RECHT EN ONRECHT.
>N
ter
MAANDAG 1 OCTOBER 1945
Losse nummers 10 cent
68e JAARGANG No. 66
Waalwijksche en Langstraatsche Courant
DE BETEEKENIS VAN DE BOSSCHEN
IN NEDERLAND.
GELDSANEERING
DOOR HET VENSTER-
De Echo van het Zuiden
Hoofdredacteur Uitgever: JAN TIELEN
Redacteur: J. A. A. VAN DEN DUNGEN
Abonnementsprijs: 1 5 cent per week; f 1.95 per kwartaal
Verschijnt Maandag en Vrijdag
Drukker: Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Helen
Kennummer: 2483
Over de deelen van de
rechtvaardigheid.
Reeds Aristoteles onderscheidt
drie soorten rechtvaardigheid:
I. De ruil- of strikte recht
vaardigheid. Deze heeft tot voor
werp het recht tusschen 2 private
personen als gelijken. Zij regelt
voornamelijk de ruil van goede
ren. Zij eischt een arithetische
gelijkheid tusschen de geruilde
voorwerpen.
Zij wil den ander geven wat
hem .toekomt, b.v. de rechtvaar
dige prijs;
II. De verdeelende rechtvaar
digheid.
Deze regelt de betrekkingen van
de gemeenschap tot hare leden.
Zij geeft aan ieder het zijne naar
gelang van z'n persoonlijke ver
diensten en behoeften.
Die gerechtigheid wil de lusten
en lasten der gemeenschap over
hare-leden naar behoeften, ver
diensten en draagkracht verdee-
len.
Zij eischt niet dat ieder even
veel verkrijgt, maar dat de ver
houding tusschen hetgeen iemand
waard is en verkrijgt voor allen
dezelfde is. Het geheele feodale
stelsel, de distributie en het be
lastingrecht rustte en rust op de
ze rechtvaardigheid.
Deze 2 deelen vormen tezamen
de bijzondere gerechtigheid.
Beiden hebben het belang van
den enkeling op het oog.
Als lilde soort onderscheidt de
.Wijsgeer": de algemeene recht
vaardigheid.
Deze verdeeling werd algemeen
als juist, aanvaard.
Echter op 15 Mei 1931 ver
schijnt de beroemde encycliek
„Quadragesimo Anno".
Hierin gebruikt de Paus tot 8-
maal toe de term „Sociale Recht
vaardigheid".
Ook het vredesverdrag van
Versailles erkende, dat „een alge
meene vrede slechts gevestigd kan
worden op den grondslag der so
ciale rechtvaardigheid".
Tot 1931 kenden haar slechts
weinigen. Na 15 Mei 1931 heeft
de geheele wetenschappelijke
wereld in beroering gebracht.
Zou er dus nog een 4de soort
'an rechtvaardigheid zijn? Of is
ij dezelfde als de algemeene. Wij
'oor ons nemen dit laatste aan.
Deze algemeene of sociale recht
vaardigheid is voor onzen tijd bij-
:onder gewichtig.
Haar eigen voorwerp is het al
gemeen welzijn.
Zij bestaat in de vaste wil om
e doen, 'wat het algemeen wel-
ijn vordert. Zij verplicht niet al-
een elke burger, maar tevens de
overheid om datgeen te doen en
'e laten wat voor het algemeen
'elang noodzakelijk is.
De eerste en primaire taak van
iet gezag is: alles te bevorderen,
'at noodzakelijk is voor het al
gemeen welzijn.
De beroemde spreuk van de
domeinen was:
„Het heil des volks is de hoog
te wet".
Hier ligt ook de oplossing van
'e moeilijke kwestie der verhou-
'ing tusschen den enkeling en de
Ergerlijke gemeenschap, of staat.
Dit moet vooropgesteld worden:
'f staat is een volmaakte gemeen-
chap.
Hij is de hoogste, volkomenste
sterkste natuurlijke vereeniging.
Hij heeft tot doel het algemeen
telzijn, dat alles omvat wat aan
tenschelijke volmaaktheid bereik
bar is.
De staat is ver boven het gezin
'frheven, omdat het gezin een
'"Volmaakte gemeenschap is.
Daarom kan de staat onherstel-
,are straffen opleggen, n.l. dood-
teaf of verminking, en zelfs over
lel leven van onschuldigen be-
'Chikken, b.v. bij den rechtvaar
ten oorlog.
Zijn wetten binden in beginsel
ook in geweten.
Het- antwoord op onze vraag
luidt nu: iedere individueele per
soon verhoudt zich tot de geheele
gemeenschap als het deel tot het
geheel. Dit is klaarblijkelijk. Daar
nu ieder individu een deel van
den staat is, is het onmogelijk dat
een mensch goed is, wanneer hij
niet goed geordend is met betrek
king tot het algemeen welzijn.
