V
9
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT
GERECHTIGHEID.
DE LENTE.
DE RUSSEN 30 K.M. VAN BERLIJN.
'o APRIL 1«)45
Losse nummers 10 cent
68e JAARGANG No. 19
r oor
ilpak,
en
net spi
rukker.
T Ol
TREFFENDE WOORDEN
elec- naar onze aarc* en onze Persoonliike
j jmstandigheden, zullen we op het huidig
Died, ^beuren verschillend reageeren. Bij velen
Hrcal het gevoel van diepe vreugde, die ons
allen doorstraalt, getemperd worden
n ioor veel persoonlijk leed, door weemoed
over wat was en niet terug zal komen,
Joor ongerustheid ook over wat men
straks nog vinden zal.
eni«-
945
/UK
"'eb
Oproep aan de boeren.
Het Algemeen Commissariaat
voor de Voedselvoorziening
dringt er nogmaals met de
meeste klem op aan, dat de
boeren dit jaar zooveel mogelijk
aardappelen telen. Dit is een
dringende eisch wil in de toe
komst onze Voedselvoorziening
aan de behoeften kunnen vol
doen.
Belangrijke Mededeelingen
van Minister Wijffels.
HOE HET ONS EN ONS BLAD VERGING
V.
Troepenverschepingen in ons land.
Nederland.
De afsluitdijk ligt thans on
der het bereik van de gealli
eerde artillerie. Men acht het
veelbeteekenend dat het Duit
sche Marine-troepen waren die
zich in Groningen hebben over
gegeven. De stad was gisteren
on? 12 uur bevrijd.
De Polen hebben meer naar
het Noord Oosten de monding
van de Eems bereikt. Vanuit
Leeuwarden zijn de Canadee-
zen doorgedrongen tot de zee
en patrouilles opereeren in de
omgeving van Franeker en
Bolsward. Velpis geheel bevrijd.
De onderdeelen van 4 Duitsche
De Dwazen.
divisies die bij Apeldoorn vech
ten dreigen in den val te raken.
Bij de waddeneilanden wordt
een onafgebroken stroom van
duitsche scheepsconvooien
waargenomen, waarbij schepen
van eenige duizenden tonnen,
die zich in oostelijke richting
voortbewegen. Volgens Reuter
zon dit wijzen op een verdere
ontruiming van westelijk Ne
derland. De tactische lucht
macht heeft bij het eiland Bor-
kum, drie schepen van 1000
ton getroffen Ook op het IJs-
selmeer wordt een drukke
scheepvaartbeweging geconsta
teerd, alsook op de reede
van Terschelling. Apeldoorn is
geheel van vijanden gezuiverd.
Bij de bevrijding van deze stad
hebben de Canadeezen geen
gebruik gemaakt van zware
artillerie, om de stad te sparen.
De geallieerden staan nu in een
groolen boog rond de kust van
het IJsselmeer. Zij overschre
den de spoorlijn Amersfoort
Apeldoorn en naderden Har
derwijk, waar de duitschers
zich in allerijl inschepen om
naar Holland te ontsnappen.
Harlingen werd bevrijd, alsook
Sneek en Bolsward.
In Groningen ondervinden de
Polen toenemenden tegenstand
op hun rechterflank. Naarthans
bekend is bestonden de para
chutisten die in het noorden
waren afgeworpen voor de helft
uit troepen van het Fransche
Masquis.
Duitschland.
Bij Oldenburg en Bremen
hebben nog hevige gevechten
plaats. De troepen die meer
Oostwaarts over de Aller ge
trokken zijn stuiten op verbit
terden tegenstand In Halle
worden hevige gevechten gele
verd. In 14 dagen 500.000
krijgsgevangenen gemaakt.
ïn het omsingelde Ruhrge-
bied gaven zich wederom 5
Duitsche generaals en gedeelten
van 5 divisies over. Het leger
van Patton heeft de Tsjecho
Slowaaksche grens van 1938
bereikt en daarmede Duitsch
land in 2 stukken gesneden.
