Topspelers niet meer naar de internationale concoursen, W-a,a\&tnê-CijaKt de fëuj niet meev HET MYSTERIE BOEKBESPREKING DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 21 JULI 1952 Conflict in de Nederlandse biljartwereld Onkostenvergoeding laat alles te wensen over w fi*irn Een speciale verslaggever van „Het Brabants Nieuwsblad" te Roo sendaal geeft in z'n blad de volgen de reportage: Er bestaat sinds geruime tijd een ernstige tegenstelling tussen onze prominente nationale biljarters en het bestuur van de Nederlandse Bil jartbond. In belangstellende krin gen van onze biljartwereld hebben we reeds verschillende malen de vraag gehoord, waarom op de laat ste grote internationale tournooien onze beste biljarters ontbroken heb ben. Namen als Van de Pol, Metz, De Ruyter, hebben we gemist bij de Europese biljartkampioenschap pen 47/1 en 71/2 en dezer dagen hebben we weer kunnen constate ren, hoe tijdens een Nederland-Bel- gië-ontmoeting, ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van de stad Eireda, onze Nederlandse kampioe nen verstek lieten gaan. Een te elf der ure gedaan dringend verzoek (telefonisch) van de N.B.B. om toch aan dit tournooi deel te, nemen, werd zov/el door Van de Pol als door De Ruyter afgewezen. Dit al les wijst op een tamelijk scherp con flict, dat zijn oorsprong vindt in 't feit, dat de N.B.B. met alle kracht streeft naar een starre naleving van de amateursbepalingen. Dit plaatst onze spelers echter in een zeer on gunstige positie, vergeleken met de buitenlandse concurrenten. Want zij kunnen zich uit eigen zak niet de weelde veroorloven aan alle kampioenschappen van de druk be zette internationale biljartsportka lender deel te nemen. De N.B.B. wenst echter voet bij stuk te hou den De verschillende nationale en in ternationale biljartkampioenschap pen, vorderen, wanneer men zich er geen wil laten ontglippen, practisch zestien tot twintig weken per jaar. Een topspeler, die op peil wil blij ven, moet iedere dag gemiddeld vijf tot zes uren trainen. Dit vraagt ook grote financiële offers, die de spe lers zich niettemin graag getroosten wanneer de N.B.B. daar tegenover ook maar eens een gebaar van meer soepelheid zou willen maken. „De biljartsport", zo heeft Kees de Ruyter eens verteld, „kost mij per jaar wel ƒ2000.En wij ge loven niet dat hij overdreef. In Oc toberNovember van het vorige jaar, heeft hij ons land vertegen woordigd op de wereldkampioen schappen in Argentinië. Het had heel wat voeten in de aarde, voor hij het visum in orde had. Het kostte hem alles bij elkaar een kleine 500.„Dat betaalt de Argentijnse Biljartbond je graag te rug" had het bestuur van de N.B.B. gezegd, „en zo niet, dan zullen wij je dat wel betalen". Kees de Ruyter heeft het geld nog niet ontvangen en krachtens een bestuursbesluit, zal hij er ook wel nooit een cent van terugzien. Hij en de andere spelers werden in Buenos Aires ontvangen met de gratie, die men slechts voor vorsten pleegt te reserveren. Er was een officiële ontvangst door president Peron en diens echtgenote, zij wer den gevierd en geëerd, onze Neder landse gezant was er bij, maar toen al dat officiële gedoe achter de rug was, stond De Ruyter zonder een cent op zak op straat en moest zien hoe zich te redden. U voelt de scher pe tegenstelling en de teleurstelling wel. Toevallig trof hij een bevriend stadgenoot, die zich zeer veel moei te getroost heeft om De Ruyter het leven dragelijk te maken. Kees is hem nog verschillende honderden guldens