911
fercJI
miSBEUVEl
Hit fiappintpiê.
D.D.D.
POPENT Doodt rat^n muis
HET MEISJE
DE HARINGVISSERIJ EN
HAAR GESCHIEDENIS.
6
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 4 APRIL 1952
6
van C/a van Boort.
KRE0F1AV0N
voorkomt
en geneest
De Heer M. VAN PROOIJEN.
De nieuwe Gemeenie-Secreiaris
van Sprang-Capelle.
io
V V
0
MET DE KAM
„De wereld wil bedrogen zijn
en ongetwijfeld zijn er dezer dagen
velen geweest die zich hebben la
ten bedriegen; zoals de man die ons
zijn spijt kwam uitdrukken over 't
feit dat zijn geliefde Max van Praag
zich op de grote Kunst zou gaan
werpen en het zingen van „Over
vijf en twintig jaar" en „De sluizen
van IJmuiden" er aan zou geven.
Toen wij hem na zijn levendige be
schrijving van de reportage vroegen
of het mogelijk niet als April-mop
bedoeld zou zijn, sloeg hij zich voor
het hoofd en de hele dag heeft hij
z'n eigen onnozelheid lopen verwen
sen; hij kon niet begrijpen dat hij
er zo ingetippeld was; en zo zullen
er velen zijn geweest, want de we
reld wil bedrogen worden
Enige poppen uit heï spel: Floris en de Blancheflöer, dat Cia van
Boort op 22 April in Musis Sacrum zal vertonen.
Wanneer op 22 April Cia van
Boort de poppen van haér bonte
spel zal doen leven in de hiervoor
zeer geschikte zaal „Musis Sa
crum", dan zal het Waalwijkse
publiek opnieuw kennis kunnen
maken met een spel, waarnaar
tallozen geboeid hebben zitten
kijken, en onder hen waren mi
nisters en hoogleraren en andere
prominente personen.
Wanneer men zich afvraagt: wat is
het dat zo boeit in dit poppenspel, dan
is het zeer moeilijk hier een antwoord op
te vinden; vraagt men het aan Cia van
Boort zelf, dan kan zij alleen maar frap
pante- voorbeelden aanhalen; en dan ver
telt zij van hoogleraren en hofdames die
op de lage bankjes op de zolder van
haar boerderij in Voorburg, aanvanke
lijk zich een weinig generend, gaande
weg als kinderen opgingen in het kleine,
karakteristieke en bonte bewegen van
de poppen; dan vertelt zij ook van haar
spelen voor de prinsesjes en van haar
optreden voor de televisiecamera's.
Onwillekeurig gaan we, denkend aan
het popenspel, even met onze gedachten
terug naar de tijd, toen we nog kinde
ren waren (tè lang geleden al!) en we
ons op kermissen en bij andere feestelijke
gebeurtenissen stonden te vergapen aan
de poppenkast, het Jan Klaassenspel; uit
het wankele kastje kwam de schorre
krijsende stem en Jan Klaassen slinger
de zijn slonzige slappe benen over de
rand van het toneel, en levenloos bun
gelden kleine zwarte houten voetjes
daaronder aan; en, och arme, hij kon
niets dan zich een kwartslag links, een
kwartslag rechts bewegen; en zijn ar
men waren twee houterige, gewrichtsloze
lichaamsdelen; maar wij juichten als hij
Katrijntje, en de veldwachter en de dui
vel in de kist stopte.
Dit is de elementaire spelvorm waar
toe ook het spel van Cia van Boort te
herleiden is; maar de uitwerking is veel
meer verfijnd, is veel artistieker ook.
Hier geen ruwweg uit weet-ik-wat-
voor hout gesneden kop, maar een zorg
vuldig geboetseerde, die een karakter
uitdrukt, afgestemd op de rol die de pop
te spelen krijgt.
En dan de zorg die hier wordt be
steed aan de costumes, waarvan de
kleuren te zamen het warme coloriet
vormen van een beweeglijk schilderij; en
dan zijn er nog de decors, kleine schil
derstukjes, tot in alle details verzorgd.
