ONTSLUITING VAN
MIDDEN BRABANT
De Langstraatse
Waalwijkse en Langstraatse Courant
De Industrialisatie
in Brabant
PMuitwae.
Schuttershond vergadert
te Kaatsheuvel
Mo.akj&
Gemeente Licht- en Waterbedrijven
Uit het Binnenland.
jKindje verkouden? t
zal grote verschuivingen
met zich brengen.
Voor BESCHUIT
JAC. SARS
WAALWIJK.
H V V
I •Jej
DONDERDAG 13 JANUARI 1949
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukker ij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Redacteur-Verslaggever
W. v. d. MEE Jr.
DE ECHO1HET ZUIDEN
72e JAARGANG No. 5
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p. p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
Bureaux GROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
„Wie zijn ogen de kost geeft heeft reeds lang ontdekt, dat
in Brabant een proces groeiende is, dat een totale omscha
keling ten gevolge heeft. Het idyllische en het landelijke Bra
bant is aan het afsterven. Van een rustig landbouw-gewest
met hier en daar wat industrie is het groeiende tot een over
wegend industriële provincie".
Zo schreef Edele Brabant.
INDUSTRIALISATIE
NOODZAAK.
In enkele woorden werd hier
een kentering aangeduid, zoals de
geschiedenis van Brabant die wel
licht nooit heeft gekend, een ver
andering, die men tot voor korte
tijd voor onmogelijk zou hebben
gehouden.
Brabant zal niet meer zijn het
land van de nijvere, kleine boe
ren, het land van de vriendelijke
dorpkes rond de oude kerktoren;
maar met deze schone torens zul
len de fabriekspijpen in hoogte
wedijveren en ook op onze dor
pen zal de fabriekssmoor zijn
grauwe deken leggen.
De peinzende werkdag-stilte
die niet verbroken wordt door de
geluiden van het boerengedoe, zal
verstoord worden door het jach
tige lawaaien van grote machi
nes. Op de schrale grond die de
Brabantse boer lief boven alles
is geworden, zullen grote fabrie
ken verrijzen en lange eendere
huizenblokken.
Leefde Brabants platteland in
zekere zin nog geruime tijd bezij
den de industriële ontwikkelingen,
nu is het gegrepen door die niet
te stuiten stroom en wordt het
meegesleurd, willens nillens.
We zullen ons niet verliezen in
de romantiek van voorbije jaren,
niet jammeren om het schone dat
wellicht moet worden opgeofferd.
We zullen ons bepalen tot de
harde realiteit, die ons zegt dat
Brabant moet industrialiseren, dat
vele landbouwers de fabriek in
moeten. Hieraan ontkomen zij
niet, tenzij zij emigreren en een
nieuw vaderland zoeken om de
stiel van hun voorvaderen te kun
nen blijven uitoefenen.
Brabant wordt op een ander
plan geplaatst. De bestaande in
dustrieën ''gaan geintensiveerd en
uitgebreid worden, andere indus
trieën gaan er gevestigd worden
en in het grote W.-Europese ver
band, meer speciaal in het Bene-
lux-verband zal Brabant een cen
trum gaan worden.
Het aanzien van Brabant zal
dus gaan veranderen, evenals zijn
bestemming, hier zullen we ons
in moeten schikken niet alleen,
ook zullen we moeten medewer
ken aan dit ontwikkelingsproces;
we zullen mee moeten helpen om
Brabant groot te doen zijn op dit
nieuwe gebied, om Brabant een
eervolle plaats te geven in het
grote economische verband.
ER ZIJN GROTE GEVAREN.
Echter, deze verschuiving zal
niet alleen in het materiele leven
voelbaar zijn, ook op godsdien
stig, zedelijk, sociaal en cultureel
gebied zal zij haar stempel druk
ken. En hier raken factoren in
het spel die deze verandering tot
een probleem maken, tot een ern
stig probleem, dat met ernst on
der ogen gezien dient te worden.
Het gaat hier niet meer en niet
minder om de vraag: zal Brabant
zijn eigen aard en zijn eigen ka
tholieke en christelijke wezen kun
nen blijven bewaren, zal Brabant
Brabant blijven.