schuldig. Alles bij elkaar kostte hem deze Zuid-Amerikaanse trip, waarin hij toch de Nederland se vlag vertegenwoordigde, een kleine 1000.een bedrag, dat ook voor De Ruyter niet voor het op rapen ligt. Onvoldoende kostenvergoeding. De laatste officiële vertegenwoor diging waaraan De Ruyter gevolg gaf, was die te St. Etienne, in Dec. van het vorige jaar. Hij kon als on kosten de treinreis derde klas de clareren en kreeg als verblijfsver goeding 1500 frans per dag (ƒ15). Natuurlijk reisde hij tweede klas. Dat kostte hem persoonlijk al een kleine 70.meer. In het hotel, waar ook de andere spelers logeer den en waar voor hem een kamer gereserveerd was, kostte logies en ontbijt frs. 1400. Wanneer de service waarbij opkomt, was De Ruyter al ver over het bedrag heen, dat de N.B.B. hem had toegekend. Hij had dan bovendien geen cent over voor diner en souper en aller lei kleine dingen, die men op reis niet ontberen kan. Hij verhuisde in arren moede daarom maar naar een derde rangs-pension. Dit alles was zo nadelig voor zijn vorm, dat hij zijn titel in een beslissende partij verloor. En nu kunnen er wel omstandig heden zijn die pleiten voor de een zijdige houding die de N.B.B. hand haaft, maar dan zal hij ook moeten afzien van een sterke vertegen woordiging op de internationale meetings. En de andere spelers dan? zal men vragen. Och, de situatie is zo, dat zij, die steeds moeten leven in de schaduw van de groten, over vele bezwaren, ook financiële heenstappen, wan neer zij de plaats van de groten bij een of andere gelegenheid in mogen nemen. Het is echter de vraag of on s prestige in de internationale biljartwereld dat zeer hoog stond daarmee op de duur gediend zal zijn. Zij doen niet mee. Want spelers als De Ruyter, Van de Pol en Metz bedanken er in de toekomst hartelijk voor de lijn te trekken voor de N.B.B., ten koste van eigen zak. En wij kunnen hen daarin niet geheel en al ongelijk geven. Vooral als men in aanmer king neemt dat het N.B.B.-bestuur zelf niet altijd een voorbeeld van zuinigheid is. De officiële afgevaar digden en arbiters kunnen zich bij internationale vergaderingen of tournooien ruimer bewegen dan on ze spelers dat kunnen. Daar zit iets scheefs in. Even goed als er iets scheefs in zit dat de topspelers uit andere lan- len door hun organisatie met rui mere middelen gesteund worden en onze eigen spelers als een soort pa ria's maar langs de weg kunnen blijven staan. Op die manier ont staat een onhoudbare situatie die zich thans dermate heeft toegespitst dat ons spel in het internationaal biljartmillieu uitgespeeld is. Want de liefde kan niet altijd van één kant komen en men kan van onze prominente spelers niet altijd be langrijke, financiële offers blijven vergen, zonder dat daar enige com pensatie tegenover staat. Want be kers en medailles, al zijn ze nog zo schoon, zijn nbg steeds te hard om te kauwen Toen het geruime tijd geleden uit alles bleek, dat Kees de Ruyter niet meer aan internationale of na tionale kampioenschappen of an dere wedstrijden deelnam, dus een der „groten" zich aan het wedstrijd program onttrok, hebben wij in 'n onderhoud Kees naar de oorzaken daarvan gevraagd en een uitvoe rige reportage daarvan gemaakt. Op uitdrukelijk verzoek van be trokkenen plaatsten we die toen nog niet. Nu echter zonder meer door een ander blad over een en ander wordt geschreven, is er voor ons geen enkele reden meer om het onder- haud dat wij destijds met Kees de Ruyter hadden, niet te publiceren. DE K.N.B.B. HECHTTE MEER