Het meest opvallende wat het pop
penspel, zoals Cia van Boort dit brengt,
onderscheidt van het Jan Klaassenspel
en ook van de andere vorm van cultuur
spel (mogen wij 't zo noemen?) dat te
werk gaat met grotere poppen, dat is
de natuurlijkheid en de soepelheid van
de bewegingen. Genoemd spel moet
voor het bewegen der armen gebruik
maken van kokertjes, die de arm ter
stond stijf en houterig maken.
Cia van Boort daarentegen is door
haar kleiner model poppen in staat de
natuurlijkheid van het gebaar zo dicht
mogelijk te benaderen.
Vragen wij aan Cia van Boort: Hoe
bent U eigenlijk tot het poppenspel ge
komen, dan antwoordt zij, dat zij er
eigenlijk nooit toe gekomen is; dat zij
zich altijd hiertoe aangetrokken heeft
gevoeld; reeds als klein kind speelde zij
het poppenspel, in het kunstzinnige mi
lieu van het ouderlijk huis te Zaltbom-
mel, met de primitieve hulpmiddelen,
waarmee 't kin dgenoegen neemt en die
't dierbaarder zijn dan alle perfectie.
En zo hebben steeds de poppen hun
plaats gehad in het bestaan van mej. v.
Boort; ook toen zij later muziek studeer
de aan het Conservatorium van de R.K.
Leergangen in Tilburg. Mogelijk is deze
studie indirect zeer vruchtbaar geweest
voor haar werk, want zij bracht haar
in contact met de studentenvereniging
Sint Leendert, waar altijd de goede en
schone Brabantse tradities in ere wer
den gehouden, waar ook het poppen-
maken steeds met grote ijver werd be
oefend, en waar de figuur van de goede
priester Siemer het markante middelpunt
was, zoals hij dat nu nog is.
En meermalen zal een ingewijde te
midden van haar poppen een bekende
„Siemerkop" aantreffen en in haar spel
als geheel een typisch Brabants, want
Leonardijns accent horen doorklinken,
hoewel zij toch geen Brabantse is.
Dat is de vrucht vooral van haar
studententijd in Tilburg, dat zij de
schoonste Brabantse artistieke tradities
in haar werk voortzet, dat zij zich bij
zonder aangetrokken voelt tot deze pro
vincie en plannen heeft om enige van
de vele schone Brabantse sagen te ver-
Werken tot een spel.
Geheel Brabants was ook de boerde
rij die zij in Voorburg inrichtte, en waar
zij haar poppentheater opende. En dit
stukje Brabant tegen Den Haag werd
een artistieke en intellectueel centrum,
naast een bezienswaardigheid voor de
Hagenaar.
De omstandigheden brachten haar
naar Oisterwijk, waar zij de afgelopen
zomer in de pergola van „De Gemulle-
hoeken" zou hebben gespeeld, had niet
een ziekte een vroegtijdig einde gemaakt
aan dit optreden, waarvan zeer veel
verwacht werd.
En nu is haar schoonste droom spoe
dig weer een eigen huis te krijgen dat
zij met haar voortreffelijke smaak kan
inrichten, zo zij wil en waar zij een
eigen speelruimte heeft, zodat zij, een
voortreffelijke gastvrouw, haar gasten en
bezoekers kan ontvangen in een omge
ving die ideaal is voor de intimiteit van
het poppenspel.
Zo was het in Voorburg ook, en met
buitengewoon genoegen denkt Cia van
Boort aan die tijd terug.
Misschien kan dit wat wij schreven,
en hetgeen wij nog zullen schrijven, een
kleine bedragen zijn tot bet succes dat
het comité „Ouden van Dagen" op
Dinsdag 22 April in Musis Sacrum me'c
het poppenspel van Cia van Boort
hoopt te bereiken. Hier wordt eien
sympathiek middel aangewend voor een
al even sympathiek doel: Het uitstapje
voor de Ouden van Dagen!
