ZAIIC INMEUWUAAIR.
Het jaar is ten einde.
DAÏ WAS nvt
Een historisch ogenblik
in de Burgerzaal...
Waalwijkse en Langstraatse Courant
Geboorte der Unie van twee vrije
gelijke en gel
ijkberechtigde Staten.
Lk.
VRIJDAG 30 DEC. 1949.
Ui»Kever
Waaiwtik.se stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
DE ECHO VM HET ZUIDEN
73e JAARGANG No. 1
Abonnement
15 cent per week
1.95 per kwartaal
2.25 franco p.p.
Advertentie-prijs
9 cent per m.M
Contract-advertenties
speciaal tarief.
OPGERICHT 1878.
Bureaux GROTESTRAAT 205 WAALWIJK TEL. 38. SCHOOLSTRAAT 11 KAATSHEUVEL TEL. 66.
TEL.-ADRES „ECHO".
„Maar we willen nu op dit
ogenblik niet het oog op het ver
leden richten, maar liever op de
waarden in de toekomst".
Dit zijn woorden die onze Ko
ningin in Haar kerstboodschap
tot het Nederlandse volk richtte.
In de laatste dagen van het jaar
wordt er zoveel aandacht besteed
aan de afgelopen gebeurtenissen,
dat het goed lijkt onze blik eens
naar de andere kant te richten.
Bovendien, 't overzicht van 1949
kan, helaas, niet gunstig uitvallen,
ondanks de lichtpunten die er on
tegenzeggelijk zijn. Maar ze zijn
te schaars tegenover het sombere
uitzicht die het jaareinde over het
algemeen biedt.
De gang van zaken in 1950
echter hebben we nu nog eniger
mate in eigen hand. Enigermate,
want is het de mens die wikt,
God is het tenslotte Die beschikt.
Maar God treft zijn beschikkin
gen niet onafhankelijk van ons,
Zijn schepselen. Hoe zou het ko
men dat het jaar 1949 zo n reeks
teleurstellingen heeft gebracht?
Zou het geen dwaasheid zijn om
God daarvoor verantwoordelijk te
stellen? De mensheid moet terwil-
le van de rechtvaardigheid de hele
schuld op zich nemen. We zijn
allemaal schromelijk tekort ge
schoten in het vervullen van onze
taak en de resultaten daarvan
liggen nu achter ons. Maar de
gevolgen zullen we blijven voelen,
ook in het komende jaar. Er is
veel afgebroken, veel hebben we
macy laten zitten, en we moeten
dus aan het opbouwen. We be
doelen nu niet op de eerste plaats
huizen, fabrieken of kerken. Nee,
het wordt hoog tijd dat we met
de geestelijke herbouw beginnen
en daarvoor is op de eerste plaats
nodig dat we onze plaats in de
wereld tegenover God leren ken
nen.
In 1950 wacht ons een grote
taak, een moeilijke taak. We zul
len veel tegenstand te overwinnen
krijgen, zowel in onszelf, omdat
we nu eenmaal allen kinderen zijn
van Eva, als van buitenaf, omdat
er ook zijn die hun streven hele
maal verkeerd hebben gericht.
Maar we staan niet alleen. We
hebben het woord van Christus:
„Zonder Mij kunt ge niets doen",
als een waarschuwing, en het
woord van Paulus: „Ik kan alles
in Hem Die mij kracht geeft", als
een bemoediging. Het komt er du?
maar op aan onze geest zuiver
te richten, te leven volgens onze
roeping, dat wil zeggen als chris
tenen, die het leven hier op aarde
niet als een doel in zich beschou
wen, maar als een voorbereiding
op het eeuwige leven hiernamaals.
We leerden en onthielden immers
allemaal de eerste vraag van on
ze katechismus: waartoe zijn we
op aarde, namelijk om hier geluk
kig te zijn en daardoor in de he
mel te komen. Onze roeping sluit
dus niet in dat we druiloren of
zuurpruimen zijn, integendeel, als
we goed leven zullen we gelukkig
zijn. Het ligt er maar aan waar
we het geluk zoeken. Het 'dient
nu toch onder de hand tot ons
doorgedrongen te zijn, dat het
niet te vinden is in comfort, plezier
of overvloed. Wij christenen stel
len onze idealen hoger en het vol
maakte geluk vinden we tenslotte
in de eeuwigheid.
