Waaiwijkse en Langstraatse Courani
I
Wijde Wereld 1
UIT DE
Öo\&o.g. nC&t cmMe.Ktny.de.iyk.
Boeren moeten
grasland scheuren.
Uit de Provincie
ALLE INZITTENDEN
OMGEKOMEN.
MAANDAG 14 JANUARI 1952
Uitgever
Waaiwijkse Stoomdrukkerij
ANTOON TIELEN
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week
DE ECHO
H HET ZUID
75e JAARGANG No. 5
Abonnement
18 cent per week
2.35 per kwartaal
2.60 franco p. p.
Advertentie-prijs
10 cent per m.M.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621
OPGERICHT 1878
SCHOOLSTRAAT 11, KAATSHEUVEL. TEL. 2121
TEL.-ADRES „ECHO"
Truman en Churchill hebben na hun eerste besprekingen
verklaard dat een derde wereldoorlog niet onvermijdelijk is.
Het maakt natuurlijk een groot verschil of deze mening de
basis vormde bij hun overleg, dan wel de conclusie waar
toe ze na de bespreking van de wereldtoestand kwamen.
Het was hun uitgangspunt en al hoeft men niet te veronder
stellen dat dit uitgangspunt in de lucht hangt, de gerustheid
die een conclusie zou kunnen geven, wordt niet ons deel.
We kunnen slechts hopen dat zfe hun doel kunnen ver
wezenlijken.
Verre inderdaad van ons gerust te
stellen, wekt zo'n verklaring dat een
oorlog niet onvermijdelijk is eerder een
gevoel van onbehaaglijkheid, omdat het
nog steeds nodig blijkt de mensheid te
verzekeren dat ze niet noodzakelijk weer
in die poel van ellende terecht komt die
een oorlog überhaupt en een moderne
oorlog in het bijzonder is. En dan moet
ge bepaald maar niet denken aan wat
zich b.v. op Korea afspeelt. Het begrip
oorlog is wel erg vernauwd.
Het is niet de eerste keer sinds 1945
dat staatslieden de burgers met een der
gelijke verzekering trachten gerust te
stellen en dat dringt onwillekeurig de
vraag naar voren: waarvandaan toch die
behoefte aan die uitdrukkelijke verkla
ringen? Zijn ze een gevolg van het alge
mene gevoelen dat een oorlog wel on
vermijdelijk is? Of bestaat het gevaar in
zo'n vorm dat we er alleen met inspan
ning van alle krachten onderuit kunnen
komen?
Te beweren dat een derde wereldoor
log algemeen als onvermijdelijk wordt
gevoeld, zou misschien wat overdreven
zijn. In de loop der naoorlogse jaren is
dat gevoel ongetwijfeld sterker en alge
mener geweest, maar sinds men heeft
gezien hoe lang een dubbeltje op zijn
kant staan kan, is de hoop allengs hier
en daar gegroeid er voorlopig nog langs
te kunnen komen en heeft men zich neer
gelegd bij het vooruitzicht voorlopig on
der permanente bedreiging te moeten
leven. Deze twee houden elkaar zo'n
beetje in evenwicht, al is het vrij wan
kel.
De meest aannemelijke verklaring van
de behoefte der staatslieden tot gerust
stellende uitlatingen lijkt wel te liggen in
het feit dat er inderdaad gevaar bestaat
dat er een nieuwe wereldoorlog uit
breekt. De spanning metend tussen de
partijen kunnen zij beter dan wij beoor
delen in hoeverre het gevaar acuut is en
hoever het er vandaan is dat de vonk
in het kruitvat slaat. Wanneer zij er
dan vanuit gaan dat een oorlog niet on
vermijdelijk is, kan dat moeilijk anders
verstaan worden dan dat hun politiek er
op gericht is de oorlog te vermijden als
dat mogelijk is. Absolute zekerheid kan
alleen hij geven die van plan is zich bij
eventuele agressie als een willoos slacht
offer te gedragen. Ondertussen raakt
men, zoals aan bijna alles, ook
aan het gevaar gewend. Dat is goed in
zoverre er daardoor ruimte komt voor
enige ontspanning der gemoederen, die
het in de tegenwoordige tijd toch hard
genoeg te verduren hebben; anderzijds
dient er voor gewaakt te worden dat
gewenning niet tot verslapping van de
waakzaamheid leidt, want dat zou het
gevaar evenredig daaraan doen toene
men.
