Waalwijkse en Langstraatse Courani
DUITSLAND WORSTELT
KRABBELS
I
Hier ZITTEN we weer!
OM ZIJN TOEKOMST
Grenscorrecties.
Sociaal-Economisch Hoekje.
VRIJE HORGEN
Iets over het
Brabants Orkest
DONDERDAG 31 MAART 1949.
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TEELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Redacteur-Verslaggever
W. v. d. MEE Jr.
HET ZUIDEN
72e JAARGANG No. 27.
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p. p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
Bureaux GROTE STRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38.
SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
Door HARRY O. PEET
Er zitten een man of acht aan
de bar van het Engelse Transit-
hotel, tegenover de Dom in Keu
len: een Fransman, twee Belgen,
een Amerikaan, een paar Britten
en een Nederlander. Er wordt niet
veel gesproken, des te meer ge
rookt. Af en toe worden de gla
zen gevuld.
Iedereen kijkt naar de Belg, die
pokert met de bar-keeper en acht
glazen whiskey verspeelt.
Dan worden de kaarten ge
schud. Het spel gaat door, bet
roken gaat door.
In de grote zaal is muziek;
slechts een enkeling die er naar
luistert, want het is een slecht
Duits strijkje. De overige gas
ten zijn naar hun kamers. Veel
beters staat hun niet te doen,
want er is niet veel te beleven
in dit doorgangshotel voor buiten
landse zakenlieden en andere rei
zigers; buiten, tussen de puinho
pen van de stad nog minder.
Daarenboven, deze buitenlan
ders zijn hier voor zaken, want
zaken kunnen weer gedaan wor
den in het Duitsland van van
daag.
De industrie herstelt zich.
Ik zie slechts een paar Duitsers
als ik door de donkere puinstra-
ten wandel: een meisje, een paar
opgeschoten jongens en en oude
re man met wat brandhout onder
zijn arm. Overigens is het stil,
drukkend stil en koud. De triest
heid van de stad wordt nog ge
accentueerd door de gore mist, die
vanavond vet over de straten
hangt en die de Dom voor een
gedeelte aan het oog onttrekt.
Toch is het nog steeds de Dom,
die het stadsbeeld overheerst.
Misschien juist nu in het bijzon
der, nu van de eens zo trotse stad
zo bitter weinig meer dan een
veld van brokkelige ruïnes is
overgebleven. En als de stad, ge
heel West Duitsland, gevangen is
in de dynamiek van het -dagelijkse
leven, dan is het weer de Dom,
die neerziet op de drukte in de
straten, op de vrouwen en de ma
gere kinderen, op de sjofel gekle
de mannen versleten unifor
men die met een stuursgezicht
op de hoeken van de straten
zwarthandelen.
Tussen de kale muren van de
uitgebrande gebouwen staan wat
lege toonbanken. Overdag zitten
er Duitsers achter. Die verkopen
Berlinerbollen en chocolade en
belegde broodjes en nog veel
meer; alles tegen zwarte prijzen.
Doch sinds de munthervorming,
die nog slechts een goed half jaar
geleden plaats vond, verliest de
zwarte handel duidelijk zichtbaar
terrein. Meer en meer Duitsers
worden daardoor gedwongen op
andere wijze in hun onderhoud te
voorzien. Nu de productie in
West Duitsland gestadig toe
neemt na de geldzuivering
reeds met veertig procent biedt
de industrie daartoe nieuwe mo
gelijkheden.
Het aantal arbeiders in de
steenkolenmijnen steeg sinds 1945
van 50.000 tot 400.000 en de pro
ductie van het zwarte goud sinds
het vorig jaar van 7Yi tot lOJ/j
millioen ton per maand.
Ook de staalindustrie toont dui
delijk tekenen van herstel.
De nimmer te verzadigen hoog
ovens vreten het erts bij tonnen
tegelijk en uit de gloeiende muilen
komt het staal. Staal, steeds meer
staal, dat eens de grondstof was
voor de machtige oorlogsindustrie
van het Derde Rijk. Sinds het
einde van de oorlog produceerde
deze kroonindustrie van het Roer
gebied weer meer dan 7 millioen
ton staal in 1945 een millioen
ton. Nog steeds lopen de produc
tiecijfers op.
Problemen.
