DREIGT WERKLOOSHEID?? Waalwijkse en Langstraatse Courant VERENIGING VOOR HEEMKUNDE KORTE BERICHTEN So.cicuiê-E-Co.tLOfnCsc^, Hoekje.. INDUSTRIALISATIE AMBACHTSONDERWIJS TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66. ER Paasboodschap LANGSTRAAT E.0. - WAALWIJK Een ongewoon warme Pasen. 72e JAARGANG No. 34. Uitgever Waalwijkse Stoomdrukkerij ANTOON TIELEN Hoofdredacteur JAN TIELEN Redacteur-Verslaggever W. v. d. MEE Jr. DONDERDAG 21 APRIL 1949 Abonnement 15 cent per week 1.95 per kwartaal 2.25 franco p. p. Advertentie-prijs 9 cent per m.M. Contract-advertenties speciaal tarief. OPGERICHT 1878. Bureaux GROTE STRAAT 205 WAALWIJK TEL.-ADRES „ECHO". EN Het gesprek over industria lisatie is in Nederland niet van de lucht* Al vóór de twee de wereldoorlog was men er in sommige kringen van over tuigd, dat wij meer intensief zouden moeten gaan indu strialiseren om op de duur onze gehele bevolking te kun nen voeden. Ons bevolkings aantal is sterk gegroeid en ondanks de grote verliezen door oorlog en bezetting is 't aantal inwoners van Nederr land de laatste jaren nog ster ker toegenomen dan vóór 1940 het geval was. Ongeveer 10 millioen mensen leven op een zeer klein stukje grond en moeten daarvan en daarop gevoed worden. Dit zal alleen mogelijk zijn indien enkele honderdduizenden arbeids krachten méér dan nu het ge val is, te werk gesteld kunnen worden in industriële bedrij ven. Nu is het industrialisatie- vraagstuk bekeken van econo mische kant en van sociale zijde; in verband met streek plannen-diensten en stede- bouw; in verband met de fi nanciering er van en met de huidige belastingpolitiek en we weten al niet in welke verbanden al meer. Maar het valt ons op, dat er de laatste tijd ook gedacht is aan het, wat wij zouden willen noe men, allereerste kernpunt, n.l. de opleiding van jeugdige ar beidskrachten. Al te veel mis schien is er steeds gepraat over de hoeveelheid arbeids krachten, die voor industria lisatie nodig zijn en te weinig acht is er geslagen op de kwaliteit van die krachten. Wij voor ons menen, dat de industrie er Wel komen zal, als er maar gezorgd wordt voor voldoende bekwame ar beiders. Om die te verkrijgen is van belang wat voorgesteld wordt in een rapport van de commissie voor herziening van het ambachts- en nijver heidsonderwijs. Het betreft hier vooral de aansluiting bij het lager onderwijs. Zoals be kend, was de ambachtschool vroeger 3"-jarig; om bezuini gingsredenen heeft men ze vlak voor de oorlog twee-jarig gemaakt. Ook hier bedroog de zuinigheid de wijsheid, want natuurlijk had deze beper king een ongunstige invloed op het onderwijs en daardoor ook op ambacht en industrie. Als men ziet wat al vóór 1940 in ons land gedaan werd voor land- en tuinbouw-onderwijs en men vergelijkt dat met 't geen er geschiedde voor het ambachtsonderwijs, dan staat men er verwonderd over hoe men zo ontstellend heeft kun nen mistasten! Het bedoelde rapport stelt nu voor de lage re school nu zes-jarig te laten, maar aan de ambachtsscholen een voorbereidende klas te verbinden, die de zevende klas van de lagere school ver vangt. Op deze voorbereiden de klas ontvangen de leerlin gen meer algemeen vormend onderwijs dan tot nu toe op ambachtscholen de gewoonte was, maar daarnaast krijgen zij ook theorie en practijk van technische vakken. Dit voor stel lijkt ons uitermate belang rijk, vooral indien de voorbe reidende klas van de am bachtschool onder de leer plicht zou vallen, tegelijk met de eerste of voorbereidende klassen van land- en tuin bouwscholen. Daardoor toch zou een groot deel van onze mannelijke jeugd, al van haar twaalfde jaar af, enigszins met technische vakken in aanra king komen en op die manier industrie-,.minded" gemaakt kunnen worden. Daarnaast zou het grote voordeel ont staan dat na de voorbereiden de klas pas een keuze gedaan behoeft te worden voor