Lijden en Verrijzen Waalwijkse en Langs Courant GoedeVrijdag-Pasen1 I? 0^ yan Meester Michael. Oorspronkelijke Paasvertelling door Willem v. Heeswijk DONDERDAG 14 APRIL 1949 Uitgever Waalwijkse Stoomdrukkerij ANTOON TIELEN Hoofdredacteur JAN TIELEN Redacteur-Verslaggever W. v. d. MEE Jr. DE ECHO HET ZDIDEU V - 72e JAARGANG No. 31. Abonnement 15 cent per week 1.95 per kwartaal 2.25 franco p. p. Advertentie-prijs 9 cent per m.M. Contract-advertenties speciaal tarief. OPGERICHT 1878. BureauxGROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66. TEL.-ADRES „ECHO". Goede Vrijdag is eigenlijk een dag van tegenstrijdighe den. Op die dag herdenken we immers het ontzettend Lij den en de gewelddadige Dood vari Christus op het Kruis. Deze gedachte stemt ons droef, alleen al omdat een God moest komen sterven en lijden voor de mensen; omdat dé' zonden van de mensen zo ontstellend groot en veelvul dig waren en zijn, dat dit no dig was. Wélk een lichame lijke smart, maar vooral welk een zielesmart moet Christus hebben doorstaan en dat alles omwille van ons, Zijn schep- - selen. Hij, de Heer, geve ons op deze Goede Vrijdag allen de genade om enigszins te kunnen en te willen beseffen wat Hij voor ons over had! Goede Vrijdag stemt droe vig, maar Goede Vrijdag stemt ook hoopvol en kan ons volop vreugde schenken. Door Christus' Lijden en door Chris tus' Dood zijn wij immers weer in staat bij Hem te ko men, voor eeuwig God te aan schouwen en te aanbidden de Allerheiligste Drieëenheid van de Vader, de Zoon en de H. Geest. Is er voor de christen een meer hoopvolle en een meer vreugdevolle gedachte? De Heer heeft voor zijn Dood, de dood overwonnen en voor ons het Eeuwig Leven ver diend. Goede Vrijdag droefste van alle dagen, dag waarop Hij ons verlaat, waarop we ons ver weesd voelen en verlaten; Goede Vrijdag, dag van vreugde, waarop Hij het ons mogelijk maakte voor altijd bij Hem te zijn, waarop we ons, door Christus, kinderen voelen van de Vader en aan ons, veriatenen, Maria tot Moeder gegeven werd. Goede Vrijdag: dag. van droefenis, dag van liefde; dag van lijden en van hoop; dag van dood en van uitzicht op een glorie-volle Verrijzenis. Want dit zullen we op Goede Vrijdag steeds voor ogen moe ten houden, dat de Dood van Christus zijn Verrijzenis mo gelijk maakte; dat alleen door Goede Vrijdag Pasen moge lijk werd; dat ook, zo gezien, het Kruis het teken is van de Opstanding. We vragen ons vaak af of dit ook niet geldt voor de tegenwoordige wereld; of ook niet voor haar, door 't kruis, door het lijden, door de ver volging, de verrijzenis, de op standing mogelijk zal worden. Soms zou men kunnen gaan wanhopen aan het huidige mensdom; men zou kunnen gaan denken dat het nooit meer goed komt in de wereld. Als men ziet naar de vele lan den op de wereld, waar het Christendom wordt vervolgd en belasterd, waar de herders worden gevangen genomen en zodoende de kudden ver strooid; als men vreest dat op nog grote delen van de aardbol vervolging en vergui zing zal ontstaan, dan kan men nog troost vinden bij de gedachte, dat het Kruis on overwinnelijk is en dat door het Kruis de Verrijzenis kwam. Men moge de leer van Christus proberen uit te roei en, men mag pogen de levens wijze, die hij aan het mens dom heeft opgelegd te vernie tigen, maar eens zal in de lan den, waar dit gebeurt, eens zal ook weer in Rusland, eens zal ook weer in de satelliet staten, Christus heersen en Christus regeren. Die weg zal lang zijn en moeilijk; zeer ve len zullen het lijden en het kruis niet kunnen blijven dragen; zeer velen zullen met het Kruis van Christus hun eigen kruis afwentelen, maar Christus zal overwinnen; ook in die landen zal op de Goede Vrijdag van rouw en droef heid het glorieuze en vreug devolle Pasen volgen. Intussen zullen deze men sen onze steun niet