mentaar. Over het algemeen volstonden de colleges met het becommentariëren van de door de fabrikanten aangedragen oplossingen. De overzichten hebben dan ook alleen een duidelijke waarde indien geen of weinig informatie voorhanden is via de staten zelf, zoals in het geval van Groningen en Overijssel. De overzichten van de provincies Groningen, Overijssel en Noord-Holland alsmede van het hoofdschoutambt Veluwe zijn opgenomen in het supplement op de Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw. 2. Toetsingsbronnen Voor toetsing van de enquêtegegevens komen meerdere bronnen in aanmerking. Wat betreft de bedrijfsmatige gegevens, zoals opgegeven onder kolom 1-5 zijn de patent registers de meest aangewezen bron. Deze immers vormen een continue registratie van de economische activiteit. Al meerdere malen is in dit commentaar gewezen op het (mogelijke) verband tussen die registers en deze enquête. Mijns inziens bestaat er geen direct verband in die zin dat de enquête opgezet zou zijn vanuit de patent registers. Ik sluit echter in het geheel niet de mogelijkheid uit dat bij de beantwoording van de enquêtevragen door de lokale bestuurderen is gebruik gemaakt van de patent- gegevens. Het door D. Damsma gegeven voorbeeld van de arrondissementsopgave van Amsterdam is wat dat betreft een sprekend voorbeeld.39 Toetsing van de looncijfers is mogelijk aan de hand van de onderzoeksresultaten van een door Willem I in het leven geroepen commissie die zich bezighield met het ontwer pen van een nieuwe grondslag voor de grond- en personele belasting (Wet van 28 de cember 1816, Staatsblad 69, K.B. van 12 april 1817). Deze commissie heeft tot tweemaal toe informatie ingezameld, per gemeente omtrent arbeidslonen. In 1817 werden de ge meentebesturen verzocht 'renseignementen te geven omtrent het opregt bedrag der dagloonen, zoo als die wezentlijk betaald worden in elke gemeente en verdeeld in twee klassen: le. Dagloonen van de werklieden in fabrieken, trafieken of op ambachten van allerley aard, of van kruijers of pakdragers etc. 2e. Die van gewoone arbeidslieden voor het verrichten van het werk in het veld, en die dus in den waren zin van dag arbeidsloon kunnen worden verstaan'.40 Echter ook een in dit geval voor meerdere uitleg vatbare instructie leidde ertoe dat in veel gevallen de dag lonen van alle beroepen in de betreffende gemeente werden opgegeven. Voor de commis sie was het ondoenlijk hieruit een provinciaal gemiddelde te reconstrueren en zij besloot in 1819 tot het houden van een nieuw onderzoek, met dit maal strengere criteria: 1. '...de geheele prijs van het gewoon dagloon in den zomer van een metzelaar of een timmerman, daaronder berekend hetgeen zij in voedsel of drank ontvangen omdat dit een wezentlijk gedeelte van het dagloon uitmaakt. 2. ...de prijs van het gewoon dagloon in den zomer van een werkman tot land- en veld arbeid van allerleien aard gebruikt wordende'.41 Een andere mogelijkheid tot toetsing van de loongegevens is mogelijk, indien men kan beschikken over bedrijfsgegevens. Een mooi voorbeeld daarvan is het werk van L. Noordegraaf, Daglonen in Alkmaar, 1500-1850, z.pl. z.j. Voor een kritische waardering van de meer algemene informatie betreffende de toe stand van het bedrijf en de middelen tot aanmoediging, is men toch aangewezen op de al eerder omschreven provinciale en, mogelijk lokale commentaren bij de enquête. Aanvullende informatie valt wellicht te halen uit de literatuur van die tijd. Literatuur 1. Andere gidsen en commentaren: I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft der 19e eeuw, 2 delen, RGP grote serie nrs. 98 en 99, 's-Gravenhage 1956. H. Coppejans-Desmedt, 'Bijdrage tot een kritische studie over de nijverheidsstatistie ken uit de jaren 1795-1846', in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis 126 (1960) 1-60. D. Damsma, J.M.M de Meere, L. Noordegraaf, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft van de 19e eeuw, supplement, RGP grote serie nr. 168, 's-Gravenhage 1979.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 44