BB WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT ÉM& j 16 FEBRUARP1945 Prijs per nummer 10 cent 68e JAARGANG No. 7 De Droeve Dag. v. SGP - HOE BURGEMEESTER MOONEN EN JOOP HOFFMANS DEN DOOD VONDEN EN VINCENT HOFFMANS ZIJN LEVEN REDDE. ZUIDEN Hoofdredacteur Uitgever: JAN TIELEN Redacteur J. A. A. VAN DEN DUNGEN Drukker: Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tlelen Kennummer 2483 f JOOP HOFFMANS1 VINCENT HOFFMANS t BURGEMEESTER E. C. J. MOONEN Nu de eerste en ergste schok over den wreeden en gruwelijken moord op burgemeester Moonen en Joop Hoffmans voorbij is, achten wij den tijd gekomen in een sober, doch zoo volledig mogelijk verslag dit vreeselijke gebeuren voor de geschiedenis onzer gemeente vast te leggen en voor het nageslacht te bewaren. Ieder herinnert zich stellig nog wel de groote en intense spanning waarmede eenieder in onze omgeving de fantastisch snelle opmarsch der geallieerde legers door Frankrijk en België volgde en hoe zij meer en meer de Brabantsche grens naderden. De menschen verdiepten zich in gissingen en veronderstellingen en in het begin van September zou de bevrij ding van onze eigen omgeving nog slechts een kwestie van dagen zijn. Men zat schier dag en nacht bij de radio en op 5 September kwam plotseling het ver rassende bericht, dat de geallieerde legers Breda bevrijd hadden en snel verder op rukten. De menschen waren door het dolle heen, de Duitsche afdeelingen hier en daar verkeerden in de grootste wan orde en onze bevrijding zou nog slechts een kwestie van uren zijn. Reeds werd een aanvang gemaakt met het ophalen van landverraderlijke elementen, de vlag gen kwamen voor den dag en het zoo lang gemiste Oranje zag men weer in de straten verschijnen. Kortom het was een .Dolle Dinsdag zooals deze dag in onze geschiedenis be kend zal blijven. Weinig konden wij in onze plaats vermoeden, dat daarop zoo spoedig reeds een „Droeve Dag" zou volgen, die nameloos leed en ellende over Waalwijk brengen zou en onze plaats in den diepsten rouw zou dompelen. De tijd mag dan al vele wonden heelen en er is zooveel, dat ons nu zelfs nog zoo diep de rampspoeden van den oorlog doet voelen en onpeilbaar diep leed brengt, dat men de gebeurtenissen van 6 Sep tember nog slechts als een verre ge schiedenis, ontdaan van de scherpe kan ten, zou kunnen zien. In feite is de tragiek van den 6den September groot en zelfs de rampen die onze gemeente nog na dien tijd troffen zijn niet bij machte de droeve feiten te verkleinen. Na de vreugde bleek al spoedig, dat de geallieerde legers nog verre waren en wij ons nog lang niet „vrij" konden noemen. Integendeel! Het droeve spel begint. De droeve historie begint reeds vroeg, op Woensdagmorgen. In de hal van ons Raadhuis wachten een paar vrouwen de eene was ge huwd met den landwachter van Gijzel en de andere haar nichtje van Bokstate om bij den burgemeester te worden toe gelaten. Hun mannen waren den vorigen dag als landwachters opgepikt en het was blijkbaar hare bedoeling om bij den burgemeester daartegen te komen pro testeeren, alhoewel die er part noch deel aan had. De burgemeester was echter in conferentie en kon haar nog niet ont vangen. Terwijl zij haar beurt afwach ten, komt er een Duitsche luitenant met enkele manschappen binnengestormd, het was toen ongeveer tien uur, die direct den burgemeester moesten spreken. „Er loopen veel te veel menschen op de straat", zoo viel de luitenant woedend uit, en hij nam den burgemeester mee op het bordes. Er was misschien wat meer dan ge wone drukte te constateeren, maar zoo erg was het niet. De burgemeester liet zich in dien zin uit, waarop de luitenant weer uitviel, dat het wel erg was en dat hij gerust durfde te schieten. „Dat moet U niet doen, daar maakt U de zaak maar erger