Wellicht vraagt iemand zich af:
wat heeft dit nu juist met Nieuw
jaar 1950 te maken. Inderdaad,
wat we hierboven schreven geldt
eigenlijk voor alle tijden en voor
alle mensen. Maar is het soms
toeval dat de Paus 1950 heeft uit
geroepen tot Heiig Jaar? Is het
soms toeval dat de eerste intentie
van dat Jaar is: „opdat allen mo
gen terugkeren tot Christus"? In
Zijn Kerstboodschap sprak de H.
Vader zelfs de verwachting uit
„dat het Heilig Jaar 1950 bijzon
der beslissend moet zijn voor de
zo zeer begeerde godsdienstige
vernieuwing van de moderne we
reld en dat het de oplossing moet
geven voor de geestelijke crisis
die de geesten van onze eeuw be
drukt".
We kunnen hieraan ieder per
soonlijk en allen gezamenlijk mee
werken. De hoop uitsprekend dat
ook de materiële omstandigheden
gunstig moge zijn voor de zo no
dige vernieuwing in christelijke
geest, wensen wij allen van harte
een Zalig en Gelukkig Nieuwjaar.
Op de zandloper der tijden
prijkt nog het getal 1949. Spoedig
zal het laatste uur vergleden zijn.
Onze levensgang is als 't fijne
zand in dat glas. Het glijdt voort
door de enge buis: onzer naaste
omgeving, altijd even snel, even
gelijkmatig. Maar op 31 Decem
ber loopt een jaar leeg en even
stopt ons leven op de oudejaars
avond. Dan wenden wij en
stroomt de loop der alledaagse
feiten opnieuw voort.
Bij het keren van het tijdglas
vangen wij nog eenmaal een ver
zameling verbruikte dagen in ons
oog en onze gedachten woelen er
doorheen als om hoop en ver
wachting te putten uit de verga
ne resten van een kostbaar tijds
bestek. Veel goeds en moois kan
ons vermoeide oog helaas niet
onderscheidend. Het zijn slechts
brokken uit een goede oude tijd.
Ons koninkrijk, gebouwd door
energieke koopmanshanden, leek
ineen te storten, ondermijnd als 't
was door oorlogsvuur en inner
lijke verdeeldheid. De as der
rondetafelconferentie schijnt on
geschikt als bouwmateriaal voor
een nieuw Nederlands huis.
In de Septemberhoek ligt troos
teloos de zwaar geschonden gul
den, een toonbeeld van gedeukte
soliditeit. Een begroting met te
korten leunt achteloos tegen een
project werkloosheidsverzekering,
terwijl de half afgebouwde Bene
lux dreigt in te storten onder de
last van internationale tegenstel
lingen en douane-muren.
Ginds ligt een fundament van
publiekrechtelijke bedrijfsorganisa
tie als vrucht van een lange par
lementaire worsteling. De grond
wet, ergens in een hoek opgebor
gen, schijnt geschonden. Daar me
ren schepen met gedesillusioneer
de soldaten, hier daalt een vlieg
machine vol gevluchte planters en
overal is geroep: merdeka.
Algemene vermoeidheid.
De jaarfilm toont vermoeide
mensen. Arbeiders, die tobben met
een loontekort. Industriëlen, die
roepen om grondstoffen, gaan te
keer tegen in aantal afnemende
ambtenaren. Het distributie-appa
raat slinkt weg en wroetende mid
denstanders zingen een belasting
klaaglied.
Duizenden jongeren vragen om
toekomst, om werk en huizen, ter
wijl ons monetair gebouw nog
kraakt. Ministers vliegen heen en
weer, zoekend naar samenwer
king in allerlei vorm en militairen
houden hun handen op om wa
pens en munitie te ontvangen.
Over dit alles heen dondert de
stem van Lieftinck, hij buldert het
in onze oren: „wij komen tekort!"
Dit woord overheerst het ge
hele verteerde jaar: tekort. Wij
hadden een staatkundig deficit in
Indië en een financiëel in Euro
pa. Onze wereld schoot tekort in
samenwerking en eendracht. Men
wist de krachten door wetenschap
opgewekt nog niet te beheersen.