Gedurende 'eeuwen een belangrijk
bestaansmiddel 1
Reeds lang voordat de uitgebreide
handel op Indië, de Republiek der Ver
enigde Nederlanden rijk maakte, heerste
in deze landen een grote welvaart,
dank zij de haringvisserij. Deze name
lijk, is voor ons land altijd van grote
importantie geweest. Wel is waar is de
visserij in betekenis gedaald, doch ook
thans wordt zij nog druk beoefend.
In 1163 werd in Nederland de eerste
haring aan wal gezet, zij het met de
zeer primitieve scheepjes, welke destijds
in zwang waren. Gaandeweg werd de
haringvisserij een belangrijk bestaans
middel en vele plaatsen aan onze kust
dankten hun ontstaan en stellig niet
minder hun opkomst aan de vis. Met de
visserij stonden natuurlijk weer andere
bedrijven in zeer nauw verband, zoals
b.v. de talrijke scheepswerven, touwsla-
gerijen, mast- en blokmakerijen, rokerijen,
etc., die aan tientallen mensen werkge
legenheid boden.
Het haringkaken.
Omstreeks 1350 werd de haring een
duurzaam product, dank zij de geniale
uitvinding van het haringkaken, waar
schijnlijk door een zekere Willem Beu-
kelszoon te Biervliet. De haringvisserij
tf-TTBTTZ Niet krabben. De helflei
B Ir 1 I 94 vloeibare D. D. D. kal-
WiiU -E.\ meert de jeuk in enkele
seconden, doodt de ziektekiemen en ge
neest tot diep in de huidporiën.
GENEESMIDDEL TEGEN
HUIDAANDOENINGEN
nam hierdoor nog sterker in betekenis
toe. De Hollandse kooplieden verwierven
zich een grote wereldnaam, en buiten
landers, die eertijds in Holland vertoef
den, wreven zich de ogen van verwon
dering uit voor de rijkdommen en wel
vaart, die zij daar te aanschouwen kre
gen.
Onze landgenoten verdienden „ver
mogens" met de haringvisserij. Géén an
der land dan juist 'Holland dreef zoveel
handel in vis, evenals in andere produc
ten, voortgebracht door de Oostzee- en
Middellandse Zee-landen. Vanzelfspre
kend wekte dit de naijver op van andere
landen, zoals Engeland en Frankrijk, het
geen dikwijls aanleiding gaf tot langdu
rige en bloedige oorlogen.
„Vlaggetjesdag",
De Zondag voor 15 Juni stond als
vanouds de beroemde „Vlaggetjesdag" of
wandeldag op het programma.
Honderden mensen wandelden op die
dag naar de havens, teneinde daar een
ogenblik te genieten van het spectacu
laire schouwspel der talrijke met vlaggen
getooide schepen. Helaas verdween later
de vlaggetjesdag van het toneel, doch
voor enkele jaren werd deze opnieuw in
het leven geroepen en alzo werd een
eeuwenoude traditie gestand gedaan.
Alvorens de teelt, dit is het seizoen
waarin de visserij wordt uitgeoefend, een
aanvang neemt, kan men dus in onze
grote vissershavens als: IJmuiden, Sche-
veningen en Vlaardingen, de gepavoi-
seerde haringvloot weer gaan 'bezichti
gen. Voor het haring-seizoen ten volle
is ingezet, heeft ook in de kerken een
jaarlijks gebed voor de schepen plaats.
tobltMtn
een z.g. bidstond. Na afloop van de ha
ringvangst wordt dan vanzelfsprekend in
dankbaarheid een dankstond gehouden.
