Waaiwijkse en Langstraatse Courani I Wijde Wereld 1 UIT DE Öo\&o.g. nC&t cmMe.Ktny.de.iyk. Boeren moeten grasland scheuren. Uit de Provincie ALLE INZITTENDEN OMGEKOMEN. MAANDAG 14 JANUARI 1952 Uitgever Waaiwijkse Stoomdrukkerij ANTOON TIELEN Hoofdredacteur JAN TIELEN Dit blad verschijnt 2 x per week DE ECHO H HET ZUID 75e JAARGANG No. 5 Abonnement 18 cent per week 2.35 per kwartaal 2.60 franco p. p. Advertentie-prijs 10 cent per m.M. Contract-advertenties speciaal tarief. Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 OPGERICHT 1878 SCHOOLSTRAAT 11, KAATSHEUVEL. TEL. 2121 TEL.-ADRES „ECHO" Truman en Churchill hebben na hun eerste besprekingen verklaard dat een derde wereldoorlog niet onvermijdelijk is. Het maakt natuurlijk een groot verschil of deze mening de basis vormde bij hun overleg, dan wel de conclusie waar toe ze na de bespreking van de wereldtoestand kwamen. Het was hun uitgangspunt en al hoeft men niet te veronder stellen dat dit uitgangspunt in de lucht hangt, de gerustheid die een conclusie zou kunnen geven, wordt niet ons deel. We kunnen slechts hopen dat zfe hun doel kunnen ver wezenlijken. Verre inderdaad van ons gerust te stellen, wekt zo'n verklaring dat een oorlog niet onvermijdelijk is eerder een gevoel van onbehaaglijkheid, omdat het nog steeds nodig blijkt de mensheid te verzekeren dat ze niet noodzakelijk weer in die poel van ellende terecht komt die een oorlog überhaupt en een moderne oorlog in het bijzonder is. En dan moet ge bepaald maar niet denken aan wat zich b.v. op Korea afspeelt. Het begrip oorlog is wel erg vernauwd. Het is niet de eerste keer sinds 1945 dat staatslieden de burgers met een der gelijke verzekering trachten gerust te stellen en dat dringt onwillekeurig de vraag naar voren: waarvandaan toch die behoefte aan die uitdrukkelijke verkla ringen? Zijn ze een gevolg van het alge mene gevoelen dat een oorlog wel on vermijdelijk is? Of bestaat het gevaar in zo'n vorm dat we er alleen met inspan ning van alle krachten onderuit kunnen komen? Te beweren dat een derde wereldoor log algemeen als onvermijdelijk wordt gevoeld, zou misschien wat overdreven zijn. In de loop der naoorlogse jaren is dat gevoel ongetwijfeld sterker en alge mener geweest, maar sinds men heeft gezien hoe lang een dubbeltje op zijn kant staan kan, is de hoop allengs hier en daar gegroeid er voorlopig nog langs te kunnen komen en heeft men zich neer gelegd bij het vooruitzicht voorlopig on der permanente bedreiging te moeten leven. Deze twee houden elkaar zo'n beetje in evenwicht, al is het vrij wan kel. De meest aannemelijke verklaring van de behoefte der staatslieden tot gerust stellende uitlatingen lijkt wel te liggen in het feit dat er inderdaad gevaar bestaat dat er een nieuwe wereldoorlog uit breekt. De spanning metend tussen de partijen kunnen zij beter dan wij beoor delen in hoeverre het gevaar acuut is en hoever het er vandaan is dat de vonk in het kruitvat slaat. Wanneer zij er dan vanuit gaan dat een oorlog niet on vermijdelijk is, kan dat moeilijk anders verstaan worden dan dat hun politiek er op gericht is de oorlog te vermijden als dat mogelijk is. Absolute zekerheid kan alleen hij geven die van plan is zich bij eventuele agressie als een willoos slacht offer te gedragen. Ondertussen raakt men, zoals aan bijna alles, ook aan het gevaar gewend. Dat is goed in zoverre er daardoor ruimte komt voor enige ontspanning der gemoederen, die het in de tegenwoordige tijd toch hard genoeg te verduren hebben; anderzijds dient er voor gewaakt te worden dat gewenning niet tot verslapping van de waakzaamheid leidt, want dat zou het gevaar evenredig daaraan doen toene men. In deze paradoxale tijd moet de vrede verzekerd