Het 7e Amerikaansche leger
drong gisterenavond Neuren
berg binnen. Het 1e leger heeft
Leipzig practisch geïsoleerd
Gisteren werd door de Ame
rikaansche Luchtmacht een
record aantal Duitsche vlieg
tuigen vernield n.l. 647.
De Britten rul ken snel op
naar de Elbe en Hamburg. Het
9e Amerikaansche leger heeft
na een zwaar voorbereidend
bombardement van 21/, uur,
den aanval op Maagdenburg
ingezet. Tanks drongen de stad
reeds binnen. Halle is voor de
helft van vijanden gezuiverd.
Het eerste Amerikaansche leger
ÉDE ECHO VAN HET ZUIDEN
1 jofdrodacteur Uitgever JAN TIELEN
dacteurt J. A. A. VAN DEN DUNGEN
Abonnementsprijs 1 5 cent per week 11.95 per kwartaal
DrukkerWaalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen
Kennummer 2483
l Voor radio Herrijzend Nederland sprak
irktuig 0e Rotterdammer'' de volgende treffen-
lhedet Jawoorden:
Ons land nadert, zij het ook voor ons
voel soms tergend langzaam, zijn be
vrijding; het Duitsche beest verweert zich
lel, maar ligt te stuiptrekken. Waar we
Q, gara-ieri weihaast vijf, lange jaren op ge-
an wa-vacht hebben, zien we nu voor onze
erkers Jögen zich voltrekken.
Maar als ik bij mezelf naga, dan zuljen
er weinigen zijn, die bij dit alles niet
:egrepen worden door het ontzagwek-
kend karakter van het gericht, dat thans
aan Duitschland voltrokken wordt. Vaak
hebben, de laatste jaren, kleingeloovigen
geklaagd zoo zij niet hebben gespot
hoe de Hemel al die Duitsche schand
daden straffeloos kon toelaten en of er
dan nog wel een rechtvaardige God was.
Het antwoord is gekomen en maakt ons
Ompeilstil. God's molens malen langzaam, maar
fijn. Misschien nog nooit keerde het
kwaad zich zoo duidelijk zichtbaar tegen
zijn bedrijvers. Alles wat de Duitsche mis
dadigers de laatste tien of twaalf jaar
hebben ondernomen tegen hun medemen-
schen, werkt thans mede aan hun eigen
ondergang.
Zij worden niet alleen geslagen met
hun eigen wapens, die zij eens over-
1 winnelijk waanden, neen, gelijk zij eens
impen andere landen brandschatten en verwoest
ten, zoo gaan thans hun steden en dorpen
in den door hen zelf ontketende maal
stroom van den oorlog onder,gelijk
zij eens Joden en politieke tegenstanders
uit den weg ruimden, zoo zijn zij thans
bezig zichzelf en eigen volk te verdelgen,
beter en grondiger dan eenige vijand het
in koelen bloede zou kunnen.
V
Het is een adembenemend schouwspel.
De nazi-waanzin, die zooveel ellende en on
heil over onschuldigen gebracht heeft, zal ten
slotte voor het Duitsche volk zelf de aller
grootste ramp blijken te zijn.
De hand der wrekende gerechtigheid rust
2waar op dit Duitsche öngeluksland. En de
Duitschers beseffen het. Voor niets zijn zij
zoo bevreesd als voor wat zij weten verdiend
te hebben. Als zij jammeren over de verwoes
tingen van hun steden en dorpen, dan weten
zij, dat zij er als het ware zelf om gevraagd
hebben, als zij bij voorbaat protesteeren tegen
annexatie van Duitsch grondgebied, dan we
ten zij, dat zij zelf van plan waren, ander
mans land te stelenals zij nu reeds met
afschuw spreken over mogelijk gedwongen
werk van Duitschers voor het herstel van door
hen verwoeste gebieden, dan weten zij, dat zij
zelf droomden van tientallen millioenen bui-
tenlandsche slaven, die voor het Herrenvolk
werken zouden. Hun kwade geweten roept bij
hen geen oprecht berouw, alleen maar angst
gevoelens wakker. Zij weten, dat welke voor
waarden hun bij den vrede ook zullen worden
opgelegd, deze voorwaarden altijd nog minder
hard zullen zijn, dan wat zij zelf bij een
overwinning aan hun. slachtoffers hadden toe
gedacht, en in ieder geval, altijd nog een
onvoldoende straf voor wat zij jegens anderen
misdreven.