Men kon de catastrofe in China
niet afwenden en men liet mil-
lioenen in Oost-Europa verkom
meren door bruut geweld. Noch
het Atlantisch pact, noch Marshall
dollars vermochten de achterstand
in te halen door oorlog en ver
nietiging ontstaan.
Nu komt een nieuwe tijdslimiet
zich melden. Wat gaan wij er
van maken? Zullen wij voort
stormen op de weg, die wij nu
gaan, weg van tekorten?
Er is nog licht
Gelukkig zijn er lichtpunten in
deze feiten-chaos. Alom zien wij
nog krachten gericht naar de goe
de zijde van het leven. Onze ar
beiders houden het hoofd koel.
Ondanks alle zware lasten klinkt
elke dag opnieuw het lied van
zaag en hamer.
Onze huisvrouwen mopperen
over duurte en moeilijke tijden,
maar allen ploeteren met grote
wilskracht voort. Middenstanders
weten zich bedreigd door groot
bedrijf en overheidslasten, die el
ke dag hun zorgen vragen. Maar
ook hun werk gaat door. Boeren
willen steun en zoeken naar meer
land. Zij ploegen en zaaien tot de
avondstond. De fabrikanten bre
ken hun hoofd over meer produc
tie voor export.
In ons is het besef groeiend, dat
met de tweede wereldoorlog een
oude kosmos totaal is ingestort.
Het nieuwe jaar klopt aan de
poort der tijden. Voordat wij
opendoen, schudden wij de oude'
lasten van ons af. In ons stijgt
de energie, een fris verlangen
naar iets nieuws, iets beters door
trilt ons gemoed. Bij het heffen
der glazen op de oudejaarsavond
stroomt met de punch of chocola
de wil ons lichaam binnen. De
wil om te slagen eer de halve
eeuw verstrijkt.
Een goed, een beter jaar moge
aanbreken.
Dr. H. R. M.
Het oude jaar is haast voorbij, nog resten enk'le uren.
En dan heeft weer de slag van twaalf het nieuwe ingeluid;
De grijze Vader Tijd beleefde heel wat avonturen,
En zet zich in zijn leunstoel voor het jaarlijkse besluit.
De struise Nederlandse Maagd, ondanks haar vele plichten,
Geeft tijdelijk het roer van staat in een vertrouwde hand,
En wil met Vader Tijd nog eens het oude jaar belichten.
Dat zoveel heeft betekend voor ons kleine vaderland.
„We hadden zo begint de Maagd, „in 't algemeen geen klagen,
Ik ben en blijf toch altijd nog maar graag wat optimist,
Al zijn we in de voetbal dan door Belg en Deen verslagen.
En heeft zich onze leeuw dan in de duiveltjes vergist..."
„Hoor toch eens aan", bromt Vader Tijd, „Wie had dat kunnen
denken,
Het vrouwenhoofd raakt ook al vol van spelen en van sport,
Er is wel iets van méér belang om aandacht aan te schenken,
Let maar eens op wat politiek ons kleine landje schort
We bleven weer een heel jaar lang gestaag aan 't confereren,
De Ronde Tafel bracht een diplomatenstroom hierheen,
Maar 'k heb toch het idee, dat onze mensen die regeren.
Wel voelen dat ze achter staan, en méér dan slechts nul-één..."
„Dat weet ik nog zo net niet", valt de Maagd hem in de rede,
„Wij moeten samenwerken, ook ten bate van óns Rijk,
We kijken naar de toekomst en zien niet meer naar 't verleden.
Wanneer wij zó ten aanval gaan wordt vast de stand gelijk-"
„Dat zullen we dan hopen, maar 'k hecht weinig aan je oordeel,
Het vrouwelijk verstand heeft niet zon beste naam en faam..."
„Dat is nu óók voorbij, de tijd verandert in ons voordeel,
In '50 wordt de vrouw zegt W ijers handelingspekwaam
Het wetsontwerp daartoe is, vind ik, een der mooiste dingen
Die 't afgelopen jaar aan onze sexe heeft gebracht.
Dan zullen al die mannen wel een toontje lager zingen.
En krijgen we na veel geduld dan óók een beetje macht..."