door", antwoordde de burgemeester en het slot van het liedje was, dat de luitenant besloot, de straat te laten ontruimen. De vrouwen hadden dit geheele too- neel met argusoogen bespied en toen de luitenant wilde weggaan, klampten zij hem onmiddellijk aan om haar wederva ren te vertellen. Waarschijnlijk heeft deze aan haar klachten echter geen gevolg ge geven, want zij verdwenen in de straat. Hier hadden inmiddels enkele kleine Duitsche troepenverplaatsingen plaats en de vrouwen trachtten verschillende vrachtauto's aan te houden, wat echter op niets uitliep, tot een colonne Neder- landsche SS per rijwiel doorkwam, bij welke lieve luidjes het verhaal in goede aarde viel. Natuurlijk moesten zij direct weten, wie zich den vorigen dag aan de ophalerij hadden schuldig gemaakt en zij werden verwezen naar de woning van Mevr. Hoffmans-Zijlmans. Dat was niet juist, want de jongens van Hoffmans had- V den aan die gebeurtenissen part noch deel gehad, al was daarbij wel iets ge beurd, dat hun namen met het gebeurde in verband gebracht kon hebben. „Het kan ook een neef geweest zijn". Een zusje opende de deur, en op de vraag van de kerels of vader thuis was, antwoordde zij heel verwonderd van nee; vader was reeds lang dood. „Je broers dan misschien?" Dat wist ze niet. Maar op deze vragen gaven de twee vrouwen al snel antwoord. „Ja, die wel, kijk maar, ze staan boven voor het raam". Inderdaad was dat zoo. Het huis werd toen direct omsingeld en verschillende SS-kerels stormden naar boven. Daar werd alles overhoop gehaald. Men vond een radio en een vlag met Oranjewimpel, die boven uit het raam op straat ge gooid werden, terwijl de 25-jarige Vin cent en zijn 18-jarige broer Joop mee naar beneden gesleurd werden. Daar deden zij het relaas, dat zij met het geheele geval van gisteren niets te maken hadden, waarop een der vrouwen repliceerde, dat het dan ook wel een neef geweest kon zijn; zij wist echter niet waar die woonde en op de desbetreffende her haalde vragen van de soldaten bleven de broers vastberaden het antwoord schul dig. De kerels stonden met revolvers te dreigen en te zwaaien, maar zij volhard den in hun stilzwijgen; zij wilden niet voor verrader spelen, totdat het zusje, dat deze geheele historie bijwoonde, plot seling de gevraagde adressen opgaf. Men begaf zich daarheen en Joop en Vincent werden meegenomen, maar men trof op de bewuste adressen niemand aan. Ook in deze woningen werd alles grondig overhoop gehaald en gedeeltelijk buiten gegooid. De landverraders waren woest en volkomen boven hun theewater en in optocht, onder het uiten van de grofste bedreigingen, ging men naar het Raadhuisplein. Inmiddels was de geheele Grootestraat reeds afgezet. Iedereen moest binnenblij ven en werd naar binnen gejaagd. Op de Markt ontfutselde men een voorbij ganger, waarschijnlijk een Capellenaar, nog zijn rijwiel. Een officier met een revolver in de hand hield hem staande. De fiets werd tegen het verkeerspaaltje op het trottoir voor het Raadhuisplein geplaatst en de persoon met veel lawaai de Stationsstraat ingezonden. Vermakelijk is het te zien, als enkele oogenblikken later, wanneer de officier met de bij hem staande wachten een honderd meter de Grootestraat inloopt en de eigenaar van het karretje, die zich in het portaal bij van Adelberg had opgesteld, de verlei ding niet meer kon weerstaan en vlie gensvlug zijn onbeheerde fiets weer in pikte en er mee vandoor ging. De wacht op het bordes van het Raadhuis had dit gezien en zond hem enkele schoten na. De vlugge Capellenaar was echter op de Kloosterwerf verdwenen en de kogels brachten alleen angst en schrik bij een melkkarretje, dat daar moeder-eenzaam stond te kijken. De burgemeester komt ten tooneele. De gebeurtenissen spitsten zich toe. Toen de gebroeders Hoffmans