I 3 c i 2J-2- JCeKitmoaCtyd. JCzKStkKULSWOOAdf/U^ia* 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 22 DECEMBER 1950. 2 I WÊÊÈm Een humoristische en historische belevenis. Door FRIDO LYNN. 2 2 2 Onder de goede oplossers worden een 5-tal aardige pryzen verloot. Inzendingen uiterlijk 2 Januari 1951. Ons Nieuw jaarsnummer" zal wederom zeer uitgebreid en interessant zijn Geeft tijdig uwe advertentie op I ZONDAG BIDDAG VOOR DE VREDE. njanja naast mij, vóór zaten Walka cn Grisja. Eer wij wegreden gaf mijn meester mij zijn laatste bevel: „Mochten er wolven komen, Jermolaj, dan fiink schieten! Maar als dat niet helpt, dan weet je wat je te doen staat, nietwaar?" Ik nam mijn muts af en ant woordde: „Ik weet het, uwe genade". „God zegene dan jullie reis, en mijn beste groeten aan graaf Alexander Wladimiro- witsj! Voorwaarts, met God!" En daar reden we dan. De bellen rinkelden helder door de stille vriesavond. In het eerst sprak niemand 'n woord; de ijzige kou sloeg ons als met een sabel in het gezicht. Toen opeens begon, tegen 't verbod van haar njanja, Je- te veelErbarm U, Heer, over Uw dienaar Jermolaj". Maar ons einde komt niet altijd als wij het verwachten, dat zal uwe genade ook wel weten. Terwijl ik mij al aan de dood dacht overgeleverd, beleefde ik nog één laatste ontzetting, die mij het bloed deed stollen. Verstijfd van schrik zag ik op een halve wjerst afstand de paarden stilhouden en ik hoorde drie stemmen tegelijk jammeren: „Jelenka! Jelenotsjka!" Boven allen uit klonk de stem van Walka, de koetsier: „Jer-mo-laï-ï! Red Je-len- ka!" Wat kon er aan de hand zijn? Was het kind uit de slee gevallen? Een ijskoude angst deed mij verstijven. Wat kon "ik nog doen en hoe kon ik men. Naderhand heb ik ge hoord dat Jelenka zich opzet, telijk uit de slee heetf laten vallen, wat ik trouwens al vermoedde. Zij had mij wil len helpen Die gebeurtenis heeft haar hevig aangegrepen en na die tijd had het kind, dat vroeger altijd kerngezond was, dik wijls zware koortsen. Twee jaar later, in 1846, is zij ge storven en een paar maanden daarna heeft de Heer ook haar goede vader tot Zich geno men. De bezitting met alle le vende zielen viel als erfdeel toe aan de familie van mijn vroegere meester, die intussen door zijn zoon Alexander Pawlowitsj, de vader van de tegenwoordige vorst, was op gevolgdVan hem en zijn zoon heb ik veel goeds onder- Zonder de komst van Jelenka's vader, had Jermolaj u dit ver haal niet kunnen na vertellen lenka te praten: „Wat staat jou te doen, Jermolaj, als de wolven komen?" „Niets bijzonders, duifje", zei ik. „Wanneer ze al te bru taal worden springt Jermolaj van de slee en trekt hij zulke lelijke gezichten en vloekt hij zo vreselijk tegen de wolven, dat ze bang worden en weg hollen, zo hard ze kunnen!" Jelenka wilde nog iets zeg gen, maar toen legde njanja de hand op haar mond en keek zo dreigend, dat het kind ver der zweeg. 0 Wij hadden naar schatting een goede veertig wjerst af gelegd, toen de paarden de oren spitsten en onrustig wer den. En opeens hoorden we allen het gehuil van wolven. Het duurde niet lang of we kregen ze te zien op 'n maan lichte heuvel. Vandaar stoven ze als een zwarte vloedgolf over de sneeuw op onze slee af. Grisja duwde Walka en mij elk een pistool in handen en zelf gebruikte hij het ge weer van vorst Golowin. Geen schot miste, maar dat was bij zo'n helder zicht en zo'n grote troep geen wonder. In het begin wisten we door telkens vuren een fikse voor sprong te behouden, maar on ze achtervolgers, al werden ze minder in getal, gaven de wedloop niet op en zo kwam dan eindelijk het ogenblik dat onze munitie op was. 