In deze paradoxale tijd moet de vrede
verzekerd worden door de bewapening
zo hoog mogelijk op te voferen. Kort na
de oorlog meende men iets geleerd te
hebben van de krankzinnige bewape
ningswedloop van voor 1940; het Wes
ten althans stuurde zijn soldaten naar
huis en borg de wapens op. Nu, nauwe
lijks zes jaar later zijn we aan een zo
mogelijk nog krankzinniger bewapenings.
wedloop bezig, terwijl men in de verga
derzalen met allerlei mooie ontwape
ningsleuzen gooit. Alles omwille van de
lieve vrede. En toch schijnt dit onze
enige, in ieder geval onze beste kans te
zijn. Ook Truman en Churchill, er van
uit gaande dat een oorlog niet onver
mijdelijk is, besloten tot de verdediging
van Westeuropa met alle middelen.
Onze enige kans. TenminsteOch,
we hoeven er niet veel meer over te
zeggen. De toestand zou niet zo precair
zijn als men de vrede zocht waar die te
vinden is, als er meer naastenliefde en
mfeer christelijkheid in de wereld was.
Maar dat zijn dingen die in de politiek
blijkbaar niet thuishoren; daarom pro
beert men het maar op zijn eigen hout
je, niet wijzer geworden door de vele
mislukkingen uit het verleden, terwijl
men geen bemoedigender vooruitzicht
kan geven dan de Verklaring dat een
volgende wereldoorlog niet onvermijde
lijk is.
ZEEHELD.
Bewondering kan gemakkelijk in
dwaasheid verkeren.
Dat men Carlsenbier is gaan brouwen,
dat er een renpaard Flying Enterprise"
is genoemd, dat een onschuldige baby
om zijnentwille met de naam Kurt door
de wereld moet, doet aan de prestaties
van kapitein Kurt Carlsen van de „Fly
ing Enterprise" niets af. Dergelijke
dwaasheden als hier aangehaald, komen
gewoonlijk alleen in het brein op van
mensen die zelf niet tot zo iets in staat
zijn of die uit de prestatie van een an
der een slaatje willen slaan.
Dat Carlsen bewondering verdient is
buiten kijf. Hij heeft 14 dagen lang met
volharding de ongelijke strijd tegen de
natuur volgehouden om het schip waar
voor hij de verantwoordelijkheid droeg,
in veilige haven te brengen. Dat het hem
niet gelukt is, -ligt niet aan hem. Het
bewijst alleen dat de mens als het er
op aankomt, niet de onbetwistbare be
heerser der natuurkrachten is. Dat Carl,
sen de strijd heeft aangedurfd en tot het
uiterste heeft volgehouden, stempelt hem
tot een zeeheld. En zeehelden liggen
ons, Nederlanders. Veertien dagen heeft
de man op een hellend vlak tussen 45
en 80 graden rondgekropen op een woe
lige zee en nog geen uur voordat het
schip zonk heeft hij het als laatste, na
zijn dappere metgezel Kenneth Roger
Dancy, stuurman van de sleepboot
„Turmoil", verlaten.
De hele wereld heeft met deze roem
rijke episode uit de zeevaart meege
leefd. We hebben de kans gekregen tot
onverdeelde bewondering zonder bij
smaakje, omdat de strijd tussen mens en
natuur, hoewel ongelijk, volkomen eer
lijk was en omdat de verliezer slechts
voor de overmacht is bezweken.