Wat schadelijk is voor de ge
meenschap kan geen rechtvaardig
heid genoemd worden.
Een der eerste plichten van
ieder mensch is dus om een goed
burger te zijn.
De Engelachtige Leeraar zegt
daarom:
„Het algemeen welzijn is het
doeleinde der enkeling, die in ge
meenschap leven, zooals het goed
van het geheel doeleinde is van
elk der deelen".
Raad voor Maatschappelijke
Wederopbouw Langstraat.
v. W.
(Slot volgt).
De vorderingen van
gerepatrieerden.
Gerepatrieerden, die dringend ver
legen zijn om terug gave van Ne-
1 derlandsch geld, dat door hem des
tijds bij hun deportatie naar Duitsch-
land daarheen is meegenomen, en
niet is uitgegeven aldaar, doch bij
repatrieering naar Nederland aan de
grens moest worden afgegeven, kun
nen zich onder overlegging van de
bewijzen van uitvoer schriftelijk
wenden tot de afdeeling geldwezen
van het departement van financiën,
Kneuterdijk 22, 's Gravenhage, met
het verzoek om een gedeelte van
die gelden te mogen terugontvangen.
Op de enveloppe dient te worden
vermeld „grensschuld".
Met betrekking tot gerepatrieerden
die aan de grens in Duitschiand
verdiende marken hebben ingele
verd of die vorderingen hebben op
Duitsche werkgevers, wordt verno
men, dat binnenkort door het de
partement van Financiën hierom
trent een regeling zal worden be
kent gemaakt.
Sigarettenprijs wordt
verlaagd.
Met ingang van 1 october wordt
de prijs van sigaretten van Ned.
fabrikaat door vermindering van
de accijnzen van 75 cent op ge
middeld 60 cent per pakje van 20
stuks teruggebracht. De prijzen der
geïmp. sigaretten (1.20 per 20 stuks)
worden niet verlaagd.
4.
Aanvulling met Duitsch hout is
ook niet rationeel. Op de eerste
plaats is het 40 x zuiniger om het
ho.ut_.voor de mijnen aan te wen
den en op de tweede plaats is
het vervoer van hout zoo volu
mineus dat zelfs bij een normale
vervoerscapaciteit dit wel onuit
voerbaar zou zijn. Het is echter
niet meer dan billijk dat Duitsch
iand mijnhout levert en timmer
hout en meer dan nu reeds plaats
heeft. De normale houtkap levert
in Duitschiand jaarlijks 54 milli-
oen M3. Tijdens den oorlog is dit
opgevoerd tot 80 millioen M3.
Ten bate van ons uitgeplunderde
land zou het niet onredelijk zijn
dit nog eenige jaren voort te zet
ten.
Voor de aanvulling van de
brandstoffen is dit echter een lap
middel. De eenige oplossing is het
opvoeren van de eigen kolenpro-
ductie.
Welke factoren dit verhinderen
kan ik niet beoordeelen.
In de verarmde samenleving
van heden zal het des te moei
lijker zijn natuurschoon te bewa
ren. Om het weinige natuurschoon
wat nog voor handen is meer ef
fectief te benutten zijn interessan
te plannen opgesteld. In 1941 is
de Rijksdienst voor een nationaal
plan voor het bodemgebruik inge
steld, aansluitend op de reeds be
staande streekplannen. In dit plan
zal volgens een commentator een
plaats moeten krijgen het verkeer,
de industrie, de uitbreidingsplan
nen der gemeenten en landbosch-
bouw en natuurreserveering. Het
gevaar is niet denkbeeldig dat
laatstgenoemde twee, vooral het
laatste, om kortzichtige opportu
nistische redenen veel te weinig
aandacht heeft. Dat zou zich la
ter wreken. Hier dient dus tegen
gewaakt te worden. Ondanks de
instelling van een nationaal plan,
dienen dus de op dit gebied werk
zame stichtingen en vereenigingen
hun heilzaam doch danaïde achtig
werk met onverminderde energie
voort te zetten.
Dr. W. C. Klein bespreekt in
een interessant artikel in Econ.
Stat. berichten van Juli 1941 de
wettelijke landschapsbescherming
en verzorging als onderdeel van
een nationaal plan. Tot 1941 toe
verslond het agrarisch bedrijf per
jaar 7500 h.a. woeste grond.
Hij stelt voor de behoeften van
den landbouw eerst op andere
wijze te dekken en verder de ver
spreid liggende kleinere stukken
natuurschoon te vereenigen tot
grootere.
Wat het eerste betreft het vol
gende:
In 1940 was nog 150.000 ha.
woeste grond aanwezig. Sindsdien
is veel meer verdwenen, maar laat
ons aannemen dat er nog 150.000
- 5 x 7500 112.500 ha. over
is. Daarmede zou nog 1125 75
15 jaren de behoefte gedekt
kunnen worden en dan was alles
op.