welk vak men daarna wenst te wor den opgeleid. Vooral het eerste voordeel slaan we zeer hoog aan. Zoals we in het begin van dit artikel opmerkten, moet onze bevol king van jongsaf meer inge steld worden op industriële arbeid. Industrialisatie vraagt niet zozeer arbeiders voor grof werk, maar meer nog mensen, die hun vak in alle finesses door en door verstaan en vooral mensen die voor dit vak gevoel hebben. Juist dit laatste moet men hun echter jong bijbrengen en daarvoor zou een voorbereidende klas van een ambachtschool uit stekend werk kunnen doen. Wanneer wij over werkloosheid spreken moeten wij eerst vaststel len, dat er een groot aantal soor ten werkloosheid is van ernstige en minder ernstige aard. Noemen wij slechts de seizoenwerkloosheid en de conjuncturele werkloosheid, omdat zij passen in het kader van deze beknopte beschouwing. De seizoenwerkloosheid is die, welke bestaat tengevolge van de seizoenen en het is duidelijk dat de winter in de seizoencyclus minder arbeidskrachten vraagt dan de zomer met zijn oogsttijd. Dit is voor ons land met zijn agra risch karakter van belang. Steeds heeft Nederland 's winters een aantal werklozen gekend, wellicht relatief in sterkere mate dan de industrielanden, waar de produc tie het gehele jaar in gelijke mate voortgang vindt. Het probleem. Het ware arbeidskrachten-pro bleem ontstaat echter eerst bij de conjuncturele werkloosheid, wel ke samenhangt met de op- en neergang van het economisch le ven in de loop der jaren en waar bij we telkens een periode van voorspoed waarnemen, gevolgd door een tijdvak van depressie. In de periode van welvaart is er werk in overvloed voor iedereen, is er voldoende koopkracht, zijn er productiemogelijkheden en neemt de vraag naar goederen steeds toe tot het hoogtepunt wordt bereikt en de zorgelijke weg terug een aanvang neemt Uiterlijke tekenen hiervan zijn eerst daling van prijzen der pro ductiemiddelen, spoedig gevolgd door stopzetting van een deel van deze productie, met ontslag van arbeiders. Dit heeft uitwerking op de koopkracht van de bevolking, die sterk vermindert door de ge daalde en niet meer vloeiende in komsten. Dit heeft weer grote invloed op de afzet van consumptiegoederen i met de daaraan verbonden ont- slagen van personeel, dat in deze tak van bedrijvigheid zijn bestaan vond. Deze depressie-periode brengt een golf van ellende en armoede over de wereld en het grootste deel van ons volk heeft dit in meerdere of mindere mate aan den lijve gevoeld in de ach ter ons liggende dertiger jaren. De golf van leed, toen over onze planeet uitgestort, deed alle eco nomen haastig zoeken naar mid delen om de conjunctuur en daar mee de werkloosheid te beheer sen. Nog steeds is men er niet in geslaagd de oorzaken van die ups en dwons in het economisch leven tot in details te analyseren, maar wel is men zover op die weg der conjunctuurbeheersing gevor derd, dat er tal van verzachtende maatregelen door een actieve eco nomische politiek van de overheid kunnen worden genomen. Komt er een crisis? De vraag is nu of er een eco nomische depressie nadert en zo ja, geldt zo'n depressie steeds voor de gehele wereld? En nog belangrijker is de vraag of Ne derland voor een depressie staat. Wanneer dit niet het geval is, kan er dan ook geen werkloos heid naderen? Moeilijk is de opgave om in kort bestek dit alles te beant woorden en het gevaar der on overzichtelijkheid dwingt ons tot het belichten van enkele aspecten. In de eerste plaats menen wij nog niet een naderende depressie op grote schaal te kunnen waar nemen. Niet-voor de wereld als geheel, ook niet voor bepaalde landen. Wel menen wij in de V.S. een vermindering van de tot nu toe bij zonder grote welvaart te kunnen verwachten. Dit land beleefde en kele gouden jaren, omdat het bij het beëindigen van de oorlog een geweldig en volkomen intact pro