WAARDE AAN DE VALSE BEL GISCHE BESCHULDIGINGEN, DAN AAN DE GOEDE EN SPORTIEVE NAAM VAN KEES. Meermalen heeft men. ons de vraag gesteld: waarom biljart Kees de Ruyter niet meer? Waarom heeft hij niet meegedaan aan de laatste kampioenschappen? En wij hebben onszelf deze vraag ook menigmaal gesteld. We wisten reeds van de onsmakelijke geschie denis na de terugkeer van Kees de Ruyter en Piet van de Pol uit Argentinië, toen zij beschuldigd werden van onsportiviteit en onfatsoenlijkheid. Dezer dagen heeft Kees ons de hele toedracht van de zaak verteld. BELGISCHE NAIJVER. Het begon dus toen De Ruyter en Van de Pol uit Argentinië terug keerden en de kranten een vraag gesprek publiceerden waarin onze nationale biljarters zich minder vriendelijk uitlieten over de we reldkampioenschappen in Buenos Aires. Dat al deze onvriendelijke uitlatingen niet op rekening moe ten worden geschreven van Kees de Ruyter, die wij enkele dagen na aankomst over deze kwestie vroe gen, welk vraaggesprek werd ge publiceerd in een van onze num mers, blijkt volkomen uit de inhoud van dit artikel. Als reactie hierop kwamen arti kelen in diverse Nederlandse bladen en vooral in het officieel orgaan van de Koninklijke Nederlandse Biljartbond, 't maandblad „Biljart". Hierin beschuldigde iemand, die onbekend wenste te blijven de twee Nederlandse biljarters van verre gaande onsportiviteit, van onfat soenlijkheid in hun optreden, dat een blammage was voor de Neder landse sport-eer, enz.: terwijl hun uitlatingen op Schiphol, direct na aankomst, werden weerlegd door een brief van de heren Gabriels en van Hasselt, welke brief in het zelfde nummer van „Biljart" werd gepubliceerd en waarin beide heren verklaarden buitengewoon enthou siast te zijn over heel de organisa tie van de wereldkampioenschap pen in Buenos-Aires. Deze heren vertelden er echter niet bij hoe zij meer dan wie ook in Argentinië hebben lopen kankeren op de slech te verzorging, hoe zij, wanneer men hun pas niet ingenomen had, als werkend passagier op een boot de oceaan zouden zijn overgestoken; ze vertellen ook niet, zei Kees, dat zij vijf dagen hebben kunnen trai nen; terwijl wij met onze tijd geen raad wisten en geen goed materiaal ter beschikking hadden. Maar wat was het geval? Men had hun mee gedeeld dat er in een of andere bekende club in Buenos-Aires twee biljarts stonden, voor de buiten landse deelnemers, die reeds 6 da gen voor het tournooi waren gear riveerd. Iedere dag zonderden de Belgen zich af; ze gingen vrienden op zoeken. Toen zijn v. d. Pol en de Ruyter hen daags voor de wed strijd gevolgd; ze troffen hen aan bij twee gloednieuwe biljarts. Waarom, vraagt Kees de Ruyter, hadden zij dat Galmiche, v. d. Pol en mij niet verteld? IN HET JUISTE LICHT. De zaak wordt echter meer en meer begrijpelijk, wanneer Kleed verder vertelt en ons de zaak in het juiste licht doet zien. Toen er in België een ongere geldheid met v. d. Pol was geschied, besloot de Belgische Biljartbond v. d. Pol te verbieden de eerste twee jaren in België te spelen; dit besluit werd ter kennis gebracht van de Nederlandse Biljartbond en van de Internationale Bond. De heer Ave, de grote man van de internationale Biljartwereld echter wilde nog niet van een internationale schorsing weten. Toen er tijdens de Europese Kampioenschappen 47/2 hier ter plaatse weer een kwestie rees met Piet v. d. Pol, hebben de heren in een niet officiële bijeenkomst in hotel Ver wiel, besloten, zo gauw er weer iets voorviel met v. d. Pol, dat niet