Aan de hand van deze cijfers
en feiten valt het niet moeilijk de
bezorgdheid van Frankrijk en de
andere West Europese mogendhe
den te verklaren. Met recht mo
gen zij zich afvragen waarheen de
politiek, die op het herstel van
Duitslands industriële potentieel
gericht is, tenslotte zal leiden.
Men kan slechts hopen, dat de
grote mogendheden leergeld ge
noeg betaald hebben en dat de
catastrophale gebeurtenissen, die
nog zo vers in ons geheugen lig
gen, zich niet zullen herhalen. In
het bijzónder van Frankrijk, dat in
de jongste geschiedenis driemaal
door Duitsland aangevallen werd,
mag men in deze een juiste hou
ding verwachten, een houding, die
tevens representatief zal zijn voor
de Westelijke geallieerden.
Het herstel van Duitsland is
evenwel van niet te onderschat
ten betekenis, in economisch,
maar evenzeer in politiek opzicht.
De Benelux-overeenkomst en het
Pact van Brussel zijn het duide
lijke bewijs, dat men er diep van
doordrongen is in de toekomst
niet meer afzijdig te kunnen blij
ven staan. Wil echter West Eu
ropa een hecht en stevig verbon
den blok gaan vormen, dan is het
"bovendien van groot belang, dat
West Duitsland zijn huidige
moeilijkhedente boven komt en
een volwaardig deelgenoot van
deze West Europese gemeenschap
kan worden. Nimmer zal men
echter de nodige voorzichtigheid
uit het oog mogen verliezen om
te voorkomen dat een van nature
heerszuchtig en agressief volk
voor de zoveelste maal een wereld
in de diepste ellende zal storten
en wederom telgen uit een dy
nastie van onverbeterlijke oor
logsindustriëlen een machtspositie
in deze sleutelindustrieën bemach
tigen. De Duitsers zijn, het is ge
bleken, hardleers. En zijn zij in
de eerste jaren na de oorlog nog
overvriendelijk een vriendelijk
heid waar men spoedig van wal
gen moet tegen de overwin
naars, toch valt het bij nadere
beschouwing niet moeilijk achter
dit uitgestreken uiterlijk bij velen
de „Herrenvolkmentaliteit" te on
derkennen.
Duitsland moet gelegenheid
hebben zich te herstellen, inder
daad, maar curatele en scherpe
controle zullen jarenlang een har
de noodzaak blijven.
Het Duitsland van vandaag
kent en schept vele problemen en
een der voornaamste waar
schijnlijk zelfs het voornaamste
is het probleem van de jeugd.
Tussen de grauwe vlakte van
verpulverde bakstenen waar
tussen 't economisch leven kramp
achtig naar nieuwe mogelijkheden
worstelt dreigt Duitslands
jeugd volkomen ten onder te gaan.
De duizenden en duizenden
jonge mensen, die door het land
trekken, ziek, zonder onderkomen
en in lompen vaak gehuld, ken
nen geen goedheid meer; zij voe
len zich niet langer gebonden
door morele banden. Er is niets
voor hen overgebleven. Niets,
niets, niets. Hun bestaan schijnt
zonder uitzicht, doelloos. De een
bekommert zich niet om de ander.
Ieder vecht voor zich in deze on
menselijke strijd om het bestaan,
waarin de ander eer een vijand
dan een vriend genoemd kan
worden. De geestelijke vervlak
king is groter dan ooit. Men wil
uit dit gevloekte niets; men wil
geld, luxe.
Het doet er niet toe hoe men
er aan komt. Zwarte handel, mis
daad, ontucht, men komt het da
gelijks tegen in Duitsland.
(Slot volgt)
voorraden door de T.N.I. Hon
derdvoudige moord op Chine
zen, verwaarloosde onderne
mingen en plantages, onder
voede vrouwen en kinderen.
Dat is de merdeka die wij
zagen.
In Kotagedeh ligt een deta
chement soldaten in een groot
en lelijk huis. Stoottroepers,
kerels die de luchtlanding
mede uitvoerden of over land
vanuit Salatiga naar Djokja
oprukten.
Nederlandse kerels, uit Am
sterdam en Eindhoven, Bol
nes en Staphorst, Middelburg
en Ewijk.
Het zijn harde kerels ge
worden.
Ik heb ze gekend toen ze
pas in dienst waren. Toen wa
ren velen nog echte jongens.