worden door de bewapening zo hoog mogelijk op te voferen. Kort na de oorlog meende men iets geleerd te hebben van de krankzinnige bewape ningswedloop van voor 1940; het Wes ten althans stuurde zijn soldaten naar huis en borg de wapens op. Nu, nauwe lijks zes jaar later zijn we aan een zo mogelijk nog krankzinniger bewapenings. wedloop bezig, terwijl men in de verga derzalen met allerlei mooie ontwape ningsleuzen gooit. Alles omwille van de lieve vrede. En toch schijnt dit onze enige, in ieder geval onze beste kans te zijn. Ook Truman en Churchill, er van uit gaande dat een oorlog niet onver mijdelijk is, besloten tot de verdediging van Westeuropa met alle middelen. Onze enige kans. TenminsteOch, we hoeven er niet veel meer over te zeggen. De toestand zou niet zo precair zijn als men de vrede zocht waar die te vinden is, als er meer naastenliefde en mfeer christelijkheid in de wereld was. Maar dat zijn dingen die in de politiek blijkbaar niet thuishoren; daarom pro beert men het maar op zijn eigen hout je, niet wijzer geworden door de vele mislukkingen uit het verleden, terwijl men geen bemoedigender vooruitzicht kan geven dan de Verklaring dat een volgende wereldoorlog niet onvermijde lijk is. ZEEHELD. Bewondering kan gemakkelijk in dwaasheid verkeren. Dat men Carlsenbier is gaan brouwen, dat er een renpaard Flying Enterprise" is genoemd, dat een onschuldige baby om zijnentwille met de naam Kurt door de wereld moet, doet aan de prestaties van kapitein Kurt Carlsen van de „Fly ing Enterprise" niets af. Dergelijke dwaasheden als hier aangehaald, komen gewoonlijk alleen in het brein op van mensen die zelf niet tot zo iets in staat zijn of die uit de prestatie van een an der een slaatje willen slaan. Dat Carlsen bewondering verdient is buiten kijf. Hij heeft 14 dagen lang met volharding de ongelijke strijd tegen de natuur volgehouden om het schip waar voor hij de verantwoordelijkheid droeg, in veilige haven te brengen. Dat het hem niet gelukt is, -ligt niet aan hem. Het bewijst alleen dat de mens als het er op aankomt, niet de onbetwistbare be heerser der natuurkrachten is. Dat Carl, sen de strijd heeft aangedurfd en tot het uiterste heeft volgehouden, stempelt hem tot een zeeheld. En zeehelden liggen ons, Nederlanders. Veertien dagen heeft de man op een hellend vlak tussen 45 en 80 graden rondgekropen op een woe lige zee en nog geen uur voordat het schip zonk heeft hij het als laatste, na zijn dappere metgezel Kenneth Roger Dancy, stuurman van de sleepboot „Turmoil", verlaten. De hele wereld heeft met deze roem rijke episode uit de zeevaart meege leefd. We hebben de kans gekregen tot onverdeelde bewondering zonder bij smaakje, omdat de strijd tussen mens en natuur, hoewel ongelijk, volkomen eer lijk was en omdat de verliezer slechts voor de overmacht is bezweken. Dat de bewondering algemeen is, pleit voor de mens. Het nieuws ovér de „Flying Enterprise" heeft zelfs het nieuws uit Parijs en uit Washington we ten te verdringen en al beweren we niet dat dit altijd moest gebeuren, het was ondanks de spanning een verademing eens uw aandacht op gezonde sensatie te kunnen richten. Kapitein Carlsen heeft zijn grandioze ontvangst en zijn onderscheidingen eer lijk verdiend. Zijn prestaties verdienen waardering. Wat ze misschien hier of daar wat overdreven worden wijst op een geestelijke overspanning die een te ken des tijds is. Hijzelf zal, nu nog ver vuld met een beetje weemoed over de ondergang van zijn schip, met evenveel liefde het commando over een nieuw schip op zich nemen en de zee bevaren die hij met zo'n volharding heeft be- kampt, zoals het een zeeman betaamt. Het vermoeden, dat de inzitten den van de Donderdag boven Wa les verongelukte „Dakota" van de lijn DublinLonden allen zijn omgekomen, is thans bevestigd, 't Toestel kwam neer op de helling van de 900 meter hoge Moei Sia- bod, 10 km. ten Oosten van Snow- don. Het vliegtuig brandde geheel uit. Het is gebleken, dat niet 23, maar 28 personen zich aan boord bevonden. Zij werden door een reddingsploeg gevonden. AMERIKAANS VRACHTSCHIP SPOORLOOS. Nauwelijks begint de opwinding over 't wedervaren van de „Flying Enterprise" en haar kapitein, Kurt Carlsen, te verminderen of er duikt opniew een onheilspel lend bericht in 't wereldnieuws op. Het Amerikaanse vrachtschip „Pennsylvania", dat enkele dagen geleden ergens in het Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan lek sloeg en water maakte, is ner gens meer te vinden. Maar erger is het, dat ook de bemanning van 45 koppen, die het schip in de reddingboten verliet, niet meer is te ontdekken. DUITSLAND AANVAARDT PLANjSCHUMAN. Met een parlementaire meerderheid van 89 stemmen beeft West-Duitsland als derde en grootste in de rij der zes landen het plan-Schuman geratifi ceerd. De socialisten hebben zich als iéén blok tegen de regering verklaard; hoe Adenauer ook poogde deze groep achter zich te krijgen om de wereld een bewijs te leveren van de Europese gezindheid van Duitsland. Hoewel hij uitriep: „Ver geelde schuld der Nazi's aan de wereld niet", mocht 't niet baten, maar 't werd 'n overwinning van Adenauer met 232143 stemmen. FRANKRIJK ROUWT. De Lattre de Tassigny overleden Generaal Jean Marie de Lattre de Tassigny, Frankrijks hoge commissaris en opperbevelhebber in Indo-China, ïs Vrijdagavond om 6 uur te Neuilly bij Parijs overleden. De overkomst van een Amerikaanse specialist, die Parijs van ochtend per vliegtuig jbereikte, mocht niet meer baten. Een hevige aanval van uremie maakte n eind aan zijn leven en aan een brillante carrière. Hij was een van Frankrijks meest ge ziene generaals, vooral bekend uit de 2e wereldoorlog. EUROPEES CENTRUM VOOR ATOOM-ONDERZOEK. Het is de bedoeling, in Europese samenwerking en wel onder auspiciën van de Unesco, te komen tot stichting van een Europees centrum voor atoom onderzoek, dat de beschikking zal krij gen over twee cyclootrons, een van 5 milliard E.V. en één van 500 millioen E.V. Met deze apparatuur zal dan zui ver wetenschappelijk onderzoek verricht kunnen worden.Over deze plannen zijn in December te Parijs besprekingen ge houden en men is daar voorlopig tot een compromis gekomen waaruit een inter nationale overeenkomst zal resulteren, die thans door een kleine commissie wordt voorbereid. Nederland' zal er aan deelnemen. NATIONALE HERDENKING. De nationale herdenking van de in de bezettingstijd om het leven gekomen Nederlanders is door de Regering bepaald op Zaterdag 3 Mei. Op die dag zullen des avonds alle bioscopen en schouwburgen gesloten zijn. GEDEELTELIJKE VERHOGING VAN DE SPOORWEGTARIEVEN. van 4 tot 15 voor reizen boven 22 km. Als gevolg van de in de loop van 1951 sterk gestegen prijzen van voor de spoorwegen onmisbare grond- en hulp stoffen, alsmede kolen en electrische energie, hebben de Nederlandsche Spoor, wégen zich genoodzaakt gezien met goedkeuring van de Minister van Ver keer en Waterstaat per 1 Februari 1952 tot een partiële verhoging van reizigers- en goederen tarieven over te gaan. Dé verhoging der reizigerstarieven be treft de tarieven voor afstanden van 22 km en hoger, zodat de prijs van de meeste trajectkaarten ongewijzigd blijft. Voor enkele reizen loopt de verho ging van 22 km af geleidelijk op van 4 tot 15 bij 150 km, waarna dit percentage wederom daalt; voor retours van 3 tot 15 bij 150 km, waarna ook hier een daling optreedt. De verhoging van het tarief der week kaarten is tot het uiterste beperkt: zij bedraagt gemiddeld sléchts 1,8 De prijzen van de algemene abonne mentskaarten gaan ongeveer 6 om hoog. 1 Het tarief der jeugdkaarten blijft on veranderd. Door deze verhoging, welke dus voor namelijk de tarieven voor grotere af standen betreft, is het reizen sinds 1939 gemiddeld 91 duurder geworden. De ze prijsstijging ligt nog altijd ver bene den de prijsstijgingen van levensmidde len, brandstoffen en kleding en ook staat zij in generléi verhouding tot de prijs verhogingen, die de voor een spoorweg bedrijf belangrijke materialen sinds 1939 hebben ondergaan. Ook blijft het reizen in Nederland ondanks deze bepérkte tariefswijziging nog steeds goedkoper dan in welk an der Westeuropees land ook. Een enkele reis 3e klasse over 20 km kost in ons land na dezé verhoging 0.75, in België daarentegen f 1.35, fin Frankrijk 0.95, in Engeland 2.20 en in Zwitserland 1.80. Een enkele reis 3e klasse over 60 km, de afstand AmsterdamDen Haag of UtrechtDen Haag, gaat hier te lande kosten 2.25. In België is het tarief hiervoor 3.75, in Frankrijk 2.75, in Engeland 6.60 en in Zwit serland 5.40. Dé verhoging van de goederentarieven betreft alleen het tarief voor wagenla dingen, dat met 7 verhoogd wordt. „NEDERLANDS FABRIKAAT". Het doet deugd in het Voorwoord van het eerste nummer van dit jaar op gewekte klanken te lezen; men heeft in deze zorgelijke tijden dan ook het hoofd koel te houden en bovendien alle per. spectieven te belichten. Het Januari-nummer geeft van de zijde van het Economisch Technologisch In stituut een belangrijke verhandeling over industrie-véstiging, dit keer in Overijs sel, geïllustreerd met een overzichtelijke kaart van de diverse bedrijfstakken. De uitnodiging van Verenigings-zijde aan Nederlandse fabriéken om haar visie te geven op het voor ons land zo nood zakelijke probleem „kwaliteits-bevorde- ring" doen dit keer v. Gimborn (Zeve naar) en Nooitgedacht(IJlst) voor 't voet licht treden. In „Speurwérk" schrijft J. J. Moerkerk over verbandstoffensterili- satie-inrichtingen, terwijl de rubriek „Nederlandse Export-activiteit" de Va derlandse industrie gelegenheid biedt het hare te zeggen van de opgedane erva ringen met deze belangrijke facet in ons economisch leven, om het woord „de viezen" nu eens niet te bezigen. Een lezenswaardig artikel is opgenomen over een belangrijke gebeurtenis te Rotterdam- Pernis, n.l. de opening van de katalyti. sche kraakinstallatie van de B.P.M. ver „De Duitse Merken" schrijft Dr. C. Schouten; de „Industriële Historie" schenkt aandacht aan het plaatsgevon den jubileum van de Nederlandse Bond van Steen en Offsetdrukkérijen en Foto. litografjsche Inrichtingen, terwijl een in sider uit Indonesië, de Heer M. P. Mey er, Leraar H.B.S. te Semarang, een overzichtelijk oordeel geeft ovér het le ven in, en de ontwikkeling van bedrijven aldaar, zomede over de verschillende toe- en misstanden. Belangrijk moet „Industriëel Nieuws" in korte flitsen, worden geacht, en wan néér de „Detaillist en het Nederlandse product" aandacht vraagt, dan is de con clusie er uiteindelijk één, die veelbelo vend is voor de Nederlands-fabrikaat gedachte: „men koopt gaarne Neder lands, indien de kwaliteit goed is en juist wordt gepropageerd". Een Januari-nummer van „Nederlands Fabrikaat", dat goéd verzorgd is en in zijn soort en gezien het doel, inderdaad nodig, en vooral nuttig is voor het eco nomisch leven van ons vaderland. VOLLEDIG ACCOORD GROEP-STEENBERGHE en K.V.P. Wij vernemen, dat het overleg tussen het partijbestuur der K.V.P. enerzijds en vertegenwoordigers der z,g_ groep-Steenberghe ander zijds, hetwelk gedurende meerde re maanden is gevoerd, j.l. Maan dag tot afsluiting is gekomen. De besprekingen hebben tot vol ledige