„Gelukgewenst, hoor Maagd, dat je die vrijheid moogt gebruiken
Tot voorspoed van ons land en volk, dus van ons allemaal;
Ik zie, net als van 't zomer, hele scharen vrouwen duiken
En spartelen ter onzer eer in 't Engelse Kanaal -
Ik zie ze home-gepermanent da s ook dit jaar gekomen
Verscheuren tot de laatst^ bon de distributiekaart..."
„Natuurlijk, dat is 't ideaal waarvan wij vrouwen dromen,
De koffie en de steenkool nog, dat is ons alles waard;
De prijzen bleven hoog, dat is verdrietig voor ons bruintje.
Maar heerlijk is de kaalheid van de bonkaart-algemeen,
Haast net zo kaal en glad als wijze mannen op hun kruintje.
Maar daarvoor kwam dit jaar jaar het kleine kappertje in Één
Een flesje vocht, een hoogtezon..!"
„Daar moet je niet mep spotten.
Want elke man ziet graag zijn hoofd natura toegedekt;
'k Geloof niet dat de man expres dunharigen bedotte,
Al heeft de volle maan allicht zijn buidel wel gespekt...
Zelfs kale Duitsers kwamen om bij hem weer haar te krijgen.
Maar moesten halverwege naar hun Heimat weer weerom".
„'t Was jammerlijk, en laten we daar" verder over zwijgen.
Daar Michel toch al volop in de narigheden zwom;
In 't Westen, daar ging Nederland de grenzen corrigeren,
In 'f Oosten, ondoordringbaar, bleef het ijzeren gordijn..."
(Van onze speciale verslaggever)
Machtig rijst de indrukwekkende
■gevel van het oude Amsterdamse
Raadhuis, thans Koninklijk Paleis,
op uit de grauwe nevel van de
Decembermorgen.
Van de toren wappert, vaag te
onderscheiden, de Koninklijke
standaard. In strakke gelederen
rijen zich de matrozen voor de
trappen.
Lakeien in blauw, rood en goud
:staan in de marmeren gangen,
waarlangs zich de genodigden be
geven naar het centrale punt van
•dit grote gebouw, de Burgerzaal.
Dezelfde kooplieden, die in trot-
.se zelfgenoegzaamheid de voor
naamste gracht hunner stad de
Herengracht doopten, gaven de
ze prachtige vorstelijke zaal, met
haar marmeren wanden, haar in
gelegde vloeren, de witte beelden
groepen en de kristallen kronen,
de naam van Burgerzaal. Immers,
in dit door Jacob van Campen
gebouwde paleis waren niet de
vorsten, maar de burgers heer en
meester.
In deze zaal wordt de herin
nering aan de grootheid van de
Republiek der Verenigde Neder
landen bewaard. Vanuit dit Am
sterdam, dat als Koningin de
kroon droeg van Europa, voeren
ondernemende kooplieden, moedi
ge zeevaarders, geharde soldaten
uit en stichtten een imperium aan
de andere zijde van de evenaar.
En nu, op de morgen van deze
27e December, zich in deze zaal
een drom van hoogwaardigheids
bekleders verzamelt, het stemmig
zwart hunner Jtfedij slechts onder-
broken door de goudglinstering
van een enkele uniform of de
lichtere tinten van een dames
toilet, toeven de gedachten on
willekeurig in het verleden.
Wordt in deze zaal, op dit
ogenblik het boek der historie van
Neerlands grootheid voorgoed
dichtgeslagen? Zien de schimmen
van de bouwers van dit rijk,
waarin de zon niet onderging,
droevig neer vanuit de marmeren
nissen op de nakomelingen, en
spreidt zich een rouwfloers om de
kristallen kroonluchters die dit
schouwspel beschijnen?
Overdracht der
souvereiniteit.
Maar reeds treden, bijna onop
vallend, de gedelegeerden binnen
en plaatsen zich rond de met rood
beklede, ovale tafel. Minister-pre
sident Drees zet zich, aan zijn
rechterhand de directrice van het
kabinet der Koningin, Mej. Tel-
legen, de enige vrouw in dit ge
zelschap. Hatta glimlacht naar
Sultan Hamid, wiens ondeugend
jongensgezicht die glimlach een
ogenblik beantwoordt. Maar dan
verstrakken zich hun gezichten in
Oosterse geslotenheid.