En bij het overdenken van deze
vraag zien wij reeds de grote
strijd die er om Brabant heviger
dan ooit gevoerd zal worden; een
strijd tussen materialisme en gods
dienst, tussen vervlakking en vro
me beleving van het geloof, een
strijd ook tussen de ontwikkeling
en een vasthouden aan de\ waar
den van het verleden.
De strijd zal gaan om de' Bra
bantse mens en de Brabantse men
taliteit; meer dan ooit zal Brabant
open staan voor invloeden van
buiten.
En hiertegen is maar een af
weermiddel: een sterk bewust zijn
van eigen waarden, dat het goede
wat anderen ons bieden dankbaar
aanvaardt, maar het slechte be
slist van de hand wijst.
Dit is geen verkeerd regiona
lisme, dit is een vasthouden aan
eeuwige beginselen en eeuwige
waarden, die inhaerent dienen te
blijven aan de naam Brabant.
Men moet de gevaren niet on
derschatten, die schuilen in de fa
briek, in 't bussen-vervoer enz.;
de grote industriesteden, Brabants
zwakste punten, zijn er de bewij
zen van en zij kunnen ons reeds
in zekere zin leren, hoe men niet
genoeg tegen deze gevaren ge
wapend kan zijn.
OOK IN ONZE OMGEVING.
Ook in onze omgeving streeft
men naar meer industrie en het is
alleszins prijzenswaardig dat men
toont een open oog te hebben
voor de noden van he^., ogenblik
en van de toekomst. Maar iaat
men bedenken dat men met de
industrie ook gevaren binnen de
gemeente haalt, laat men trachten
hiertegen een afweermiddel te vin
den in een grotere bewustwor
ding en een meer principiële hou
ding op godsdienstig, zedelijk, so
ciaal en cultureel gebied.
Brabant gooit het roer om en
gaat varen op nieuwe ten dele
onbekende stromen. Slechts als
Brabant Brabant blijft zal men de
gevaren die deze stromen in zich
bergen trotseren.
Brabant wacht een strijd, niet
direct waarneembaar wellicht,
maar niet minder hevig en ern
stig.
De industrialisatie is wel een zo
belangrijk en veelomvattend on
derwerp, dat het vele hoofden tot
peinzen en vele pennen tot schrij
ven heeft gebracht, het zij mij
daarom vergund enkele suggesties
aan dit vele toe te voegen.
Wel niemand zal kunnen
ontkennen dat in midden Brabant,
van Gilze tot Waalwijk, een be
langrijk industriecentrum is ont
staan, vooral de leerindustrie is
hier vrij eenzijdig, tot ontwikke
ling gekomen.
Mede door de historische ont
wikkeling is er echter op verkeers
gebied een toestand ontstaan die
met alle moderne begrippen spot.
Voor een goede ontwikkeling van
dit gebied is het, noodzakelijk
dat een goede, brede en rechte
weg wordt geprojecteerd die de
leerplaatsen verbindt. Deze „Leer-
straat" zou dan het verloop moe
ten hebben: WaalwijkKaatsheu
velDongenRijenGilze.
Voor de toekomst, mede in ver
band met de Benelux, biedt deze
weg het niet onbelangrijke voor
deel dat in Gilze aansluiting kan
worden verkregen met de weg
GilzeBaarle NassauTurnhout
Brussel, terwijl mede in ver
band met de drooglegging en ont
sluiting van de Biesbos en het
plan voor een brug bij Drongelen
en Gorcum, de „Leerstraat" via
deze bruggen een pracht aanslui
ting krijgt met de weg Gorcum
UtrechtAmsterdam, zodat bij
een economische Unie ons leer
centrum in een wel zeer gunstige
positie zal komen te verkeren.
Er is echter in midden Brabant
nog een groot gebied dat tot ont
wikkeling kan worden gebracht,
en waar vele problemen die geheel
Brabant raken tot een bevredigen
de oplossing zouden kunnen ko
men.
Dit is het gebied rond de lijn
WaalwijkUdenhout. Dit gebied
zou, mits voorzien van een goede
weg reeds direct grote bouwrijpe
industrieterreinen opleveren, ter
reinen die niet aan het landbouw
areaal behoeven te worden ont
trokken. Deze weg is de ontbre
kende schakel in de verbinding
Waalwijk Udenhout Oister-
wijkMoergestel Eindhoven.