kunnen ontberen; onze steun van het mede-lijden en het gebed. In dien wij daar in deze dagen aan willen denken, indien wij deze dagen een innig gebed willen storten voor onze ver drukte broeders en zusters in Christus, dan zal dit Paasfeest èn voor hen èn voor ons zelf een Zalig Paasfeest zijn. Het is moeilijk uit te maken wat de Joden eigenlijk dachten toen ze Jezus Christus, nu bijna 2000 jaar geleden, als een misda diger opbrachten en de landvoogd dwongen hem te laten kruisigen. Misschien dachten ze er niet bij na zij waren opgeruid door een stelletje schriftgeleerden en priesters, heilige mannen in de ogen van Israël, maar die, be ducht eigen aanzien en positie te verliezen, tot alles in staat waren. Chistus vormde een bedreiging van hun aanzien, hij ontzag hun positie niet en daarom ruidden zij de massa op, dat die Hem aan zou klagen bij de landvoogd. Had Jezus Zijn almacht ge toond, had Hij een wonder ge wrocht, ze hadden weer hosannah geroepen, met palmen gewuifd en klederen gespreid, men had Hem koning gekroond. Nu zou men Hem de vernedering van de min ste slaaf doen ondergaan. Het volk is wispelturig en erg on dankbaar. Misschien hebben ze ook wel gedacht, dat ze de wereld een dienst bewezen, door deze mens te doden. Ze hebben inderdaad de men sen een ontzaglijk grote dienst be wezen, maar anders dan ze dat dachten. Zij vervulden hier het Oude Testament, zij hielpen hier het Leven de dood te bevechten. Zij hebben meegewerkt aan het her stel van het eeuwige geluk, dat weer voor de zondige mens werd mogelijk gemaakt. Zij hebben onbewust een rol gespeeld in een drama, dat als geen de wereld zou ontroeren en dat een indruk en gevolgen na zou laten, als geen enkele gebeur tenis in de lange geschiedenis van van de grote wereld. Wat echter het volk van Jeru zalem dreef tot deze moord, wat zij bij zichzelf dachten, toen zij Hem naar Golgotha dreven, als een lam naar de slachtbank, het heeft reeds eeuwen de geesten bezig gehouden en gewijde rede naars hebben reeds honderden malen in rhetorische vragen het uitgeroepen, wat toch de Joden bezield kan hebben, dat zij hun grote weldoener, die hun doven deed horen en hun blinden deed zien, die enkel goedheid en liefde hen bewees, dat zij Hem hulden in een mantel van bloed, Zijn hoofd omkransten met een kroon van doornen en Hem de troon van het kruis deden bestijgen. Wij moeten echter niet vragen: wat bezielde de mensen van toen? Nietwat bezielt de vervolgers en godhaters van thans; wij vra gen alleen wat bezielt ons want „t en sijn de joden niet, heer Jesu, die U kruysten", maar „Ik ben 't, o Heer zoals de dichter Revius het zegt. "vnTOTOWi'iMWw«' «T■-'•niW'.MWJ» En wij moeten Christus lijden en sterven niet te zeer zien als een historische gebeurtenis, ge bonden aan plaats en tijd en aan bepaalde personen. Wij moeten Zijn doodstrijd zich iedere dag zien voltrekken, ieder ogenblik, wij moeten steeds de onbarmhar tige slagen van de loden geselbal- len zien neerkomen op dat god delijk lichaam, de doornen zien dringen in Zijn heilig hoofd. Want zijn het ook niet onze zonden, die Hem zo deden lijden; was ook niet het kwaad dat wij deden en nog zullen doen, bij de zondenlast, die drukte op de moe de schouders van een God, die door God verlaten was, in dé hof van Ghetsemané, die daar neerlag als de grootste zondaar aller tij den, beladen met het onnoemelijk vele kwaad, waar wij Zijn God delijk hart mee pijnigen, iedere dag. Wij moeten ons in de dagen van de Goede Week, die ons nog resten, zien staan voor Pilatus' huis, hees schreeuwend om Zijn bloedwij moeten ons zien bij de beulen, die Hem vakkundig geselden, en sloegen, sloegen... bij de onmensen, die het nog be stonden, dat uitgemergelde en opengereten lijf te bespuwen en te bespotten, bij de sadisten die dat zielig hoopje