RECHTVAARDIGHEID.
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT
bak
VANDAG 10 SEPTEMBER 1945
Losse nummers 10 cent
68e JAARGANG No. 60
N
Wate
ijk.
eerli
DE BETEEKENIS VAN DE BOSSCHEN
IN NEDERLAND.
KIJKGRAAG..
DOOR HET VENSTER.
v.
3
E ECHO VAN HET ZUIDEN
pldredacteur Uitgever JAN TIELEN
teleur J. A. A. VAN DEN DUNGEN
Abonnementsprijs1 5 cent per week 1.95 per kwartaal
Drukker: Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Helen
Kennummtr 2483
'ot hi
neim.
rbruii
"kt aa
aan
soen
algen,
een w
iders
ns on
r van
strekt
iep ten
i gek
it
r,
lur,
'.ar.
loopif,
ten
ruikei
ZE V
51/ER
ïNÜ'f
\NTS
tV ER
daai
loeleii
niet
ijdstif
bruik.
CTEU
gebrel
irortho
:cies
s kape
,ich
rerdiei
ïrator
en Sl»
d
innnen
isaties
is aan
rerklui
ie ven
voor
:kent
sleven
iRDEi
tsliof
vegen!
an ee'
echerc
;roord
ling, i*
en vol
JLP"
dstraai
II.
\iriecht en stellig recht.
antwoord op de vraag,
de bronnen zijn van het
is voor den modernen
Isgeleerde heel eenvoudig.
luidt uit de wet; uit de
beken.
leert namelijk: alle recht
■schreven, is gecodificeerd;
■echt berust op den wil van
|wetgever.
is de erfenis van de Fran-
J revolutie.
Ize schafte o.a. alle gewoon-
lht af om het recht in wet-
len vast te leggen,
i Fransche revolutie geloof
de rechtsmythe. Volgens
loote Fransche revolutionai-
Tcon de wetgever alles, be-
van een meisje een jongen
fcn en omgekeerd,
fclgens hen was de wetgever
■wandelende God.
lo gezien lijkt het dus alsof
|recht op den Staatswil be-
eenige bron van het recht
wet en daarmede uit.
idere rechtsbronnen bestaan
Staat 'n wetgever veel wij
toe, dan is dit rechtvaardig.
:haft hij den privaateigen-
af, dan is dit ook goed en
!aar is de wetgever nergens
gebonden
e moeten dus de kwestie
het recht achter het recht
erzoeken!
nze vraag luidt dus
rat is de eigenlijke bron van
recht
eeft de mensch rechten, wel-
ïem onafhankelijk van den
jever toekomen
n er gedragregels, die de
.sch onder alle omstandig-
:n volgen moet.
e vraag is simpel en eenvou.
antwoord echter zeer
ilijk.
het midden van de vorige
v beweerden enkele groote
sche rechtsgeleerden: Recht
atgene wat in de volksziel
et gewoonterecht is het
ge recht.
iet het abstracte, in wet-
cen vervatte, recht schrijft
;edragsregels voor, maar de
oonte.
:ze leer heeft veel aanhan-
verworven.
is echter om 2 redenen niet
Omdat men bijna niet kan
uitmaken wat het volk ei-
[enlijk wil.
iVil het Russisch volk bij
oorbeeld uitroeiing van'den
Jodsdienst, en voor een
;root' deel afschaffing van
ien privaateigendom
Volgens deze theorie is de
volkswil altijd rechtvaardig,
us is het b.v. redelijk en bil-
dat de vrouw als slavin
den man behandeld wordt,
ina het geheele Oosten staat
lit standpunt. Volgens Mo
wed heeft de vrouw geen
De man mag dus ook gerust
rdere vrouwen hebben.
