Limburg Horst, G.A. Vaals, G.A. Venlo, G.A. Verder zijn ze in gedrukte vorm opgenomen in de Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw van I.J. Brugmans (RGP grote serie nrs. 98 en 99, 's-Gravenhage 1956) en het supplement daarop van D. Damsma, J. M. M. de Meere en L. Noordegraaf (RGP grote serie nr. 168, 's-Gravenhage 1979). b. Aanvullende bronnen 1. Gerelateerde bronnen 'Renseignementen nopens de onderscheidene bronnen van welvaart en nijverheid'. De ze bron, ook wel 'Schets der Welvaart' genaamd is eigenlijk de enige gerelateerde bron. Deze schets werd opgevraagd bij aanschrijving van 24 oktober 1816, Nr. 19 (zie §2a) door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De antwoorden van alle pro vincies zijn bewaard gebleven, uitgezonderd Gelderland en Zeeland. Voor de precie ze vindplaatsen verwijzen wij naar: I.J. Brugmans, 'Een rapport over den economischen toestand van Holland uit 1817', in: Economisch-historisch jaarboek 27 (1958) 101-153. Idem, 'Rapporten over den economischen toestand van Nederland in 1816', in: Econo misch-historisch jaarboek 31 (1967) 150-194. 2. Toetsingsbronnen Toetsing van de uitkomsten van de enquête van 1816 kan geschieden aan de hand van het materiaal dat de enquête zelf verschaft, namelijk door vergelijking van de gegevens op de verschillende aggregatieniveaus. Voor een voorbeeld, zie aanhangsel 1 en 2 van het supplement op de Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft van de 19e eeuw van D. Damsma, J.M.M. de Meere en L. Noordegraaf. Deze betreffen 'Opgaven van fabrikanten te Arnhem naar aanleiding van de nijverheidsenquête van 1816' en een 'Vergelijking van originele gemeenteopgaven met provinciale totaalstaten'. Toetsing van de looncijfers is mogelijk aan de hand van de onderzoeksresultaten van een door Willem I in het leven geroepen commissie die zich bezighield met het ontwer pen van een nieuwe grondslag voor de grond- en personele belasting (Wet van 28 de cember 1816, Stbl. 69, K.B. van 12 april 1817). Deze commissie heeft tot tweemaal toe informatie ingezameld per gemeente omtrent arbeidslonen. In 1817 werden de gemeen tebesturen verzocht 'renseignementen te geven omtrent het opregt bedrag der dagloo- nen, zoo als die wezentlijk betaald worden in elke gemeente en verdeeld in twee klassen: le Dagloonen van de werklieden in fabrieken, trafieken of op ambachten van allerley aard, of van kruijers of pakdragers etc. 2e. Die van gewoone arbeidslieden voor het verrichten van het werk in het veld, en die dus in den waren zin van dag arbeidsloon kunnen worden verstaan.'20 Echter ook een in dit geval voor meerdere uitleg vatbare instructie leidde ertoe dat in veel gevallen de dag lonen van alle beroepen in de betreffende gemeente werden opgegeven. Voor de com missie was het ondoenlijk hieruit een provinciaal gemiddelde te reconstrueren en zij besloot in 1819 tot het houden van een nieuwe enquête, met dit keer strengere criteria: 1. de geheele prijs van het gewoon dagloon in den zomer van een metzelaar of een timmerman, daaronder berekend hetgeen zij in voedsel of drank ontvangen omdat dit een weezenlijk gedeelte van het dagloon uitmaakt.' 2. de prijs van het gewoon dagloon in den zomer van een werkman tot land- en veldarbeid van allerleien aard gebruikt wordende.'21 c. Literatuur 1. Andere gidsen en commentaren I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, 2 delen, RGP grote serie nrs. 98 en 99, 's-Gravenhage 1956. 21

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 27