mens, 6icut ver mis, als een worm, naar Golgotha sleepten. Want ,,'t en Sijn de joden niet Als wij de waarheid hiervan in volle omvang beseffen, als wij weten, hoe wij in eigen persoon het zijn, die Jezus, naar lichaam en ziel, die onmenseijke pijnen hebben doen lijden, dan willen wij met Hem de Kruisweg gaan, dan willen we zijn als Simon van Cyrene en Veronica en Zijn lij den verlichten. Wij zullen met Maria en Jo hannes en de andere vrouwen on der het Kruis zijn, als Hij sterven gaat, wij zullen met Joseph en Nicodemus Zijn heilig lichaam gaan begraven. Laat het zijn, dat Hij niet tot ons de woorden behoeft te zeg gen Kimt gij niet een uur met Mij waken. Wij moeten met Hem de kruis weg gaan, wij moeten het kruis van onze zonden verlichten, wij moeten de wonden die de gesel van onze onzuiverheid sloeg, zal ven, wij moeten de doornenkroon van onze hoogmoed vervangen door de kroon van Zijn koning schap. Wij zullen aan Zijn graf neerzitten, om te waken en om tranen van dankbaarheid te schreien, omdat Hij ons slechts goed heeft gedaan. En dan zal ook het licht van de verrijzenis over ons stralen, dan zullen wij Zijn majesteit zien, heerlijker dan de zon, dan zal Hij bereid zijn Zijn genade, Zijn Paas-genade, rijkelijk aan ons te schenken. Wij zullen dan in kun nen stemmen met het Exsultet iam angelica turba van de Paas- Zaterdagmorgen en wij zullen ten volle kunnen beamen wat de di aken zal zingen van de felix cul pa, de gelukkige schuld van Adam, die ons zo een Verlosser schonk. Ons Alleluja zal luid zijn en hoog en vof christelijke blijheid, om de goedheid van het geloof en de rijkdom en weldaad van Gods genade, die Hij heel de wereld moge schenken, zodat dit Paas feest voor alle mensen zalig zal zijn. DE BEWENING VAN CHRISTUS naar een schilderij van Hugo van der Goes, één der bekendste Zuid-Nederlandse schilders van de Gentse school 1440). Hugo van der Goes was een Vlaamse monnik die vele religieuse schilderijen heett nagelaten. Dit werk bevindt zich te Wenen. Het maakte deel uit van de Weense kunstschatten, welke vorig jaar in Amsterdam zijn geëxposeerd. Het was de jonge organist van de St. Luitgard, Meester Michael, wonderlijk te moede, toen hij de donkere wenteltrap opging naai het koor voor de Vespers van Pasen. Te groot waren de indruk ken, die hij de laatste dagen had opgedaan, dan dat hij ze kon ver werken. Maar de dominant van de wonderlijke polyphonie zijner ge dachten was toch wel zijn vreug de, de lichte blijheid die door zijn bloed sloeg, die hem verend de trap deed beklimmen en de eer biedwaardige kanunniken ver stoord deed opzien naar het koor, vanwaar een dartel voorspel de ruimte in kwam getuimeld. Daar achter zijn speeltafel heeft hij, klein voor de majestueuze in drukwekkendheid van het orgel, al hetgeen hij het laatste jaar be leefde, nogmaals beleefd, gelijk men zich wel eens een schone droom tracht te herinneren. Zijn plaats aan het orgel van de kathedraal had hij overgeno men van zijn vader, Meester Wil lem, die ook het carillon van het stadhuis bespeelde. Zijn vuisten waren nog te tenger voor het zware carillon, maar «aan het ko ninklijk orgel wisten zijn handen, die van een vrouw hadden kunnen zijn, melodieën te ontlokken, die hem een waardig opvolger van zijn vader maakten. Naast deze verheven taak, gaf hij ook muzieklessen aan de kin deren van rijke burgers, die de welvarende 17e eeuwse stad ve len binnen haar muren herbergde. Ook Anna, de 18-jarige dochter van de rijke lakenwever Meester Gregoor, rekende hij onder zijn leerlingen. Joffer Anna was het evenbeeld van haar moeder, met wie zij be halve haar naam, ook alle goede vrouwelijke eigenschappen ge meen had; van haar vader had zij de vaste wil en de fiere trots, eigen aan het oude geslacht, waar van hij een rechtgeaard zoon was In het