door de beugel kon, hem te schorsen. „Begrijp je nou alles", zegt Kees, „wanneer ik je zeg, dat dat stuk in „Biljart" door niemand anders geschreven is dan door de voor zitter van de Koninklijke Belgische Biljartbond, de heer Toffaes?" Inderdaad, wanneer dat zoi is, dan begrijpen wij veel, dan begrij pen we de houding van de Bel gische biljarters, wier verklaringen in de brief zo lijnrecht in tegen stelling waren met hetgeen zij te gen hun Nederlandse collega's had den verklaard, voordat zij in Parijs het vliegtuig verlieten, dan begrij pen wij ook volkomen de aantij gingen van de Belgische voorzitter, die zijn spelers wil vrijwaren van een lastige Nederlandse concurrent. En in dit „sportieve" spel is nu de Ruyter, die niets met de zaak te maken had, ook betrokken. ANDERE GELUIDEN UÜT ARGENTINIË* We begrijpen niet goed, dat de Nederl. Biljartbond meer waarde hecht aan de beschuldingen van de Belgen, dan aan de goede en spor tieve naam van onze plaatsgenoot, die vanaf 1942 de eer van de Ko ninklijke Nederlandse Biljartbond heeft hoog gehouden, en die naam meer glans heeft gegeven, niet al leen door zijn superieur spel, maar ook door zijn sportieve houding. Wij hebben nooit getwijfeld aan de houding van de Ruyter in Ar gentinië, en niemand die Kees kent zal daar aan twijfelen. Hij liet ons enkele brieven lezen uit Buenos-Aires; van Jan van Til burg, die steeds bij hem was en aan wie hij een grote steun had; van de Nederlandse gezant in Argentinië, beiden verbazen zij zich over der gelijke aantijgingen, beiden zijn zij er verontwaardigd over; de gezant noemt de beschuldigingen „absurd". Voorlopig neem ik niet meer aan wedstrijden deel, zegt de Ruyter, eerst moet dit maar eens recht ge zet worden. Ik heb een goede en sportieve naam, ik wens van derge lijke beschuldigingen verschoond te blijven. We hebben nog lang zit ten praten en de grieven van Kees tegen de Nederlandse Biljartbond beperkten zich niet tot dit ene ge val; men leze het artikel van het „Brabants Nieuwsblad". „Vroeger", zegt hij, „ging ik ge laden naar een kampioenschap; nu niet meer, ze hebben het zelf er uit gehaald; ik weet niet meer waar voor ik biljart". Regelmatig traint Kees nog en hij zegt dat hij zich zeer sterk voelt en in 'n constante vorm. En 't zou jammer zijn, wanneer op grond, van dergelijke onsmakelijke voor vallen, op grond van dergelijke vol komen dnspdrtieve en oneerlijke concurrentie, onze Waalwijkse bil jarter zich gedwongen zou voelen zijn steun en medewerking aan de K.N.B.B. te moeten onthouden. Een land dat maar twee biljarters kent van internationaal formaat, moet niet zo klakkeloos over hun goede naam heenlopen! ARBEIDSBUREAU WAALWIJK WORDEN GEVRAAGD Schoen- en leder le klas inballer Kantenlikker Afmaker Opzolers (hand) Overhalers (hand) Machine overhaler le klas uitzetter Strijker Leersnijder Overleersnijders Lederwarenstikker Kantenschrooier Jeugdige schoen^ en lederwaren- fabr.arbeiders Lederwarenstikster Schoenstiksters (fabriek) Plaksters (fabriek) Kleding, Reiniging L.l. Naaisters Huish. Diensten Dagmeisje Vrije beroepen Jongste kantoorbedienden (mannel.) BIEDEN ZICH AAN Bouwnijverheid Aank. bouwk. tekenaar Timmerlieden Schilders Bou wvaks j ouwers Grondwerkers Hout, Kurk, Stro Meubelmakers L.l. Meubelmaker Mach. Houtbewerkers Kleding, Reiniging Kleermakers (groot- en kleinwerkers) Schoen- en leder Werkmeester Onderwerkafd. Hakkenbouwers Schuurder Leerspuiter Glansstoter Huidenspanners Sjouwers looierij (nathuis en