Het is op deze angst voor de gerechtigheid,
dat de nazibandieten speculeeren, wanneer zij
hun vroegere volgelingen tot nutteloozen ver
deren tegenstand aanzetten.
Gerechtigheid.
Naarmate deze oorlog teneinde loopt, treedt
dit woord steeds naar voren, gaat het meer
en. meer het denken van de menschen be
heer schen.
De Duitschers hebben angst voor het woord
en terecht; wij, Nederlanders, echter, willen er
ond aan koesteren en het tot een centrale
gedachte maken in ons leven. Wij hebben, al
deze jaren, dat wij in dezen strijd aan den
goeden kant stondenwij hebben gevochten
tegen het onrecht, dat ons is aangedaan.
Meer dan nog misschien onder iets anders
heeft het Nederlandsche volk, tijdens de be
zettingsjaren, geleden onder al die onrecht
vaardigheden, die het bijna iederen dag op
nieuw werden aangedaan en die diepe voren
in zijn ziel hebben geploegd.
Gerechtigheid.
Luisteraars, gij weet, dat er, in nu bevrijd
gebied, over dit of dat nogal eens geklaagd
wordt. Soms spreekt men, in verband hier
mede, over dien goeden ouden kankergeest, die
■j weer over het bevrijde Nederlandsche volksdeel
"v aardig geworden zou zijn. Aanvankelijk leek
het daar ook wel iets op. Maar ik geloof, dat
v)e intusschen anders en beter hebben geleerd.
Ik geloof, dat men verreweg de meeste klagers
een verkeerd daglicht stelt, wanneer men
'jjjfin van gedachteloos kankeren beschuldigt.
lSiï® opPervlakkig nadenken zou men kunnen
éenen, dat het vooral de groote en kleine
ïaterieele dingen des levens zijn, die de men-
ihen dwars zitten. Welnu, het isc niet waar,
'"^Cl'-het is althans in zeer vele gevallen niet
7aiaar. Waar men zich over beklaagt, zich over
pwindt, en desnoods ook over schrijft, dat
}n niet voedsel-, huisvestings- en kleedings-
Valjeesties alhoewel iedereen weet, dat vooral
in
sr
digheden meer verdragen; het voelt ze
als een bijna lichamelijke kwelling.
Hier is iets voor ons allen om over na
te denken, ook en vooral wanneer wij
plannen maken voor den opbouw van de
toekomstige samenleving.
Dan zullen de eischen van rechtvaar
digheid in de voorste rij, zoo niet geheel
voorop, moeten staan. Een luisteraar uit
Nijmegen, schreef mij: „Liever sober
leven in een rechtvaardige, dan over
vloed hebben in een onrechtvaardige
maatschappij".
Luisteraars, ik ben er van overtuigd,
dat er tallooze, dat er millioenen Neder
landers zijn, die er zoo over denken, nu,
aan het eind van dezen bijna 6-jarigen
wereld-oorlog, met zijn ontzaglijke ver
woestingen en zijn niet te tellen offers.
Wij zullen veel kunnen verdragen; wij
zullen ons gaarne al die opofferingen ge
troosten, waarvan wij nu al in ons hart
heel goed weten, dat zij na den oorlog
noodzakelijk en zelfs onvermijdelijk zullen
zijn; maar wat dan ook; naar mijn mee
ning, verreweg de meeste Nederlanders
zullen vragen, is dat in alles, tot het
uiterste, de rechtvaardigheid betracht
worde, bij het brengen van deze offers,
zoowel als bij de toekomstige ordening
van de maatschappij.