't Eerst trok Grisja zijn pels uit en smeet die in de sneeuw. De wolven (hun honger leek na het verslinden van de gesneu velde makkers nog heviger worden) scheurden met woest gegrom het dure bont aan flarden en vlak daarop hoor den wij ze weer hijgend dich terbij komen. Toen wierp Grisja ze zijn laarzen toe en daarna gooide Jelenka haar bontmuts weg, tot woede van de njanja. Opeens keerde Walka zich om en snauwde mij toe: Jermolaj, hondsvot, blijf jij maar rustig zitten? Vooruit, je kent je plicht!" Ik stond op, bekruiste mij en sprong uit de slee Hier onderbrak mijn oud oom het verhaal. „Was dat werkelijk het bevel van je meester?" Jermolaj knikte. „Zo was 't. heer, en het sprak immers vanzelf voor een lijfeigene „Wat een tijden!" mompel de Nikolaj Sacharowitsj, „ga nu verder, vadertje." 0 „Mijn verhaal is niet lang meer. Ik lag nog maar pas in de sneeuw, of dat satansge broed viel met ik weet niet hoeveel tegelijk op mij aan. Ze rukten aan mijn kleren en vochten en beten met een duivelse moordlust. Ik had mijn dolkmes bij me en ik kan uw genade verzekeren dat ik nooit vroeger of later zo geducht mijn leven heb verdedigd. Op het laatst zag ik alles in 'n waas van bloed rood en zwart. Ik stak luk raak, maar telkens zag ik weer blikkerende wolventan- den en ik begreep dat deze strijd niet lang meer duren kon. Een monsterachtig groot dier, een waar hellegedrocht, vloog mij naar de strot, en hoewel ik het zwaar met mijn mes moet verwond hebben, verdubbelde dit alleen de woede van het beest. Ik voei- de zijn hete adem over mijn gezicht hijgen en opeens was er, één ogenblik maar, een pijn, zó scherp, als ik vroeger of later nooit meer gekend heb. En bloed, niets dan bloed: over mijn gezicht, over mijn handen, overal.„Mijn God", dacht ik, „het zijn er helpen, ik die voor drie-kwart stervend telkens opnieuw door de woiven besprongen en op de grond getrokken werd? „Here God", bad ik: „Zend een engel uit Uw hemel om Uw duifje Jelenotsjka te be- schemen!" En toen heeft God het ge bed van Jermolaj verhoord. Want Hij was het die ons Je lenka's vader toezond, graaf Alexander Wladimirowitsj, die verontrust door het lange uitblijven van zijn kind, ons met zijn slee en goed bewa pend, juist op dat ogenblik tot onze redding ontmoette. Met een paar schoten joeg hij de wolvenbende uiteen Zonder de komst van die goe de heer had Jermolaj u dit verhaal niet kunnen naver tellen. En wat m'n gezicht be treft: Ik dank God, dat Hij mij nog één oog gelaten heeft...." 0 „Het was al voorbij Drie koningen eer ik voor 't eerst uit bed mocht. Graaf Alexan der Wladimirowitsj heeft mij in zijn huis verpleegd. Hij wilde mij, toen ik weer beter was, niet naar zijn meester terugzenden en heeft mij ten slotte voor duizend roebels van vorst Golowin overgeno- vonden, maar een meester als graaf Baranowsky en 'n klei ne engel als Jelenotsjka zal ik nóóit meer op aarde vin den, zomin als ik ooit die Kerstnacht van 1844 zal ver geten. „Weet u, heer", en glimla chend nam hij de hakbijl weer op, „er is een gezegde onder het volk van deze streek en dat luidt: wanneer iemand levend van onder de wolven vandaan gehaald is, lust de dood hem de eerste vijftig jaar niet meer. Uw genade geeft misschien niet veel om zulke spreekwoorden, maar aan mij heeft het zich wel be waarheid. 