Hierbij is verwaarloosd dat deze
behoefte toeneemt in progressieve
lijn. (Vs deel van onze bevolking
werkt in de landbouw en deze
bevolking neemt toe volgens een
meetkundige reeks).
Nu zijn er echter nog andere
middelen om land te winnen.
Met inbegrip van de Zui
derzee was in 1941 nog te win
nen 220.000 ha. Daarvan is nu de
Noord-Oostpolder reeds ontgon
nen.
Ten tweede kan door ontwate
ring van 570.000 ha. cultuurland
de opbrengst daarvan stijgen met
20%. Dit staat dus gelijk aan een
landaanwinst van 110.000 ha. ge
lijksoortig land als men had.
Ten derde door ruilverkaveling
van 500.000 ha. daarvoor in aan
merking komend land zal dit een
opbrengst-vergrooting geven van
25 wat neer komt op een land-
aanwinst van 25.000 ha. gelijk
soortig cultuurland.
Het is dus mogelijk op deze drie
wijzen een landbouw opbrengst
vermeerdering te krijgen gelijk
staande met de aanwinst van
455000 ha. Hierbij voegt Dr. Klein
nog de herontginning van slecht
behandelde en verwaarloosde
stukken, geschat op 136.000 ha.,
die een meeropbrengst zal geven,
naar schatting gelijkstaande met
de opbrengst van 45.000 ha., ter
wijl 75.000 h.a. hakhout en slechte
grienden voor cultuurverandering
in aanmerking komen. Dit optel
lende krijgt men dus 575.000 ha.
Dit zou dus naar schatting kunnen
voldoen in de behoefte van 77
jaar. Dit schept dus de gelegen
heid de resteerende 150.000 ha.
woeste grond nog 77 jaar te be
waren. Dat is een verbluffend re
sultaat. Men vraagt misschien of
de kosten van dergelijke werken
gedragen kunnen worden. Deze
zullen echter met uitzondering van
werken als de Zuiderzee-werken
minder kosten dan rechtstreeksche
ontginning. Tegenover deze kos
ten moet men niet alleen de meer
opbrengst stellen, maar ook de
In vervolg op ons kort bericht
in ons vorig nummer nog 't vol
gende:
Op drie (3) October begint de
tweede phase van den zuiverings
veldtocht n.l. die van de deblok
keering. Deze is in hoofdtrekken
als volgt.
Om het dreigende gevaar van
voortschrijdende vermindering der
geldwaarde te ontgaan, m.a.w. om
aan een steeds duurder worden
van het leven te ontkomen, zullen
wij voortaan uit het loopende in
komen moeten leven. Dit betee-
kent, dat terstond na afloop der
inleveringsweek alle gelden, noo-
dig voor loonen, salarissen, wacht
gelden, pensioenen en andere pe
riodieke uitkeeringen, rente-beta
ling enz. gedeblokkeerd zullen
worden.
Het is daarnaast natuurlijk noo-
dig, dat de huishoudingen en be
drijven zoo spoedig mogelijk weer
beschikking krijgen over normale
kas-reserves.
Terstond wanneer de deblok
keering begint zal op elke geld-
kaart, die tenminste een zoodanig
bedrag aanwijst, 100.-worden
vrijgegeven, welk bedrag zal wor
den uitbetaald in bank en munt
biljetten. Indien de geldkaart dit
bedrag niet aanwijst, doch een
saldo wegens eerdere storting van
vóór 26 September aanwezig is,
zal het inlever-kantoor uit dit sal
do een overeenkomstig bedrag ter
beschikking stellen. Daarnevens
zal ten behoeve van hen, die bij
een bank, een spaarbank of een
giro-instelling een crediet-saldo
hadden uitstaan een bedrag ter
grootte van 1000.— plus 25 pro
cent van het saldo naar den stand
van 12 Sept. 1945 tot een geza
menlijk maximum van 10.000.—
in dezen zin worden geblokkeerd,
dat daarover door overschrijvingen
zal kunnen worden beschikt.
Hoewel deze maatregelen moei
lijkheden meebrengen, moet aan 't
handels- en betalingsverkeer arm
slag worden gegeven. De geldver-
nieuwing moet het bedrijfsleven
weer gezond maken en niet ont
handen. Bovendien is de belasting
inspectie bevoegd bij iedere rede
lijke veronderstelling van een be
smet saldo dit tot 100 procent te
blokkeeren.