grote patriciërshuis aan de oude gracht zag men vaak de jonge gestalte van de kunstenaar binnen gaan. Hij was er echter niet meer dan een ondergeschikte, die dankbaar moest zijn, dat de rijke burger hem, de eenvoudige muziekleraar, de eer verschafte, zijn dochter te mogen onderrich ten in de beginselen van de mu ziekleer en het clavecimbelspel. Michael zag de wever dan ook niet vaak; een enkele keer ont moette hij hem in de grote mar meren hal en met een diepe bui ging en een schuchter gestamelde groet liet hij hem dan voorbij gaan. Zo was aanvankelijk ook zijn houding tegenover zijn lieve leer ling, maar de vele stonden, die zij samen doorbrachten en haar be minnelijkheid ook tegenover min deren deden hem allengs zijn groot ste schroom verliezen en hun om gang werd ietwat vertrouwelijker. Zo kon het geburen dat Mees ter Michael een enkele keer van zijn onderwerp afdwaalde en haar sprak over andere dan theoreti sche zijden van zijn schone kunst. Dan voelde hij de afstand niet meer, die het verschil van klasse noodwendig tussen hen veroor zaakte en zijn pover, expressief gebaar onderstreepte dan zijn wel luidende woorden, die weidse ver gezichten openden voor het jqon- ge, gevoelige meisje. Ademloos luisterde zij toe, bang, dat iets hem aan zijn eigenlijke plicht zou herinneren en hem zijn geestdrif tige woorden zou doen afbreken. Soms sprak hij van zijn vader, die een groot kunstenaar was ge weest en die hem van jongs af met deze kunst vertrouwd had ge maakt; van de grote plaats die de muziek in zijn jonge leven in nam; hoe soms alles in hem zong en melodie was, en hoe hij tracht te die geestelijke melodieën in klanken om te zetten. En wan neer hij dan alles om zich heen vergeten had, streek hij plots met zijn slanke hand zijn blonde haar naar achter, zijn vingers gingen over de ivoren toetsen van het klavier glijden en dan speelde hij een van zijn schone composities, die de karfunniken in de kathe draal somwijlen verontwaardigd het hoofd deden schudden. Het waren meestal zonnige melodieën van liefde en Lente, die het leven zo aanvaardbaar en goed kunnen maken. Meester Michael was jong, hij had het leven, dat hem zoveel schoons bood, mateloos lief en deze liefde voor het leven, dat hij zag als Gods schoonste geschenk, gaf hij gestalte in klanken, in me lodieën, parelende tarantella's en speelse motetten, die hij niet in de kerk durfde spelen. Deze ogenblikken waren voor joffer Anna de schoonste in de deftige eentonigheid van het grij ze huis. Dan voelde zij, dat ook zij jong was, dat zij eveneens van het leven hield, dat ook voor haar goed was, zij het niet in die mate als voor Meester Michael. En zij bewonderde zijn groot talent, zijn scheppingsdrang en het vermogen zijn jonge gevoelens zo klankvol te verbeelden. Zij voelde zich klein, meegesleurd worden met die sterke man in zijn juichende vreugdeuitingen, in de bruisende stroom van zijn blije, gelukkige leven. Dan plots brak een onbeduidend voorval de betovering, die deze twee jonge mensen bevangen hield en was Michael weer de leer meester en Anna zijn ijverige leer ling. Joffer Anna kon zo naar deze uren verlangen, wanneer zij in de somber deftige kamer, die gelijk j een troonzaal was, achter haar borduurraam zat, of wanneer zij met haar moeder moest luisteren naar de gesprekken, die Heer Gre- goor voerde met andere vooraan staande poorters uit de stad of met rijke kooplieden uit Brugge of Amsterdam. De wijn die op de tafels in kristallen roemers stond te parelen, herinnerde haar dan aan de melodieën van Meester Michael, zoals het ook de bloe men deden in de tuin en de ster ren 's avonds en alles wat schoon was. Meester Michael leefde geluk kig. Hij was zo vrij als de vogels, die hij boven de heidevelden rond de stad hun lied hoorde zingen. Evenals zij kon hij de