Maar tevens zijn er in dit cen
traal gelegen gebied nog enkele
mogelijkheden, die zover ik weet,
nog niet naar voren zijn gebracht:
Brabant zit met enorme moeilijk
heden wat de afvoer van zijn af
valwater betreft. Naast alle mo
gelijke plannen heeft dit gebied
het onweersprekelijke voordeel dat
het centraal is gelegen, en dat de
terreinen voor een zuiveringsin
stallatie ter plaatse goedkoop zijn
en niet aan de landbouw behoe
ven te worden onttrokken. Boven
dien zou het gezuiverde water
kunnen dienen voor voeding van
een kanaal TilburgWaalwijk,
hetwelk gedeeltelijk het trace van
het reeds bestaande afwaterings
kanaal zou kunnen volgen, zodat
de lengte van het nieuw te gra
ven kanaal maar enkele kilome
ters zou behoeven te bedragen.
Hierdoor krijgt Tilburg een korte
verbinding met de grote rivieren,
terwijl het voor de oplossing van
Waalwijks havenkwestie een gro
te bijdrage zou zijn.
In dit verband is mede te over
wegen de kwestie van de vuilver-
wijdering. Op tal van plaatsen in
ons' gewest zijn er moeilijkheden
op dit gebied. Waarschijnlijk zou
het voor veel gemeenten een op
lossing zijn, hun afval naar een
centraal punt ver buiten de kom
te storten, terwijl het meer eco
nomisch moet zijn dit vuil cen
traal te sorteren en te verwerken.
In vele plaatsen gaan nu grote
aantallen grondstoffen verloren,
die door speciale installaties zou
den kunnen worden behouden,
maar door het kleine kwantum
niet economisch verantwoord zijn,
terwijl de mogelijkheden er bij een
centrale vuilverwerking wel lig
gen, men denke aan de sortering
en compostering zoals door de
V. A. M. in Drente wordt uitge
voerd.
Voor een en ander is natuur
lijk samenwerking van gemeenten
nodig, terwijl een deskundig on
derzoek, alsmede kennisname van
resultaten van andere inrichtingen
onvermijdelijk zal zijn.
Moge deze enkele suggesties
aanleiding zijn tot een groot ini
tiatief in ons aller belang.
v. L.
Mevr. v. d. W.-A. te Arn
hem raad ik aan, het gedeel
te waar de leghorns lopen af
te rasteren met gaas van 1.80
meter hoogte. Onder de leg
horns heeft men echte vlie
gers, dat weet ik bij onder
vinding. Wat een ellende is 't
niet, als ze er telkens over
heen vliegen, al zijn het er
maar een paar, steeds dezelf
de natuurlijk. Men raakt ze
kwijt, ze leggen verloren, er
moet telkens achter gevangen
worden, wat de productie niet
ten goede komt en bovendien
krijgt men nog last met bu
ren ook.
AANPLANTEN.
Een lezer vraagt mij naar
aanleiding van 't artikeltje
waarin ik schreef, dat pluim
vee en vruchtenteelt goed sa
men kunnen gaan, hoe'ver de
aanplant van het hok moet
blijven. Als het terrein groot
genoeg is dan minstens 15 M.
aan alle kanten met het oog
op later, wanneer de bomen
groter worden.
LEGHORNS.
Op een ruimte van onge
veer negen vierkante meters
dertien witte leghorns te hou
den en dan buiten verenpluk-
ken te blijven, acht ik zeer
riskant. Ik zou raden van dit
bewegelijke goedje er op die
ruimte hoogstens de helft te
houden. Bij eventueel veren-
plukken dat U nu al aan ziet
komen, hoopt U ze te redden
door dan te gaan inkrimpen.
