mogelijk (art. 12). Een vergunning kon worden geweigerd bij gevaar, schade aan eigen dommen, bedrijven of gezondheid en hinder van ernstige aard, waartoe behoorde het ter bewoning ongeschikt maken van (gedeelten) van woonhuizen, het belemmeren van het gebruik van kerken, scholen en ziekenhuizen en het verspreiden van vuil of walgelijke uitdampingen. Vrees voor economische mededinging werd als weigeringsgrond uitdruk kelijk uitgesloten (art. 11). In 1896 vond koppeling plaats van de Fabriekwet aan de Veiligheidswet 1895, welke de veiligheid binnen inrichtingen regelde. Het nieuwe artikel 11 bis bepaalde, dat een vergunning geweigerd zou worden, indien de fabriek of werkplaats volgens de arbeids inspectie niet aan de eisen krachtens art. 6 van de Veiligheidswet voldeed. Naast het ge meentebestuur kreeg de arbeidsinspectie hierdoor als tweede instantie een belangrijke rol bij de verlening van een hinderwetvergunning. Met uitzondering van een verruiming van de bevoegdheden van de gemeenteraad in 1901 veranderde er verder tot 1952 weinig. Uit de artikelen 5-9 van de Fabriekwet blijkt nauwkeurig welke stukken we in het dossier mogen verwachten. Dat zijn de stukken die ook al voorkwamen in de dossiers op basis van het kb van 1824. Hieraan moesten worden toegevoegd de stukken inzake de verplichte hoorzitting. De aanvraag voor de vergunning moest sedert 1875 voorzien zijn van: 1. Een nauwkeurige beschrijving van de locatie van de inrichting, van wat er werd verricht, vervaardigd of verzameld en van de toe te passen beweegkracht. 2. Een plattegrond van exterieur en interieur. 3. Een uittreksel uit de kadastrale legger, waarop ziekenhuizen, kerken en scholen binnen een straal van 200 meter stonden aangegeven. Op grond van de Hinderwet 1896 moest daaraan nog worden toegevoegd een verklaring of de inrichting al dan niet een fabriek of werkplaats in de zin van de Veiligheidswet was. Zie ook de afbeeldingen 1-11. Indien de aanvrager van een vergunning of de omwonenden niet tevreden waren over de beslissing van b&w, konden zij in beroep gaan bij de Kroon. Hiertoe diende eerst een verzoekschrift aan de koning gericht te worden. Het Kabinet van de Koning stuurde dit door aan het betrokken ministerie21, dat de zaak bij de Afdeling Geschillen van Bestuur van de Raad van State aanhangig maakte. Vervolgens werd advies ingewonnen bij Gede puteerde Staten van de betrokken provincie, die op hun beurt b&w hoorden en advies inwonnen bij de Hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat, soms de Inspecteur van de Volksgezondheid en na 1895, voor instellingen die onder de termen van de Veiligheids wet vielen, de Directeur-Generaal van de Arbeid. Gedeputeerde Staten adviseerden de Raad van State, waarna een openbare zitting plaatsvond, waar alle partijen hun argumenten naar voren konden brengen. Hierna volg de het advies van de Raad van State aan de Kroon met een concept-KB. In het algemeen volgde de Kroon het advies van de Raad van State, terwijl deze gewoonlijk de adviezen van de deskundigen overnam. Onder hen was de Hoofdingenieur van de Provinciale Wa terstaat de belangrijkste. Hij onderzocht zowel de formele als de inhoudelijke afwikkeling door b&w.22 Zie ook bijlage 2. De betrouwbaarheid van de informatie uit de hinderwetbescheiden Hinderwetbescheiden worden het laatste decennium in toenemende mate als bron voor historisch onderzoek 'ontdekt'. Het lijkt echter nog te vroeg reeds een definitief oordeel over de betrouwbaarheid van de erin vervatte informatie te vellen. Daarbij gaat het niet om de vraag naar de betrouwbaarheid in formele zin, of de juistheid van de kadastrale gegevens. Aan de hand van de wetgeving is eenvoudig na te gaan of de voorgeschreven procedures op de juiste wijze doorlopen zijn. Gegevens over ligging, oppervlakte, eigen dom etc. van de inrichtingen zijn rechtstreeks uit de kadastrale registratie afkomstig. De juistheid van technische gegevens valt te toetsen aan bedrijfsarchieven (m.n. die van ma chinefabrieken), terwijl na 1896 uitgebreide en deskundige toetsing door de Arbeidsin spectie plaats vindt. Toetsing van de effectiviteit van de wetgeving is moeilijker. De hinderwetgeving is im mers gericht op het reguleren van soms nogal tegenstrijdige belangen. We zagen reeds dat in de Tweede Kamer getracht is de werking van de wet te beperken. De overgeleverde informatie moet worden bezien in het licht van factoren als: - De participatie in de uitvoering van de wet door tegenstanders.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1951 | | pagina 64