Dat de bewondering algemeen is,
pleit voor de mens. Het nieuws ovér de
„Flying Enterprise" heeft zelfs het
nieuws uit Parijs en uit Washington we
ten te verdringen en al beweren we niet
dat dit altijd moest gebeuren, het was
ondanks de spanning een verademing
eens uw aandacht op gezonde sensatie
te kunnen richten.
Kapitein Carlsen heeft zijn grandioze
ontvangst en zijn onderscheidingen eer
lijk verdiend. Zijn prestaties verdienen
waardering. Wat ze misschien hier of
daar wat overdreven worden wijst op
een geestelijke overspanning die een te
ken des tijds is. Hijzelf zal, nu nog ver
vuld met een beetje weemoed over de
ondergang van zijn schip, met evenveel
liefde het commando over een nieuw
schip op zich nemen en de zee bevaren
die hij met zo'n volharding heeft be-
kampt, zoals het een zeeman betaamt.
Het vermoeden, dat de inzitten
den van de Donderdag boven Wa
les verongelukte „Dakota" van de
lijn DublinLonden allen zijn
omgekomen, is thans bevestigd, 't
Toestel kwam neer op de helling
van de 900 meter hoge Moei Sia-
bod, 10 km. ten Oosten van Snow-
don.
Het vliegtuig brandde geheel
uit. Het is gebleken, dat niet 23,
maar 28 personen zich aan boord
bevonden. Zij werden door een
reddingsploeg gevonden.
AMERIKAANS VRACHTSCHIP
SPOORLOOS.
Nauwelijks begint de opwinding
over 't wedervaren van de „Flying
Enterprise" en haar kapitein,
Kurt Carlsen, te verminderen of
er duikt opniew een onheilspel
lend bericht in 't wereldnieuws
op. Het Amerikaanse vrachtschip
„Pennsylvania", dat enkele dagen
geleden ergens in het Noordelijk
deel van de Atlantische Oceaan
lek sloeg en water maakte, is ner
gens meer te vinden.
Maar erger is het, dat ook de
bemanning van 45 koppen, die het
schip in de reddingboten verliet,
niet meer is te ontdekken.
DUITSLAND AANVAARDT
PLANjSCHUMAN.
Met een parlementaire meerderheid
van 89 stemmen beeft West-Duitsland
als derde en grootste in de rij der zes
landen het plan-Schuman geratifi
ceerd.
De socialisten hebben zich als iéén
blok tegen de regering verklaard; hoe
Adenauer ook poogde deze groep achter
zich te krijgen om de wereld een bewijs
te leveren van de Europese gezindheid
van Duitsland. Hoewel hij uitriep: „Ver
geelde schuld der Nazi's aan de wereld
niet", mocht 't niet baten, maar 't werd 'n
overwinning van Adenauer met 232143
stemmen.
FRANKRIJK ROUWT.
De Lattre de Tassigny overleden
Generaal Jean Marie de Lattre de
Tassigny, Frankrijks hoge commissaris
en opperbevelhebber in Indo-China, ïs
Vrijdagavond om 6 uur te Neuilly bij
Parijs overleden. De overkomst van een
Amerikaanse specialist, die Parijs van
ochtend per vliegtuig jbereikte, mocht
niet meer baten. Een hevige aanval van
uremie maakte n eind aan zijn leven en
aan een brillante carrière.
Hij was een van Frankrijks meest ge
ziene generaals, vooral bekend uit de 2e
wereldoorlog.
EUROPEES CENTRUM VOOR
ATOOM-ONDERZOEK.
Het is de bedoeling, in Europese
samenwerking en wel onder auspiciën
van de Unesco, te komen tot stichting
van een Europees centrum voor atoom
onderzoek, dat de beschikking zal krij
gen over twee cyclootrons, een van 5
milliard E.V. en één van 500 millioen
E.V. Met deze apparatuur zal dan zui
ver wetenschappelijk onderzoek verricht
kunnen worden.Over deze plannen zijn
in December te Parijs besprekingen ge
houden en men is daar voorlopig tot een
compromis gekomen waaruit een inter
nationale overeenkomst zal resulteren,
die thans door een kleine commissie
wordt voorbereid. Nederland' zal er aan
deelnemen.