0 Mijn oud-oom dankte Jer molaj voor zijn verhaal. Hij tekende het op in zijn dag boek en voegde er dit aan toe: „Zolang er in moedertje Rus land nog Jermolaj's te vinden zijn, zal het „heilige Rusland" van alle eeuwen niet sterven." F. A. B. Russische kiel. Imperiaal 15-roebelstuk. 3) Je weet, dat onze voorou ders niet bepaald zachtzin nig waren. Russische kindermeid. 8) Ruim 1 kilometer (1070 meter). „Het moeilijkste werk dat ik in mijn practijk ben tegen gekomen?" zei de bejaarde in genieur. ,.Wel, ik heb tunnels onder moerassen gegraven en wegen in de raarste streken aangelegd. Maar alles heeft zijn grenzen. Daar komt het op aan. Het moeilijkste werk dat ooit van mij werd ver langd deed ik op een Kerst dag, lang geleden. Ik was toen veel jonger, anders zou 't ook niet mogelijk zijn geweest. Toen kon ik het wel aan. Ik zal jullie vertellen wat dat was". „Ik logeerde die Kerstmis bij twee oude vrienden in de orovincie. Er waren geen an dere logé's gevraagd en be halve zij-zelf en hun dochter tje van zestien jaar was er niemand. We hadden betrek kelijk vroeg gegeten, zoals ze altijd deden wanneer ze al leen waren en er was geen aanleiding voor mij alleen het uur van de maaltijd te ver anderen. Dus waren we om zes uur begonnen. Ik herinner me nog heel goed wat we die avond te eten kregen. Beter gezegd, ik zal het mijn leven lang niet vergeten. Mijn gast vrouw was één van die bril- liante geesten, die zich niet met kleinigheden kunnen op houden of, als ze dat doen, deze zo gauw mogelijk weer vergeten. Gewoonlijk liet ze het sa menstellen van het menu dan ook aan het keukenmeisje over. Dat was verder niet erg, want die kookte voortreffe lijk. Ik zou zelfs zeggen dat het eigenlijk een geluk was, want je wist dat het meisje nooit iets zou vergeten, waar men bij Jeanne nooit zo zeker van was. En Ton, haar man, hield van lekker eten. We hadden dan ook een heerlijk dinertje. We begonnen met schildpadsoep en daarna een of andere vis. Na de vis een vol-au-vent, met een licht wijntje er bij. Dit werd ge volgd door een chateau-briand met pommes frites en een fles Bordeaux en, om dat de familie nog al Engels georiën teerd was, mocht bij dit Kerst diner de kalkoen niet ont breken, evenmin als de bour gogne; als dessert kregen we plumpudding, kaas, ijs en fruit, en ter ere van het feest champagne. Toen wij verza digd van dit heerlijke maal aan de koffie zaten, werd er gebeld. Het meisje kwam zeg gen dat de notaris er was. De notaris was een oude vrijge zel, die al zijn vrije tijd be schikbaar stelde voor het or ganiseren van liefdadigheids feesten in het stadje. Ik was dus niet verwonderd Ton te horen zeggen, dat hij zeker over de bazaar kwam spre ken, die spoedig plaats zou vinden. „Jeanne ontloopt de man waar ze kan, maar hij dacht zeker ons vanavond wel thuis te vinden. Nu moeten we natuurlijk over de prijzen gaan praten, Jeanne zal moe ten helpen bij de opening en ik moet vast een speechje houden. We ontkomen er niet aan, we moeten hem wel ont vangen". „Maar waarom komt hij op zo'n zonderling uur?" vroeg ik