overeenstemming geleid. Zeer binnenkort zullen hierover in een officieel communiqué na dere mededelingen worden gepu bliceerd. BEVOLKING EN INDUSTRIALISATIE. De studiedagen van de Katholie ke Economische Hogeschool te Til burg hadden dit jaar tot onderwerp „het bevolkingsvraagstuk". Ver schillende hoogleraren hielden be langrijke inleidingen. Inzake de betrekking tussen ma teriële welstand en bevolkings grootte, toonde prof. Heere aan dat in heel de geschiedenis regelmatig drie meningen elkaar afwisselden. De mening, hoe meer mensen er zijn hoe rijker een volk wordt. De me ning, dat de natuur zelf automa tisch de beste verhouding tussen beide regelt, en de mening dat men het getal der mensen moet aanpas sen aan de levensmogelijkheden. Vrees en optimisme wisselden el kaar steeds af. In feite stelt 't aan wezige en het verwachte aantal mensen ons voor een taak: levens mogelijkheden voor hen te schep pen. Juist de nood maakt hier vin dingrijk. Drs. T. van den Brink, hoofd aan het Centraal Bureau voor de Statis tiek, lichtte zijn gehoor daarna in over talrijke cijfers. De Ne derlandse bevolking is van 1900 tot 1950 gegroeid van 5 op 10 millioen; te verwachten is in 1960: 11,2, in 1970 12,1, in 1980: 13 millioen. De stijging gaat dus door, maar zwakt af. Uit de cijfers blijkt ook, dat de vermindering van de stijging gro tendeels, maar niet alleen, aan de wil van de mensen te wijten is. Tot nu toe was de vruchtbaarheid van de arbeiders het grootst, die van de ongeschoolden groter dan van de geschoolden; die van de bedrijfs- hoofden groter dan die van de vrije beroepen en employé's; die van de agrarische sector groter dan yan de industriële sector; de academisch gevormden lagen aanmerkelijk be neden het gemiddelde. In alle sectoren heeft nu een vermindering van de aangroei plaats, behalve dit is merk waardig bi,j de academisi. De vermindering van de aangroei is het zwakst bij de jongere genera ties in de grote steden, sterk bij de arbeiders, terwijl de terugval het snelst en het sterks is in Bra bant en Limburg. De gevolgen van de industriali satie tekenen zich hier toch wel scherp af en het blijkt wel, dat het nief de stad, maar de industriali satie is, die het bevolkingscijfer drukt. Toch zijn Brabant en Lim burg nog steeds de provincies met het grootste geboortecijfer, zoals Nederland en Ierland de enige Westeu,ropeese landen zijn, wier geboortecijfer boven het sterfte cijfer liggen Onder de andere sprekers was cok nog prof. Thurlings. Deze jonge hoogleraar wees ter loops nog op een belangrijke kant aan de emigratie onzer boeren. Er dreigt ook, zei hij een wereld voedseltekort. Om dit op te lossen zullen de boeren verplaatst moe ten worden naar de vruchtbare gronden. De emigratie van Neder landse boeren is niet alleen een uitwijking in hun eigen belang, maar allereerst een bijdrage van ons volk aan het welzijn der mens heid een wereldtaak. STIJGENDE UITVOER IN OOST-BRABANTSE INDUSTRIE. Gedurende de eerste tien maan den van 1951 is de totale export van zeventien producten der voor naamste Oostbrabantse industrie ën in vergelijking met 1950 geste gen van 169 tot bijna 248 millioen gulden. Dit deelde de heer A. G. Kersten, voorzitter van de Kamers van Koophandel voor Oostelijk Noordbrabant, mee in zijn nieuw jaarsrede. Bij de gestegen productie, afzet en bedrijfsuitkomsten, vooral van radiolampen, buizen en radiotoe stellen heeft Philips een tekort aan gereedschapsmakers, instru. mentmakers en machine-mon teurs. De prijzen van grondstoffen en eindproducten lopen nog steeds op. De D.A.F., die haar productie met een-derde vergrootte, heeft een tekort aan schavers, draaiers en kotteraars. De nieuwe automo:- bielindustrie heeft ook te kampen