De stem van de secretaris-ge
neraal Mr. Prinsen verbreekt de
stilte, wanneer hij het protocol
der ratificatie van de mantelreso
lutie voorleest. Hatta luistert,
voorovergebogen, toe, als wil hij
zich geen woord laten ontgaan.
Blanke papieren schuiven over de
tafel, in diepe stilte vindt de on
dertekening plaats.
De Minister-president, de Mi-
„Dat vond ik niet oprecht, wat Holland deê was anncxéren,
Al mag er in de politiek een mooie term voor zijn
Zo werd ons land wel groter, maar ons geld werd heel wat minder,
Al riep men maanden „nee", tenslotte kwam het er toch van,
En stiekum op een Zondag, want dat gaf de minste hinder.
Kwam onze grote Piet met zijn devaluatie an
De gulden moest omlaag..."
de grootste strop was voor de vrouwen.
Ja, Vader, Tijd, we werden met een gulden toeslag blij,
Behalve de ministers dan, die kregen voor hun sjouwen,
Naast achttien mille per jaar er toch nog gauw zesduizend bij..."
„Vergeet de Kamerleden niet, die gaan ook al beginnen.
Want morgen raag de werkman met zijn loon een riks vooruit,
Dus waarom zij dan niet? Je weet, wat binnen is is binnen,
En t gaat voor deze heren om e en heel wat vett're buit."
„Wat dat betreft bleef ook dit jaar de wereld net als vroeger,
De rijken werden rijker en wie arm was méér verarmd.
De gulden van de toeslag was het fooitje voor de zwoeger.
En wie er dicht bij 't vuur zat, heeft zich wéér het best verwarmd!"
„Dat vindt je bij de dictatuur, doch ook bij democraten.
Jan Boezeroen staat altijd nog het eerste in zijn hemd,
Maar laten we vooral toch over leuke dingen praten:
We hebben weer opnieuw voor de gemeenteraad gestemd -
We streden voor de zwarten, voor de rooien of de blauwen,
We hebben op ons stembiljet de beste keus gedaan.,."
„Doch in de grote politiek voelt Truman zich verkouwen,
Het kostbare atoomgeheim is practisch naar de maan
De Rus heeft óók een bom..."
nee-nee, niet van die nare zaken,
Ze stoorden ook de radio, t was net weer oorlogstijd,
Maar dat is iets, daar kun je je zelfs vrolijk over maken.
Dat geldt ook onze Stotteraar, die zich weer had bevrijd...!"
„We bleven in de woningnood, voor vrouwen om te huilen.
Want vele jonge paartjes trouwden weer bij moeder in,
En als je wou verhuizen moest je wel met tien man ruilen.
Waarvan er negen waren met een portie tegenzin;
Hoewel, daar was Faas Wilkes..."
maar die kon er aan verdiénen,
Die trapt nu in Italië om handen vol met geld,
Wij voelen ons bedrogen en het is haast om te grienen
We kregen van de Denen klop, nog wel op eigen veld..."
„Zo was er. Vader Tijd, weer veel te prijzen en te laken,
Er werden valse tekeningen van Van Gogh ontdekt.
En om de griep te keren gingen we aan 't eitjes maken,
VVaardoor juist een klein griepje bij de mens wordt opgewekt:
Er was een suikeroorlog en een veldslag om gebitten,
De tandarts was in Holland heus wel goed maar lang niet mal..."
„Dan zijn we ook wat vaster aan de Benelux gaan zitten,
Doch vraag niet naar het resultaat, want da's nog niemendal
Voorts hebben we met een dozijn, dat mag je niet vergeten,
Ons hecht aaneengesloten in een Noordatlantisch Pact:
We hebben Beel en Lovink glad in Indië versleten,
En naar een schaarse Zondag zonder rijverbod gesnakt..."
„Ik dien als Hollands Maagd de jubilea te gedenken.
Met luchtvaart, voetbal en toneel zat ik er middenin,
Plus nog een grote Julidag met kostbare geschenken:
De vorstelijke bruiloft in ons prinselijk gezin -"
„Dit zou een aardig slot zijn, maar ik moet nog één ding noemen,
Dat in de landshistorie eeuwenlang te boek zal staan
De ooievaar was niet werkloos en mag zich dus beroemen
Ik bracht nog in dit jaar de tienmiljoenste aan
..Met tien millioen dan, Vader Tijd, het nieuwe jaar bekeken,
We zullen méér ons best doen dat is zo ons wiegelied...