Dit is geen herschensschim; men kan er
zich zelfs niet van afmaken met de be
wering, dat de een over rechtvaardigheid
een heel andere opvatting heeft dan de
ander. Als wij elkaar goed aankijken, dan
weten wij heel goed, wat onder rechtvaar
digheid en gerechtigheid ook in een weer
normale samenleving, verstaan moet
worden.
Dan ligt hier ook een prachtige taak
voor alle menschen van goeden wil, die
aan de verwezenlijking van deze ge
dachte helpen willen.
Ons volkslied, het Wilhelmus van
Nassau, telt vele prachtige strofen. Maar
één van de allermooiste is, naar mijn ge
voel, toch wel dit:
Voor God wil ik belijden
End zijner grooter Macht,
Dat ik tot geenen tijden
Den Konink heb veracht:
Doch dat ik God den Heere
Der Hoogster Majesteit,
Heb moeten obedieeren
In der gerechtigheyd.
Aan God, als Hoogste Majesteit, ge
hoorzaam in gerechtigheid. Luisteraars,
er is, in dezen woeligen tijd, niet veel, dat
ons zoo'n sterken houvast geven kan als
juist dit devies.
Het zal ons behoeden tegen aanvallen
van ongezonde weekhartigheid jegens
onze infame vijanden, maar ook tegen
gevoelens van alleen maar botte wraak
lust, die den mensch neerhalen en later
slechts een bitteren smaak in den mond
achterlaten.
Het zal ons ook een vaste leidraad zijn
bij ons werk voor een waarlijk nieuw
Nederland.
Minister Wijffels heeft in een pers
conferentie medegedeeld, dat de Regee
ring besloten heeft, dat de steen- en
bruinkoolmijnen met alle daarbij behoo-
rende roerende en onroerende goederen,
tijdelijk ter beschikking en in beheer van
zullen dan bij winning in eigendom over-
den Staat zullen komen. De drijfstoffen
gaan aan den Staat.
De Regeering beoogt met dezen maat
regel aan de mijnondernemingen een be
heersvorm te geven, waarbij de oplossing
van het probleem der verhooging van de
steenkoolproductie op de beste wijze
wordt verkregen.
Het komt de Regeering noodzakelijk
voor, alle personen, werkzaam bij de
staatsmijnen of bij een der ter beschik
king gestelde ondernemingen, te verplich
ten, hunne diensten voor den mijnbouw
ter beschikking te houden en te stellen.
Minister Wijffels stelde garanties in
overeenkomst en sociale voorzieningen
en tevens voor een redelijke vergoeding
aan de mijn-eigenaren en hij stelde vast,
dat het niet de bedoeling is, dat aan den
eigendom der ter beschikking gestelde
ondernemingen wordt geraakt.
„De steenkoolindustrie en de steen
koolvoorziening", zoo begon minister
Wijffels zijn mededeelingen, „vormen
problemen, die de Regeering de grootste
zorg baren. De huidige productie is
slechts zoo groot, dat zelfs bij een ver
dubbeling van die productie het amper
mogelijk zal zijn in de normale behoefte
van ons land te voorzien. Dat beteekent
derhalve, dat zelfs als wij erin slagen
binnen de eerste drie maanden de tegen
woordige productie te verdubbelen, voor
den komenden winter aan de huishoudens
in Nederland niet meer steenkool be
schikbaar gesteld kan worden dan in den
afgeloopen winter het geval was. Gelet
op het feit, dat er vele huizen beschadigd
zijn, dat zij minder dicht zijn dan in den
afgeloopen tijd, gelet ook op de aanmer
kelijk toegenomen verzwakking van de
lichamelijke gezondheid van het Neder
landsche volk, zeer speciaal van de prac-
tisch 4Yi millioen inwoners van het wes
telijk gedeelte van het nog niet bevrijde
vaderland, zal dit in den komenden win
ter voor velen een directe doodsoorzaak
beteekenen. Hoewel nog geen juiste ge
gevens beschikbaar zijn, wijzen alle tee
kenen erop, dat in dit gedeelte van ons
land alle kinderen beneden één jaar ge
storven zijn".