De eerste haring
Uitgeleide gedaan door een menigte
vrouwen en kinderen, verliet de haring
vloot de haven en nam de vermaarde
„haringjacht" een aanvang. Voor de
eerst gevangen haring werden flinke
prijzen betaald en het was dus zaak de
ze in een recörd-tijd naar de wal te
brengen. Met het oog hierop, vormde
zich een „Jagergemeenschap" wier be
langrijke taak het was, hiervoor te zor
gen. Immers het zou hoogst onvoordelig
geweest zijn, met een halve lading huis
waarts te zeilen, om vervolgens weer te
rug te keren naar zee. Vroeger gingen
ook wel enige schepen langs de vloot
„ventjagen", maar tegenwoordig is hier
van geen sprake meer, daar nagenoeg
ieder vaartuig voorzien is van een krach
tige motor. Afwisselend wordt thans door
één van de loggers, behorend bij een
complex schepen van dezelfde rederij
een „jager" genaamd de vangst naar
de haven vervoerd. De aankomst van
zo'n jager met de eerste nieuwe haring
is uiteraard telkenjare een zeer gewich
tige gebeurtenis. Traditiegetrouw werd
de eerste nieuwe haring aan ons Vor
stenhuis aangeboden, hetgeen ook nu nog
steeds het geval is. 'De aanbieding van
zo'n in een oranjekleur gestoken vaatje,
is voor de schipper een grote eer, en
stellig één der zeldzaamste gebeurtenis
sen uit zijn leven.
De haringvisserij is een oeroud be
drijf, waaraan, zoals wij in de loop van
dit artikel reeds citeerden, vele plaatsen
langs onze kust hun ontstaan en op
komst hebben te danken. Het is een vis
serij, die ook op de huidige dag, of
schoon in mindere mate dan in voorbije
eeuwen, nog steeds van niet geringe be
tekenis is. t
A. van Pas.
Maandagavond heeft de raad van
Sprang-Capelle een nieuwe gemeen
tesecretaris gekozen; de meerder
heid stemde voor de Heer M. van
Prooijen, Hoofdcommies, Chef van
de afdeling Financiën ter gemeente
secretarie van Wisch (Varseveld).
Toen dit punt aan de, orde kwam
vroeg de heer 'Genuit of de vergadering
niet gesloten kon worden, daar hij nog
enkele dingen betreffende de candidaat-
stelling wilde opmerken.
Na heropening van de openbare ver
gadering ging men aanstonds tot stem
ming over; het resultaat was als volgt
de heer M. v. Prooijen 5 stemmen en de
heer Smith 4 stemmen.
De heer Smith is ambtenaar ter secre
tarie in Sprang-Capelle en stond niet op
de aanbeveling; de heer A. v. d. Boom
gaard, die als tweede op de aanbeveling
van B. en W. stond kreeg geen enkele
stem.
Voor dat dit belangrijke punt aan de
orde kwam werd er nog een voorstel
van B. en W. behandeld tot aankoop
van een stukje grond.
In verband met de verbreding van de
Wittedijk was het noodzakelijk dat men
beschikte over een stukje grond van ca.
1400 M2, dat in eigendom toebehoorde
aan J. H. Paans. De heer Paans was
bereid gevonden dit perceel te verkopen
voor de prijs van 350.waarmee de
raad accoord ging, zodat niets meer de
verbreding van de Wittedijk in de weg
staat en een lang gevoelde behoefte ein
delijk bevredigd kan worden.
Vervolgens boden B. en W. de reke
ningen 1950 en de begrotingen 1952 van
de Burgerlijke Armbesturen van Sprang
en Capelle ter goedkeuring aan.
De rekeningen van de beide armbestu
ren tonen de volgende cijfers:
Inkomsten 2573.05
Uitgaven 2562.89
Op een vraag van de heer (Genuit be
treffende de omschakeling van beide
armbesturen in een gemeentelijke instel
ling, zei de voorzitter, dat men een brief
had ontvangen van G.S., die liever 5
leden dan 7 zagen en die enkele vragen
stelden omtrent het 'bezit van de arm
besturen. Deze brief was inmiddels reeds
beantwoord, zodat het besluit wel spoe
dig goedgekeurd zou worden.
Aan het slot van de vergadering deelde
de voorzitter nog mee, dat G.S. hun
goedkeuring hadden gehecht aan het
raadsbesluit een lening te verstrekken
aan de Ned. Herv. Kerk te Sprang, voor
restauratie van het gebouw.