Een beetje bleu. Een geweer
waagden ze alleen op bevel
aan te raken. En de militaire
verhoudingen? Voor een kor
poraal knalde je in de hou
ding en vol ontzag keek je
naar de ster van de Luit.
Maar nu.
Laat ik de woorden die
worden gesproken bij diverse
gelegenheden, niet herhalen.
Ik vrees dat de persen van
De Echo op hun grondvesten
zouden schudden.
Hun wapen is nu hun beste
vriend geworden.
En die militaire verhoudin
gen. Het is alles anders ge
worden en.beter. Vroeger
voldeed je morrend aan een
opdracht, die je niet helemaal
naar de zin was. Maar nu
denk je er niet over om aan
een bevel te voldoen. Je doet
het eenvoudig omdat je weet
dat het noodzakelijk is. Dit
houdt nu niet in dat wij plots
klaps loden soldaatjes zijn
geworden. Kankeren en een
vloekende sergeantmajoor
bestaan nog steeds.
Ook anderzins zijn de ver
houdingen anders geworden.
Een meerdere leek vroeger
slechts in dienst om jou het
leven zuur te maken. Nu is
het je kameraad. Met wie je
in het terrein zit en je alle
soorten klusjes moet opknap
pen. Hij is Jan, ^?im of Ger-
rit. En de luitenant heet Ome
Kris tegenwoordig en krijgt
op zijn tijd evengoed een ei
tegen zijn achterhoofd.
Zo'n goeie, ouwe, snorre-
baardige adjudant zie ik al
treurig met zijn hoofd schud
den en zich angstig afvragen
van een
Sinds begin Februari zit ik
in Kota Gedeh, een plaats, 5
k.m. Zuid-Oost van Djokja.
Vroeger moet het een aardig
stadje zijn geweest. Het was
't centrum van de zilver
industrie. Er staan enorme,
rijk versierde huizen. Maar
nu is het verwaarloosd, vuil
en verlaten. De grote huizen
zijn leeggeplunderd. Brand
kasten liggen overal met door
explosieven opengereten deu
ren. De straten zijn modder
poelen. De meter diepe
goten zijn, na 7 jaren, weer
schoongemaakt. De terugge
keerde bevolking werkt, on
der leiding van Nederlandse
militairen aan de wegen.
Door de straten lopen vrou
wen en kinderen. Vaak er
barmelijk gekleed, kinderen,
akelig mager, bedelend om
wat brood.
Hier was 3 jaar Merdeka,
dit is Vrijheid!
Buiten het stadsgebied van
Djokja is het zo. Djokja zelf
was blijkbaar de show-room
van de republiek. De Com
missie van Goede Diners
moest blijkbaar de zegenin
gen van de republiek zien.
Buiten Djokja is het vaak een
vreselijk toneel.
Merdeka!
Roof van de laatste rij st
op het bevel om uit te ruk
ken. Soms hebben ze dagen
vrij. Een mooie gelegenheid
om wat aan je uitrusting en
zo te doen, of je correspon
dentie bij te werken.
Maar soms ook is er actie
voor hen. Ergens in 't heuvel
land is een bende gesigna
leerd.
Er op af. De bende vlucht.
Achtervolging. De bergen in,
over kale krijtrotsen, waar 't
gloeiend heet is en geen boom
groeit.
Eindelijk krijgen ze rust in
een bamboehut, of, de geluk
kigen in een stenen huis.
Echter zonder comfort. Wat
rijststro is hun bed. Drinkwa
ter is onbekend, zoals trou
wens overal.
Dus maar thee zetten, jon
gens.
Hun ontbijt, lunch, diner en
souper bestaat uit rations in
blik, precies weer zoals in de
eerste dagen na de luchtlan
ding.
Dit zijn de jongens die In
donesië helpen op de weg
naar souvereiniteit. Het is
niet aan mij te schrijven over
Indonesisch nationalisme, de
historische achtergrond van
de Indonesische revolutie,
over resolutie's en wat dies
meer zij.
Wij militairen zijn gesteld
tegenover een bende wezen,
dat niet zo zeer tegen ons is
gericht, maar slechts chaos en
onrust sticht. Laten er groe
pen zijn die een ideële strijd
voorstaan, veel merken wij
daar niet van. Het interes
seert ons eigenlijk niet wat de
drijfveren zijn. Wij zien de
verwoeste ondernemingen, de
verlaten sawahs en kampongs,
de geplunderde huizen.