De minister merkte op, dat er geen
vooruitzicht is, dat voorraden steenkool
betrokken kunnen worden uit eenig ander
land.
Minister Wijffels besteedde uitvoerig
aandacht aan twee andere belangrijke
kwesties voor de mijnstreek, n.l. de be
drijfsorganisatie en de mijnwerkerspen
sioenen. Hij stelde over deze aangelegen
heden op korten termijn beslissingen in
uitzicht. „De Regeering is van meening",
aldus de minister, „dat in een eerlijke
onderlinge bespreking een oplossing moet
worden gevonden voor het verlangen,
dat bij alle medewerkers in het mijnbe
drijf leeft, naar de tot standkoming van
een redelijke bedrijfsorganisatie als neer
slag van den ernstigen wil om eendrach
tig samen te werken". Een commissie is
daarvoor ingesteld.
Minister Wijffels deelde voorts mede,
dat zijn beleid zal zijn gekenmerkt door
het nemen van al die maatregelen, die
van belang zijn om het beroep van den
mijnwerker in aanzien te verhoogen.
(Anep-Aneta.)
h (*0,in de laatste twee nog wel een en ander
g^atbreekt neen, het zijn werkelijke of ver
leende onrechtvaardigheden, onrechtvaardig-
eden bij de distributie of bij de zuivering, bij
lei toewijzing van ambten of bij den gang van
g£i'ken in bepaalde bedrijven.
is alsof deze jaren van grievend
^•nrecht onder de Duitsche bezetting den
chtvaardigheidszin van ons volk op tot
Wfa'i q'jUS'verre ongekende wijze hebben ver-
H ^h,erpt; ons volk kan geen onrechtvaar-
De kalender heeft het zwart op wit
aangekondigd en de zon heeft het met
terdaad bekrachtigd: de lente is begon
nen. Ieder jaar opnieuw zien we weer
uit naar dien tijd, we zitten er maanden
op te wachten. Elk seizoen heeft zijn
bekoring: de zomer met zijn volbloei, de
herfst ondanks zijn weemoed, en ook de
winter met zijn warme huiselijkheid en
binnenkamer-gezelligheid.
Maar het meest blijft de menschheid
toch bekoord door het eeuwig nieuwe en
jonge van de lente, het getij der vernieu
wing in de heele natuur. Vooral de laat
ste jaren hebben we met weinig spijt af
scheid genomen van den winter: het was
de moeilijkste en onaangenaamste tijd
door al de oorlogsjaren heen.
Maar thans zijn we weer zoover. De
zon geeft weer extra verkwikkende warm
te en licht; de kachel kan uitgaan en de
lamp mag minder gaan branden. De dor
heid en grauwheid wijkt weer van de
velden voor een pril groen, dat snel op
schiet uit de gekoesterde aarde. Er ver
rijzen weer kleurige bloemen, hyacinthen
geuren ons tegen en de prachtige mag
nolia staat op opengaan. De struiken en
boomen verliezen hun spichtige kaalheid,
die ze sinds Allerzielen hadden, het jonge
blad bot uit, ze
krijgen vollere
vorm en het we
melt van bloe-
MAATSCHAPPEL1JKE
WEDEROPBOUW
LANGSTRAAT.
sem, teer rose en onbesmet wit.
De natuur is zoo gul en kwistig. En
een mensch kan zoo klein en krenterig
zijn. Wij zijn zoo bang voor een teveel
en meenen zoo gauw, dat het genoeg is.