Al zal op oujaarsavond, net als altijd, zijn gebleken
Een vos verliest zijn haren wel, maar toch zijn streken niet...-"
(Nadruk verboden)
JAAP MIJDERWIJK.
nister van Overzeese Gebiedsde
len en de Voorzitters van de bei
de Kamers der Staten-Generaal
verlaten dan hun zitplaatsen; hun
is de taak, de Koningin de ver
gaderzaal binnen te leiden.
In de diepe stilte, die is ont
staan, klinkt de stem vart de Ka
merheer Hare Majesteit de Ko
ningin Allen rijzen op. Koningin
Juliana in een zwart fluwelen en
bleekblauw-zijden kleed, met eme-
ralden gesierd, een togue met
zwarte veren op het hoofd, neemt
plaats aan het hoofd van de ta
fel, aan haar rechterhand Drs.
Hatta, links Dr, Drees. Tegen
over haar heeft Prins Bernhard,
in de uniform der blauwe huzaren,
plaats genomen. De goudbestikte
uniformen der hofhouding vormen
de achtergrond.
Tijdens de voorlezing der acten
ziet de Koningin aandachtig de
tafel rond. Met vaste hand zet zij
haar naam. Dan spreekt Minister
Drees en constateert dat vorm
gegeven is aan een Unie die duur
zame samenwerking waarborgt op
basis van vrijwilligheid, gelijkheid
en gelijkberechtigdheid.
Duidelijk verstaanbaar, slechts
met een zeer licht accent, spreekt
dan Drs. Mohammed Hatta van
de grote eer, die het aanvaarden
van de souvereiniteit over Indo
nesië voor hem betekent. Hij
spreekt de hoop uit, dat beide
landen op de door de Minister
president genoemde grondslagen
tot beider welvaart en geluk mo
gen samenwerken. Na zijn rede
drukt de Koningin de Minister
president van de Republiek Indo
nesia Serikat de hand.
En dan is het ogenblik geko
men, waarop de Koningin zélve
zal spreken. Zittend houdt zij
haar rede; niet op vlakke toon
voorgedragen, maar met sterke ac
centen, met diep gevoel. In dood
se stilte luisteren de aanwezigen
toe.
En die stilte blijft nog hangen,
wanneer plotseling hoog boven de
hoofden de tonen van het carillon
weer klinken. Eerst het Indonesia
Raja, de voor velen nog vreemde
melodie van het volkslied ener re
publiek, die thans een broeder-
staat geworden is. Geen trek op
het gelaat der Indonesische gede
legeerden verraadt, wat ongetwij
feld op dit geweldig ogenblik in
hun ziel moet omgaan.
En dan klinken de oude, dier
bare tonen van ons volkslied, het
Wilhelmus. Hoog boven het hoofd
v^n gedelegeerden en genodigden,
boven het hoofd van de Dochter
van de man, die zijn leven gaf
voor de vrijheid van een volk dat
hem vreemd was; boven het hoofd
van een Koninklijke Vrouw, die
het tot een der schoonste ogen
blikken van haar leven rekent,
thans die vrijheid, die zelfstandig
heid, te kunnen schenken aan het
volk van Indonesië. „Onmeetbaa
groot is de voldoening van e
volk, dat zijn vrijheid verwez:
lijkt ziet."
De laatste klanken van het?
rillon verklinken. De Kor
verlaat de Burgerzaal. Aai
linkerhand loopt Minister EN
rechts van haar de kleine g n"
van Drs. Mohammed Hatt;
nister-President van de Rept
Prins Bernhard volgt, be
door de voorzitters der bek jaar
mers. .chte
J en
De plechtige overdracl alle
souvereiniteit is geschied... jjk-
tat
Een nieuw hoofdstc
Buiten, op de Dam, staan d
duizenden. De zon is door de ne
vels heengebroken. Hel schittert
het koper van de marinierskapel,
als een muur staan de matrozen.