Maar bedenk mijnheer W. te
O., als het kwaad er eens in
zit, geeft die vermindering
niet meer, voordat U gekomen
is op een enkele kip in de
ren, die zich zelf wel met rust
zal laten. En dan Uw tweede
vraag: Een gezonde witte leg
horn hen van zes maanden
moest al aan de leg zijn. Of
dat dan in de afstamming
zit? Mogelijk wel. Soms ver
schillen bloedeigen zusters
Wel twee maanden; er zijn
ook in de leg achterlijke die
ren. Uw derde vraag: De En
gelse leghorns zijn hoger en
zwaarder dan de Amerikaan
se. Deze laatste hebben veel
kleiner kam en kinlellen, veel
breder en fraaier staart. En
ten slotte: Waarom zou het
licht 'niet op de zitstokken
mogen vallen? Het is zelfs
heel goed, maar de legnesten
moeten in het donkere deel
van het hok geplaatst wor
den, om geknoei met de pas
gelegde eieren zoveel moge
lijk tegen te gaan.
De hen heeft graag een
donker hoekje,
Daar geeft zij de voor
keur aan.
Ze gaat met 't eitje niet
aan 't knoeien,
Baas en hen zijn dan
voldaan.
KIPPENVRIEND.
(Nadruk verboden).
De Langstraatse Schuttersbond
hield in café v. Berkel te Kaats
heuvel zijn jaarvergadering onder
voorzitterschap van de heer jos
van Huiten.
Deze opende de bijeenkomst op
de gebruikelijke wijze en heette
de aanwezigen van harte welkom.
Het verheugde hem allen hier te
genwoordig te zien. Geen enkele
vereniging ontbrak op deze ver
gadering. Spr. wenste alle leden
met hun gezinnen een gelukkig
1949. Ook voor wat betreft hun
ondernemingen, gunde hij hen 'n
voorspoedig en gelukkig Nieuw
jaar. Hij bracht naar voren hoe
trots hij was geweest in 1948 op
de concoursen die toen gehouden
zijn en over het werk, door de
j Langstraatse Schuttersbond ver
richt. In één adem noemde hij de
bekercompetitie, die in het vorig
jaar begonnen was. Hij bracht
dank aan de betreffende commis
sie, die hieraan haar beste krach,
ten had gegeven.
Na deze optimistische geluiden
herinnerde de voorzitter aan zijn
mededeling gedaan in de bestuurs
vergadering, gehouden in café ,,'t
Vosje" te Baardwijk. Definitief
had hij daar besloten om als voor
zitter de L.S.B. vaarwel te zeg
gen. „Niet omdat mij mijn werk
aan de bestuurstafel niet meer
aantrekt, ook niet omdat mij de
Schutse niet meer na aan 't hart
ligt. Gaarne zou ik mij blijven
geven voor het belang Van de
L.S.B., maar mijn krachten laten
dit niet meer toe", zo zeide hij.
„Anderzijds is het nodig dat de
L.S.B. die naar buiten wil en moet
treden, jonge krachten trekt. Er
zijn jonge krachten genoeg die
mijn werk kunnen overnemen."
de oud-voojzitter voor diens
waarderende woorden tot hem
gericht bij zijn benoeming als
voorzitter. „De hoge ouderdom
heeft u doen beslissen, om uw
voorzitterschap neer te leggen",
aldus de heer v. Bladel. „Maar
groot zijn de verdiensten die gij
in de periode van uw voorzitter
schap voor de L.S.B. hebt gehad.
Daarom meen ik u geen mooier
geschenk te kunnen aanbieden als
het erevoorzitterschap van de L.
S.B. Ik weet dat de taak die nu
op mijn schouders is gelegd,
zwaar zal zijn. Voorzitter te zijn
van de L.S.B. is een heel zware
taak. Maar met al de kracht die
in me is, zal ik mij aan die taak
wijden om de L.S.B. tot een nog
grotere bloei te brengen. Onder
één voorwaarde echter, dat gij al
len zonder uitzondering mij uw
onmisbare steun zult geven.
In de vorige bestuursvergade
ring was aangekondigd, dat tiet
hele bestuur zou worden gereor
ganiseerd.
De voorzitter stelde voor om
van elke vereniging een bestuurs
lid zitting te doen nemen, exclu
sief de voorzitter, die dan boven
alle partijen zou staan. Echter
stelde hij voor datde voorzitter
geen stemrecht zou1 hebben. „De
voorzitter", aldus spr., „is er om
de vergaderingen te leiden en de
beslissingen mede te ondertekenen
en door te nemen." Naast de 7
bestuursleden zouden dan 7 afge
vaardigden benoemd moeten wor
den. Dit laatste vond veel verzet
bij de leden, daar iedere vereni
ging 'n afgevaardigde moest kun
nen zenden. Lang is er over de
gehele bestuurskwestie gesproken,
'n langs elkaar heen gepraat, tot-
(Gas-, Water- en Electriciteitsbedrijven).