Maar de natuur kijkt niet op duizend
bloesembloempjes meer of minder, als het
er om gaat de aarde opnieuw te versie
ren voor het lentefeest. De natuur laat het
bloesems regenen bij duizenden en dui
zenden, zonder te treuren om al die ver
loren gaan, om toch maar zeker te zijn
van voldoende vrucht. En de variatie in
kleur en vorm, grootte en geur is onuit
puttelijk.
Lente! Wat beteekent het allemaal
niet? Zon, licht, warmte, kleur, bloei,
schoonheid, rijkdom, geur. Wie bij al die
weelde zijn hart niet wijd open voelt
gaan, moet toch wel geheel en al ver
steend zijn. Wie thans niet alle muize
nissen uit zijn hoofd voelt verdwijnen, is
een hopelooze pessimist, die aan dit leven
wel nooit een enkele goede zijde zal ont
dekken.
En deze lente draagt nog een bijzon
dere belofte in zich: de vaste hoop en
gegronde overtuiging, dat het groot tra
gische en bloedige drama, dat de wereld
al jaren lang heeft versomberd en neer
gedrukt, eindelijk, eindelijk aan een einde
gaat komen; dat de vrede ten lange laat
ste weer werkelijkheid wordt en het ver
gieten van kostbaar menschenbloed in een
menschonteerenden strijd wordt gestaakt;
en dat geheel ons land, al onze dierbare
landgenooten weer spoedig kunnen ade
men in vrijheid.
Hoeveel schooner maakt die gedachte
deze lente nog. Hoeveel rijker wordt ons
daardoor de groenheid der velden en hoe
inniger doet ons daardoor de bloesem
aan. Werkelijk er is, ondanks al de be
staande schaarschte, niettegenstaande alle
ongerief en al het behelpen, meer dan
voldoende reden tot dankbaarheid en op
gewektheid. Want waar hebben we al
die gulden rijkdom, al die massale weelde
aan verdiend. Ze wordt ons in den
schoot geworpen buiten alle verdiensten
om, door de gulle hand van den liefde
rijken Vader.
Een menschenhart is, in tegenstelling
met een kinderhand, niet gauw gevuld.
Of liever, de dankbaarheid is dikwijls
van zoo korten duur. We vinden de din
gen, die we iederen dag weer opnieuw
zien, zoo gauw gewoon en vanzelfspre-
Wij kregen ook nog eens bezoek van
kameraad den Hartog, een W.A.-man die
in het maatschappelijke leven de functie
van Rijksontvanger der Belastingen be
oefende; een man, die zoo kinderlijk blij
en fier in zijn mooie pakje kon rondloo-
pen. Hij kwam ons een advertentie bren
gen, die wij natuurlijk weigerden om de
bekende redenen. Hij waarschuwde ons
heel vriendschappelijk in ons eigen be
lang, dit niet te doen en ons standpunt te
herzien, maar wij wezen hem er terstond
op, dat wij steeds zelf ons standpunt en
dat van ons blad hadden bepaald en
zouden bepalen en daarvan ook de con
sequenties zouden dragen. Het zakelijk
onderhoud was daarmede dus afgeloopen.
In den loop van dit gesprek wezen wij
hem er nog op, dat hij toch zoo veran
derd was, dat hij vroeger blaakte van
Oranjegezindheid; bij nationale feesten
zijn huis met versiering overlaadde; zijn
kinderen van onder tot boven in Oranje
stak en nuToen deed hij ons een
onthulling. Hij had dit gedaan, omdat men
hier in Waalwijk en Brabant niet Oranje-
noch Koningsgezind was, omdat, omdat...
de Koningin niet Roomsch was! Wij heb
ben er eens hartelijk om gelachen, en
niet veel op dergelijken gloeienden on
zin geantwoord en alleen gewezen op
1903 en 1918 en op de vele tastbare be
wijzen onzer vurige liefde voor Koningin
en Vaderland. Hij vertelde tenslotte, dat
hij van zienswijze veranderd was, wat
we al wisten. Zijn advertentie bleven we
weigeren, tot ons na eenige dagen de
opdracht gewerd, dat berichten of publi
caties van de N.S.B. voortaan moesten
worden opgenomen.