argeloos. „Och, die man siouwt de hele dag", antwoordde Ton. „Die zit nooit stil. Ik veron derstel dat hij geen tijd had eerder te komen". Wij volgden Jeanne, die al naar de zitkamer was gegaan om de notaris te ontvangen. Daar zat ze met hem te pra ten; er lag een merkwaardige trek op haar gezicht. Boven dien hadden ze het helemaal niet over de bazaar, maar over het weer. Ik werd voor gesteld en Ton mengde zich ook in het gesprek. Ik be merkte dat de notaris zich netjes had aangekleed, maar ik dacht en Ton, geloof ik, ook dat hij misschien eerst ergens was gaan eten. Ik zag hoe Ton opstond, naar zijn schrijftafel ging en iets op 'n envelop schreef. Daarna kwam hij terug en vroeg de notaris mee te gaan naar de gang waar een schilderij hing, dat ze pas hadden gekocht. Terwijl de notaris naar bui- 'B%i^%9i%»wim«%8wiewe%»8vro&8ww«0%j Wanneer wij dit jaar tot Uw kribbe komen, o Heer, het is slechts met verstoorde dromen: de wereld heeft de vrede van zichzelf verwacht, maar aan Uw Vrede, Heer, heeft geen van 1 [ons gedacht. Wij zijn geen herders, Heer, maar eigen-wijzen, en druk m onze wereldse paleizen vergaten wij Uw ster die stralend voor ons f [scheen, en bleven arm en dwaas met rijkdom om [ons heen. Nu keren wij naar U, berooid, verslagen, en durven U, Het Kind, als kerstgaaf vragen: Toon ons Uw ster, die naar de kribbe leidt. 5 geef Vrede, Heer, in deze, onze donkere tijd. ®%0 8%Ö ten liep gooide Ton achter zijn rug de envelop in Jean ne's schoot. Ik las mee over haar schouder: „Hij schijnt hier te komen eten???" Toen zei Jeanne tegen mij: „Dat is waar ook, ik heb hem uitge nodigd. Ik heb hem gevraagd te komen dineren en ik heb het totaal vergeten". Jeanne zei het me zo rustig alsof ze uitlegde waarom ze 'n flesje melk te weinig genomen had. Ze ging verder: „Hij hield mij staande over die verve lende bazaar en ik moest iets doen. Toen heb ik hem maar te eten gevraagd, vanavond om half acht. Wat moeten we nu doen?" Ik wist niet wat we zouden kunnen doen. Maar Jeanne, die weliswaar vergeetachtig is, beschikt over een zeer vindingrijke geest en ze bleek de situatie al mees ter te zijn, want vastberaden sprak zij: „We een doodeen voudig nog een keer. Ik zal meteen naar de keuken gaan. En jij, Saskia", zei ze tegen haar dochter, „gaat naast de notaris zitten. Je moet van iedere gang eten". „Fijn!" riep Saskia. Toen wendde Jeanne zich tot mij. „Jij zit aan de andere kant van de notaris. „Ik zal net doen of ik eet en Ton ook. Hij kan onmogelijk nog iets op, hij zou er aan dood kunnen gaan". „Ik kan ook heel aardig doen alsof", antwoordde ik. „Ik zal mijn best doen". „Nee, in geen geval", pro testeerde Jeanne. „We kun nen niet allemaal doen alsof we eten. Jij en Saskia zullen werkelijk het hele menu nog eens moeten verwerken. De notaris zit tussen jullie in, Ton en ik ieder aan een uit einde van de tafel en tegen over jullie zet ik drie lege stoelen neer, zodat het er net uitziet alsof we nog meer mensen hadden gevraagd, die niet zijn gekomen. Jullie moe ten dus eten". „Goede hemel", zuchtte ik. Jeanne zweeg. „In ieder geval ben ik ge heelonthouder", protesteerde ik. „Dat is voor het eerst dat ik zoiets hoor", antwoordde Jeanne. „Een mens moet eens een begin maken", zei ik. „Ik heb zo juist het besluit genomen. Niemand kan daar bezwaar tegen hebben". Jeanne moest me