ductieapparaat bezat, waartegen over stond een wereld met een on gekende vraag en een vernield of versleten machinepark. Een Vol doen aan de dringendste eisen be tekent het afremmen van de afzet voor dat land, welke afzetvermin- dering nog versterkt wordt door de langzaam weer op gang ko mende productie in de overige we reld. Dit houdt echter tevens in, dat die overige wereld nu geen hoog conjunctuur heeft en deze nog op geen stukken na bereikt heeft. Dit geldt ook voor Nederland. Wij zijn in ons land nog lang niet toe aan een overproductie van pro ductiemiddelen en de depressie toestand zoals die na 1929 op trad is dan ook o.i. niet aan staande. Doch hier werken andere factoren. Wij beschikken over veel mensenmateriaal met een schreeuwend tekort aan grond stoffen en machines. Wij bezitten veel mensen met weinig eigen dommen om mee te werken. Van daar de Marshall-hulp, die ons goederen bracht om de levens standaard enigszins te redden. De Indonesische kwestie. Doch dit is slechts een druppel op een gloeiende plaat, want voor het steeds groeiende arbeidsaan bod zijn er meer hulpbronnen no dig dan in dit kleine land be schikbaar zijn. Het is juist daar om zo betreurenswaardig dat onze moeilijkheden in Indië niet tot een einde komen. Want velen kunnen de Indische hulpbronnen mede helpen ontwikkelen. Vandaar dat wij Indië economisch gezien niet los kunnen laten. Bij een ver snelde demobilisatie en het in aan merking nemen van de verwachte grote toeloop op de arbeidsmarkt in de vijftiger jaren, gezien de ge boortecijfers van de jaren 1935— 1940 is een nieuwe werkloosheid op vrij grote schaal in Nederland te verwachten. Doch wij zien deze komende werkloosheid als een specifiek Nederlands probleem, niet zozeer een conjunctuur-probleem, alhoe wel dit laatste een versterkende kracht kan gaan vormen. Het vraagstuk zal zijn oplossing moeten vinden in een zeer actie ve werkverruimingspolitiek der regering en een zeer sterke be vordering van de emigratie zowel naar Indië als naar de overige wereld. Dat deze regeringspolitiek zijn bijzondere moeilijkheden ons niet zal onthouden (wij denken o.a. aan de geldsfeer), mag voor ons geen reden zijn de toestand als hopeloos te kenschetsen. De op gedane ervaringen op het gebied der werkloosheidsbestrijding en de versterkte internationale sfeer, waarin dit vraagstuk in de loop der jaren is komen te staan, kun nen te zijner tijd een steun vor men bij het overwinnen van deze problemen. van H.K.H. Prinses Wilhelmina. Zondagmorgen te 11.45 uur heeft H.K.H. prinses Wilhelmina in een uitzending van het I(nter) K(erkelijk) O(verleg) in R(adio aangelegenheden) de onderstaan de boodschap uitgesproken De stem, die de luisteraars thans over de gehele wereld ho ren, moeten zij uitsluitend be schouwen als de overbrengster van de bóodschap, die nu zal vol gen, eerst in het Nederlands en daarna in het Engels. „Op deze Paasmorgen roept Christus allen op, die hunkeren naar opheffing van de ellende en de verwording van de wereld. Niet tot de hoofden, maar tot de harten richt zij zich. Christus roept allen op tot het zoeken en vinden van de leven de gemeenschap in Hem. Zelf wekt Hij allen op tot het leven en het ademen in de sfeer van Zijn liefde en offer, liefde en offerbereidheid voor Hem en te genover de naaste, waardoor ont staat de Heilige vlam, de onweer staanbare kracht der genezing van de zieke wereld, door naasten liefde in Zijn gemeenschap. Hij leidt tot God de Vader, Hij breekt alle vormen terwille van de mens en Hij leidt allen in de enige, ware weg!" Laten wij ons bezinnen op de ze boodschap, teneinde de rustige kracht te ontvangen, die van de Herder uitgaat en die ons in staat stelt persoonlijk en gemeenschap pelijk de taak te vervullen, die Hij ons wil opleggen. Christus! Help ons door U be reid te worden! Amen. Het Apostolaat der Her eniging in