met een tekort aan dun plaatijzer. Minder gunstig zjjn de resulta ten in de sigarenindustrie, waar de opschorting van de omzetbelas ting niet het gewenste resultaat heeftg ehad. Bovendien is het verbruik van sigaren in Nederland van 54 millioen tot 50 millioen per maand teruggelopen. Alleen de uitvoer is iets toegenomen. De schoen- en lederindustrie neemt, vergeleken bij de landelijke situatie, een uitzonderingspositie in. De verminderde binnenlandse af zet kon gedeeltelijk door de uitvoer worden gecompenseerd. In de textielindustrie hebben de wolweverijen, de tricot- en con- fectie-industrie een grote terug slag ondervonden. Slechts een ge deelte van het na de oorlog uitge breide machinepark is pog bezet. De grote Eindhovense industrie ën zijn niet in staat voldoende vakarbeiders en academisch ge vormd personeel aan te trekken. Dit is een gevolg van de stijgende woningnood. BROEDER GUMMARUS OVERLEDEN., In het pensionaat St. Marie te Hujjbergen is Woensdagmorgen, tengevolge van een hartaanval, plotseling overleden broeder Gum- marus (in de wereld P. W. v. Gils) in de leeftijd van 56 jaar. De over. ledene was een zeer bekende fi guur uit de Brabantse onderwijs wereld en schrijver van verschei dene toneelstukken meestal spelend in Brabant welke stuk voor stuk grote successen waren. Het bekendste is „De nieuwe Kerstmis". Hij was tevens een zeer gewaardeerd schrijver van ver schillende jongensboeken en ont plooide op velerlei gebied van on derwijs en toneel zijn activiteiten. K. v. K. DEN BOSCH NIET OPTIMISTISCH. In zijn Nieuwjaarsrede zeide de voorzitter van de Kamer van Koophandel voor 's-Hertogen- bosch en omstreken, dr. G. de Gruyter, over de grote werkloos heid in dit district, dat thans de tijd gekomen was om met bijzon dere concrete maatregelen deze werkloosheid te bestrijden. Voor wat de aan de Oost-Brabantse ont wikkelingsgebieden toegewezen gelden betreft achtte hij 6 pet. van het totaal uit te trekken be drag toch wel wat te karig. De gang van zaken beschouwend in de verschillende bedrijfsakken, was dr. de Gruyter in zijn ver wachtingen voor 1952 niet opti mistisch. CARNAVALSOPTOCHT IN DEN BOSCH VERZEKERD. Dank zij de tussenkomst van Prins Amadeiro de Zestiende zal tijdens de Oeteldonkse Carnaval de optocht in ieder geval kunnen doorgaan. De Oeteldonkse Club had wegens gebrek aan „schat kistpapier" de optocht reeds afge schreven, doch prins Carnaval heeft zich met een vlugmare tot de Oeteldonkers gewend, hetgeen tot resultaat had dat middenstand en Horecaf hun onmisbare steun toezegden. In tegenstelling tot voorgaande jaren zullen echter voor de deelnemers aan de optocht geen geldprijzen door de Oetel donkse Club beschikbaar worden gesteld. Wel zal dé gemeente een geldprijs ter beschikking stellen. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat dit jaar prins Amadeira en zijn gevolg officieel door het gemeen tebestuur op het stadhuis zullen worden ontvangen. Dit is de hui dige prins, die reeds 23 jaren de scepter over Oeteldonk zwaait, nog nimmer te beurt gevallen. Vkrt. WORDT 1953 EEN CRISISJAAR VOOR ONZE VEEVOEDERPOSITIE Het agrarisch belang is in Nederland wel in 't bijzonder een volksbelang. De tijd is voorbij dat wij kunnen spreken van Neder land als een landbouwende natie, waarbij de tuinbouw en vee teelt dan ook gerekend worden. Toch vindt een groot deel van onze bevolking nog een bestaan in landbouw en veeteelt en aan deze gelukkige omstandigheid danken wij onze goede voedsel positie, die in de wereld in 't algemeen niet zo gunstig is. Het is minister Mansholt die in de regering de landbouwbelangen vertegenwoordigt en hoewel er onder zijn politieke voor- en tegen standers wel eens ferme critiek op zijn