hierin wel mijn zin geven. Maar ze was onvermurwbaar wat 't eten betrof. Het hele menu moes en zou ik eten. Toen Ton en de notaris te rugkwamen uit de gang, zei ze koeltjes tegen haar man: „Ik geloof dat onze andere gasten niet meer komen. Ik heb Saskia naar de keuken gestuurd om te zeggen dat we gaan eten. Ik zal even gaan vertellen dat ze de tafel en de stoelen maar zo laten staan. Anders moeten we nog langer wachten". En tegen de notaris zei ze: „We hadden nog drie vrien den uitgenodigd vanavond, maar het ziet er naar uit dat ze niet door de sneeuw heen kunnen komen .Hun trein zal ergens zijn blijven steken. En door al dat wachten is 't een beetje laat geworden." Dat was alles. Na een drankje vooraf om de „keuken" tijd te geven op volle toeren te komen, begon het diner van voren af aan. Saskia smulde.... Werke lijk, ze smulde. Ik heb 't over leefd, dat weten jullie, maar ik heb de hele tijd tussen mijn mes en vork een visioen waar genomen van zo'n vette Ro mein, die mij aldoor weer een pauw-veertje wilde geven en daarbij het gebaar maakte van: „Toe maar, even dit veertje in je keel. Ik doe het elke dag". 8 bijwoord 9 voorzetsel 10 onvriendelijk 11 Europeaan 12 meisjesnaam 13 hoeveelheid (van dieren) 18 vrouwelijke dieren 19 gemeente in prov. Utrecht 21 soort zwijn 23 hulp (Frans) 26 uitroep van pijn 27 dichtzang 29 100 gram 31 reeds 32 deel van een bloem mooi drinkglas 33 Scandinavische mannennaam 34 briefonderschrift 35 voertuig 36 braadpiaats 38 lastdier (vrouwelijk) 40 achten 41 stapel 43 zangnoot 44 landbouwgereedschap 45 stopperspil (afk.) 46 klaar 48 klein visje HORIZONTAAL. 2 hoop hooi of stro 5 zeer dun baksel 7 turntoestel 10 zeer ontplofbaar 14 rekenkundig getal 15 gelofte 16 edel metaal (Frans) 17 hevige orkaan 20 buitenlands geldstuk 22 voornaam van bekend Ameri kaans generaal 24 volkomen ontwikkeld insect 25 vlaktemaat 28 soort hond 30 wat men drinkt 33 geld ontvangen 35 rund 37 oneven getal 39 deel van een balspel 42 als volgt 44 deel van Frankrijk 47 zonnegod 48 54 thans 55 voorzetsel VERTICAAL. :l 49 lopend touw 1 persoon][ik voornaamwoord (mv)ï0 persoonlijk voornaamwoord (ev) 2 steen bouwwerk 51 voorzetsel 3 mijt 52 vordering 6 De letter N tussen de kaarsjes 53 insect Wat wij „doen" kunt U lezen onder Verticaal 1 en 6, de tweede letter van Verticaal 2 en achter 37 en 48 Horizontaal. Naar aanleiding van de pau selijke oproep tot gebed voor de vrede, hebben de bisschop pen van Nederland Zondag in alle kerken een herderlijk schrijven over de vrede doen voorlezen. Hierin halen zij als definitie van vrede de uit spraak van St. Augustinus aan: Vrede is de rust der orde en ze besluiten hieruit dat oorlog is elke ernstige versto ring der juiste verhoudingen, al of niet met gewelddadige middelen. De oorzaken der oorlogen kunnen zowel liggen op politiek als op maatschap pelijk, ja zelfs op kerkelijk gebied. Vroeger, zeggen de bisschop pen, kon er op de ene plaats nog wel oorlog gevoerd wor den zonder dat dit enige in vloed had in een ander deel van de wereld, maar bij de huidige verhoudingen vindt elke verstoring der orde, waar ook ter wereld, onmiddellijk zijn terugslag op de hele we reld en betekent daarom een acute bedreiging van de vre de. Als de weg naar de ware vrede geven de bisschoppen dan aan. erkenning van God en de door God gegeven wet