Nederland heeft Van de Regering toestemming gekregen om een flinke som over te maken naar Palestina ter ondersteuning van de zwaar beproefde katholieke instellingen. Religie. Vanouds werden nederzettingen gebouwd aan wegen, aan kruis punten van wegen, aan stroom pjes e.d. Een kerk werd gebouwd bij enige huizen en weldra was dit 't middelpunt van de cultuur gemeenschap. De religie is ook het centrum der volkskunst. Veel herinnert ons heden ten dage nog aan de oudheid. Zo kennen wij de Boom, op de centrale punten van de nederzetting of een dorps gemeenschap. Dat hij een voorna me plaats in het religieuze leven ineemt is zeker; hij stamt uit de heidense tijd. Toen was de boom heilig: „De Heilige Eik". Kapten de geloofsverkondigers niet de bo men om, waar de Germanen hun offers brachten? De Lindeboom (TilburgOisterwijk), was 't zin- bebeeld van de liefde tot ver in de middeleeuwen, omdat de bladeren hartvormig zijn; de bloesem Jieer- lijk geurt en de koele schaduw die hij in de zon afwerpt, ver pozing geeft, als men de tijd on der de boom op de banken door brengt en omdat de bijen er zin gend omheen gonzefi, in de bloei tijd. Bij de boom aan het kruispunt van wegen werd heel dikwijls een kruisbeeld geplant in de Roomse streken. Ook het water vlas in de oud heid heilig, het had voor de hei denen 'n bovennatuurlijke kracht. De bron was het verzamelpunt onzer voorouders. Daar werd eveneens geofferd, recht gespro ken, beraadslaagd en daar wer den hun doden begraven. In de Kerstening werden deze bronnen de zogenaamde doop- putten; Willebrordus, of Kerst- putten, voor de missionarissen. De mens is één met zijn omge- BRUSSEL ROEPT OM DE KONING. Betoging zonder weerga. Achtmaal moest prinses Jo sephine Charlotte op het bal- con verschijnen, zo hoog was het enthousiasme te Brussel opgelaaid, nadat de prinses een kindertehuis in een der ar beiderswijken had bezocht. Langs de route en voor het kindertehuis had zich opnieuw een ontzaglijke menigte opge steld. Het politiecordon werd verbroken en met grote moei te kon de auto het paleis be reiken. Duizenden Belgen, voor het paleis samengestroomd, zetten, nadat het volkslied was ge zongen, een spreekkoor in. Steeds weer opnieuw klonk de roep om de koning: „Leopold, Leopold". En eerst nadat Prin ses Josephine Charlotte acht maal op het balcon was geko men, kon de politie de menigte terugdringen. Zaterdag is de prinses naar Zwitserland vertrokken. ving en de eenvoudige personen zijn totalitair met hun „eigen" re ligie. Zo heeft de mens steeds be hoefte aan een „helper", als een heilige, hetgeen wordt geuit in de vorm van kruisen en kapellen in het landschap. De waterput, brand-poel (dorps poel), vormen een buurtgemeen schap. Thans nog komen de men sen uit de „Put" op 't dorpsplein of op 't platteland, uit de „brand poel" water halen. Zij komen er samen, de gemeenteberichten wor den er aan geplakt, het nieuws wordt er besproken, enz. Hierbij worden de kruisen of kapelletjes opgericht, om weer het middel punt van het confessionele leven te vormen. Deze plaatsen waren sociale aantrekkingspunten. De genoemde poel diende oorspron kelijk als centrale drinkplaats voor het vee, van 't dorp of nederzet ting. In Limburg heeft' men nog vele putten, die vaak thans nog het middelpunt zijn van de gemeen schap en van de volksaard, met het daarbij behorende religieuze karakter. Toch maakt de volksgemeen schap verschil tussen de put en de bron. Momenteel wordt de put van 't dorpsplein veelal vervangen door een pomp of fontein, maar het religieuze wat daarbij was, blijft voortleven in een nieuwe kapel, of in het plaatsen van beelden. Op deze plaats zag men de volksheilige, die in dat dorp werd vereerd (H. Maria, H. Wil- librordus, St. Gerlachus, St. Maar ten). Door de betere watervoor ziening verdween naast de put ook de dorpspomp, doch het beeld bleef op