droogzolder) Metaalnijverheid Mach. Bankwerkers Stoker L.l. Auto-monteur Electr. lasser Autog. lasser Halfwas Electro-monteur Vrije beroepen Vrouwel. kantoorbedienden Mannel. Kantoorbedienden Voeding en genot Slagersknechten Handel: L.l. verkoopsters Verkeer Div. chauffeurs Bezorgers Landbouw Landbouwknechten Personeel in alg. dienst Magazijnbediende Huishdiensten Dienstbode Aanmelden dagelijks tussen 9 en 12 uur v.m. op het Arbeidsbureau te Waalwijk, Grotestraat 339 Tel 2131. Deze bekendmaking is geldig t m 26 Juli 1952. DICKENS' DOMBEY ZOON. De vertaalster van Dombey Zoon, Emmy van Lokhorst, heeft eens het vol gende over Dickens geschreven „Dickens is een der wereldschrijvers, die zowel de eenvoudige van geest als de gecompliceerde critische lezer boeit. Hij bezit de magie van de verteller, die een gehele wereld oproept en een on uitwisbaar beeld van verschijning en gedragingen zijner sujetten geeft. Zijn vermogen tot nauwkeurig observeren wordt overtroffen door zijn meeslepende verbeeldingskracht, die in absolute zin cre-actief is en ons binnenleidt in een wereld vol beweging, waar het krioelt van merkwaardige wezens, in wie wij, ontroerd /of vermaakt, de medemens herkennen. Verbeelding en menselijkheid, tintelende levenskracht en sterk beel dend vermogen maken Dickens tot een schrijver, die veel meer is dan de be schrijver van een tijdperk, die integen deel verrassend actueel en voor volgen de generaties belangrijk blijft." Nu als achtste deel in De Werken van Charles Dickens haar vertaling van Dombey Zoon verschijnt, krijgen deze woorden een heel bijzondere betekenis. Paul Dombey is een ontroerende figuur, waarin Dickens zijn eigen, jeugdcrisis heeft uitgebeeld. Het dragend gevoel is hier deernis tegenover het kleine, zwak ke, onschuldig lijdende. Hier nam Dic kens' wereld haar ontstaan, hier keert zij ook steeds terug. De dood van Paultje, de voortzetter en hoop van de firma, de zoon van de trotse koopman Dombey, laat een leegte achter in het grote som bere koopmanshuis en grijpt nog de le zer van deze tijd aan, evenals Dickens zelf er dagen na het schrijven nog neer slachtig van was. De zwijgende koop man blijft met zijn lieftallige dochter in het schaduwrijke huis, maar daarbuiten leven echt menselijke figuren als de een voudige kapitein Cuttle en de explosie ve klaploper majoor Joe. Na een winter vol verwachtingen en teleurstellingen schreef Dickens op 28 Juni 1846 in Lau sanne het eerste hoofdstuk van Dom bey. Toen het niet wilde vlotten, ver huisde hij naar Parijs, waar de lucht van de grootstad hem beter inspireerde. De illustraties van Phiz zijn ook in deze uit gave opgenomen, ook die waarvan Dic kens achteraf zei: „Het zou me honderd pond waard geweest zijn om dit plaatje buiten het boek te houden". FEUILLETON VAN DE BLAUWE TRAM. door T. Lode wijk 18) De volgende dag liep Joehem bij de sigarenwinkelier Markus binnen en kocht een doosje sigaretten, ,,'t Kon de laatste wel zijn, dat je mé verkoopt", merkte hij schijnbaar achteloos tegen de nieuwsgierige winkelier op, die er altijd op uit was een nieuwtje te vernemen en dit, 't zij aan het plaatselijk nieuws blad, 't zij aan een der vele dag bladen, waarvan hij als correspon dent fungeerde, door te geven. „Ga je weg?" was het antwoord. Jochem had beet. „Tja.zei hij geforceerd-luch- tig, „ik heb er genoeg van. Ik schei uit met 't politiewerk. Eerlijk ge zegd: ik ben ontslagen". „Zoda's jammer voor je", meende de winkelier. Hij formeer de in gedachten al het berichtje: „Wij