Hngelsch Indiër beschouwt
'eduwe verbranding als een
e daad.
par daarom is zij niet recht-
dig; integendeel zij is niets
s dan wreede moord,
of onrecht is natuurlijk ook
oppensnellerij bij de Dajaks.
deze mepnen daarmede een
welgevallig werk te ver
en.
zijn enkele echt volksche
beelden.
moet een andere rechtsbron
aan. Die rechtsbron is de
schelijke natuur.
redelijke natuur van den
Sch is de grondslag van
recht.
1 Moeder van het recht is
tenschelijke natuur, schreef
0 de Groot, onze grootste
rechtsgeleerde.
Dit is de leer van het natuur
recht.
En wel de eenigst juiste leer.
Reeds Aristoteles, een Griek,
die leefde in de 4e eeuw voor
Christus, een der grootste den
kers van de wereld, verkondigt
haar.
Hij maakt uitdrukkelijk onder
scheid tusschen hetgeen volgens
de wet' en hetgeen volgens de
natuur geoorloofd is.
Het natuurrecht geldt volgens
hem overal op dezelfde wijze,
onafhankelijk van den wil, het
oordeel en het handelen der
menschen. Het bestaat uit alge-
meene, ongeschreven, normen,
gedragsregels. Zoo behooren
moord, diefstal en echtbreuk tot
hetgeen natuurrechtelijk be
schouwd steeds en overal onge
oorloofd is. Zij zijn van nature
onrecht.
Even uitdrukkelijk leert hij,
dat de natuurwet boven de men-
schelijke wet gaat.
Van de algemeenheid, van het'
natuurrecht geeft hij een aardig
voorbeeld.
Grieken en Perzen verschilden
geestelijk en cultureel bijna, in
alles. Maar het vuur brandde
bij beiden op volkomen dezelf
de wijze. Dus mochten de
rechtsinstellingen onderling zoo
veel verschillen als mogelijk
was, toch gold voor beide vol
ken eenzelfde natuurwet.
De Romeinen hebben deze leer
overgenomen en verdiept.
Een bepaalde richting onder
hen leerde dat de natuurwet
een tegelijk Goddelijke en men-
schelijke wet is.
De katholieke Kerk, heeft
haar altijd verkondigd. Zij vormt
een deel van hare eeuwige
philosofie. Het begin vindt men
bij Apostel Paulus. Deze zegt
immers
„Welnu wanneer de heidenen,
„die de Wet niet bezitten na
tuurlijker wijze de voorschrif
ten der Wet onderhouden, dan
„zijn ze zonder de Wet, zich
zelf tot wet'.
„Zij tonen dan, dat de voor
schriften der Wet in hun har
ten staan geschreven en hun
„geweten legt dezelfde getui
genis af, zoo ook hun gedach
ten, die beurtelings hen zullen
„aanklagen of vrijpleiten op de
„dag, dat God de verborgen da-
„aen der menschen door Chris
tus Jesus zal oordeelen naar
„Zijn evangelie", (brief aan de
Romeinen 2, vers 14 tot 16).
De bedoeling hiervan is: de
heidenen bezitten de geopen
baarde Wet wel niet, maar ze
hebben de natuurwet, die ze met
het natuurlijk verstand kunnen
kennen en die ze ingeweten
verplicht zijn te volgen. Bij het
oordeel zullen ze schuldig of
onschuldig bevonden worden,
naarmate ze de inspraken van
de natuurwet hebben opgevolgd.
Alle groote Christelijke den
kers verkondigen haar, o.a Bo-
naventura, Albert de Groot,
Thomas van Aquino en Hugo
de Groot. Leo XIII zegt nog
eens uitdrukkelijk in Rerum No
varum, dat de menschelijke wet
ten enkel en alleen hun kracht'
ontleenen aan de natuurwet.
W.
MAATSCHAPPELIJKE
WEDEROPBOUW
LANGSTRAAT.
Anti-Rev. en de regeering.
In Rotterdam verklaarde het A. R.
Kamerlid Schouten dat de A. R.
geen oppositie tegen de regeering
zullen voeren, maar ook niet in haar
richting gedreven willen worden.