NATIONALE HERDENKING.
De nationale herdenking van de
in de bezettingstijd om het leven
gekomen Nederlanders is door de
Regering bepaald op Zaterdag 3
Mei. Op die dag zullen des avonds
alle bioscopen en schouwburgen
gesloten zijn.
GEDEELTELIJKE VERHOGING
VAN DE SPOORWEGTARIEVEN.
van 4 tot 15 voor reizen boven 22 km.
Als gevolg van de in de loop van
1951 sterk gestegen prijzen van voor de
spoorwegen onmisbare grond- en hulp
stoffen, alsmede kolen en electrische
energie, hebben de Nederlandsche Spoor,
wégen zich genoodzaakt gezien met
goedkeuring van de Minister van Ver
keer en Waterstaat per 1 Februari 1952
tot een partiële verhoging van reizigers-
en goederen tarieven over te gaan.
Dé verhoging der reizigerstarieven be
treft de tarieven voor afstanden van 22
km en hoger, zodat de prijs van de
meeste trajectkaarten ongewijzigd blijft.
Voor enkele reizen loopt de verho
ging van 22 km af geleidelijk op van
4 tot 15 bij 150 km, waarna dit
percentage wederom daalt; voor retours
van 3 tot 15 bij 150 km, waarna
ook hier een daling optreedt.
De verhoging van het tarief der week
kaarten is tot het uiterste beperkt: zij
bedraagt gemiddeld sléchts 1,8
De prijzen van de algemene abonne
mentskaarten gaan ongeveer 6 om
hoog. 1
Het tarief der jeugdkaarten blijft on
veranderd.
Door deze verhoging, welke dus voor
namelijk de tarieven voor grotere af
standen betreft, is het reizen sinds 1939
gemiddeld 91 duurder geworden. De
ze prijsstijging ligt nog altijd ver bene
den de prijsstijgingen van levensmidde
len, brandstoffen en kleding en ook staat
zij in generléi verhouding tot de prijs
verhogingen, die de voor een spoorweg
bedrijf belangrijke materialen sinds 1939
hebben ondergaan.
Ook blijft het reizen in Nederland
ondanks deze bepérkte tariefswijziging
nog steeds goedkoper dan in welk an
der Westeuropees land ook. Een enkele
reis 3e klasse over 20 km kost in ons
land na dezé verhoging 0.75, in België
daarentegen f 1.35, fin Frankrijk 0.95,
in Engeland 2.20 en in Zwitserland
1.80. Een enkele reis 3e klasse over
60 km, de afstand AmsterdamDen
Haag of UtrechtDen Haag, gaat hier
te lande kosten 2.25. In België is het
tarief hiervoor 3.75, in Frankrijk
2.75, in Engeland 6.60 en in Zwit
serland 5.40.
Dé verhoging van de goederentarieven
betreft alleen het tarief voor wagenla
dingen, dat met 7 verhoogd wordt.
„NEDERLANDS FABRIKAAT".
Het doet deugd in het Voorwoord
van het eerste nummer van dit jaar op
gewekte klanken te lezen; men heeft in
deze zorgelijke tijden dan ook het hoofd
koel te houden en bovendien alle per.
spectieven te belichten.
Het Januari-nummer geeft van de zijde
van het Economisch Technologisch In
stituut een belangrijke verhandeling over
industrie-véstiging, dit keer in Overijs
sel, geïllustreerd met een overzichtelijke
kaart van de diverse bedrijfstakken. De
uitnodiging van Verenigings-zijde aan
Nederlandse fabriéken om haar visie te
geven op het voor ons land zo nood
zakelijke probleem „kwaliteits-bevorde-
ring" doen dit keer v. Gimborn (Zeve
naar) en Nooitgedacht(IJlst) voor 't voet
licht treden. In „Speurwérk" schrijft J.