op het Raadhuisplein aankwamen, bevond de burgemeester zich nog op zijn kamer, alhoewel hij van te voren onder bedrei ging op het bordes had gestaan. De burgemeester zag den stoet aanko men, triomfantelijk begeleid door de twee wijven en hij zei nog tegen den secre taris: „Als je ziet hoe die daar weggeleid worden, lijkt het wel of ze ze direct zul len doodschieten". De woorden waren nog niet koud, of er komt reeds een eerste klas vagebond binnengestormd, met openhangend tuniek en fladderende halsdoek, die zei, dat de burgemeester direct mee moest. „De landwachters moesten terstond worden vrijgelaten, anders zul je worden doodgeschoten", was de sinistere voor spelling. Zoo was het droeve gezelschap op het Raadhuisplein met één vermeerderd. Om beurten en hartroerend betuigden Joop en Vincent hunne onschuld en ook de burgemeester deed al zijn best het grootste leed te voorkomen, maar hun woorden vonden geen toegang in het onmeedoogend gemoed der beulen. Zij werden eerder gehoond en bespot en onder voortdurende bedreiging van de vuurwapenen van de eene plaats van het Raadhuisplein naar de andere geleid. Pogingen tot redding. Op de pas ingerichte post van het Roode Kruis kon men dit heele tafereel volgen en men vond het verschrikkelijk, dat er niets kon gebeuren, om de ten onrechte beschuldigden van den dood te redden. Men was teneinde raad en besloot nog een laatste redmiddel toe te passen. Een der agenten belde een adres op en kwam terug met de verrassende boodschap, dat de landwachters binnen een kwartier wer den vrijgelaten en spoedig hier konden zijn. In dit verband willen wij nog op merken, dat ook van andere zijde nog pogingen waren gedaan, te redden wat er te redden viel. Een drietal heeren uit de Mr. van Coothstraat, t.w. H. Jansen, A. de Kort en N. Vermeer zijn nog naar het Raadhuisplein gegaan, om zich borg te stellen voor de beschuldigden. Het vonnis was toen jammer genoeg reeds voltrokken. Wie zou de boodschap van de terug keer der landwachters gaan brengen? Dokter Lenglet nam de zware taak op zich en weinig kon hij vermoeden, dat dit hem den dood had kunnen kos ten al was hij zich op dat moment be wust van de gevaren die hij liep, daar hij aan de daden en het gedrag van de kerels al wel reeds gezien had, dat men bij hen weinig heil te zoeken had. Hij kreeg gehoor; men zou wachten, maar geen landwachter kwam opdagen. Men dacht toen, dat men door dokter Lenglet voor den gek gehouden was en hij kon bij de andere drie gaan staan; vooraan bij den lantaarn op het Plein. De termijn voor het terugbrengen der landwachters was verstreken. De omroeper, Dorus Botermans, was trouwens de geheele gemeente nog niet doorgeweest en, zooals later bleek, had men hem den tijd daarvoor niet gelaten. Geheel Waalwijk verkeerde in paniek stemming. Met angstig verdrongen gezichten en met bezorgd gemoed drong men in de huiskamers bijeen en dezelfde vraag zweefde op aller lippen: „Zouden ze nog op tijd zijn?" Maar minuut na minuut verstreek. Niemand kwam en de veroordeelden schenen hun lot niet meer te kunnen ont gaan. Een ooggetuige, die van alle gebeurte nissen op het Raadhuisplein via een ver stolen blik vanachter de gordijnen van een nabijliggend huis nauwkeurig boek gehouden had, verhaalt ons dan het vol gende: „Zij staan daar nu: de burgemeester kaarsrecht met het hoofd recht opge heven, zooals wij die fiere houding van hem zoo goed kennen; naast hem Vincent Hoffmans met de handen gekruist voor zijn borst, schijnbaar onverschillig voor alles wat gebeuren gaat en dan komt zijn broer Joop met de handen lusteloos naast het lichaam en naar het lijkt zeer bedrukt Zij worden dan naar voren gehaald ter hoogte van den lantaarn. Dokter Lenglet wordt verhoord en moet zeggen, welke agent gebeld heeft. Hij wil