vernemen, datmaar tegelijk bedacht hij dat 't misschien niet fair was tegenover een altijd opgeruimde en prettige klant als Jochem, hem zo publiekelijk te kijk te zetten. „Dat zal ik dan maar niet in de krant zetten", viste hij. „Je kunt het wat mij betreft ge rust doen", verklaarde Jochem. „Er is niets oneervols in, en dan weten ze tenminste dat ik niets meer met de politie te maken heb". „Wat ga je nu doen?" wilde de winkelier weten. „Ik heb 'n baantje bij een infor matiebureau", fantaseerde Jochem. „Nogal heen en weer trekken. Lijkt me niet gek. In ieder geval, als ik door Lisse kom koop ik hier mijn sigaretten. Maar zet 't maar gerust in de krant, hoor!" Ziezo, dacht hij, toen hij op het Vierkant wachtte op de tram die hem naar Haarlem moest brengen. Het eerste tijdvak afgesloten; nu de tweede étappe Een ogenblik schoot de gedachte aan Mar ja als een vlam door z'n hersenen, maar dan zette hij reso luut alles op zij. Niets zou hem van zijn werk kunnen afhouden. HOOFDSTUK X. De Boer heeft een plan. Enkele uren later zat Jochem in het hokje, dat diende als wachtka mer voor de bezoekers van 't grote gebouw aan de Leidse vaart te Haarlem, waar de tramdirectie ze telde. Al spoedig werd hij toegelaten bij Ir. Moorrees, een keurig heertje met een grijs puntbaardje, wenk brauwen van een voor zijn leef tijd yerdacht zwart en een ko renbloem in 't knoopsgat van zijn onberispelijk grijs costuum. „Meneer Verkruysen!, waarmee kan ik u van dienst zijn", klonk 't hups van achter het immense bu reau, waaraan de directeur zetelde. „Meneer Moorrees", was Jochem's antwoord, „ik heb een zonderlinge vraag. Ik wilde namelijk van u we ten of er, buiten de diensturen, nog een tram rijdt tussen Haarlem en Leiden". „Tja....", aarzelde de ingenieur, „dat zou ik zo uit m'n hoofd niet kunnen zeggen". Hij nam de huis telefoon op. „Vraag of meneer De Boer even hier komt". „Ik zal 't meneer De Boer vra gen", legde hij Jochem uit, „wat die niet weet, is ook de moeite van het weten niet waard. Ik hoor, u bent politie-ambtenaar. Mag ik vragen wat „Liever nog niet", weerde Jochem lachend af. „U komt 't èllemaal aan de weet, en of u zult verbaasd zijn, of u zult me een idioot vinden voor u hoop ik het laatste. Maar nu zou 't een beetje vóórtijdig zijn". De heer De Boer kwam binnen. Jochem zag een man in de kracht van zijn leven, met de kloeke ge stalte van een zeeman, een blozend, welgedaan gelaat en achter de flik kerende brilleglazen zagen hem 'n paar humoristische ogen welwillend en opgeruimd aan. Hij schudde Jo chem de hand op een manier, die de jongeman een bedenkelijk gezicht deed trekken, en vroeg waarom zijn chef hem geroepen had. Ir. Moorrees bracht Jochem's ver zoek over, en de heer De Boer krabde met de achterkant van zijn potlood lang en nadenkend op zijn al enigszins kaal wordende schedel. „Nee", zei hij toen, „nee lacht u nog maar niet, want meneer Ver kruysen heeft gelijk. Er rijdt een trarnniet van Haarlem naar Leiden, maar omgekeerdweet u wel (dit tegen zijn chef) dat is die „surplus"-tram. Dat zit zo (ver klarend tot Jochem) we zitten niet zo best in het materiaal en nu is ons dienstschema zo, dat we voor 'n regelmatige hervatting van de mor gendienst in Haarlem een wagen- stel te kort hebben, terwijl we er in Leiden een kunnen missen. Daarom rijdt er dan meestal, niet altijd, een extra tram na de laatste tram tus sen Leiden en Haarlem, die echter geen passagiers meeneemt. „Hoe laat is dat gewoonlijk?" in formeerde Jochem. „Tjadaar vraagt u me zo wat. Officieel om half éénmaar 't wordt ook wel eens later. Kijk, er zijn dan toch geen diensten meer op de lijn, ze kunnen net zo vroeg of zo laat vertrekken als ze willen. Enne ik hoop niet dat meneer Moorrees er een dienstorder over zal uitgeven er is een bepaald ploegje dat zo hartstochtelijk zit te miezemauzen 's avonds Alle drie schoten in een lach. „Tjadan vergeet je de tijd, niet? Als de speelduivel je te pak ken heeft.Er zijn een paar vrij gezellen bij. 