werktuigen met vloeibaar koolzuur; die tot voortbrenging van ijs of koude door
ammoniak, aether of samengeperste lucht, en die tot vervaardiging van koolzuur
houdende wateren;
II. die, bestemd tot vervaardiging, verwerking en bewaring van buskruid en andere
ontplofbare stoffen (fulminaten, picraten, chloraten en de zoogenaamde nitrover-
bindingen, met name schietkatoen, pyroxilin, nietroglycerine, dynamiet en dua-
lin). Hiertoe behooren de fabrieken en bewaarplaatsen van vuurwerken;
III. die, bestemd tot vervaardiging van chemicalia, met name die tot bereiding van
koolzure, dubbel koolzure en zwavelzure soda, soda-hydraat; zwavelzout-, salpe
ter-, zuring- en arsenigzuur; ammonia en ammoniakzouten; bleekpoeders en
bleekwateren; de lood-, zink- en kwikverbindingen (waaronder begrepen zijn de
lood- en zinkwit-fabrieken); de cyaanverbindingen (waaronder begrepen zijn de
bloedloogzouten); en van phosphorus (waaronder begrepen is de lucifersfabrica-
tie);
IV. die, bestemd tot verkrijging, verwerking en bewaring van vlugtige producten, met
name alkohols, aethers, vlugtige oliën, zwavelkoolstof, vlugtige koolwaterstoffen
(waaronder begrepen zijn de benzine, steenolie of petroleum en petroleum-
naphta);
V. die, bestemd tot de drooge distillatie van plantaardige en dierlijke zelfstandighe
den en de verwerking van de daarvoor verkregen producten, met name de gasfa
brieken; de been- en ivoor-zwartbranderijen; de zwartsel- en drukinktfabrieken;
de steenkolencoaks-, turcoaks- en houtskool-branderijen; de fabrieken van gas-
olie, turfolie, photogeen, solarolie en creosoot (waaronder begrepen zijn de inrig-
tingen van creosotering van hout, de teer- en asphalt-kokerijen);
VI. die, bestemd tot de bereiding der vetten en harsen, met name de vetsmelterijen,
de kaarsenfabrieken, de zeepziederijen, de olie-, traan-, verw-, vernis-, harphuis-
en lakkokerijen, de patentolie- en harsoliefabrieken, de fabrieken tot het ontvetten
van wol en van de residus der olieslagerijen;
VII. die, bestemd tot bewaring en verwerking van afval, met name asch, vuilnis, bag
ger, roet, bloed, beenderen, hoornen, lompen, guano, mest en meststoffen (waar
onder begrepen zijn de poudretten en kunstguano's), zoomede de bloeddrooge-
rijen en lijmfabrieken;
VIII. de mouterijen, brouwerijen, branderijen, distilleerderijen, azijnfabrieken en li
keurstokerijen;
IX. de beetwortelsuikerfabrieken, suikerraffinaderijen, stijfsel-, aardappelmeel-,
aardappel- en vruchtenstroopfabrieken en bakkerijen;
X. de slagterijen, vilderijen, penserijen, droogerijen, rookerijen en zouterijen van
dierlijke stoffen (met name vleesch, visch, huiden, darmen, lebben); de leerlooije-
rijen en bewaarplaatsen van huiden en vellen;
XI. de porcelein- en aardewerkfabrieken, steen-, pannen-, plavuis- en tegel-bakke
rijen, glasblazerijen, kalk- en gips-branderijen en kalk-blusscherijen, benevens
de bewaarplaatsen van ongebluschte kalk;
XII. de metaalsmelterijen, gieterijen, smederijen (anker-, grof-, kagchel-, hoef-, sloten-
en andere), de metaal-klopperijen, pletterijen, stoomketel- en andere ketelmake
rijen; machine-fabrieken; de geschutgieterijen en boorderijen en geweerfabrie-
ken, koper- en blikslagerijen, alsmede de affineerderijen van goud en zilver;
XIII. de eesten tot verschillende doeleinden (waaronder begrepen zijn de meestoven
en droogerijen van sigaren);
XIV. de koren-, cacao-, mout-, pel-, schors-, grut-, tras-, houtzaag- en oliemolens;
XV. de klopperijen van visch, katoen, wol, haar, vederen, huiden, schors en tapijten;
XVI. de orseille- (lakmoes) en garancine-fabrieken, verwerijen, katoen-drukkerijen en
wasscherijen en snelbleekerijen;
XVII. de scheepstimmerwerven, steenhouwerijen en zagerijen, molenmakerijen en kui
perijen;
XVIII. de schietinrigtingen'.
Deze lijst van inrichtingen werd in 1876 en 1907 aangepast.
Op enkele uitzonderingen na verleenden b&w de vergunningen, al dan niet onder voor
waarden, en hielden toezicht (art. 1). Vergunningen waren vereist bij oprichting, wijziging
en uitbreiding van een inrichting. Ook nu was verlening van een voorlopige vergunning
57