenschap, de bodemwerkers en den landbouw wenschelijk of noodzakelijk zijn. 14. Voor de verhooging van de ag rarische productie is van groot belang, dat van staatswege via de Boerenleen banken zoo noodig voor allerlei verbe- tpringen credieten verleend worden. 15. De fabrieken, welke de land bouwproducten verwerken, dienen tot een betere, oeconomische verdeeling van het werkterrein te komen. 16. Voor boerderijen welke normaal op het gebruik van gehuurde arbeids krachten zijn aangewezen dient een verplichte minimale arbeidersbezetting te worden vastgesteld. 17. Met een volledige erkenning van de waarde van den landarbeider, dient er in het boerenbedrijf een hech te arbeidsgemeenschap tusschen boer en arbeider(s) te groeien. Persoonlijk contact, onderling overleg en kame raadschap moeten daarbij op den voor grond staan. 18. Een goede verhouding tusschen boeren en arbeiders legt de basis voor het herstel van de dorpsgemeenschap. In de hal van het Pera Palace-hotel te Istanboel zijn gisteravond tien uur, kort na aankomst van den vroegeren Engclschen gezant te Sofia, Rendall, en zijn staf, twee bommen ontploft. Drie personen werden gedood en min stens zes zwaai gewond. De geheele voorgevel van het hotel werd door de explosie vernield. De drie dooden zijn alle Turken. Onder de gewonden bevindt zich de eerste legatie-secretaris van het En- gelsche gezantschap te Sofia, Lam bert. De consul-generaal Burman, van het vroegere consulaat-generaal te So fia, de Engelsche consul-generaal te Istanboel, Paten en zijn vice-consul Page zijn eveneens gewond. De bommen er bleken er drie te zijn, waarvan een niet is ontploft bevonden zich in drie koffers, die te zamen met de bagage der gezant schapsleden in de hal van het hotel gebracht waren. De eigenaar der kof fers is onbekend. Het brandende hotel werd dadelijk na de explosie door politie en militai ren afgezet. Tien personen, die zich op het oogenblik der ontploffing in de hal van het hotel bevonden, werden door de politie gearresteerd. In drie ziekenauto's vervoerde men de zwaargewonden naar een zieken huis; de lichtgewonden werden in een naburig hotel ondergebracht. Le den van de Britsclie ambassade regel den de overbrenging van het Engel sche gezanlschaps- en consulaire per soneel uit Sofia naar een ander hotel. De brandweer slaagde er in den brand na een uur te blusschen. Kort na de explosie arriveerden de hoofd commissaris van politie te Istanboel en de gouverneur van de stad. Zij re gelden de opruimingswerkzaamheden en het transport der gewonden. Na de ontploffing verzamelde zich een menschenmenigte van minstens tienduizend personen in de straten om het hotel. De trottoirs en de straat voor het gebouw waren over een af stand van vele honderden meters met glasscherven bedekt. De Engelsche gezant Randell, die evenals zijn dochter geen verwondin gen heeft opgeloopen, heeft direct na den aanslag in zijn kamer een langdu rig onderhoud gehad met de politie autoriteiten. Aan deze bijeenkomst, die volgens S.P.T. tot middernacht duurde, namen ook de leden der lega tie deel. Het is een raadsel, hoe de helsche machines in de koffers zijn gekomen. Men is te Istanboel van meening, al dus United Press, dat de hommen, volgens de bedoeling van de daders van den aanslag, in den trein hadden moeten ontploffen. Indien dit zou zijn geschied, zou wellicht de geheele trein verongelukt zijn. "DE ECHO VAN HET ZUIDEN" 31) Weet je dat wel zeker? vroeg ze bezorgd. Hemel, je hand is ook al zoo gloeiend heet, Irene. Laten we niet gaan; de Granvilles zijn zulke oude vrienden, dat ze heusch niet beleedigd zullen zijn, als ik op het laatste oogen blik nog afzeg. Laat me met je mee naar huis gaan. Ik zou het mezelt nooit vergeven, en je vader evenmin, als je ziek werd! Nee, nee! zei