De auto's der diplomaten rijden
voor. Een cavalcade van motor
rijders begeleidt de wagen van de
Minister-president van het Ko
ninkrijk der Nederlanden, een
zelfde escorte rijdt voor de auto
van Drs. Hatta. Wanneer deze op
de trappen van het paleis ver
schijnt. gaat gejuich op uit het
publiek. De muziek speelt het In
donesia Raja, een groep daar er
gens tussen de menigte zingt het
enthousiast mee. Een Indonesische
dame biedt Hatta bloemen aan
n merkwaardig-symbolische daad.
Want het zijn tulpen van Hol
landse bodem, in de rood-witte
kleuren van de Republiek.
Hoog boven de hoofden dreunt
de zang der machtige motoren
van een zilverglanzende KLM-
vogel. In de verte, van het nog
nevelig-wazige Y antwoordt de
dreunende bas van de stoomfluit,
daar, waar de trotse Indië-vaar-
ders liggen gemeerd. Neen, het
boek van Neerlands grootheid is
niet dichtgeslagen in dit morgen
uur. Een nieuw hoofdstuk is be
gonnen. Op een nieuwe basis
gaan we verder, nieuwe moge
lijkheden zullen worden gezocht
en benut. Eendrachtig geschaard
rond de menselijk-grote figuur
van Koningin Juliana, Hoofd van
de Unie, die Nederland en Indo
nesië verbindt, zullen Nederlan
ders en Indonesiërs de geschiede
nis gaan schrijven van een tijd
perk, dat roem en eer, maar bo
venal vrede en welvaart, kan
brengen aan beide volken
uitgesproken door Hare Majesteit de Koningin
bij de plechtige overdracht der souvereiniteL over
Indonesië, op 27 December 1949, te Amsterdam.
De aanvaarding van haar souvereiniteit door de jonge staat,
de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, alsmede het
afstand doen daarvan door het Koninkrijk der Nederlanden, en
het aangaan van een Unie, is één van de meest aangrijpende
en ingrijpende gebeurtenissen van deze tijddie aangrijpt
enerzijds door de onnatuurlijkheid van een verloop als dit, en
anderzijds doordat nooit duidelijker naar voren is gekomen de
diepe sympathie der beide volken voor elkaar.
Niet langer staan wij gedeeltelijk tegenover elkander. Wij
zijn nu naast elkaar gaan staan, hoezeer ook geschonden en ge
scheurd en vol van de lidtekens van wrok en spijt.
Deze documenten vertegenwoordigen een resultaat, dat in
beide landen langs democratische weg tot stand is gekomen.
Beide landen voelen zich sterk en veerkrachtig genoeg om een
nieuw begin te maken, in een samengaan van Oost en West.
De verwonderde wereld ziet dit aan, en constateert, dat, hier
en thans, door deze beide landen, haar diepste begeren, haar
vredeswil wordt verwezenlijkt.
Wij vertrouwen voor de toekomst op al die goede en ware
elementen van wat voor overtuiging ook, uit beide volkeren,
zoals die op deze aarde nog steeds de pioniers voor betere tijden
gebleken zijnzij het ook dat die soms tijdelijk worden
miskend, en zelfs soms elkaar aanvankelijk niet vinden.
Onmeetbaar groot is de voldoening van een volk, dat zijn
vrijheid verwezenlijkt ziet hoe immens zwaar de taak ook
is, die deze jonge natie zich op de schouders tilt. In Neder
land slaat men dat met bezorgdheid gade. Maar op dit ogen
blik en op deze plaats wil ik uitdrukkelijk constateren, dat in
Nederland iedereen met het beginsel van overdracht der sou
vereiniteit instemt.
En ik doe een beroep op allen loyaal in het nieuwe bestel
mee te werken.
Nederland staat tot helpen klaar, zodra en wanneer Indonesië
daarom vraagt. Er spruit hier hulpvaardigheid voort uit een
diepgewortelde verbondenheid.
Het is een voorrecht, deze daad van overdracht der souve
reiniteit te verrichten, tegenover de geschiedenis, of beter ge
zegd voor het aangezicht Gods, Die weet, waarom dit samen
gaan in vrijheid niet eerder en ook niet iater werd bereikt, en
Die het falen kent der generaties, maar Die óók ziet, of wij
kunnen dienen in het Plan voor de gang der mensheid.
Moge dit thans zo zijn.