Het is waanzin om de troe
pen uit Indonesië terug te
trekken. Een regering zonder
macht is een fictie. In dit land
moet een groot gezags-appa-
raat zijn. Hier leven zoveel
verschillende volkeren en de
sentimenten daarvan zijn zeer
gauw opgezweept, mede door
de Mohammedaanse gods
godsdienst.
Dit is niet de gedachte van
een vechtersbaas. Ieder sol
daat zit liever dchter een
bakske dan achter een bren
en gaat liefst zo gauw moge
lijk naar huis. Maar van de
noodzakelijkheid van troepen
hier is hij zich terdege be
wust.
Voedsel uitdelen in Djokja; hiertoe beperkte
zich een groot gedeelte van de militaire actie
in Indonesië.
wat er van zo'n bandeloos
leger terecht moet komen.
En zo zitten we op een bui
tenpost.
Zonder licht, bijna zonder
water. Geen radio, geen film,
geen gezelschap. Vijf boeken
voor het detachement en een
paar flesjes bier of (Indone
sische) limonade per week.
Eten is niet zo bar goed, aan
voer moeilijk. Maar wel -zijn
er wandluizen en snipers.
Het leven van een soldaat,
die guerilla-benden moet be
strijden, is hard. Hij komt
voor talloze moeilijkheden, die
hijzelf moet oplossen.
Patrouille en wacht zijn
dagelijkse bezigheden. De
wacht is lang, de patrouille
zwaar én de nachtrust kort.
In ken kampen die in een
maand vier hele nachten slie
pen. En dit is niet inciden
teel, bij hele compagnieën is
het zo.
En toch, de jongens die op
een post zitten, zijn in zekere
.zin in gunstiger positie dan
hun kameraden van de actie
compagnieën, die moeten op
treden tegen zwervende gue
rilla- of rampokbenden. Im
mers, op een post kun je het
zelf gezellig maken. Het is je
thuis, als je van patrouille te
rugkomt. Je kunt je wassen,
verschonen enz. Hoewel, de
wacht en patrouilledienst gaat
met ijzeren regelmaat door.
Anders is het bij actie-com
pagnieën. Zij zitten ergens in
een kampement te wachten
En nu kan „Het Parool" wel
schrijven dat het Koninklijk
Nederlands Indonesisch Leger
maar zo gauw mogelijk moet
verdwijnen, ik verzeker U dat
het K;N.I.L. nu meer dan ooit
nodig is. Dit uitstekende le
ger, waarin Nederlanders
naast alle soorten Indonesiërs
dienen, heeft een grote taak
om de rust en orde te her
stellen. En dat blijft zo tot
elke deelstaat zijn eigen po-
litie-macht zal hebben, waar
in overigens de militairen een
taak en een plaats zullen vin
den.
SIMON.
De wereld bestaat uit mu
zikale, half-muzikale en niet-
muzikale mensen. Tot de eer
ste categorie richt zich ons ar
tikeltje niet. Zij weten al, wat
een schoonheden muziek in
zich bergt en zij weten ook
wat een gelukkige momenten
de muziek hun gebracht heeft
en nog steeds brengt. Zij heb
ben de innerlijke overtuiging
dat muziek voor het hart en
de ziel is wat het brood is
voor het lichaam. Dieren voe
den slechts het lichaam, doch
de mens moet niet verwaar
lozen ook zijn ziel van voed
sel te voorzien. Onder deze
„zielespijzen" neemt de mu
ziek een zeer belangrijke
plaats in, een plaats die nog
door velen te velen miskend
wordt.
De half-muzikale mens heeft
een vage voorstelling van de
waarde der ernstige muziek,
hij vermoedt haar waarde,
maar een soort schuchterheid,
een angst voor het onbeken
de, verhindert hem vaak zich
in deze muziek te verdiepen.
Hij heeft een lichte drang no
dig om over de drempel heen
geholpen te worden. Indien
deze hulp op de juiste manier
geschiedt, dan zal hij zich
plotseling bevinden in een
tempel, wier schittering hem
aanvankelijk wellicht zal ver
blinden, doch die hem, als hij
aan haar schoonheid gewend
geraakt is, zal gaan vervullen
van een geluksgevoel dat hem
rijker maakt.