Irene, met bijna koortsige haast. Ik hen heusch vol maakt gezondEn laten we alsjeblieft gaan! Ik heb behoefte aan wat aflei ding. Aan het diner zelf waren ze maar met weinigen, doch daarna zou er een dansavond zijn en al spoedig kwamen de gasten, meestal jongelui opzetten. Iiene werd van alle kanten omringd, en ze deed haai best. om te lachen en opgeruimd te schijnen, zoodat nie mand iets aan haar zou k innen mer ken. Maar na een poosje werd de in spanning te groot voor haar. en ze dacht er juist over, aan de hertogin te vragen, of die haar thuis wilde bren gen, toen Mayne Redmayne de zaal binnenkwam. Redmayne was niet alleen beroemd om zijn gaven, doch ook, wat méér is door iedereen geacht en bemind. Het kwam Irene plotseling voor, of zij vanavond voor het eerst zag, hoe 'n mooi, nobel gezicht hij had, hoe in drukwekkend zijn gestalte was en hoe lier en rustig zijn gang. Hij zag er ern stig uit, nadenkend en gereserveerd zooals gewoonlijk, en hij baande zich een weg door de groepjes met een af wezige en toch zoekende uitdrukking in zijn donkere oogen, alsof hij iemand hoopte te vinden. Zij vroeg zich af, wie dat kon zijn; toen ontmoette plotseling zijn blik den hare, de heele uitdrukking van zijn gezicht veranderde, zijn oogen leefden op en verzachtten zich en zijn strak ke mond ontspande zich in een jon- gensachtigen glimlach, die hem niet ouder deed lijken dan den jongste van de aanwezigen. Hij kwam recht door de zaal naar haar toe, en toen zijn hand zich vast en warm om de hare sloot, leek het Irene, of al haar angst en kommer van haar af werd genomen. Met een glim lach keek ze naar hem op. Ik ben zoo blij, dat u gekomen bent, zei ze. Ik heb hoofdpijn, en zou liever rustig wat zitten praten dan te moeten dansen. Hij knikte, alsof hij het begreep, trok haar arm door den zijne en leid de haar naar een rustig hoekje. U moest eigenlijk niet hier zijn, maar thuis en in bed, zei hij ernstig, maar met een klank van teederheid in zijn stem. Laat ik eens zien, of ik de hertogin kan vinden Nee, nee. nog niet. Nog een poos je. Hij schrok van de angstige smee king in haar stem en schoof onwille keurig wat dichter naar haar toe. Mijnheer Redmayne, ik zou graag willen, dat u me iets beloofde. En wat is dat? vroeg hij. Zoudt u willen beloven, dat u in de toekomst, wanneer u wanneer u iets over me hoort, wat dan ook, dat u nooit slecht over me zult den ken? Hij glimlachte, maar was ernstig bezorgd. is gemakkelijk genoeg, zei hij. Vraag u me liever iets, dat een beetje moeilijker is! Nooit zou ik slecht over u kunnen denken. Neem me niet kwalijk, maar wat u daar zegt, klinkt absurd! En weer glimlachte hij. Ze keek naar hem op, en in haar blik lag half-verwonderde dankbaar heid, zoowel als een soort ontzetting om zijn blind vertrouwen. Wat zei u dat wonderlijk! YVat wat bent u toch altijd goed voor me. YVe zijn zulke oude vrienden, zei hij rustig. En daarom waag ik u ook te vragen: vertelt u me, wat u van plan bent om te doen. Ze schudde het hoofd. Ik weet niet, wat ik wel zou wil len geven, als ik 't u kon vertellen; maar dat kan ik niet. Het het is niets slechts. Ze glimlachte. Maar méér kan ik niet zeggen. Enkel dit nog: als u het bij toeval zoudt ontdek ken, moet u er met niemand over spre ken, en zeker niet met mij; ik zou het niet kunnen verdragen. En beloof me ^rder nog, dat, wat er ook gebeurt, wat ik ook zou doen u nooit zult trachten in te grijpen, zelfs wanneer u zoudt denken, dat 't voor mijn best wil was. Ik beloof het, zei hij. Ze stak hem haar hand toe. Hij wil de ze aan zijn lippen brengen, bedacht zich nog intijds, maar bleef ze vast houden. Twee mannen kwamen aandrente len en geruischloos, handig, zonder van houding te veranderen, trok hij de gordijnen wat verder voor de die pe raamnis waar