J. Moerkerk over verbandstoffensterili-
satie-inrichtingen, terwijl de rubriek
„Nederlandse Export-activiteit" de Va
derlandse industrie gelegenheid biedt het
hare te zeggen van de opgedane erva
ringen met deze belangrijke facet in ons
economisch leven, om het woord „de
viezen" nu eens niet te bezigen. Een
lezenswaardig artikel is opgenomen over
een belangrijke gebeurtenis te Rotterdam-
Pernis, n.l. de opening van de katalyti.
sche kraakinstallatie van de B.P.M.
ver „De Duitse Merken" schrijft Dr.
C. Schouten; de „Industriële Historie"
schenkt aandacht aan het plaatsgevon
den jubileum van de Nederlandse Bond
van Steen en Offsetdrukkérijen en Foto.
litografjsche Inrichtingen, terwijl een in
sider uit Indonesië, de Heer M. P. Mey
er, Leraar H.B.S. te Semarang, een
overzichtelijk oordeel geeft ovér het le
ven in, en de ontwikkeling van bedrijven
aldaar, zomede over de verschillende
toe- en misstanden.
Belangrijk moet „Industriëel Nieuws"
in korte flitsen, worden geacht, en wan
néér de „Detaillist en het Nederlandse
product" aandacht vraagt, dan is de con
clusie er uiteindelijk één, die veelbelo
vend is voor de Nederlands-fabrikaat
gedachte: „men koopt gaarne Neder
lands, indien de kwaliteit goed is en juist
wordt gepropageerd".
Een Januari-nummer van „Nederlands
Fabrikaat", dat goéd verzorgd is en in
zijn soort en gezien het doel, inderdaad
nodig, en vooral nuttig is voor het eco
nomisch leven van ons vaderland.
VOLLEDIG ACCOORD
GROEP-STEENBERGHE en K.V.P.
Wij vernemen, dat het overleg
tussen het partijbestuur der K.V.P.
enerzijds en vertegenwoordigers
der z,g_ groep-Steenberghe ander
zijds, hetwelk gedurende meerde
re maanden is gevoerd, j.l. Maan
dag tot afsluiting is gekomen.
De besprekingen hebben tot vol
ledige overeenstemming geleid.
Zeer binnenkort zullen hierover
in een officieel communiqué na
dere mededelingen worden gepu
bliceerd.
BEVOLKING EN
INDUSTRIALISATIE.
De studiedagen van de Katholie
ke Economische Hogeschool te Til
burg hadden dit jaar tot onderwerp
„het bevolkingsvraagstuk". Ver
schillende hoogleraren hielden be
langrijke inleidingen.
Inzake de betrekking tussen ma
teriële welstand en bevolkings
grootte, toonde prof. Heere aan dat
in heel de geschiedenis regelmatig
drie meningen elkaar afwisselden.
De mening, hoe meer mensen er zijn
hoe rijker een volk wordt. De me
ning, dat de natuur zelf automa
tisch de beste verhouding tussen
beide regelt, en de mening dat men
het getal der mensen moet aanpas
sen aan de levensmogelijkheden.
Vrees en optimisme wisselden el
kaar steeds af. In feite stelt 't aan
wezige en het verwachte aantal
mensen ons voor een taak: levens
mogelijkheden voor hen te schep
pen. Juist de nood maakt hier vin
dingrijk.