1948.
Vergelijking productiecijfers resp. inkoopcijfers.
1947 1948 meer
Gas 1482159 m3. 1788632 m3. 306473 m3. of 20.7
Water 322348 m3. 390652 m3. 68304 m3. of 21.2
Electriciteit 1798876 kWh 2228924 kWh 430048 kWh of 23.9%
Hoofdbuizen en Hoofdkabels.
Gas. Geleg<J werden: 1303 meter hoofdbuis.
Opgenomen bovendien 700 meter hoofdbuis.
Bovendien werden door de zorg van de Staatsmijnen 480 meter
toevoerleiding naar onze gashouders gelegd. Daar nog slechts een
klein gedeelte ontbreekt, mag worden verwacht dat de leiding in
de loop van Januari gereed zal komen.
Water. Gelegd werden: 883 meter hoofdbuis.
Opgenomen bovendien 355 meter hoofdbuis.
Electriciteit. Gelegd werden: 1010 meter hoofdkabel.
De installatie van het 5e onderstation aan de Haven kwam juist
bij de jaarwisseling gereed, terwijl het 6e onderstation over enkele
weken in bedrijf zal kunnen komen.
Aansluitingen
Gas Aangesloten percelen
Gasstraatverl. aansl.
136
63
Totaal
Water Aangesloten percelen
Electriciteit Aangesloten percelen
Electr. straatverl. aansl.
Totaal
Straatverlichting
Op 31 December 1947
In 1948 aangesloten 63 gaslampen
84 electr. lampen
147
Opgeheven noodverl. 31
Totaal op 31-12-'48
Alle werken werden in eigen beheer uitgevoerd.
199
149
183
S4
267
141 lichtpunten
116 lichtpunten
257 lichtpunten
Het financieel verslag deed ons
een voordelig saldo horen. Daar
dit verslag door de controlecom
missie in orde was bevonden, stel
de de voorzitter voor om de be
treffende functionaris dank te
brengen voor zijn financieel be-
leid.
Aan de orde was de verkiezing
van een nieuwe voorzitter. Aan
elke vereniging werd afgevraagd
wie door hen candidaat was qe-
steld.
De heer v. Bladel uit Heusden
werd door 4 verenigingen candi
daat gesteld, terwijl de heer Cops
uit Kaatsheuvel door twee vere
nigingen was voorgedragen": De
uitslag van de stemming was dat
de heer v. Bladel met 10 van de
14 uitgebrachte stemmen werd
gekozen. Hier zij opgemerkt dat
iedere vereniging over 2 stemmen
beschikte. Daarvandaan dat er
14 stemmen werden uitgebracht,
waarvan de heer Cops 4 stem
men kreeg.
De heer v. Huiten feliciteerde
de nieuw gekozen voorzitter met
diens benoeming.
De nieuwe voorzitter richtte op
de allereerste plaats zijn dank tot
dat eindelijk werd vastgesteld dat
het zittende bestuur gehandhaafd
zou blijven en de diverse functies
daaronder verdeeld zouden wor
den, en dat de afgevaardigden
naar keuze zouden kunnen wor
den gezonden.
Aan de orde was reglements
herziening.
Punt na punt werd dit voorge
lezen, totdat men aan het punt
Bondsconcoursen kwam. Het ou
de reglement luidde dat 7 con
coursen zoiiden worden gehouden
in twee jaar, het ene jaar 4 en het
andere jaar 3. Het nieuwe voor
stel behelsde om 7 concoursen in
een jaar te houden en dan tevens
te schieten voor de competitie
wisselbeker. Zeer vele leden had
den hiertegen bezwaar, omdat dit
daar zij toch al dikwijls van huis
moesten, omdat zij meer om zich
heen hebben dan alleen de sport,
niet altijd tot aangename gevol
gen leidt. Felle discussies werden
gevoerd, totdat ten slotte werd
goedgevonden dat 7 concoursen
zouden worden gehouden in twee
jaar, met daaraan verbonden te
gelijkertijd verschieten van de
De Ondernemingsraden.