deze plaats, om toch nog het middelpunt te vormen. Het is onafscheidelijk geworden met het volkskarakter. Over de bedoelde Put stond een „Putmeester", die voor de buurt (die ook Put heette), het water putte. Uit vorenstaande zien wij dat de boom en de bron een sociaal bindende factor zijn, die steevast in de volksaard der mensen is ge worteld. Klederdracht. Op een andere flank van het Volkskundig terrein ziet men de klederdrachten, die voor bepaalde streken zeer typerend zijn. Zoals de boerderij- of woningbouw, on derhevig was. aan de rijkdom van het land, zo is ook de kleder dracht onderhevig aan de goede of minder goede productiviteit van 't heem. Ziet men de rijke Friese of Zeeuwse klederdracht en ver gelijkt deze met de Brabantse of Limburgse, dan ziet men hier dui delijk het verschil in de rijkdom. Het cöstuum, de tas, de gouden oorijzers of versierselen en de muts uit de eerstgenoemde delen, of 't eenvoudige Brabantse zwar te costuum met de omslagdoek, geven een groot verschil. Alleen de Brabantse muts of „Poffer" (die 150 jaar oud is), geeft weer meer opbloei van ons heem. Dit is te danken aan de opkomst van de weverijen, die laken en kant leverden, waarvan de vrouwen hun mutsen maakten. Zij verwerkten en droegen de pro ducten der nijverheid, die de eigen streek voortbracht. De „Barokke" stijl van deze ^giutsen der Meijerij geeft een ty pische indruk van ons volk. Ook hier weer geeft het de aard van ons volk weer, alsmede de nij verheid. De vrouw draagt geen tas in Brabant, dit in tegenstelling met de Zeeuwse of Friese vrou wen. Eveneens treft men in Bra bant en Limburg geen gouden sie raden aan zoals in de kustpro vincies. Wat Noord-Limburg be treft, daar draagt de boerenvrouw een nog eenvoudiger zwarte muts, die aansluit bij de Meijerijse. Gilde Schutterij. 'n Ander volkskenmerk kan wor den genoemd als bewijs dat de j,saamhorigheid" in een of ander dorp of streek tot op heden nog voortleeft. Het is uitgedrukt in de vele schutterijen die voorkomen. Alleen in Brabant, in Limburg en in een gedeelte van Gelderland ziet men ze nog, als van oudsher opge richt met de bedoeling, heem en haard, Kerk en Maatschappij te verdedigen tegen al wat zich daar tegen verzet, of deze wil aanval len. De verdediging is hun voor naamste taak geweest. In Brabant is de schuterij meer vervolkst en draagt met ere de naam van Gilde, die onder de hoede van hun schutspatroon (St. Sebastiaan, St. Joris, St. Huber- tus, St. Antonius-Abt, St. Mar- tinus) hun oorspronkelijk religi eus element vertegenwoordigen, met daarnaast pas het culturele. In Limburg is het de „Schötte rie", die in het volksleven voort leeft. Zij is meer op militaire leest geschoeid, wat reeds het uniform en het reglement uitwijzen. Dat dit zo werd, is 't gevolg van zijn Oostelijke en Westelijke nabuur- staten, waar het Limburgse tus sen in lag. Limburg zag het Duit se en Franse machtsvertoon, het geen van invloed op deze bevol king is geweest. De commando's in de schötterie zijn steeds op mi litaire toon. De wapens die zij met zich dragen zijn nog pronk stukken uit de 17e, 18e en 19e eeuw, maar toch ondanks dit, zijn zij meer volks; hun volkskarakter wordt er door uitgebeeld. In beide Provincies vormen de Gilden en Schutterijen het mid delpunt bij feestelijkheden. Te ver zou het ons voeren, als wij het gildewezen uitvoerig be spraken, doch enige feiten waar door het volkskarakter tot uit drukking komt, zullen wij nader noemen, o.a.: Het vrijmaken van de schuts- boom, door de Heer der Heer lijkheid, hoofdman v. h. Gilde, of, burgemeester, dit geschiedt alvo rens wordt begonnen met het „Ko- ningschieten". In Limburg wordt door alle schutter-broeders rond de schutsboom gebeden, alvorens te schieten. Het standaardrijden is in Bra bant eigen met 't gilde. De rui ter rijdt voor het gilde uit, zig-zag over de straat, om de weg vrij te maken voor het volgend gilde. Hij is dikwijls zeer fraai uitgedost, menig keer ziet men hem gehar nast, maar steeds draagt hij de „standaard", het voornaamste vaandel van het Gilde. 