Drs. T. van den Brink, hoofd aan
het Centraal Bureau voor de Statis
tiek, lichtte zijn gehoor daarna
in over talrijke cijfers. De Ne
derlandse bevolking is van 1900 tot
1950 gegroeid van 5 op 10 millioen;
te verwachten is in 1960: 11,2, in
1970 12,1, in 1980: 13 millioen. De
stijging gaat dus door, maar zwakt
af. Uit de cijfers blijkt ook, dat de
vermindering van de stijging gro
tendeels, maar niet alleen, aan de
wil van de mensen te wijten is. Tot
nu toe was de vruchtbaarheid van
de arbeiders het grootst, die van de
ongeschoolden groter dan van de
geschoolden; die van de bedrijfs-
hoofden groter dan die van de vrije
beroepen en employé's; die van de
agrarische sector groter dan yan de
industriële sector; de academisch
gevormden lagen aanmerkelijk be
neden het gemiddelde.
In alle sectoren heeft nu een
vermindering van de aangroei
plaats, behalve dit is merk
waardig bi,j de academisi. De
vermindering van de aangroei is
het zwakst bij de jongere genera
ties in de grote steden, sterk bij
de arbeiders, terwijl de terugval
het snelst en het sterks is in Bra
bant en Limburg.
De gevolgen van de industriali
satie tekenen zich hier toch wel
scherp af en het blijkt wel, dat het
nief de stad, maar de industriali
satie is, die het bevolkingscijfer
drukt. Toch zijn Brabant en Lim
burg nog steeds de provincies met
het grootste geboortecijfer, zoals
Nederland en Ierland de enige
Westeu,ropeese landen zijn, wier
geboortecijfer boven het sterfte
cijfer liggen
Onder de andere sprekers was
cok nog prof. Thurlings.
Deze jonge hoogleraar wees ter
loops nog op een belangrijke kant
aan de emigratie onzer boeren. Er
dreigt ook, zei hij een wereld
voedseltekort. Om dit op te lossen
zullen de boeren verplaatst moe
ten worden naar de vruchtbare
gronden. De emigratie van Neder
landse boeren is niet alleen een
uitwijking in hun eigen belang,
maar allereerst een bijdrage van
ons volk aan het welzijn der mens
heid een wereldtaak.
STIJGENDE UITVOER IN
OOST-BRABANTSE INDUSTRIE.
Gedurende de eerste tien maan
den van 1951 is de totale export
van zeventien producten der voor
naamste Oostbrabantse industrie
ën in vergelijking met 1950 geste
gen van 169 tot bijna 248 millioen
gulden. Dit deelde de heer A. G.
Kersten, voorzitter van de Kamers
van Koophandel voor Oostelijk
Noordbrabant, mee in zijn nieuw
jaarsrede.
Bij de gestegen productie, afzet
en bedrijfsuitkomsten, vooral van
radiolampen, buizen en radiotoe
stellen heeft Philips een tekort
aan gereedschapsmakers, instru.
mentmakers en machine-mon
teurs. De prijzen van grondstoffen
en eindproducten lopen nog steeds
op. De D.A.F., die haar productie
met een-derde vergrootte, heeft
een tekort aan schavers, draaiers
en kotteraars. De nieuwe automo:-
bielindustrie heeft ook te kampen
met een tekort aan dun plaatijzer.
Minder gunstig zjjn de resulta
ten in de sigarenindustrie, waar
de opschorting van de omzetbelas
ting niet het gewenste resultaat
heeftg ehad. Bovendien is het
verbruik van sigaren in Nederland
van 54 millioen tot 50 millioen per
maand teruggelopen. Alleen de
uitvoer is iets toegenomen.
De schoen- en lederindustrie
neemt, vergeleken bij de landelijke
situatie, een uitzonderingspositie in.
De verminderde binnenlandse af
zet kon gedeeltelijk door de uitvoer
worden gecompenseerd.
In de textielindustrie hebben de
wolweverijen, de tricot- en con-
fectie-industrie een grote terug
slag ondervonden. Slechts een ge
deelte van het na de oorlog uitge
breide machinepark is pog bezet.
De grote Eindhovense industrie
ën zijn niet in staat voldoende
vakarbeiders en academisch ge
vormd personeel aan te trekken.