Bij de samenstelling van de ge
meentebesturen was het z.i. niet
noodig geweest naar het staatsnood-
recht te grijpen. Ten aanzien van
het radio-vraagstuk achtte spr. het
niet juist naar een overgangstijd te
grijpen. De A. R. kunnen met het
standpunt van de Ned. Volksbewe
ging niet instemmen. Spr. verklaarde
dat naar 'n vereeniging van Christ.
Hist, en A. R. moet worden gestreefd.
Burgemeestersvacatures.
De Minister van Binnenlandsche
Zaken brengt ter kennis van belang
hebbenden dat de mogelijkheid van
sollicitatie naar het ambt van bur
gemeester in de navolgende ge
meenten wordt opengesteld Asten,
Bakel en Milheeze, Boxtel, Cuyk,
Dinteloord c.a., den Dungen, Eersel,
Erpt, Etten en Leur, Fijnaart, Gemert,
Grave, Heusden, Hoeven, Hoogeloon,
Oosterhout, Someren, Standaard
buiten, Veghel, Vlijmen, Waalre,
Waalwijk, Waspik, Woensdrecht,
Zevenbergen.
Doodstraf geëischt tegen
brute kamp-bewaker.
Voor 't Bijzonder Gerechtshof te
's-Gravenhage, heeft de advocaat
fiscaal, mr. Dyserinck, de doodstraf
geëischt tegen C. Dijksman uit Delft,
die als bewaker van een concen
tratiekamp in de buurt van Bruns-
wijk meermalen Nederlandsche en
Poolsche krijgsgevangenen met een
knuppel heeft afgeranseld en een
hunner in den winter onder de
kraan heeft gehouden tot hij drijfnat
was.
Majoor C. Thomas bevorderd.
De Militaire Commissaris in het
district 's-Hertogenbosch, de res.
Majoor C. Thomas, is met ingang
van 1 September 1945 benoemd tot
Militair Commissaris in de provincie
Noord-Brabant als opvolger van
luitenant-kolonel Ir. L.J. P. Smulders
en bevorderd tot res. luitenant-
kolonel voor Algemeenen Dienst.
Er is meer bier op komst.
De Regeering heeft het vpornemen
spoedig meer £n zwaarder bier op
de markt te brengen. Zij heeft hier
voor een behoorlijke hoeveelheid
gerst, alsmede een kwantum Cana-
deesche gerst, welke oorspronkelijk
niet voor bier-bereiding bestemd
waren, ter beschikking gesteld. Een
beroep wordt gedaan 'op de land
bouwers, hun medewerking te ver-
leenen door het afdorschen en af
leveren van hun zomergerst. In de
loop van de volgende maand zal
reeds een grootere hoeveelheid bier
beschikbaar kunnen worden gesteld
van de huidige kwaliteit. De daarop
volgende maanden een nog grooter
kwantum en tevens zwaarder bier.
De houtproductie staat tegen
woordig in het centrum der be
langstelling.
Van de meesten gaat de be
langstelling echter niet verder
dan de mogelijkheid om met
hout' op rechtmatige of onrecht
matige wijze het karig steen-
kolenrantsoen aan te vullen.
Het is wel duidelijk dat dit zeer
beperkte gezichtspunt tot ver
keerde conclusies moet leiden.
Zeer velen immers beschou
wen het bezit van bossen als
een soort luxe welker belangen
voor elke concrete behoefte
zouden moeten wijken.
Niets is minder waar dan dit',
hetgeen blijken moet wanneer
men slechts bosbouw en hout
productie van een breder stand
punt beziet.
De betekenis van de bosbouw
ligt op drieëerlei gebied:
lste de productie van hout.
^e. a. het natuurschoon als
zuiver aesl'hetisch goed,
b. de psychische en physische
hygiëne.
Ook de onder 2 genoemde
punten vertegenwoordigen een
sociaal economisch belang.
Het ligt in de bedoeling in
enkele populaire artikeltjes
deze punten nader toe te lichten
ten einde een beter begrip te
veroorzaken van de objectieve
waarden die de in Nederland
resterende bossen vertegen
woordigen.