De niet-muzikale mens! Ja,
zijn die e$ wel? Wij geloven
dat slechts zeer weinigen
volslagen on-muzikaal zijn.
Wij lazen eens een definitie
van wat men onder een muzi
kaal kind verstaat. „On-muzi-
kaal is het kind, dat blijft
door-knikkeren als de mili
taire muziek langs komt".
Wij vragen nu onze lezers
om bij zichzelf na te gaan of
ze vroeger, als kinderen, aan
deze definitie hebben voldaan.
Waarschijnlijk zullen slechts
enkelen schaamrood moeten
erkennen: „Ja, wij bleven
door-knikkeren". Herinnert ge
U echter dat ge Uw knikkers
in de zak stopte of vergeten
in het putje liet liggen om
mee te lopen met de blinken
de, koperen „toeters", welnu,
dan zijt ge als muzikaal mens
nog niet verloren.
Direct na de bevrijding
hebben enkele muzikale Bra-
banters ingezien, dat in ons
Gewest op muzikaal gebied
een achterstand geconstateerd
moest worden. Zij hebben de
handen ineen geslagen en be
raamd op welke wijze hierin
verbetering zou kunnen wor
den gebracht. De slotsom van
hun overpeinzingen en samen
spraken was de volgende: „Er
moet in Brabant een eigen or
kest komen, dat ook daar,
waar de orkesten van boven
de rivieren niet komen, mu
ziek kan brengen.
Vele voorbereidingen waren
nodig, talloze problemen van
allerlei aard moesten worden
opgelost, maar nu is hun ener
gie beloond en de kern, waar
uit zich in enkele jaren een
groot orkest zal ontwikkelen,
is benoemd en heeft een
begin gemaakt met de
muzikale „verovering" van
Brabant. Vooral daar, waar
zelden of nooit instrumentale
muziek komt, zal worden ge
speeld.
Er zal bij de concerten in
de regel een eenvoudige toe
lichting worden gegeven, die
de niet-ingewijden in-de tui
nen der muziek de weg zal
wijzen langs de schoonste
bloembedden.
De muzikale „verovering"
van Noord-Brabant is begon
nen; moge de overwinning
volledig zijn!
In de hoofdsteden van de Ver
enigde Staten, Engeland, Fran
krijk, Nederland, België en Lu
xemburg is Zaterdag een commu
niqué verstrekt, waarin de uit
komsten waren neergelegd van de
besprekingen, die sinds enige
maanden door vertegenwoordigers
van de betrokken regeringen zijn
gevoerd over technische wijzigin
gen in de grenzen tussen Duits
land en de in het Westen aan dit
land grenzende mogendheden.
Men is het eens geworden over
32 kleine correcties in de grens
tussen Duitsland enerzijds en
Frankrijk, het Saargebied, Luxem
burg, België en Nederland ander
zijds. Zij beslaan een totale op
pervlakte van omstreeks 135 km2
met een bevolking van ongeveer
13.500 zielen. In het communiqué
worden de betrokken gebieden niet
nader aangeduid. Afbakenings
commissies zullen de nieuwe gren
zen nauwkeurig moeten vaststel
len. Zij zullen daarbij ook con
tact opnemen met plaatselijke
Duitse autoriteiten.
Over deze, zuiver technische
grenscorrecties gaat men in Duits
land geweldig te keer.
Typisch is 't dat men zich wel
verenigd met de eisen van Fran
krijk, die veel verder gaan, maar
niet met die der Benelux.
Het eten van een giftige
waterplant veroorzaakte de
dood van een driejarig meisje
in Loosdrecht. Twee andere
kinderen konden door onmid
dellijk ingrijpen, van de dood
worden gered.
De ondernemingsraden,
XI,
In ons vorig artikel bespraken
wij de verschillende bevoegdhe
den die in het wetsontwerp aan
de ondernemingsraden worden
verleend. Het is misschien goed
er nogmaals de nadruk op te leg
gen, dat de werkzaamheden van
de ondernemingsraden voorname
lijk van adviserende en uitvoeren
de aard zijn en wel in hoofdzaak
met betrekking tot de z.g. secun
daire arbeidsvoorwaarden in de
onderneming. Men zou het ook zo
kunnen zeggen: door de onderne
mingsraden ontvangen de. werk- 4
nemers in het bedrijf een zekere
medezeggingschap, echter geen
mede-beslissingsrecht.