zij zaten, zoodat zij geheel verborgen waren. De twee man nen bleven op een paar pas afstands staan. Het waren beiden staatslieden van beteekenis, en ze praatten ernstig en met gedempte stem, maar slechts het gordijn scheidde hen van Redmay ne en Irene, en dezen konden elk woord verstaan. Ja, de toestand ziet er donker ge noeg uit, zei de één. Wat een zegen, dat we hem hebbenAls er iemand is, die ons er doorheen kan helpen, dan is hij het. Ik zou niet weten, hoe het gaan moest, als we hem verloren, vóór een deze zaak bracht. We hebben Redmayne nog, zei de ander. Ja, hij is knap genoeg en je kunt op hem houwen als op een rots, maar ten slotte is hij nog jong en heeft niet die ruime ervaring van den Chef. Heb je hem gezien vóór zijn vertrek? Zóó ellendig heeft hij er nog nooit uit ge- zien. Ja, maar dat is eigenlijk al een heel poosje zoo, al hebben de meesten van ons het niet gemerkt. En hij heeft nergens over geklaagd. Maar dat is niet vreemd: hij klaagt nooit. Hemel, als ik bedenk, wat hij allemaal heeft doorgemaakt en hoe hij het gedragen heeft! Je kunt niet anders doen dan hem bewonderen. De meesten zouden er aan te gronde zijn gegaan. Je bedoelt het verlies van zijn vrouw natuurlijk? Ja, dat geheimzinnige mysterie, dat over zijn leven ligt. Niemand weet eigenlijk precies, wat er van haar geworden is of wat er achter haar verdwijning stak, niet waar? Neen; en ik denk ook wel niet, dat iemand.daar ooit achter zal ko men. Het is één van die raadselen, die nooit opgelost zullen worden. Mersia heeft zijn geheim bewaard en zal het wel met zich in het graf nemen. Irene kreeg een schok en wilde op springen, maar Redmayne legde zijn hand zwaar op haar schouder en deze aanraking kalmeerde haar. Maar ze keerde haar krijtwit gezichtje naar hem toe met een uitdrukking van doo delijke ontzetting. Redmayne legde een vinger op ziji\ lippen, en zij wachtte, tot de heide mannen verder waren gegaan; toen stond ze op en knelde haar handen om zijn arm. Vertel het mehijgde ze, vertel het me! Ze spraken over mijn vader ik wist dat niet van van mijn moeder! Mijnheer Redmayne, vertel goed einde is ge- 1 het me! Ze zeiden, dat er een geheim was een mysterie! Stilzei hij sussend, en er was op dat oogenblik een klank in zijn stem, die alles verried, wat hij vooi haar voelde; maar ze was te verhijs-* terd, te opgewonden om dat te bemer ken. Ik kan het u niet vertellen ja, ik wenschte dat ik het kon; maar ik kan niet! Stil toch, liefste liefste! Het woord kwam geheel onwillekeu rig van de lippen, hij wist nauwelijks, dat hij het had uitgesproken, en ook tot Irene drong het niet door. Toch deed zijn teederheid haar, half onbe wust, goed en ze werd rustiger. O, als ik het toch maar wist! fluisterde zij. Luister! zei hij, terwijl hij zijn hoold zóóver naar haar overboog, dat hij kon fluisteren. Je hebt door een toeval iets gehoord, dat betrekking heeft op het vroegere leven van je va der. Wat het ook zijn mag, hij heeft het voor je verborgen gehouden. Twij fel je er aan, dat hij dat deed uit lief de en zorg voor jou, Irene? Haar lippen vormden het woord „neen", maar er kwam geen geluid en ze keek hulpeloos naar hem op. Irene, vergeet, wat je daarjuist gehoord hebt. Kom, ik heb jou daar straks een belofte gegeven; geef jij me er één in ruil: dat je je vader in dit verband geen enkele vraag zult stel len. Ze beefde en klemde zich aan hem vast. IL beloof het! fluisterde zij bijna onhoorbaar. Maar maar o, als u eens wist, wat een donkere wolk er over me schijnt te hangen, wat 'n doo delijke angst ik weet zelf niet waar voor Ze huiverde, en plotseling, alsof vrees en verwarring haar te machtig waren, verborg zc haar gezicht tegen zijn borst. (Wordt vervolgd1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1941 | | pagina 4