dit echter niet dóen, alhoewel hij zijn eigen positie daarmede zou kunnen veilig stel len, bevreesd nog meer menschen in de ellende te betrekken. De binnenrijdende agent Driessen komt het Plein op en wordt ook even gehoord. Meerdere Duit- schers komen nu links en rechts het Raad huisplein opgereden. Agent Kuijpers wordt ook al gehoord, evenals de hoofd agent Hellings. De spanning neemt toe. Zij is te lezen op de gezichten der beschuldigden en onze ooggetuige verhaalt dan verder: „Het is zielig om te zien, hoe het dokter Lenglet vergaat. Wij zien den man bijna sterven. Hopeloos, radeloos". De burgemeester wordt om beurten met dokter Lenglet en de gebroeders Hoffmans naar den politiepost gevoerd. De lasteraarsters, de eenige schuldigen van alle ellende, schijnen intusschen de beste vriendschap met de moordenaars gesloten te hebben. Zij genieten even van hun triomf op de bank onder den lan taarn en spreken dan weer met den com mandant, gaan met hem weg om een kwartiertje later gepakt en gezakt terug te keeren in gezelschap van haar lieve lingshondje. Tijdens de zgn. verhooren, die nog voortdurend plaats vinden, doen zij telkens hun duit in h®t zakje. De kwebbels staan niet stil. Zekere Peter- hof, voor vele Waalwijkers geen onbe kende, speelt daarbij een belangrijke rol. Hij week gedurende de geheele historie practisch niet van de zijde van den com mandant en hij heeft in deze droeve ge schiedenis zeker een zeer weerzinwekken- den rol vervuld. Ook de vrouw van Marks (wie kent haar niet?), komt nog langs. Voor haar geldt blijkbaar het ge bod van binnenblijven niet. Zij loopt door, maar komt even later terug en schijnt zich nu ook met de zaak te gaan willen bemoeien. Zij spreekt met de an dere wijven en den officier en sloft daar op weer verder door de doodelijk stille .straten. Het was inmiddels één uur geweest en nog steeds staan de vier mannen onder den lantaarn, waar onze burgemeester met hartstochtelijke woorden voor het leven der anderen en vooral voor dat van dokter Lenglet, pleitte, die toch met de geheele aangelegenheid niets had uit te staan, pas was afgestudeerd en eerst enkele maanden in deze gemeente ge vestigd. Het gelukkige resultaat was, dat dok ter Lenglet tenslotte werd vrijgelaten. „Wij zien hem plotseling een gebaar maken, of hij den burgemeester aan zal vliegen. Hem met beide handen de hand drukken om daarna met een onvasten gang, huilende als een kind, naar den politiepost te gaan", aldus een oogge tuige. Wie zal den zieletoestand schetsen van het drietal dat toen op het Raadhuisplein zijn lot afwachtte? Alle smeekbeden en verzoeken werden hardvochtig en ruw af gewezen, doch telkens weer greep men iedere gelegenheid aan om opnieuw voor zijn onschuld te pleiten. „De burgemeester nog steeds rechtop, fier en ernstig, een paar malen met beide handen zijn hoed afnemend, om hem dan bruusk en heftig plotseling weer op het hoofd te drukken. Vincent Hoffmans, nog steeds de armen gekruist. Wij meen den hem te zien lachen, alsof hem alles onverschillig was en dan Joop: beduusd, handen slap langs het lichaam, in een houding waarin alle onschuld te lezen lag", zoo vertelde men ons. Niets hielp. Dokter Lenglet had vóór hij was vrijgelaten nog gevraagd, om ten min ste zijn vrouw nog even te mogen laten komen, maar dit werd hem geweigerd, evenals men aanvankelijk doof was ge bleven voor zijn verzoek, om de ver oordeelden geestelijken bijstand toe te staan. Het werd al later en later. Mocht er geestelijke hulp komen of niet? De dokter was blijven aanhouden en wees op internationaal recht en overeen komst, op algemeen menschelijk recht en wat dies meer zij en smaakte tenslotte toch nog het genoegen, dat men brom merig en zeer tegen den zin, toegaf. De pastoor werd geroepen, maar deze had