Dit is een gevolg van de stijgende
woningnood.
BROEDER GUMMARUS
OVERLEDEN.,
In het pensionaat St. Marie te
Hujjbergen is Woensdagmorgen,
tengevolge van een hartaanval,
plotseling overleden broeder Gum-
marus (in de wereld P. W. v. Gils)
in de leeftijd van 56 jaar. De over.
ledene was een zeer bekende fi
guur uit de Brabantse onderwijs
wereld en schrijver van verschei
dene toneelstukken meestal
spelend in Brabant welke stuk
voor stuk grote successen waren.
Het bekendste is „De nieuwe
Kerstmis". Hij was tevens een zeer
gewaardeerd schrijver van ver
schillende jongensboeken en ont
plooide op velerlei gebied van on
derwijs en toneel zijn activiteiten.
K. v. K. DEN BOSCH
NIET OPTIMISTISCH.
In zijn Nieuwjaarsrede zeide de
voorzitter van de Kamer van
Koophandel voor 's-Hertogen-
bosch en omstreken, dr. G. de
Gruyter, over de grote werkloos
heid in dit district, dat thans de
tijd gekomen was om met bijzon
dere concrete maatregelen deze
werkloosheid te bestrijden. Voor
wat de aan de Oost-Brabantse ont
wikkelingsgebieden toegewezen
gelden betreft achtte hij 6 pet.
van het totaal uit te trekken be
drag toch wel wat te karig. De
gang van zaken beschouwend in
de verschillende bedrijfsakken,
was dr. de Gruyter in zijn ver
wachtingen voor 1952 niet opti
mistisch.
CARNAVALSOPTOCHT
IN DEN BOSCH VERZEKERD.
Dank zij de tussenkomst van
Prins Amadeiro de Zestiende zal
tijdens de Oeteldonkse Carnaval
de optocht in ieder geval kunnen
doorgaan. De Oeteldonkse Club
had wegens gebrek aan „schat
kistpapier" de optocht reeds afge
schreven, doch prins Carnaval
heeft zich met een vlugmare tot
de Oeteldonkers gewend, hetgeen
tot resultaat had dat middenstand
en Horecaf hun onmisbare steun
toezegden. In tegenstelling tot
voorgaande jaren zullen echter
voor de deelnemers aan de optocht
geen geldprijzen door de Oetel
donkse Club beschikbaar worden
gesteld. Wel zal dé gemeente een
geldprijs ter beschikking stellen.
De mogelijkheid is niet uitgesloten
dat dit jaar prins Amadeira en zijn
gevolg officieel door het gemeen
tebestuur op het stadhuis zullen
worden ontvangen. Dit is de hui
dige prins, die reeds 23 jaren de
scepter over Oeteldonk zwaait,
nog nimmer te beurt gevallen.
Vkrt.
WORDT 1953 EEN CRISISJAAR VOOR ONZE
VEEVOEDERPOSITIE
Het agrarisch belang is in Nederland wel in 't bijzonder een
volksbelang. De tijd is voorbij dat wij kunnen spreken van Neder
land als een landbouwende natie, waarbij de tuinbouw en vee
teelt dan ook gerekend worden. Toch vindt een groot deel van
onze bevolking nog een bestaan in landbouw en veeteelt en aan
deze gelukkige omstandigheid danken wij onze goede voedsel
positie, die in de wereld in 't algemeen niet zo gunstig is.
Het is minister Mansholt die in de regering de landbouwbelangen
vertegenwoordigt en hoewel er onder zijn politieke voor- en tegen
standers wel eens ferme critiek op zijn beleid wordt uitgeoefend,
over 't algemeen geeft hij blijk van grote kennis der landbouw-
aangelegenheden. Zijn bestuur, waarin hij voor de boeren op de
bres staat, moet passen in t algemeen economisch plan, dat de re
gering nastreeft. Daarbij moet ook het landbouwbelang wel eens
wijken voor het geheel en speciaal op het gebied van de prijzen
leidt dit soms tot ernstige strubbelingen.