beleid wordt uitgeoefend, over 't algemeen geeft hij blijk van grote kennis der landbouw- aangelegenheden. Zijn bestuur, waarin hij voor de boeren op de bres staat, moet passen in t algemeen economisch plan, dat de re gering nastreeft. Daarbij moet ook het landbouwbelang wel eens wijken voor het geheel en speciaal op het gebied van de prijzen leidt dit soms tot ernstige strubbelingen. Wij denken aan de melk- en bloemprijs, die beide zo grote in vloed uitoefenen op de kosten van het levensmiddelenpakket, zodat hier voortdurend sprake is van wikken en wegen. Nu eens moeten de boeren een veer laten, dan weer het consumerend publiek. Ook de export-activiteit op het terrein van landbouw en veeteelt dient de aandacht te hebben van de minister. Wij geloven dat deze zo danig is, dat de producenten hier over in 't algemeen niet te klagen hebben. De Nederlandse consument daarentegen heeft op dit punt nog al eens critiek, welke gerechtvaar digd lijkt wanneer men slechts naar een bepaald onderdeel kijkt, maar die dikwijls onvermijdelijk is in 't licht van de handelsbalans en de- viezenpositie. De goede voedsel toestand van ons land danken wij stellig in de eerste plaats aan de ac tiviteit der boeren, maar het depar tement van landbouw speelt daar bij stellig niet de slechtste rol in ons bestuursapparaat. Helaas zijn wij ook op agrarisch terrein niet onafhankelijk van het buitenland. Onze broodgraanpro ductie is onvoldoende voor de con sumptie en daarin zal voorlopig wel geen verandering kunnen ko men. Voor de oorlog was dit niet zo erg als nu, want toen konden wij invoeren wat wij wilden. De valuta positie van ons land was gunstig. Een andere kwetsbare plek is echter die van het voedergraan, want zelfs indien hiervoor vreemd geld beschikbaar is, kan men 't niet of met grote moeite kopen. De mi nister heeft terecht in de Kamer met grote nadruk op dit probleem gewezen. De bevolking in de we reld steeg sinds 1938 met 13%, de voedselproductie nam echter slechts toe met 9%. In het bijzonder werd dit tekort veroorzaakt door de on- 1 voldoende productie van veevoeder. Belangrijker echter nog is hot ge brek aan samenwerking onder de agrarische landen. Waar dit gebrek aan internationale coöperatie op in dustriëel gebied reeds zo funest is, kan dit op agrarisch gebied zelfs oorzaak zijn dat duizenden mensen verhongeren. Dit wordt onvoldoen de beseft; niettemin worden daar door de problemen niet opgelost. En Nederland heeft een voedsel probleem voor zijn vee van de eer ste rang, waar het bovendien zeif nog veel aan kan doen. Meer voer of minder vee? Onze invoer aan voedergraan moet in 1952 ongeveer 800.000 ton bedragen. Tot op heden heeft de re gering 600.000 ton gekocht. Zij kan er niet in slagen de rest bij te ko pen, zodat op de aanwezige voor raad moet worden ingeteerd. Voor het jaar 1953 zien de omstandighe den er nog ongunstiger uit. Bij zo'n schaarste lopen de prijzen op, zodat het landbouw-egalisatiefonds red ding moet brengen. Natuurlijk kan dit slechts gedurende korte tijd. De grootste consumenten van dit voer zijn de varkens en ons pluim vee. Er zijn dus twee mogelijkhe den: of de varkens- en pluimvee stapel moet worden ingekrompen, of er moet meer voedergraan ko men. De laatste oplossing is de ge wenste, terwijl daarvoor tevens de mogelijkheid in ons land aanwezig is. Onze boeren moeten het grasland scheuren, dat toch niet productief is. De minister heeft uitgerekend dat de hiervoor noodzakelijke opper vlakte van 100.000 ha. aanwezig is, terwijl er bovendien nog wel 100.000 ha. over blijft, die geen of onvoldoende functie heeft. Dit lijkt ons een redelijke eis en wij hopen

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1952 | | pagina 5