op eigen initiatief in gezelschap van kapelaan Völker reeds eerder pogingen daartoe gedaan. Hij was toen door een post op den hoek van het Raadhuisplein met een geweldig grooten mond en de verschrikkelijkste verwenschingen terug gestuurd. Hij zeide dit dan ook tot de menschen, die hem kwamen roepen, waar op tenslotte agent Kuijpers met een SS'er kwam, die Pastoor Heezemans naar het Raadhuisplein brachten. Wat gebeurt daar? Tusschen al die droeve bedrijven door, had men echter op het Raadhuis ook niet stil gezeten. De secretaris had in den aanvang van de bovenbeschreven toonee- len met hulp van anderen moeite gedaan om een wagentje op gang te brengen, teneinde een onderzoek naar de verdwe nen landwachters in te stellen, waarvan men vermoedde, dat deze ergens in een naburige gemeente gezocht moesten wor den. De auto wilde niet al te best star ten en terwijl men druk bezig was met aanduwen, werd men onder bedreiging met vuurwapenen weer naar binnen ge jaagd. Op dat moment viel er achter het Raadhuis een schot en dit bracht alom consternatie teweeg, niet in het minst onder de vagebonden zelf. In de alge- meene opwinding had een van hen waar schijnlijk zelf een schot gelost, maar men wist toch niet recht, waar het vandaan gekomen was. Er ontstond rond en in het Raadhuis een geweldig tumult. De kerels renden als razend overal heen en iedereen werd verdacht, terwijl de politie de wapens moest afgeven en het gemeen- tepersoneel in de zaal Algemeene Zaken werd samengedrongen. Onzeker van het lot, dat allen boven het hoofd hing, wachtte men hier, totdat men later de fatale schoten zou hooren. Vooruit, het is tijd? Pastoor Heezemans wendde zich tot het personage, die zich voor zooveel als commandant voordeed en vroeg hem of hij de gevangenen mocht spreken. Hij kreeg een snauwend onverstaanbaar ant woord, maar beschouwde dit toch als bevestigend, waarop hij vroeg, of hij ze misschien ook ieder afzonderlijk mocht spreken. Ook dit werd met een boersch gegrom niet goed- of afgekeurd, zoodat de Pastoor de zaak op zich nam, die hij als geestelijk leidsman moest vervullen. De veroordeelden werden gebiecht en hij sprak hen moed in voor hun laatste oogenblikken. Uiterlijk was de burge meester zeer kalm en ook Vincent hield zich goed, maar Joop wilde wel achter den Pastoor wegkruipen en hield hem vast, alsof hij hem nooit meer los zou laten. Het was een hartverscheurend ta fereel, maar er werd een ruw einde aan gemaakt, toen een der lui riep: „Vooruit, het is tijd". De passen werden reeds op het Raad huisplein uitgeteld, maar de burgemeester verzocht de terechtstelling niet te doen plaats vinden vlak voor zijn woning en voor de oogen van zijn vrouw en dochter. Hij gaf Pastoor Heezemans nog een hand. „Dank U wel", zoo zeide hij, „U zult mijn vrouw wel gaan troosten". Om ongeveer kwart na één werden de burgemeester en Vincent en Joop achter het Raadhuis gevoerd. Tien a twaalf Ne- derlandsche SS, met het geweer in den aanslag erachter. Zij werden voor de fietsenstalling geplaatst, precies om den hoek. Vincent stond aan het verste eind, dan de burgemeester, terwijl Joop precies op den hoek stond. De Pastoor mocht bij de executie tegen woordig zijn. Op het moment, dat de geweren in den aanslag gingen, begon de Pastoor hardop te bidden en allen baden luide mee. Verder is alles stil, benauwend stil. Er is niets meer te hooren, noch min der te zien. Alle leven is uit de straten en huizen geweken. f Het plein ligt verlaten, maar de atmos- xeer is geladen, gespannen tot het uiterste Even wordt deze stilte nog gebroken door de komst van den gemeentebode, die onder SS-geleide naar den politiepost qe- bracht wordt. Hun stappen sterven weg Een deur slaat en de angstige stilte valt abrupt weer over de omgeving. Dan, plotseling, precies 