We zullen nu eerst' de bos-
schen beschouwen als produ
cent van hout.
Oudtijds moet ons land, blij
kens getuigenis van de eerste
exploranten Caesar en Tacitus
zwaar beboscht zijn geweest.
Dezelfde conclusie kan men
trekken voor nog oudere tijd
uit het kienhout wat in de on
derste veenlagen het z.g. „darg"
geconserveerd is en bij exploi
tatie van het veen te voorschijn
omt'. Ook zelfs in de bruinkool
feft men nog stronken aan van
buitengewone afmeting. Maar
dit betreft prae-historische tij
den.
Deze bosschen die ons land
bedekt zullen hebben laat ons
zeggen ten tijde van Caesar,
moet men zich ondertusschen
niet voorstellen als een aaneen
gesloten hoog opgaand woud.
Uit stuifmeelkorrel onderzoek
kan men vaststellen dat men te
doen had met een 6-tal ver
schillende boschgezelschappen,
waarVan eik, els, berk, esch en
hazelaar wel de hoofdbestand-
deelen vormden. Sinds de be
volking dichter werd is de
boschbezetting afgenomen.
Vooral in de late Middel
eeuwen werd de houttoestand
hier en daar reeds zorgelijk en
was dit elders een oorzaak van
het blijven steken van een eer
ste élan van de industriëele
ontwikkeling van het kapitalis
me.
Door den aanwas der bevol
king, moesten steeds grootere
aanspraken gemaakt worden op
de bosschen terwijl door onkun
de en ook ten gevolge van ge
meenschappelijk bezit' (marke
gronden die alleen werden be
nut voor voor de boomgroei des
tructieve schapenteelt) zoo goed
als geen aandacht werd ge
schonken aan het voortbestaan
en de uitbreiding der bosschen.
In de 2e helft der 18e eeuw
begint de belangstelling voor de
boschbouw te groeien en neemt
het' areaal met bosch bezette
terreinen toe.
Van 1833, het instellen van
het kadaster, tot 1938, de laatste
datum waarop volledige gege
vens beschikbaar zijn, was het
areaal met bosch bezet geste
gen met 53 °/o, ten koste van
de woeste grond die met 70
daalde.
Ook de samenstelling van het
bosch wijzigde zich in den loop
van den tijd in de richting van
meer productieve houtsoorten.
Absoluut genomen nam het
bosch toe; in relatie tot de be
volking daalde het evenwel
sterk in oppervlak, tengevolge
van de snel toenemende bevol
king.
In 1833 trof men gemiddeld
per 1000 inwoners 64 H.A. bosch
aan, in 1879 53 H.A., in 1900
49 H.A., in 1920 36 H.A., in
1927 33 H.A.
In 1938 was er 258000 H.A.
bosch op een bevolking van
8.400.000 zielen. Dat is dus 37
H.A. per 1000 inwoners of 0,037
H.A. per hoofd.
Hierin wordt ons land alleen
overtroffen door de Britsche ei
landen die nog armer zijn aan
bosch.
In 1943 was 7,8 van de
Nederlandschen bodem bezet
met bosch. Dit zal nu waar
schijnlijk ver beneden 5 °/o ge
daald zijn.
De oorzaken hiervan zijn te
zoeken in:
1) het feit dat gedurende de
bezetting 4 jaren lang de Ne
derlandsche behoefte uit binnen
landsche productie moest wor
den gedekt. Wat dit beteekent
zal men beseffen wanneer men
bedenkt dat alleen al de mijnen
maandelijks 22.000 M3 hout noo-
dig hebben.
2) In de gewetenlooze vorde
ringen der Duitschers geduren
de het laatste bezettingsjaar.
Deze beloopen naar schatting
over het geheele land 500.QOÖ
M3. Het gevorderde hout was
grootendeels bestemd voor den
aanleg van militaire werken,
waarbij men voor niets consi
deratie gebruikte. Groote com
plexen werden b.v. geveld om
een vrij schootsveld te hebben.