't Installeren van nieuwe leden heeft volgens traditie plaats. In Limburg zit de nieuwe gildebroe- der op de knieën en wordt met een slag (als ridderslag) op de schouder, opgenomen in het gilde of schötterie. De Vaandrig zwaait de vlag over hun hoofden 3 maal rond. In Oudenbosch legt het nieuwe lid de eed af, met twee vingers op de pees van de „edele" hand boog, om lid te kunnen worden. Het afhalen van de Koning aan z'n huis, voor het Koningschieten of andere feestelijkhed, is tra ditioneel. Het vendelen, dat in Brabant hoogtij viert, is een huldebetoon aan God, Kerk en Autoriteiten. Reeds in de Bourgondische tij den was het vendelen in ons land bekend. Aangenomen kan worden dat de Spaanse overheersing dit ingevoerd heeft. De „Alferez", die in Zundert nog steeds het vaandel draagt, zegt ons iets van een Spaanse inmenging. Er zijn aanwijzingen, dat het vendel- zwaaien veel voorkwam in de le gers van Italië en Spanje. In die landen wordt het nog beoefend bij volkspelen en in processies of be devaarten. Vooral in Brabant en Limburg werden records gebroken. Pasen 1949 zal in de herinne ring blijven voortleven om zijn buitengewoon hoge temperaturen. Vooral in Brabant en Limburg, waar records werden gebroken. Zowel Zaterdag als Maandag werd te Maastricht' een tempera tuur van 30 graden gemeten, ter wijl het kwik daar in de laatste 100 jaar in April nooit hoger dan 28 graden was geweest. Een tem peratuur van 30 graden was in deze maand slechts eenmaal eer der in ons land gemeten, namelijk te Vlissingen op 27 April 1916. Merkwaardig zijn ook de grote tegenstellingen in temperatuur ge weest tussen de kust en Zuid- Limburg. Zondag werd het in Den Helder niet warmer dan 14 graden, terwijl op tal van plaat sen in Oost-Brabant en Limburg 29 graden werd gemeten. Maan dag was dit verschil minder groot, maar ook toen bedroeg het nog 10 graden, aldus deelt het K. N. M. I. te De Bilt mede. WONINGBOUW FEBRUARI. IN Volgens de voorlopige cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek werden in Februari j.l. 2801- woningen voltooid. Deze woningen waren als volgt over de provincies verdeeld (tussen haak jes de definitieve cijfers van Ja nuari). Groningen 207 (130), Fries land 101 (161), Drente 201 (126), Overijsel 106 (176), Gelderland 518 (376), Utrecht 84 (157), N.- Holland (excl. Amsterdam) 194 (400), Zuid-Holland (excl. Rot terdam en Den Haag) 307 (283), Zeeland 302 (198), Noord-Bra bant 243 (780), Limburg 206 (168), Amsterdam 52 (71), Den Haag 49 (10), Rotterdam 130 (51), Noord-Oost polder 1 (142), Nederland 2801 (3229). In de maand Febr. 1919 werd begonnen aan 1733 (in Januari aan 1789) woningen, zodat op 1 Maart het aantal in aanbouw zijnde woningen 38.279 (op 1 Fe bruari 39.093) bedroeg. i I i Tot voorzitter van de stich ting van de welvaart in het Land van Heusden en Altena en de Biesbosch is benoemd burgemeester Oderkerk te Dussen. -0- Zaterdagavond is de 20-ja- rige J. Flokstra te Smilde door de eveneens 20-jarige J. B. met een mes doodgestoken. De dader werd onmiddellijk inge sloten. B. die juist zijn meisje naar huis had gebracht, pas seerde op de terugweg 't café „Nieuwe Veenhoop" te Smil de, toen F., die zich voor het café ophield, hem aanriep. Er ontstond een woordenwisse ling, die met het neersteken van F. eindigde. 