't Is gek, maar het is steeds hetzelfde stel dat te laat is. Gezworen kameraden, en je kunt ze altijd voor een spelletje krijgen". „Nu ja", meende Ir. Moorrees, „dat moeten de mensen zelf weten, maar wij moeten er geen last mee krijgen. U hebt toch geen klachten over die extra dienst, nietwaar in specteur?" Jochem slikte de bevordering met een stalen gezicht. „Nee, meneer, dat is 't helemaal niet. Het gaat alleen om een getui genverklaring te controlerenna te gaan of de man bij z'n verstand was of een glaasje te veel op had", fantaseerde hij er luchtig op los. „Meneer Moorrees, ik dank u har telijk, en u vooral ook, meneer De Boer". „Gaat u weg?" vroeg die. „Als u even wacht, loop ik zover met u mee, ik moet naar de Tempeliers straat". „Graag", zei Jochem, die meteen sympathie had opgevat voor de ge moedelijke tram-man. „Ja", vertelde Ir. Moorrees, toen Jochem nog enkele ogenblikken wachtte tot de heer De Boer terug kwam, „zulke mensen brengen een nieuwe geest van service en wel willendheid onder 't personeel. Het is een prima kracht en ik zie 't hem nog ver brengen". „Is meneer De Boer al lang bij de N.Z.H.?" informeerde Jochem beleefdheidshalve. „Neewas het antwoord, „pas na de oorlog. Hij heeft vóór die tijd in Antwerpen een baan bij de tram gehad. Bracht uitstekende ge tuigschriften mee. Hij moest hier eerst even wennen, maar ik moet zeggen, die gemoedelijkheid van be- neden-de-Moerdijk doet wonderen." De Boer verscheen weer, de hoed zwierig achter op- en een grote si gaar in 't hoofd, en geleidde Jochem naar de brede deur, vanwaar ze over rails en wissels de straat be reikten. Jochem, die eerst van plan was geweest langs de Schouwtjeslaan naar de Haarlemmerhout te wan delen om daar de tram te pakken, veranderde van voornemen en stapte gelijk met De Boer op, die zijn eigen tram versmaadde en langs de Leidsevaart in de richting van de Tempeliersstraat liep „om z'n lijn", zoals hij Jochem met een knipoogje toevertrouwde. Hij vertelde honderd-uit over z'n werkkring, gaf interessante bijzon derheden over de mogelijke oplos sing van het tram-vraagstuk in Haarlem zowel als in de buitenge meenten, en toen ze eindelijk het haltegebouwtje bij de Tempeliers- straat bereikten, waren ze al beste vrienden. „Zeg meneer Verkruysen", zei De Boer, Jochem vriendschappelijk bij de arm nemend, „ik heb nog in geen jaar zo gezellig met iemand gebab beld. Weet u wat we moesten doen? Ik loop hier even bij de chef bin nen, die heb ik alleen maar 'n paar woorden te zeggen en dan kruipen we samen even binnen bij Lido en drinken iets op de goede afloop. Accoord?" Jochem aarzelde. Zijn voorzich tige natuur kwam in opstand tegen zulke kennismakingen op korte ter mijn, maar opeens bedacht hij dat De Boer een Zuiderling was en bleef, en dat, wat in het ietwat stij ve Haarlem niet gewoonte was, in de Sinjorenstad de doodgewoonste zaak van de wereld zou zijn. „Goed", zei hij, „ik drentel wel vast vooruit". (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1952 | | pagina 6