3) Daarbij komt nog een der
de oorzaak waardoor de bos
schen groote schade geleden
hebben: n.l. de houtroof door
het publiek, die vooral gedu
rende de koude maanden het'
karakter van een massale ont-
bossching aannam, waartegen
aanvankelijk niet kon worden
opgetreden. De „Provinciale ver
ordening Bescherming Bos
schen" van de Militaire Com
missaris der provincie Noord-
Brabant waar door het strafbaar
werd zich met veilingswerktui
gen zich op andermans bosch
terrein te bevindn kwam vrij
laat. Ook kon deze de aa'njei-
ding tot de diefstallen niet weg
nemen. Door deze ongedicipli-
neerde kappingen zijn vaak de
mooiste stukken ontluisterd, ter
wijl men veel meer kapte dan
gebruikte en overal stompen van
ong. 1 meter bleven staan.
4) Op enkele plaatsen zijn
eveneens de Geallieerde legers
tot yelling in het groot over
gegaan voor verwarmingsdoel
einden. Ook hier werd niet sys
tematisch te werk gegaan maar
ontzag men soms noch econo
mische, noch aesthetische be
langen. Ook hebben de legers
veel kostbaar hout gebruikt
voor verharding der wegen in
de Peel.
De hoeveelheden die zijn ver
dwenen door de oorzaken 3 en
4 zijn nog niet bekend maar zijn
samen zeker even groot dan de
door de Duitschers gevorderde
hoeveelheden.
Het gevolg van deze vernie
lingen is dat de Nederlandsche
boschstand een, waarschijnlijk
gedeeltelijk blijvend, verlies ge
leden heeft.
Alleen al de ontzaglijke hoe
veelheden door de Duitschers
gevorderd rnaken in de meest
geplunderde streken een produc
tie uit van naar schatting 16
jaar. Ook qualitatief heeft het
boschbedrijf hierdoor enorme
schade geleden. In de leeftijds
klassen is een lacune van 40 tot
100 jaar ontstaan. De herop
bouw van onze bosschen wordt
belemmerd door een groot ge
brek aan plantsoen en bouw-
zaden.
Ofschoon hout als brandstof
vrijwel niet meer gebruikt werd
voor den oorlog en ook als
bouwstof minder werd aange
wend, is toch de behoefte aan
hout door het vinden van tal
van nieuwe aanwendingen zeker
niet minder. Wanneer we al
leen slechts denken aan Tiet
enorme papierverbruik waarbij
geperst papier als bouwstof
weer andere materialen ver
vangt (in Japan heeft men een
tijd lang papieren fietsen ge-
maak) cellulose wordt voor tal
van doeleinden aangewend,
celluloid, cellophaan, films, fo
tografische platen, kunstzijde,
celwol.
De veelzijdigheid en belang
rijkheid van hout als grondstof
is apert wanneer men de groote
benoodigde hoeveelheid be
schouwt en tevens bemerkt dat
de ontwikkkeling gaat, van
brandstof tot kunstzijde, naar
een steeds edeler product.
De behoefte aan hout is niet
alleen normaal toegenomen met
de bevolkingstoename maar ten
gevolge van de oorlogsverwoes
tingen is er een ontzaglijke be
hoefte aan timmerhout. Boven
dien is hout als brandstof nu
een zeer gewenscht artikel ge
worden.
Voor den oorlog kon men uit
gaan vam een gemiddelde be
volkingstoename van 1 millioen
per 10 jaar over 10 jaar gere
kend vanaf 1936.
VICTOR TIMMERMANS
Econ. docts.
(Wordt vervolgd).
wijs te maken, die hij zelf onmo
gelijk gelooven kon. Hij dacht,
dat wij dat wel zouden slikken.
Misschien denkt hij datzelfde
weer.