Van de heren de Bas en Vos was be
richt ingekomen dat zij wegens ziekte
de vergadering niet konden bijwonen.
AAA
Batig slot 10.16
(subsidie gemeente 1100).
Capelle
Inkomsten 5080.26
Uitgaven 4949.15
Batig slot 131.14
(geen gemeentelijke subsidie).
De begroting voor 1952 van het bur
gerlijk armbestuur te Sprang sluit in in
komsten en uitgaven totteen totaalbedrag
van 4339.68, waarbij als sluitpost is
opgenomen de gemeentelijke subsidie tot
een bedrag van 2800.waarvan
reeds ƒ1100.in de gemeente-begroting
voor 1952 is geraamd, terwijl hieraan
nog 1700.bij een begrotingswijziging
zullen moeten worden toegevoegd.
De begroting voor ,1952 van het bur
gerlijk armbestuur te Capelle sluit in in
komsten en uitgaven tot een totaalbe
drag van 7103.54, waarbij als sluit
post is opgenomen de gemeentelijke sub
sidie tot een bedrag van 1850.ter
wijl hiervoor in de gemeente-begroting
voor 1952 werd geraamd een bedrag van
2750.zodat bij een begrotingswijzi
ging een bedrag van 900.zal kun
nen worden afgevoerd.
JAARVERGADERING
WIT-GELE KRUIS.
Maandagavond hield het Wit-Gele
Kruis in de bovenzaal van Café Restau
rant Euphonia zijn jaarvergadering.
'i'ot bestuursleden werden herkozen de
heren Theo v. d. Linden, voorzitter; H.
van Woensel, Andr. Dekkers en J.
Vioemans. Mevr. Schalken-v. d. Schaaf
werd het vice-voorzitterschap opgedra
gen.
De steeds stijgende onkosten van de
uitgebreide dienst maakte reeds lang een
contributieverhoging noodzakelijk, wat
blijken kan uit het verslag van de Pen
ningmeester. Geeft het afzonderlijk be
heer van de T.B.C.-bestrijding nog een
batig slot van 355.60 met aan inkom
sten 2675.85 en aan uitgaven 2320.28,
de verpleging van het Wit-Gele Kruis
toonde over 1951 opnieuw een tekort
van 421.35. Na ampele bespreking,
waarin alle andere mogelijkheden onder
de loupe genomen werden, moest het
bestuur besluiten tot een contributiever
hoging. De nieuwe contributie is vast
gesteld op 60 ct. per maand.
Wanneer de leden het uitvoerig ver
slag van de diensten door de instelling
nader bezien, dan zal een ieder beamen,
dat aan deze verhoging niet te ontkomen
is, wil men een goede functionering van
de verschillende takken van dienst niet
belemmeren. We laten ter oriëntering
het verslag van de secretaris in zijn ge
heel volgen
Bestuur
Het bestuur der Vereniging, uit 9 le
den bestaande, wordt gevormd door de
heren Th. v. d. Linden, Voorzitter, G.
v. d. Hoven, Secretaris, J. van Woensel,
Penningmeester; H. van Woensel, Mevr.
Schalken-v. d. Schaaf, A. Dekkers, J.
Vloemans, L. Hamers en A. Nouwens,
leden. j
In 1951 is onze oud-voorzitter de heer
W. van Nieuwstadt overleden. Wij mo
gen hier nog wel memoreren het vele en
goede werk dat onze oud-voorzitter in
al deze jaren voor de Vereniging heeft
gedaan, en hopen dat de goede God
hem hiervoor reeds zijn loon heeft doen
ontvangen. Verder is de heer W. de
Jong afgetreden als bestuurslid wegens
drukke werkzaamheden. Deze twee va
catures zijn inmiddels reeds aangevuld,
n.l. door de heren L. Hamers en A.
Nouwens.
De beide heren medici, de heren Raay-
makers en Wijtenburg, fungeren als me
dische adviseurs, terwijl de Hoogeerw.
Heer Deken v. d. Brekel de geestelijke
adviseur van het Wit-Gele Kruis is.
In 1951 werden 5 bestuursvergaderin
gen gehouden.