Wij denken aan de melk- en
bloemprijs, die beide zo grote in
vloed uitoefenen op de kosten van
het levensmiddelenpakket, zodat
hier voortdurend sprake is van
wikken en wegen. Nu eens moeten
de boeren een veer laten, dan weer
het consumerend publiek.
Ook de export-activiteit op het
terrein van landbouw en veeteelt
dient de aandacht te hebben van de
minister. Wij geloven dat deze zo
danig is, dat de producenten hier
over in 't algemeen niet te klagen
hebben. De Nederlandse consument
daarentegen heeft op dit punt nog
al eens critiek, welke gerechtvaar
digd lijkt wanneer men slechts naar
een bepaald onderdeel kijkt, maar
die dikwijls onvermijdelijk is in 't
licht van de handelsbalans en de-
viezenpositie. De goede voedsel
toestand van ons land danken wij
stellig in de eerste plaats aan de ac
tiviteit der boeren, maar het depar
tement van landbouw speelt daar
bij stellig niet de slechtste rol in
ons bestuursapparaat.
Helaas zijn wij ook op agrarisch
terrein niet onafhankelijk van het
buitenland. Onze broodgraanpro
ductie is onvoldoende voor de con
sumptie en daarin zal voorlopig
wel geen verandering kunnen ko
men. Voor de oorlog was dit niet
zo erg als nu, want toen konden wij
invoeren wat wij wilden. De valuta
positie van ons land was gunstig.
Een andere kwetsbare plek is
echter die van het voedergraan,
want zelfs indien hiervoor vreemd
geld beschikbaar is, kan men 't niet
of met grote moeite kopen. De mi
nister heeft terecht in de Kamer
met grote nadruk op dit probleem
gewezen. De bevolking in de we
reld steeg sinds 1938 met 13%, de
voedselproductie nam echter slechts
toe met 9%. In het bijzonder werd
dit tekort veroorzaakt door de on-
1 voldoende productie van veevoeder.
Belangrijker echter nog is hot ge
brek aan samenwerking onder de
agrarische landen. Waar dit gebrek
aan internationale coöperatie op in
dustriëel gebied reeds zo funest is,
kan dit op agrarisch gebied zelfs
oorzaak zijn dat duizenden mensen
verhongeren. Dit wordt onvoldoen
de beseft; niettemin worden daar
door de problemen niet opgelost.
En Nederland heeft een voedsel
probleem voor zijn vee van de eer
ste rang, waar het bovendien zeif
nog veel aan kan doen.
Meer voer of minder vee?
Onze invoer aan voedergraan
moet in 1952 ongeveer 800.000 ton
bedragen. Tot op heden heeft de re
gering 600.000 ton gekocht. Zij kan
er niet in slagen de rest bij te ko
pen, zodat op de aanwezige voor
raad moet worden ingeteerd. Voor
het jaar 1953 zien de omstandighe
den er nog ongunstiger uit. Bij zo'n
schaarste lopen de prijzen op, zodat
het landbouw-egalisatiefonds red
ding moet brengen. Natuurlijk kan
dit slechts gedurende korte tijd.
De grootste consumenten van dit
voer zijn de varkens en ons pluim
vee. Er zijn dus twee mogelijkhe
den: of de varkens- en pluimvee
stapel moet worden ingekrompen,
of er moet meer voedergraan ko
men. De laatste oplossing is de ge
wenste, terwijl daarvoor tevens de
mogelijkheid in ons land aanwezig
is.
Onze boeren moeten het grasland
scheuren, dat toch niet productief is.
De minister heeft uitgerekend dat
de hiervoor noodzakelijke opper
vlakte van 100.000 ha. aanwezig is,
terwijl er bovendien nog wel
100.000 ha. over blijft, die geen of
onvoldoende functie heeft. Dit lijkt
ons een redelijke eis en wij hopen