In ieder geval ga ik met span
ning luisteren, want dit zal de
laatste gelegenheid zijn, om den
grootsten leugenaar aller tijden te
hooren.
En dat is me wel wat waard!
Het begint al een beetje fris-
scher te worden; je kunt best mer
ken dat we zoo zoetjes-aan naar
een kouder jaargetijde kruipen.
Ook achter mijn venster wordt
het kouder..
Het is er wel lekker als de zon
er door schijnt. Net zoo'n broei-
kastje, waar je je zoo echt be
haaglijk koesteren kunt.
Maar Owé, als de zon niet
schijnt en er komt zoo'n fel wind
je geblazen, dan is het er bijna
niet te harden.
Je moet je dat venster van me,
niet voorstellen als een fraai stuk
spiegelglas, met kanten gordijnen
ervoor en mooie bloemen. Zoo
was het vroeger in de onheuge
lijke tijden van een ver en vaag
verleden. Thans zit er een stukje
noodglas in, een klein ruitje met
veel planken, maar beter toch
dan de op elkaar geplakte film
reepjes, waar ik zóó lang tegen
aan gekeken heb, tot ik er door
kon kijken.
Ik heb düs een oorlogsvenster
en prakkezeer me het hoofd suf
hoe of ik weer aan een vredes-
venster moet komen. Want als
het straks kouder begint te wor
den en die felle oostenwind komt
op het kleine ruitje met de groote
-planken geblazen, dan zal Kijk
graag zich genoodzaakt zien, zich
op andere stellingen terug te trek
ken.
En dat zou een strop zijn, want
waar zou ik dan de copie voor
mijn „Venstertjes" vandaan moe
ten halen?
Want schrijf maar een over
iets wat je niet ziet.
Denk maar niet dat het mee
valt.
Toch zou ik ,nog liever achter
een tochtig venster staan, dan in
de schoenen van een zeker zoet
gevooisd ventje, dat vandaag of
morgen een „brandende kwestie"
te behandelen zal krijgen.
Ik ben tenminste met een wollen
dasje nog geholpen, maar bij mijn
vriend Max zal dat niet helpen,
want ook al doet men hem den
das om en dat doet men zeker,
dan is hij nog verkouden en niet
zoo zuinig.
Ik zeg mijn vriend Max en daar
zult II misschien raar van staan
te' kijken en denken: „maar wat
heb ik nu aan mijn pet hangen;
houdt die Kijkgraag er zulke rare
vrienden op na?"
U moet dat vriend daarom niet
letterlijk opvatten, maar ironisch
of sarcastisch of weet ik hoe, ik heb
niet meer met Max te maken dan
de min of meer toevallige over
eenkomst, dat ik twee „Venster
tjes" schrijf per week en dat lan
ger hoop vol te houden, dan dc
twee „brandende kwesties" van
Max.
Max heeft er zich lekker „inge
brand" en hij zal straks al zijn
verkeerde talenten noodig hebben
om er zich „uit te branden", maar
hij zal zijn krachten beter kunnen
sparen, want het helpt hem geen
zier.
Dat kun je hem echter toch
niet wijsmaken.
Hij is altijd al zoo'n dom ventje
geweest, dat het beter wilde we
ten dan een ander. En eigenwijs,
verschrikkelijk, wat was dat ke
reltje eigenwijs.
En liegen dat hij kon, daar kon
niemand tegen aan.
Die rechters mogen wel op
passen, want als Max straks aan
het praten gaat, zou het wel eens
kunnen gebeuren, dat hij hen naar
den verkeerden kant van de groe
ne tafel kletst en zelf aan den
goeden kant gaat zitten om mee
te kunnen helpen aan den „we
deropbouw", want dat wil Max
zoo graag.
Toch geloof ik niet, dat ik bang
behoef te zijn, dat het zoo gaan
zal.
Ik denk dat Max wel wat ge
dweeër geworden zal zijn in zijn
maandenlange vacantie.
Toch kun je het nooit weten.
Want Max dacht ons dingen