Bijlage 1 Aanschrijving van het Ministerie voor Publiek Onderwijs, de Nationale Nijverheid en de Koloniën aan de colleges van Gedeputeerde Staten (Opgenomen in I.J. Brugmans, Statistieken van de Nederlandse nijverheid uit de eerste helft van de 19e eeuw, RGP grote serie nr. 98, 's-Gravenhage 1956, xvi-xix, zonder bronvermelding). 's-Gravenhage, den 14 Maart 1820 No. 1 N. Bij eene circulaire van den Minister van Binnenlandsche Zaken van den 31sten Augustus 1816, No. 61 A., aan de Gedeputeerde Staten der respective provinciën, werd door denzelven gevraagd eene opgave van den staat der fabrijken en trafijken van elk dier provinciën, zooda nig als deze zich hadden bevonden op den lsten Augustus van dat zelfde jaar. Ter voldoening hieraan zijn dan ook successivelijk, ten deele aan welgemelden Minister, ten deele aan mij, die opgaven gezonden, en buiten allen twijfel zoude uit dezelve de algemee- ne staat van het toenmalig fabrijkwezen behoorlijk zijn te voorschijn gekomen, ware het niet, dat er bij de opmaking van dien staat verscheidene gapingen in vele der gemelde opgaven waren ontdekt geworden, welke verhinderd hebben, om te dezen aanzien tot juiste resultaten te komen; waarvan als voorname oorzaken kunnen gesteld worden het ongelijkvormig, onvol ledig en dikwijls ondoelmatig opvolgen door vele gemeentebesturen van de voorschriften, welke die aanschrijving in den tabellarischen vorm vergezeld hebben, terwijl andere geheel in gebreke zijn gebleven hunne opgaven bij de gedeputeerde besturen intezenden. De behoefte derhalve, om den toestand van het fabrijkwezen destijds te kennen is daardoor niet vervuld. De noodzakelijkheid intusschen, om dien, zoo naauwkeurig mogelijk, te beoor delen op een veel later tijdstip, onder vergelijking met vorige toestanden en opgemaakt uit de eigen opgaven der belanghebbenden, vereischt, dat ik UEd. Gt. Achtb., bij deze invitere, om zich op nieuw met het onderzoek dienaangaande in Uwe provincie te belasten, en mij den staat van het fabrijkwezen in dezelve, zoo als die zal bevonden worden geweest te zijn op den 31sten December 1819, toe te zenden, uiterlijk met den lsten Julij dezes jaars. Ten einde zoo veel doenlijk voor te komen eene verschillende wijze van bewerking en uit- eenloopende opgaven door de gemeentebesturen, heb ik noodig geoordeeld de punten, wier opgave verlangd wordt, te moeten vervatten in eene model-tabelle, welke behalve de hoofden der kolommen nog daarenboven de noodige aanwijzingen en voorbeelden, die tot gelijkvor migheid in derzelver uitwerking moeten strekken, vervat, en, ter nog meerdere bevordering daarvan, vergezeld gaat van eene alphabetische lijst der meest bekende fabrijksoorten; door welk nategaan en tot grondslag van opsporing en uitwerking te leggen, elk gemeentebestuur van zelf geleid wordt, om niet alleen geene der fabrijkmatige inrigtingen in zijn ressort over- teslaan, maar ook niet aftewijken van de benamingen, onder welke zij het voegzaamst en algemeen bekend staan. Ik kan daarom niet nalaten UEd. Gr. Achtb. te verzoeken nadrukke lijk toetezien op het behoorlijk in achtnemen van de vereischten in deze door de plaatselijke besturen, en dezelve uittenoodigen om, bij de toezending van een exemplaar der model- tabelle met de noodige invullingsbladen, (te welken einde hier nevens gaan Model-tabellen, Invullingsbladen met een titel, Inlegbladen,) dezelve op het allerernstigste de noodzakelijkheid voor te houden, dezen arbeid met de uiter ste zorgvuldigheid te verrigten; niet af te wijken van de inrigting der tabelle naar aanleiding der alphabetische lijst, en geene der fabrijksoorten, welke in zoodanige gemeente gevonden worden, overteslaan; zich met geene losse opgaven der belanghebbenden te vergenoegen, maar zich door elk dezer zo naauwkeurig mogelijk van de echtheid en juistheid zijner opgave te verzekeren; met verdere aanschrijving aan het plaatselijk bestuur om, indien hetzelve mogt oordeelen nog eenige bijdragen wegens den geheelen of gedeeltelijken staat van het fabrijkwe zen zijner plaats te moeten inzenden, zulks alsdan bij eene afzonderlijke memorie te doen. Gelijk de opgave der bijzonderheden, in de tabelle vermeld, geheel afhangt van de opene of bekrompene, de vrijmoedige of beangste mededeeling derzelve voor de belanghebbenden, zoo is het tot het bereiken van het oogmerk in deze onvermijdelijk, de plaatselijke besturen ernstig te verwittigen zich zorgvuldig te wachten, de inwinning dier opgaven aan iemand op te dragen, die in openlijke en regtstreekse betrekking staat het zij met judiciële policie, het zij met eenig vak der lands- of plaatselijke belastingen; hebbende de ondervinding 43

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 49