0— Zondag te middernacht werd Eire een onafhankelijke repu bliek. De 764 jaar oude ban den met de Britse kroon zijn thans verbroken. President O'Kelly heeft vele gelukwen sen ontvangen, o.a. van de koning van Engeland, de Paus, president Truman, Attle, Ei- naudi, de president van Italië en de minister-presidenten van de landen van het ge menebest. VASTENBRIEF 1949. III. Na de inleiding wordt in- het eerste hoofdstuk van het mande ment Van de Nederlandse Bis schoppen over de voornaamste plichten van de sociale recht vaardigheid gezegd, wat onder sociale rechtvaardigheid moet worden verstaan. Men dient n.l. goed te begrijpen dat de laatste Vastenbrief niet handelt over de rechtvaardigheid in het algemeen, niet over de rechtvaardigheid in al zijn aspecten, maar over een bepaald onderdeel, zou men kun nen zeggen, van de rechtvaardig heid over de sociale rechtvaar digheid. Kort gezegd is dit dan die rechtvaardigheid, die de ver houdingen regelt tussen de mens en de gemeenschap. Natuurlijk tot die gemeenschap, waartoe be doelde mens behoort. Het doel van de gemeenschap of de maatschappij is het alge meen welzijn, het welzijn dus van haar leden. Dit doel kan de maat schappij echter niet bereiken zon der medewerking van de delen, waaruit zij bestaat. Dat zijn dus de mensen, die haar samenstellen. Ieder van die samenstellende de len moet zijn deel bijdragen om het algemeen welzijn te bereiken. Men heeft in sommige perioden van de geschiedenis, b.v. in de VQj-ige eeuw, de mens te veel ge zien als eenling, als individuin sommige andere perioden zag en Ziet hen hem te veel als gemeen schapslid. Dit is b.v. het geval in het communisme. De mens is alle twee. Hij heeft zijn rechten en plichten als eenling (individu), maar ook als gemeenschapslid (sociaal wezen). De kunst is ook hier de grens juist te bepalen en af te bakenen. Wij katholieken, hebben bij de beoefening van de ze kunst een voortreffelijk hulp middel in verschillende pauselijke encyclieken en bisschoppelijke zendbreven. Zo wordt in deze laatste bisschoppelijke brief er ons nadrukkelijk op gewezen, dat wij wel móeten bedenken, dat hogere welstand alleen verkregen wordt door grotere samenwerking en krachtiger inspanning van allen en dat men alleen door langdurig en geordend samenwerken van vele geslachten komen kan tot grotere welvaart. Het zijn heel belangrijke uitspraken, die ons hier worden voorgehouden, uit spraken die men voor een halve eeuw misschien als socialistisch zou hebben aangemerkt, maar die ook toen volle waarheid bevat ten. Zeer terecht vragen de bis schoppen dan ook of het daarom wel juist is de hogere sociale ver plichtingen te beschouwen als 'n drukkende last of als een nood zakelijk kwaad. Zeker is het dat dit bij grote groepen van onze bevolking geschiedt. Men is het oneens met het invoeren van ie dere nieuwe sociale maatregel en men voorspelt steeds, dat ons eco nomisch leven die nieuwe kosten niet zal kunnen dragen. Bedenkt men dan echter wel, dat het alge meen welzijn het welzijn is van de gehele gemeenschap en niet alleen dat van een kleine groep uit die gemeenschap Bedenkt men wel voldoende dat samen werking en hogere krachtsin spanning van allen moeten ko men en dat allen mogen en willen delen in de hogere welvaart die daardoor ontstaat Om het nauwe verband tussen christendom en sociale rechtvaar digheid goed te zien, is het mis schien het beste te bedenken dat de liefde de ziel is van de sociale rechtvaardigheid en dat deze lief de het fundament vormt van het gehele christendom. „Hieraan zal men erkennen, dat gij Mijn leer lingen zijt, wanneer gij liefde hebt voor elkander." Liefde bestaat echter grotendeels in het dragen van elkanders lasten, dus ook van de lasten, voortvloeiende uit de gemeenschap van mensen, die we maatschappij noemen. Wanneer men klaagt over een niet beleven van het christendom, over chris ten-zijn in theorie, maar niet in de practijk, en indien men aan neemt dat deze klachten juist zijn, dat dan deze toestand alleen kan ontstaan, omdat wij, christenen, ons er niet voldoende van be wust zijn, dat de eerste wet van het christendom die van de lief de is. K. H.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1949 | | pagina 1