Voor hen die oorlogsschade le
den zal voor wat bedrijven be
treft wegens geleden materieele
schade voor zoover het toelaat
bare bestedingsmogelijkheden be
treft, besteding in vrij nieuw geld
worden beschikbaar gesteld. Ter
wijl het overige bij gebrek aan
directe bestedingsmogelijkheid op
geblokkeerde rekening zal worden
bijgeschreven en later worden ge
deblokkeerd. Hetzelfde geldt voor
kassaldi gekweekt uit afschrijvin
gen en besparingen, die men in re
serve heeft gehouden om metter
tijd daarmede de uitgestelde aan-
koopen te betalen, om kapitaal
bezit in den vorm van duurzame
gebruiksgoederen, voorraden, in
ventarissen en gebouwen aan te
vullen, te vernieuwen en technisch
op het gewenschte peil te brengen.
Intusschen zal wel moeten wor
den voorkomen dat hierdoor de
geldstroom sterker aanwast dan in
overeenstemming is met het noo-
dige voor financiering van omzet,
bereikbaar bij volledige inschake
ling van beschikbare arbeidskrach
ten bij toelaatbare prijzen en loo
nen. Voorshands bestaat daarvoor
geen bezwaar, maar op den duur
ligt hier de grens, die als men
het grens en loonpeil in de hand
wil houden niet mag worden
overschreden.
Bovenstaande correctie moet
(Vervolg op pag. 2).
noodzakelijkheid dat Nederland
eijn recreatieterreinen behoudt. Op
VICTOR TIMMERMANS.
Ec. Drs.
(Slot volgt).
IX.
De Amsterdammertjes zijn weer
weg.
Ik heb ze als bleekneusjes zien
komen en over het algemeen zijn
ze met bol ronde wangen weer
vertrokken. Je kon zien, dat de
zuidelijke lucht hen had goed ge
daan.
Zoo weten wij immer weer on
ze taak te verstaan.
Die arme kinderen hadden het
meer dan noodig, dat zij weer
eens een beetje op verhaal ge
bracht werden, en men mag dan
van het zuiden zeggen wat men
wil, maar gastvrijheid blijft toch
onze eerste deugd.
Wij hebben het gezien met de
duizenden gerepatrieerden, die
hier een gastvrij onderdak von
den en waarvoor men alles in het
werk stelde, om het hen zoo goed
mogelijk naar den zin te maken.
Wij zagen het in 1940 toen vele
honderden Rotterdammertjcs hier
werden ondergebracht, en wij
hebben thans weer opnieuw van
onzen gemeenschapszin blijk ge
geven. En hoe spontaan werd hier
de actie Zuid helpt Noord niet
opgezet en tot een volledig suc
ces gebracht.
Dat zijn daden, die spreken, en
die van zoo groot belang zijn voor
onze nationale eenheid, waarover
men zooveel praat.
Het is daarom zoo jammer, dat
men den laatsten tijd weer het
euvel moet constateeren van een
achteruitstelling van het zuiden.
Ik vraag me af, waaraan wij
dat verdiend hebben?
Vormt Brabant dan niet een
even gelijkwaardig deel van ons
land als de overige provincies?
Hebben wij dan niet door da
den getoond, dat de Nederland-
sche zaak ons evenzeer ter harte
gaat, en dat wij daarvoor alles op
het spel gezet hebben.
Het is zoo jammer, als men,
misschien onbewust, door on-tac-
tische handelingen of besluiten het
zuiden ernstig grieft en het blijk
baar voor onvolmondig houdt;
men roept dan minder aangename
herinneringen op aan een hoofd
stuk uit het verleden, dat door
tal van volgende bladzijden in
feite reeds lang moest zijn uitge-
wischt.
In vijf jaren bezetting en oor
log zijn noord en zuid elkaar na
der gekomen. Wij hielpen het
noorden en het noorden hielp ons.
Men stelde daden, die bewezen,
dat wij menschen van een stam
zijn en waarbij de scheidingslijnen
van voorheen gebruikt werden
voor een ander doel, n.l. om er
een hechte band van eenheid van
te maken. Daden, die van mensch
tot mensch en van hart tot hart
gingen. En het zegt voor mij ook
wel iets, dat bijv. „Die Haghe
Sangers" zoo spontaan een Jan de
Rooij Herdenking organiseerden.
Zij eerden een zuiderling, die voor
het geheele land onmetelijke ver
diensten had. En wij apprecieer
den die daad van de Hagenaars
en stelden gastvrij onze deuren
voor hen open.
Zoo zou ik nog zooveel feiten
kunnen noemen, die bewijzen dat
er wel degelijk een eenheid is
ontstaan en het zou daarom zoo
jammer zijn, als men, bij gebrek
aan juist inzicht, de oude tegen
stelling weer wakker zou roepen.
Wij Brabanders zijn ruim van
hart en ruim van inzicht.
Wij kunnen wel tegen een
stootje en we kunnen ook wel wat
velen, maar men moet het niet al
te bont gaan maken, want dan
wordt de oude strijdroep weer
wakker:
„Edele Brabant, Were di!"
KIJKGRAAG.