Leden
Het ledental op 1 Januari 1952 beliep
1472.
Ziekenverpleging
Deze instelling mag zich in aller blij
vende belangstelling verheugen, getuige
de vele diensten welke van onze Zusters
ook in het afgelopen jaar zijn gevraagd.
Het aantal patiënten bedroeg 556 met
4645 bezoeken; 726 zuigelingen bezoe
ken en 1250 huisbezoeken. Deze dienst
werd waargenomen door Zuster van
Wezenbeek.
Hoogtezon s
Van de hoogtezon werd door 73 pa
tiënten gebruik gemaakt, met 1251 be
stralingen-, 178 zittingen werden gehou
den. I
Verplegingsariik'elen:
Van ons magazijn van verplegingsar-
tikelen werd 250 maal gebruik gemaakt.
Tuberculosebestrijding
Omtrent deze dienst die uitsluitend
wordt waargenomen door Zuster Wil
mink staan ons geen gegevens ten dien
ste.
Kinderuitzending
Het aantal kinderen boven de 6 jaar
die werden uitgezonden naar de vacan-
tiekolonie te Eersel bedroeg 30.
Kraaniverpleging
De dienst van de kraamverpleging
verleende in het afgelopen jaar 158 maal
hulp bij bevallingen, waarvan 78 interne
hulp en 80 beurten.
In deze dienst werd opgenomen Zus
ter Sauter, die Hoofd van de kraam
verpleging is. Naast genoemde Zuster
zijn aan deze dienst verbonden Zuster
Otten, kraamverzorgster, in dienst ge
treden 1 Jan. 1949; Zuster van Eyk,
kraamverzorgster, in dienst getreden 1
Oct. 1949; Zuster van Beers, kraamver
zorgster, in dienst getreden 1 Oct. 1946.
Naast deze verpleging werd tevens in
de hulp in de huishouding voorzien. Wij
kunnen niet anders zeggen dan dat het
werk der kraamverpleegsters onze grote
waardering' ten volle verdient.
Hun werk moet dikwijls gebeuren on
der zeer moeilijke omstandigheden. De
noodzakelijke medewerking om tot een
algemeen gebruik te komen, blijft nog
steeds uit.
Consultatiebureau
Op 1 Januari 1952 waren ingeschre
ven 186 zuigelingen in Kaatsheuvel, 23
in Berkdijk. Het aantal gehouden zittin-
FEUILLETON
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
HOOFDSTUK I.
Strickland sloeg de ogen op, zette
zich uit en geeuwde. Hij had ge
droomd. Enkele brokstukken van
die droom stonden hem nog vaag
voor de geest, terwijl hij enigszins
verschrikt opsprong. Hij bevond
zich in de kajuit van „de Wilde
Eend". De lamp brandde. De gor
dijnen waren dichtgeschoven. Dit
had hij alles zelf gedaan nadat hij
de boot had vastgelegd. Blijkbaar
was hij, na een sigaret te hebben
gerookt, op zijn stoel in slaap ge
vallen en had hij verder de hele
nacht doorgeslapen. Nu stond hij op
en deed het licht uit.
„O, wat een ezel!" schold hij zich
zelf. „Maar het is alles jouw schuld,
Margaret!"
Hij nam een foto van de tafel die
hij, vóór hij in slaap gevallen was,
voortdurend had zitten bekijken,
terwijl hij zijn sigaret rookte. Op
de foto zag men niet haar tere blos,
de schittering van het goudbruine
haar en het diepe grijs van de ogen,
maar wel kwamen tot haar volle
recht de schoonheid van haar trek
ken en de bevalligheid waarmee 't
hoofdje haar op de schouders stond.
Ze was meer vrouw, dan jong
meisje, ofschoon ze toch pas drie en
twintig telde.
Haar verloofde glimlachte, terwijl
hij de lippen drukte op het lieflijk
gelaat. Gedurende het half jaar dat
ze nu verloofd waren, was er nog
geen enkele onenigheid tussen hen
voorgevallen. Zijn positie als jong
ste en verreweg minst bezittende
deelgenoot van de firma Strickland
en Zonen, bankiers, viel in het niet
tegenover het fortuin dat in haar
bezit zou komen bij haar huwelijk.