klanken en rhytmen, die in hem opwelden vrij uitjubelen op zijn instrument. Doch vaker dan vroeger zal, Michael de laatste tijd peinzend neer voor zijn venster; dan trachtte hij niet meer de schate rende vogelgeluiden te herleiden tot een gecomponeerde melodie. Dan zag Meester Michael slechts twee lieve, aandachtige ogen, waarin hij bleef staren om steeds dieper te dringen in hun schoon heid, die hij nooit had vermoed. En minder dan vroeger voelde hij de behoefte zijn bruisende levens lust uit te zingen op het orgel en de grijze kanunniken hoefden hun verontwaardigde blikken niet meer te richten op de kleine figuur achter de speeltafel, maar knikten voortaan goedkeurend, als zij de ernstige, bezonken voorspelen en fantasieën hoorden van de jonge kunstenaar. Zo had zich langzamerhand in Michaels leven een grote veran dering voltrokken en die hem kenden verbaasden zich er over. Ook tegenover Joffer Anna was hij niet meer zoals eerst. En vaak sprak hij haar over de diepere zin van het leven, dat niet zonder ernst was, en bekende hij haar dat de kunst alleen tenslotte niet gelukkig kon maken. En eens sprak hij haar over de liefde, als het schoonste in een mensenleven en speelde hij zijn eerste liefdes lied. Geen bruisende klanken- stroom, maar een melodie, innig en vroom als de eerste kus van twee geliefden. Met stralende ogen had joffer Anna dit alles aangehoord, de ernstige woorden en 't innige lied en haar jonkvrouwelijk bewustzijn ging rijpen onder de warmte van Michaels woorden. De jonge meester zou haar nooit durven bekennen, dat hij in stilte haar die compositie had op gedragen, nog minder dat hij haar liefhad, meer dan zijn kunst. Hij droeg zijn liefde mee, als een hei melijk kostbaar bezit, bang het te zullen verliezen en bevreesd dat anderen er iets van zouden ver moeden. Joffer Anna was, heel stil ge worden sinds Meester Michael haar niet meer sprak en voor haar speelde. Haar vader had haar niets verteld, maar zij voelde zijn vermoedens en begreep zijn po gen, haar verstrooiing te geven. Meester Miehael ging gedrukt onder zijn verdriet, onder zijn liefde, die hij nog niet beantwoord wist en die wellicht nooit beant woord zou worden. Toch koester de hij nog een stille hoop, dat Juffer Anna hem niet geheel on verschillig zou zijn. Dat was in de ogenblikken, waarin hij dacht aan de uren, die zij samen aan' het klavier doorbrachten, aan de glans van haar ogen, wanneer hij haar zijn composities speelde. Zijn kunst schonk hem geen af leiding meer, de ontluikende Len ta inspireerde hem niet tot lichte melodieën, zoals vroeger. Slechts in eindeloze variaties op zijn lief deslied kon hij zijn boordevol hart uiten. En 's avonds hoorden de be woners van de oude gracht vaak de gejaagde voetstappen van een eenzame, late wandelaar, die soms even ophielden en zich dan weer sneller verwijderden. Maar nimmermeer had Miehael de gestalte van Anna gezien. Ook niet wanneer hij na Mis of Vesj pers zijn naspel zo kort mogelijk maakte om zich dan over de bal- lustrade van het hoge koor te bui gen, of hij tussen de mensenmas sa beneden, die zich door de deu ren perste, de gestalte van het jonge meisje ontwaren kon. En wanneer hij 's avonds langs haar huis liep en soms op een donkere plek bleef staan om slechts haar schaduwbeeld te zien op de ver lichte vensters, moest hij altijd te rugkeren met een verlangen in zijn hart dat niet bevredigd was, waaraan zelfs niet in zeer gerin ge mate was voldaan. Het was op de avond van Wit te Donderdag. Meester Miehael spoedde zich na de donkere met ten door het kleine straatje, dat achter de grote tuinen der rijke burgers naar de stadspoort liep. Toen hij op de plaats kwam, waar hij wist dat de mooie tuin van Meester Gregoor lag, hield hij zijn stappen in ,keek om zich heen en toen over de