II.
Zoals we in ons eerste arti
kel over de Ondernemings
raden al opmerkten, achten
we het wetsontwerp voor deze
raden van zeer groot belang.
Van groter belang dan uit de
behandeling in de pers zou
kunnen blijken.
Om de rechtvaardigheids
grond te vinden voor het in
stellen van Ondernemings
raden, moet men de onder
neming van een ander stand
punt - bezien, dan tot nu toe
meestal gedaan werd. Tot nu
toe zag men een onderneming
als een instelling waar met
behulp van kapitaal en ar
beid, onder Jeiding van de
eigenaar, producten werden
vervaardigd en daardoor
winst gemaakt. Men zag, zou
men kunnen zeggen, de on
derneming uitsluitend als iets
van economisch belang. De
arbeider werkt in de onder
neming, krijgt zijn loon en
daardoor zijn levensonder
houd; de werkgever de ver-
vaardigingsproducten en daar
door zijn winst. Het samen
treffen van werkgever en
werknemer in een bepaald be
drijf, werd als min of meer
toevallig gezien.
Toch is dit gezichtspunt niet
helemaal juist. Het samen
treffen moet niet toevallig
zijn, maar dit samentreffen
moet een samenwerken zijn.
Gezamenlijk moet men het
doel van de onderneming zien
te bereiken en beide groepen
dienen hun bijdrage te ver
lenen om daartoe te kunnen
geraken. Deze bijdragen zul
len en kunnen nooit gelijk
waardig zijn, maar daartegen
over staat, dat zonder ieders
bijdrage het doel nooit be
reikt kanworden. Dan ziet
men de onderneming als een
werkelijke arbeidsgemeen
schap en acht men haar niet
alleen van economisch, maar
ook van groot sociaal belang.
Ziet men het zo, dan zal men
er ook vrede mee moeten
hebben, dat eenieder die bij
deze werkgemeenschap be
trokken is, op een of andere
manier zijn woordje mee
spreekt in die gemeenschap
en dan natuurlijk in het be
lang van die gemeenschap.
De Memorie van Toelichting-
op het betreffende wetsont
werp ziet, volgens ons, de
zaak niet geheel juist. Zij legt
te veel nadruk op de gezamen
lijke krachtsinspanning, die
nodig is om de gevolgen van
de oorlog te overkomen en de
nationale taak, waarvoor een
ieder is gesteld. Het is in het
geheel niet nodig om het zo te
zien en het eerste deel van
de Memorie geeft dan ook
blijk van een meer gezond
standpunt. Niet dat 't tweede
deel onjuist is, maar het zou
geen rechtvaardiging zijn
voor het instellen van onder
nemingsraden. Of beter: men
zou dan de ondernemingsra
den alleen kunnen zien als
noodmaatregel, die kan ver
dwijnen indien de noodtoe
stand van de na-oorlogse ja
ren is overwonnen.
Indien men zich echter op
het standpunt stelt van sa
menwerking van kapitaal en
arbeid in de onderneming en
deze ziet als een arbeidsge
meenschap een standpunt
dat ook de pauselijke ency
cliek Quadragesimo Anno in
neemt dan komt men met
de ondernemingsraden veel
beter uit.
Men kent de ondernemings
raden ook in het buitenland.
In Engeland heeft men onder
de oorlog sterk de oprichting
van de z.g. „joint production
committees" gestimuleerd.
Hun taak ligt vooral op het
terrein van verbetering der
productiemethoden, iets wat
vooral in de moeilijke oorlogs
jaren zeer belangrijk was.
In Frankrijk kwam de wet
telijke regeling van de onder
nemingsraden al in 1945 tot
stand, terwijl in België het
een en ander in voorbereiding
is. Men ziet dat bij deze ma
terie ons land niet direct de
koppositie inneemt, zoals dat
bij de regeling van de pu
bliekrechtelijke bedrijfsorga
nisatie het geval is.
K. H.
wisselbeker, die dan ditmaal ook
in twee jaar zal worden verscho
ten.
Schietbeurten.