Robert Strickland, zijn oom, en de
voogd van zijn verloofde, had haar
bij zich in huis genomen toen zij
negentien jaar oud was.
Vóór haar verblijf met vacantie in
Italië was zij er zich nooit helder
bewust van geweest welk een grote
plaats ze in zijn gevoelsleven in
nam. Gisteren had hij op de boot
haar brief gekregen: ze was haar
verblijf in het buitenland moe en
verlangde naar de verkwikkende
frisheid van Engeland in Juni.
Dadelijk na ontvangst van dit be
richt besloot hij zijn vacantie op 't
water te beëindigen. De „Wilde
Eend" maakte rechtsomkeer en
wendde de steven naar de aan de
rivier gelegen villa van zijn oom.
En daar zou Margaret hem stellig
opwachten bij het hek.
„Hallo!" riep hij luid, want hij
had de foto neergezet met zo'n snel
le beweging dat ze viel.
Verbaasd staarde hij naar de deur
van de andere slaapkajuit. Daar was
een onderdrukte kreet vandaan ge
komen die gevolgd was op zijn op
roep. Er was daar zeker een in
dringer.
„Hallo!" riep hij weer. „Ik weet
niet was je bedoeling is, maar als
je denkt dat hier iets te halen valt,
dan heb je het toch mis!"
De deur was opengegaan en een
meisje verscheen, dat hem nu stond
aan te kijken. Ze was slank en le
nig als een jongen. Er was iets ei
genaardigs on-Engels in haar figuur,
in haar kleding en in haar hoogge
hakte schoenen. Ze had een fijnge-
vormd neusje, scharlaken rode lip
pen en donkere wenkbrauwen. De
ogen leken wel zwarte diamanten in
het krijtwitte kinderlijke gezichtje.
Om het hoofd droeg zij een zwart-
kanten shawltje dat sierlijk afhing
op de schouders.
Afwerend hield ze de hand naar
hem uitgestrekt en verschrikt riep
ze:
„U zult mij toch geen kwaad
doen?"
„Kindje, ik denk er niet aan. Maar
hoe kom je hier?"
„Gisteravond ben ik gekomen, 't
Was al donker en ik ben van heel
ver komen lopen. Voorzichtig ging
ik de kajuit binnen en verborg me.
Toen voelde ik pas hoe moe ik was
en ik ben dadelijk in slaap gevallen.
Toen ik wakker werd was het al
licht. ,Ik keek hier binnen en zag u
slapen. Misschien heb ik toch wat
leven gemaakt en bent u hierdoor
wakker geworden."
„Maar waarom wilde je je hier
op het schip verbergen?"
„Omdat ik bang was, senor."
„Maar nu ben je, hoop ik, toch
niet bang meer? Laten we eerst
wat meer licht maken."
Hij schoof de gordijnen open en
zij stootte een kreet van verbazing
uit, terwijl ze zijn hand greep.
„Bent u het?Terwijl u sliep
kon ik uw gezicht niet zien en 't is
al zo lang geleden dat ik uw stem
gehoord heb. Dit is nu al voor de
tweede maal dat u mijn redder is."
Ze lag naast hem geknield en
hield haar hand in de zijne.
„Je bent het meisje met de kam!"
„Juist, senor!Die kam draag
ik nog altijd. O, ik zal u nooit ver
geten, Don Antonis. Ik ken nog uw
Engelse naam: Strickland, is 't niet?
Herinnert u mij zich ook?"
„Of ik je mij herinner, Concha
Ortiz!"
HOOFDSTUK II.