tuinmuur. Ginds, zag hij, was één venster verlicht, maar het was te ver weg om iets te kunnen onderscheiden. Het was de kamer, wist hij, waar het cla- vecimbel stond. En plots waaiden er enkele klanken met het gefluis ter der beuken in de tuin mee. Enkele zachte accoorden slechts, doch voor de componist genoeg om er zijn schepping in te her kennen. En klaar begreep hij: An na was daar en zij speelde zijn liefdeslied. Geen ogenblik aarzel de hij; dan was hij over de muur en naderde in de schaduw het verlichte venster, waarachter hij zijn geliefde wist. Hij wilde zich van de laatste beschuttende schaduwplek los ma ken, toen hij- plotseling een ge daante zag, die zich langs het huis naar het venster bewoog. Hij hoorde het zachte tikken tegen de ruit, zag hoe de ramen zich open vouwden en hoe een jonge vrouw, die hij te goed herkende, zich naar beneden boog voor een kus En toch gebeurde dit. Meester Gregoor had zich tot nu toe weinig met de leermeester van zijn dochter ingelaten; hun hele verhouding bestond uit on derdanige hoogachting enerzijds en 'n minzaam erkennen van Micha els talenten anderzijds. Maar de laatste tijd had het scherpe oog van de koopman de veranderin gen bij zijn dochter opgemerkt. Meer dan eens betrapte hij haar, wanneer zij achter haar borduur raam dromend door het hoge ven ster zat te kijken, wanneer haar nijvere handen geruime tijd reeds hadden opgehouden de kleurige draden door het stramien te slaan en de klossen doelloos van het raam bengelden. En toen hij haar eens vroeg, wat dat lied te beduiden had, dat zij meermalen per dag speelde of zachtkens neuriede, zei ze hem. dat het een van Michaels jongste composities was en hem trof de dromerige glans van haar ogen, toen zij de blik afwendde. Meester Gregoor was resoluut in zijn beslissingen en in de me ning dat Miehael hier de oorzaak van was, verklaarde hij hem, dat zijn dochter zijn lessen niet meei zou volgen, dat haar bezigheden in huis er te zeer onder leden. Meester Miehael heeft niet ge antwoord. Hij begreep en hij wist dat er aan het besluit van de machtige koopman niets te ver anderen viel. En hij is heengegaan uit het rijke huis met opgeheven hoofd, trots jn het besef, rijker te zijn dan de koopman met zijn bekrompen ideeën en zijn angst, in achting en aanzien bij de burgers te zul len dalen. En toen begreep Meester Mi ehael, toen stond alles hem in enen klaar voor ogen. Toen wist hij dat het liefdeslied niet hem gold, evenmin als de glans van haar ogen, wanneer hij voor haar speelde. Toen wist hij dat hij het jonge meisje ontvankelijk had ge maakt voor een liefde, die niet de zijne was. Meester Miehael was een groot mens. Hij koesterde geen haat je gens zijn onbekende rivaal, geen verachting voor Anna. Hij was slechts diep ongelukkig, toen hij die avond voor Goede Vrijdag op zijn kamer kwam en zijn liefde onbeantwoord wist. In een eerste opwelling van drift had hij nog naar het venster willen lopen. Waarom? Om haar te zeggen dat zij clleen hem mocht liefhebben? Om haar te be kennen hoe hij haar eindeloos meer liefhad dan de ander? Maar hij had zich langzaam verwijderd en toen hij in het straatje stond hoorde hij weer zijn lied, het motief waarbij hij de woorden dichtte: „God gaf ons het geluk, Geen mens en breke 't stuk Veel heeft Miehael die Goede Vrijdag gebeden voor zich zelf om kracht en berusting, want nog was het grote verdriet ijl zijn hart, en voor joffer Anna om het geluk, dat hij haar niet geven mocht. Hij is met zijn Goddelijke mees ter de kruisweg gegaan, heeft naast Hem gelegen onder het zwa re kruis en meer dan ooit. Diens lijden begrepen en beter dan ooit te voren ingezien hoe groot Zijn berusting was en hoe oneindig Zijn geduld. En daarom ook is Meester Mi-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1949 | | pagina 1