Uit de aard van de verleende
bevoegdheden komt duidelijk uit,
dat het niet de bedoeling is, dat
de ondernemingsraad zich met
zuiver economische dingen gaat
bemoeien, zoals met de positie
van de onderneming op de markt
of met de verkooppolitiek van de
onderneming. De ondernemings
raad is en blijft een orgaan van
gemeenschappelijk overleg tussen
werkgever en personeel en dit on
der erkenning van de zelfstandige
functie van de ondernemer, welke
zelfstandige functie op de eerste
plaats de leiding in het bedrijf
omvat. Die leiding blijft dus aan
de ondernemer. Echter zal hij in
verschillende omstandigheden voor
het nemen van zijn beslissing
overleg moeten plegen met de
vertegenwoordigers van hen, die
door hem worden geleid.
Bij de verplichtingen, die aan
de ondernemer worden opgelegd,
komt er één voor, die zeker van
ondernemerszijde veel bestrijding
zal vinden. We bedoelen op het
voorschrift om periodiek aan de
ondernemingsraad mededeling te
doen omtrent de economische gang
van zaken in de onderneming. Wij
kunnen ons indenken, dat vele
ondernemers er niet veel voor zul
len voelen aan de vertegenwoor
digers van het personeel „inzage
te geven van de boeken." Nu ge
loven wij ook niet dat dit de be
doeling is. Men zal o.i. de onder
nemingsraad alleen op de hoogte
behoeven te houden van die eco
nomische voorvallen, die voor de
Werknemers van belang zijn. De
memorie van toelichting merkt
immers op dat het de bedoeling
is hen te laten zien, hoe de eco
nomische gang van zaken is in
de onderneming, „waarvan im
mers hun lot in zo grote mate
afhankelijk kan zijn." De moei
lijkheid zal in de practijk echter
zijn om uit te maken welke eco
nomische omstandigheden dit zijn
en hoever ze voor hen van be
lang zijn. Over het al of niet na
komen van deze verplichting zal
de laatste strijd nog niet gestreden
zijn! Men diene echter wel te be
denken dat aan de leden van een
ondernemingsraad geheimhouding
t.a.v. bepaalde gegevens kan wor
den opgelegd.
De zetter heeft vorige week
boven deze rubriek geplaatst „Be
lastingvraagstukken". Hij was
blijkbaar van mening dat de on
dernemingsraden ook wel iets met
financiën te maken zouden heb
ben. Dat is ook wel zo en hij
bracht ons op de gedachte, dat
we hierover nog niets gezegd had
den. De kosten van de onderne
mingsraad komen n.l. ten laste
van degenen, die de onderneming
drijft, voorzover daarin tenminste
niet op andere wijze wordt voor
zien. Uiteraard zullen deze kosten
niet zo belangrijk zijn, maar er
hoort toch ook bij dat aan de
leden een schadeloosstelling voor
het bijwonen van de vergaderin
gen kan worden toegekend.
Hiermede menen we de voor
naamste punten ten aanzien van
de ondernemingsraden besproken
te hebben. Indien een van onze
lezers over een bepaalde aange
legenheid er van alsnog enige op
heldering wenst, zijn we gaarne
bereid hem die te geven. Een
briefje aan de redactie van „de
Echo" is daartoe voldoende.
K. H.
Hier zitten we weer vastgebon
den op de stoel van de Veilig
heidsraad. Even laaide een gloed
van blijheid in me op, die plotse
ling weer gedoofd werd na her
vatting van de politionele actie
in Indonesië. Djocja werd bij ver
rassing genomen, alles liep op
wieletjes.
Beter laat dan nooit, want door
overgave aan de bemoeienissen
van de Veiligheidsraad was het
herstel van orde, rust en ople
ving ver op de achtergrond ge
raakt.
De twijfel, de ondoortastend-
heid, geboren uit vrees, had Hol
land van zich afgeschud. Holland
ontwaakte uit zijn dubbele win
terslaap. De leeuw schudde zijn
manen, stak briesend de kop op
en trok de nagels in en uit, vast
beraden, gereed voor de sprong
om zijn zelfstandigheid te her
winnen.