Wanneer een vereniging niet
op tijd aanwezg was, kostte dat
de vereniging 1.boete. De
voorzitter zou dit veranderd wil
len zien en niet 1.boete te
heffen, doch twee punten in min
dering te brengen.
De heer Caps ontraadde dit ten
stelligste, daar dit de sportiviteit
niet bevordert. Liever zou hij zien
dat op de concoursen een vrije
boom zou worden geplaatst waar
aan zij die waren uitgeschoten en
die moesten wachten op de kamp-
schoten, hun verzet en vermaak
zouden kunnen vinden. Hieraan
zouden dan enkele prijzen kunnen
worden verbonden. Anderzijds
kon het de vereniging, die van 'n
concours nooit geen cent over
houdt, een paar centen in het
laadje brengen.
Al deze punten werden na lan
ge debatten teruggezonden naar
het bestuur. Dit zal het reglement
grondig nazien en op de eerstko
mende vergadering van de L.S.B.
met voorstellen dienaangaande
voor de dag komen.
Tenslotte ging men over tot t
loten om de plaats waar de eerste
vergadering zou zijn. Elshoutwas
de gelukkige en daar zal vermoe
delijk op het laatst van Februari
de volgende vergadering worden
gehouden.
Na een bespreking over het op
tijd aanwezig zijn, de bomen enz.
kwam de rondvraag, waarvan 'n
druk gebruik werd gemaakt en
waarna de vergadering werd ge
sloten.
BOUWPLAN VOOR 1949.
Minister In 't Veld heeft in zijn
Memorie van Antwoord op het
Voorlopig Verslag van de Twee
de Kamer het bouwplan voor 1949
bekend gemaakt. Dit bouwplan
sluit met een bedrag van 1300
millioen. Daarbij zijn nog buiten
beschouwing gelaten de werken
waarvoor geen of weinig materia
len nodig zijn. Van deze 1300
millioen zullen 400 millioen
voor de woningbouw worden ge
bruikt.
In de Memorie wordt er op ge
wezen, dat de grootste moeilijk
heden voor de uitvoering van de
1 Dan rug, keel of borstje
inwrijven met
onderhanden zijnde werkzaamhe
den van het bouwplan-1949 lig
gen bij de materiaalvoorziening.
Deze is door het tekort aan devie
zen ten behoeve van de bouwnij
verheid onvoldoende en daardoor
wordt de arbeidsproductiviteit op
het werk nadelig beinvloed.
De voornaamste bouwmateria
len waaraan in dit verband moet
worden gedacht, zijn hout, ce
ment, walsproducten, metselsteen
en dakpannen.
Het is van groot belang, dat
meer deviezen voor import van
bouwmaterialen beschikbaar ko
men. De mogelijkheid daartoe
houdt natuurlijk verband met de
vraag of wij er in de komende
jaren in zullen slagen door krach
tige bevordering van de industri
alisatie te komen tot een sluiten
de betalingsbalans.
Ten aanzien van de vooruit
zichten voor de woningbouw
meent de minister de verwachting
te mogen uitspreken, dat voor '49
het aantal gereedkomende wonin
gen zal liggen tussen de 35.000
en 40.000.
DE HUURVERHOGING.
De minister meent, dat er alle
aanleiding is om, wanneer een
huurverhoging tot stand komt, niet
zonder meer het gehele bedrag aan
de eigenaren ten goede te laten
komen. Slechts dat gedeelte van
de huurverhoging, dat nodig is. ter
compensatie van de gestegen ex
ploitatiekosten, de dalende lasten
daarbij evenzeer in aanmerking
nemend, dient aan de eigenpren
te worden gelaten. Daarbij is het
gewenst de nodige waarborgen te
scheppen, dat het onderhoud we
derom in voldoende mate door de
eigenaren geschiedt. Zoals nog zal
worden aangetoond, zal de huur
verhoging niet worden beperkt tot
het bedrag nodig ter tegemoetko
ming van de gestegen exploitatie
lasten op langere termijn geztip
is er meer nodig. Het meerdere
kan ter financiering van de bouw
van nieuwe woningen worden
aangewend.
De eventuele huurverhoging zal
evenzeer op de nieuwe als op de
oude woningen van toepassing
zijn.