23 minuten voor twee, vallen de schoten. Zes, zeven, tien misschien. Tot in verren omtrek waren zij te hooren. De menschen in de huizen werden stil; zij spraken niet meer, maar de blikken die zij elkaar toewerpen, getuigen van smart en ontsteltenis en de lippen bewe gen zich tot een kort gebed voor de zie- lerust der getroffenen. Maar buiten, op het raamkozijn van de Gruijter, zaten de verraadsters en glun derden, lachten en wreven zich de han den. Men zal het niet willen gelooven, het is nochtans de waarheid. De getuige nis van personen van achter de gordijnen der omliggende huizen staat onwrikbaar vast. De burgemeester en Vincent waren terstond als dood terneergestort en ble ven bewegingsloos liggen. Joop kermde nog en gilde, waarop het bevel kwam, nogmaals te schieten. Weer klonken ver schillende schoten en bij het tweede en derde schot hoorde men Joop nog. Toen was het gedaan. Vincent is niet dood. Na dit gruwelijk werk, keerden de moordenaars zich een weinig af en de Pastoor snelde naar de slachtoffers om hen het H. Oliesel toe te dienen. Hij knielde over hen heen en wat "ge beurt er? „Pastoorklinkt het plotseling en met ijzige kalmte komt Vincent over eindkijkt goed rondgaat op zijn hurken zittenen zet het op een loopen. Slechts één gedachte schoot er toen door het hoofd van Pastoor Heezemans: hij moest Vincent redden, die door het poortje achter het huis van agent van Berkel verdwenen was en welke verdwij ning nog niet door de moordenaars was opgemerkt. Ostentatief richtte de Pastoor zich op en begaf zich naar den Vommandant. Waar' hij de woorden vandaan haalde, weet hij heden ten dage nog niet, maar in ieder geval bedankte hij den comman dant voor de gelegenheid die hij had wil len bieden, den dooden in hun laatste oogenblikken bij te staan. Den comman dant scheen dit volmaakt onverschillig te laten, maar de Pastoor trachtte hem door zijn handelen mee te trekken naar het Raadhuisplein en voegde er toen aan toe: „Wilt U dien dank dan overbrengen aan den verantwoordelijken comman dant?". Terwijl hij dit alles zei, trachtte hij door zijn gedrag de aandacht tot zich te trekken en verliet zeer langzaam en demonstreerend, ^als wilde hij de blikken der kerels vasthouden, het Raadhuisplein. Zijn toeleg was echter gelukt. De verdwijning van Vincent was niet opgemerkt! Nieuw gevaar. Een nieuw gevaar kwam opdagen. Toen de ambtenaren en de secretaris op Algemeene Zaken de fatale schoten gehoord hadden en kort daarop Pastoor Heezemans hoorden bidden, begrepen zij, dat het verschrikkelijke gebeurd was. Nauw was dit echter tot hen doorge drongen, of plotseling verscheen er een snelvuurgeweer door het loket, begeleid door een tronie die vroeg, wat dat daar wel moest. Op het antwoord, dat men op bevel hier bij elkaar moest blijven, verdween de man en allen staan nog bijeen, als via de kamer van den secre taris en de verbindingsdeur met Alge meene Zaken, drie kerels verschijnen, die naar den secretaris vragen. „Dat ben ik", zegt de heer van Mierlo en hij moest mee naar zijn kantoor en achter zijn bureau plaats nemen. Tegen over hem neemt de aanvoerder plaats en aan weerszijden posteeren zich twee sol daten, allen met de machinepistolen in den aanslag. „Het is hier de grootste communisten troep van Brabant", zoo valt het heer schap uit. „Er is hier een verzetsbewe ging en er zijn schurkenstreken uitge haald. Ik zou de heele boel wel dood willen schieten." Daarop begint hij alle mogelijke be schuldigingen naar het hoofd van den secretaris te slingeren, die deze zoo goed mogelijk tracht te weerleggen, eerst in het algemeen, dan in het bijzonder. Zoo kwam men vanzelf op de gebeur tenissen van vandaag en hij vraagt wat

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1945 | | pagina 1