Nederland had de weg terug
gevonden om zijn eigen huishou
ding te bestieren zonder inmen
ging van buitenstaanders, hoe
groot en sterk ook. Indien dit een
paar jaar eerder tot uiting was
gekomen, zou Indonesië thans zo
veel producten hebben afgewor
pen dat Holland bij stopzetting
der Marshall-hulp zijn eigen
boontjes voor een groot deel had
kunnen doppen. Maar ach het
was te mooi om voort te duren.
Het doorstotend handelen was als
een vleugje van opleving bij een
stervende, dat door wederkerende
angst spoedig werd geblust.
Vrees voor dreigementen van
grote staten vierde weer hoogtij,
die, als Nederland de moed van
het kleine Israël had bezeten,
nimmer ten uitvoer zouden zijn
gebracht. Een politiek van tussen
de klippen doorzeilen ter voldoe
ning van de Veiligheidsraad is
gevaarlijk, tweeslachtig en zet het
zijn of niet zijn van Hollands toe
komst op de wip.
Kan dan toch een ezel zich
voor de tweede maal aan dezelf
de steen stoten? Soekarno en zijn
volgelingen zijn geslepen tegen
standers van de ware Republiek
en van Nederland.
Bij een conferentie blijft hun
zachte handdruk ongemeend en
de glimlach van Soekarno on
doorgrondelijk, onbetrouwbaar als
een spinnende tijger, die op het
juiste moment zijn klauw doet
gevoelen.
Nederland, waarom houdt ge
zulke heerschappen, die immer
doorwerken het gehavende volk
van Indonesië en ons Koninkrijk
de das om te doen niet achter slot
en grendel? Is 't al niet mooi ge
noeg dat een deel daarvan het
levenslicht nog moge aanschou
wen?
In ons landje lopen genoeg
Soekarno's rond. Vele kleine Soe-
karno's zitten opgesloten, menige
grote Soekarno is vrij en drijft
weer handel, steekt brutaal zijn
kop op, alsof er geen'vuiltje aan
de lucht is geweest.
Het Eilandenrijk lacht in zijn
vuistje. Voorheen en thans:
Transvaal, Oranje Vrijstaat, Na-
tal, Malakka, Transjordanië, le
vering van wapenen aan de Ara
bieren en wat nog meer, te veel
om op te noemen. Een vos ver
liest wel zijn haren maar niet zijn
streken, dit zit nu eenmaal in het
bloed. Van die kant komt toena
dering tot oplossing van dit ge
schil zodra het in eigen kraam te
pas komt.
In Brits Afrika begint het er
op te lijken, dat concurrentie van
Indonesië in een zekere branche
niet meer te duchten is.
Verborgen onder het mom van
eigenbelang wordt het zogenaam
de ongehoord optreden van Ne
derland in de Veiligheidsraad be
pleit en men speelt zijn troeven uit
tegenover een kleine natie als 'n
dreigende boeman. We weten
toch immers dat het geval Indone
sië buiten die Raad staat. De
vertegenwoordigers van de Vei
ligheidsraad redeneren alsof zij de
wijsheid in pacht hebben, of ze
beter met de toestanden op de
hoogte zijn als Nederland zelf, ik
begin te geloven dat er leden
onder hen zijn, die Amsterdam op
de kaart niet kunnen aanwijzen.
Met een glunderend gezicht hoor
de ik mijn zoon zingen: De jon
gens van Tromp en Piet Hein.
Waar zijn ze?
Ik herinner mij een gedicht
reeds jaren geleden geschreven,
dat een vaderlander bij het lezen
het hart sneller doet kloppen met
een verlangen naar mannen sterk
genoeg om het schip van Staat
in de branding roervast in de
handen te klemmen.
„Zij kwamen na jaren uit
Brabant weerom
Met vliegend vaandel en
slaande trom,
En zagen de zon bij het zinken,
Op 't duin van hun Vaderland
blinken.
Zo rukten zijn voort, 't Is de
zee, die hen trekt,
Maar ginds, waar het graf hun
gevallenen dekt,
Is 't of hun een „halt" wordt
geboden,
En houden zij rust bij de doden.
Komt sla hier de trommel en
steekt de trompet.
Maar langzaam en statig, als
zij 't een gebed,
En treedt met ons vaandel
naar voren,
Zij zullen het Prinsenlied horen."
(F.' L.' Hemkesj
P. M. KREUGEL.