Of hij zich nog herinnerde
Het was nu twee jaar geleden dat
hij naar Panama ging om daar een
nieuwe directeur van een bij-kan
toor van de bankiersfirma, waarvan
hij de jongste vennoot was, te in
stalleren. Eigenlijk had dit moeten
gebeuren door zijn oudere neef Ro
bert, eveneens mede-vennoot. Maar
Robert ging op dat ogenblik zo ge
heel op in zijn hofmakerijen van de
tegenwoordige Mrs. Robby, dat hij
zich met al wat in hem was er tegen
verzet had om uitgestuurd te wor
den; en dies ging Antonie in zijn
plaats. Na zijn opdracht vervuld te
hebben, had Strickland er een reis
je aan vastgeknoopt van een paar
weken in Spanje en daar was hem
een avontuur overkomen: In het
schemerdonker wandelde hij door
een verlaten straatje, waar plotse
ling een luid hulpgeroep weerklonk.
Onmiddellijk vloog hij naar de plek
waar het geluid vandaan kwam en
trof er een meisje deze jonge
Spaanse dat zich met alle kracht
verweerde tegen een bruut van een
Mexicaan. Hij sprong tussen beiden
in en werd met een mes gestoken.
Conchita had weer een gil gegeven;
de politie was toegeschoten, had de
Mexicaan ontwapend en de gewon
de meegenomen. Antonie bloedde
geweldig en had het bewustzijn ver
loren. Toen hij weer bijkwam lag
hij in een hotelkamer en werd hij
het gezichtje van het meisje ge
waar dat zich over hem heen boog.
Concha met de donkere ogen en de
grote Spaanse kam! Zij bleek het
nichtje te wezen van de eigenaar
van het hotel, een zekere Esteban
Vasquez.
Ze was twee jaar op school ge
weest in New Orleans, speelde gui
taar en zong en danste statige, maar
ook vurige Spaanse dansen met de
lichtheid van een flikkerende vlam.
Dit alles kreeg hij te horen van een
oude vrouw, die hem, samen met
Conchita, verpleegde tot hij weer
op de been was.
„Natuurlijk herinner ik mij je,
kleine Conchita", sprak hij weer
met grote nadruk „en hoe je met de
oude Timoteo mij hebt verpleegd."
„O, dus u weet het nog allemaal?
Oom en iedereen verder noemde mij
altijd Concha, maar u sprak van
Conchita. Toen u mij verliet, kuste
mij de hand en zei: „Vaarwel,
kleine Conchita, zorg dat je altijd
een braaf meisje blijft. Ik antwoord
de: Ja, altijd! Maar zal ik u nooit
weerzien, Don Antonio? En u zei:
Ik denk niet dat ik hier nog eens
zal komen. Maar misschien dat jij
eens in Engeland komt. En dat is
nu ook gebeurd,,.
„Hoe en wanneer?" vroeg hij gre
tig.
In haar eigenaardig taaltje ver
telde zij dat haar oom gestorven
was en dat. toen het hotel verkocht
werd. Maar er waren schulden, zo
dat er niets over bleef. Korte tijd
had zij gelogeerd bij de vrouw van
een Amerikaanse dokter. Toen was
er bij de Amerikaanse consul een
dame gekomen, een weduwe. Zij
woonde met haar vader, een heel
oude heer. Die dame had haar aan
geboden mee naar Engeland te
gaan. En dit had zij gedaan, ruim
een jaar geleden. De senora was nu
twee maanden geleden gestorven,
maar Conchita was in het huis ge
bleven bij haar vader, de oude ko
lonel Lockwood. Ze kon nergens
anders heen.
„Als hij mij ziet, senor, dan weet
hij niet dat ik het ben. Hij wandelt
veel alleen in het bos, of hij is op
zijn eigen kamer en leest boeken.
Hij moet scheikundige zijn. Maar ik
geloof dat hij soms niet wel bij het
hoofd is. Het huis is oud, somber en
eenzaam. Het ligt dicht bij de rivier,
waarvan u mij verteld hebt en waar
u graag met uw boot roeit. Ik dacht
dat ik u wel eens zou zien als ik
daar langs de rivier liep. Dus bleef
ik maar in dat huis tot de vorige
avond, toen ik zo erg was geschrok
ken dat ik wegliep."
(Wordt vervolgd).