ten, en aan de hand van deze eis geven zij een uiteenzet ting van wat er kan gebeu ren en gebeurt als God niet erkend wordt, hoe men dan kan komen tot de onvat- ting dat het doel de midde len heiligt, tot de uitroeiing van onvolwaardige individu en, tot het beroep „bevel is bevel" en tot het communis tische streven naar een aards paradijs van een klassenloze maatschappij. Om dit te be reiken moet de godsdienst be streden worden, want die is de grootste vijand van de communistische heilstaat. Overeenkomstig Lenins uit spraak dat de communistische moraal ondergeschikt is aan het belang van het proleta riaat en de eisen van de klas senstrijd, gebeurt deze bestrij ding met de meest onmeedo gende en onmenselijke mid delen. De bisschoppen constateren vervolgens dat de mensheid in de tweede wereldoorlog, toen wij aan den lijve hebben ondervonden waartoe de mens komt als hij God niet meer erkent, God toch niet is gaan erkennen. In de vaststelling van de rechten van de mens door de Verenigde Naties mocht de naam van God niet genoemd worden en 't is ook niet mogen gelukken dat uit drukkelijk werd vastgesteld dat deze fundamentele rech ten hun laatste en hoogste be vestiging vinden in God. Daarom hebben de bisschop pen bepaald dat a.s. Zondag 24 December een biddag voor de vrede zal zijn. Op die dag zal 't Allerheiligste geduren de een door de pastoor te be palen aantal uren ter aanbid ding mogen zijn uitgesteld en onder het Lof zal de Litanie van Alle Heiligen worden ge beden. 41 41 De Commissie Nationale Herdenking, die elk jaar in de maand Mei de plechtige her denking der gevallenen in de laatste oorlog voorbereidt, heeft een schrijven gestuurd aan de verschillende Kerken in Nederland met het verzoek te willen bevorderen, dat alle Kerken in Nederland deelne men aan een nationale bede dag voor de vrede. Zij voert hiervoor aan, dat, terwijl dui zenden in ons land dagelijks met droefheid herdenken de genen die tengevolge van de oorlog zijn gestorven, zij da gelijks en mét hen heel ons volk, te samen met de volken der hele wereld, elke dag ver ontrust en beangstigd worden door geruchten van nieuwe oorlogen. De Commissie zegt verder: „Wij zullen hoger dan mensen en wereld moeten in grijpen, wil ooit het zo vurig begeerde goed van de vrede worden verkregen. Het is daarom dat bovengenoemde Commissie, waarin vrijwel al le kerkelijke, politieke en maatschappelijke groeperin gen zijn vertegenwoordigd, zich tot alle Kerken in Ne derland richt met 't dringend verzoek in ons gehele Vader land een biddag te willen houden op Zondag 24 Decem ber a.s., de dag die vooraf gaat aan de herdenking van de komst in deze wereld van de Vredevorst, om Hem te bidden, dat Hij aan elk men senhart en aan de wereld Zijn Vrede geven moge. Moge door een biddag voor de vrede, God de wereld genadig zijn en de rust tussen mens en mens en volk en volk weder keren en het Licht van een waarlijk nieuwe dag opgaan over deze duistere aarde". De Katholieke Kerk, zoals uit het herderlijk schrijven blijkt, en vrijwel alle Protes tantse Kerken in Nederland zullen deze biddag houden op 24 December a.s. Ook de Joodse Gemeenten overwegen bijzondere diensten, uiteraard op een andere datum. In het buitenland is het Nederland se initiatief overgenomen.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1950 | | pagina 2