Wij begrepen, dat dit het begin van
het einde voor ons zou beteekenen.
Wij kregen nog een publicatie voor een
spreekbeurt en tenslotte van twee zijden
een telegrafische en telefonische mede-
deeling, dat de kleine-groote N.S.B.-er
Ettman, een oud-leeraar aan de H.B.S.
te Waalwijk, maar overgegaan tot den
propagandadienst der N.S.B.op de
Markt alhier zou spreken en dat daarvan
een uitvoerig verslag moest komen in het
Waalwijksche blad. Natuurlijk, deze man
had ook zulke mooie relaties met Waal
wijk. Wij maakten een verslag, dat alleen
maar in de Waalwijksche editie kwam en
ontvingen al heel gauw bericht, dat dit
verslag veel op sabotage leek, n.l. het
was veel te klein, in een hoek gedrukt en
zonder fatsoenlijken opmaak.
Dat was het eerste en het laatste.
(Slot volgt)
Het duitsche Ministerie van Pro
paganda heeft getracht het duitsche
volk wijs te maken, dat het keerpunt
van den oorlog voor de deur staat.
De Russen zouden thans alles op
alles moeten zetten en alle krachten
moeten inspannen, wanneer zij er niet
in enkele dagen in slagen Berlijn te
overrompelen, zullen zij teruggedron
gen worden in hun Aziatische steppen
en zullen zij over niets meer kunnen
beschikken om hun eigen nederlaag
te keeren.
Wie zou het gelooven?
kend. We raken al te spoedig onze bé-
wondering en onze vérwondering kwijt
over de dingen, die wij alledaagsch noe
men, maar die eigenlijk geweldige gebeur
tenissen zijn. Want is het niet iets ge
weldigs, dat diezelfde boom, die daar
maanden en maanden dor en als leven
loos heeft gestaan, nu plotseling, zonder
dat we er één vinger naar uitsteken, blijkt
over te loopen van leven en energie en
spontaan in groen blad en witten bloesem
schiet.
Is het niet, alsof er bij ieder nieuw
blad en ieder opengaand bloempje een
nieuw wonder geschiedt aan ons en ter-
wille van ons? En wij zien er overheen
en vinden dat alles zoo vlug gewoon; we
zijn zoo licht geneigd de dingen van alle
dag, die de schoonheid en de volheid van
ons leven uitmaken, als niets bijzonders
te beschouwen, terwijl ze een gevoel van
spontane blijheid en dankbaarheid in ons
moesten doen opwellen, zooals een arge
loos kind het gevoelt, dat nog niet door
de zwaarte van het vermoeiende leven
wordt neergedrukt, en dat zijn bewonde
ring nog heeft voor de eenvoudige, sim
pele, alledaagsche dingen van zijn om
geving.
De dichter Paul van Ostayen laat het
't kind zoo mooi zeggen, zoo heerlijk een
voudig en natuurlijk blij om de doodge
wone dingen, die het 's morgens bij het
opstaan om zich heen ziet:
„Dag ventje met de fiets op de vaas met
[de bloem ploem ploem
„dag stoel naast de tafel
„dag brood op de tafel
„dag visserke-vis met de pijp
en
„dag visserke-vis met de pet".
Als we die kinderlijke bewondering
voor het leven van alle dag, dat toch
eigenlijk steeds weer nieuw is en altijd
een wonder blijft, eens wisten te behou
den! Dan zou het leven een stuk mooier
kunnen zijn. Dan zouden we minder nei
ging hebben tot critiek en gezeur en on
aangenaamheid. Dan zou het ons lichter
vallen om onze taak en ons werk te ver
richten met een glimlach om de lippen
en niet met een strakke plooi van tegen
zin op het gezicht. Dan zou er in de
wereld een ruimere plaats zijn voor dank
baarheid en dat zou de geheele samen
leving zeer ten goede komen.
Want dankbaarheid is een schoone
zaak.