DE OPDRACHT ROBERT MERSHAM Hoe ver strekt de overheidstaak t.a.v. de Zondagsrust zich uit. DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 26 OCTOBER 1953 I De raad van Sprang-Capelle voor de beslissing technische voorlichting geeft welke zij behoeft. Dat de huidige dienst niet aan 't gestelde criterium voldoet, is zon der meer duidelijk. Hierop werd reeds de aandacht gevestigd door de Inspecteur van de Volkshuisvesting in deze provincie. Maar het is ook duidelijk dat slechts dan goedge schoolde ambtenaren kunnen wor den aangetrokken, indien de sala riëring in overeenstemming is met de kundigheden welke de overheid verlangt, en waardoor de ambtena ren financiëel vrij kunnen staan. De gemeente Sprang-Capelle is niet groot genoeg om zelfstandig 'n dergelijke dienst te creëren. Hier brengt samenwerking alleen de juiste oplossing. De gelukkige om standigheid doet zich thans voor, dat ook de aangrenzende gemeente Waspik, die mede in structureel op zicht aan onze gemeente aansluit, eveneens in het personele vraagstuk van haar dienst van gemeentewer ken en bouw- en woningtoezicht moet voorzien. Daarom is met het oog op een ge meenschappelijke technische dienst contact opgenomen met het college van B. en W. dier gemeente, dat tot algehele overeenstemming tussen de dagelijkse besturen van Sprang- Capelle en Waspik heeft geleid. Het resultaat hiervan is beli chaamd in het de raad daarbij ter vaststelling aangeboden concept „Gemeenschappelijke regeling van het bouw- en woningtoezicht en het toezicÜI op gemeentewerken en in richtingen in de gemeenten Sprang- Capelle en Waspik". Wanneer dit door de raad wordt aanvaard, zal een gemeenschappe lijke dienst in het leven worden ge roepen, met aan het hoofd een kring-architect, die aan de gestelde eisen voldoet. Dit technisch appa raat komt dan ter beschikking van beide gemeenten. De huidige func tionaris, de heer W. J. v. Willigen- burg, zal als opzichter in dienst van de Kring overgaan, zonder dat hier uit financiëel nadeel voor hem zal voortvloeien, terwijl diens assistent, de heer M. Rosenbrand, die thans op arbeids-contract als leerling ambtenaar werkzaam is, als gevolg van de reorganisatie, tot leedwezen van B. en W. eervol ontslag zal moeten worden verleend. De kosten worden geraamd op 9800, buiten de wedden van het kringpersoneel, dat van de gemeen ten wordt overgenomen. 17. Verzoek voetbalvereniging „Wit- Zwart" tot wijziging van art. 57a der A.P.V. inzake voetbalwedstrijden op Zondag. 18. Wijziging gemeente-begroting '53. 19. Aanbieding gemeente-begroting '54. 20. Goedkeuring rekeningen van de Burgerlijke Armbesturen te Sprang en te Capelle over 1952. Prae-advies nr. 100. De rekeningen sluiten met de vol gende cijfers: Burgerlijk Armbestuur Capelle: Gewone dienst: Inkomsten 12.660.73 Uitgaven 12.660.73 Slot Kapitaaldienst: Inkomsten Uitgaven nihil 604.08 1.000.— Nadelig slot 395.92 Onder de ontvangsten gewone dienst is begrepen 3772.02 subsi die der gemeente. Burgerlijk Armbestuur Sprang: Gewone dienst: Inkomsten 5.689.29 Uitgaven 5.689.29 Slot nihil Kapitaaldienst: Inkomsten nihil Uitgaven f nihil nihil Wegens subsidie werd van de ge meente ƒ2317.87 onder de ontvang sten verantwoord. 21. Aanbieding gemeenterekening over 1952. 22. Mededelingen. 23. Rondvraag. 24. Sluiting. In de vergadering die de raad van Sprang-Capelle Vrijdag a.s. zal houden zal wederom de veelbesproken kwestie van de Zondagsheiliging en Zon dagsrust ter sprake komen. 'Het bestuur van de v.v. Wit-Zwart richt zich namelijk met een verzoek tot de nieuw samengestelde raad, om het betref fende en veel gewraakte, anderzijds streng verdedigde artikel van de Al gemene Politieverordening in dier voege te wijzigen, dat sportbeoefening op Zondag wordt mogelijk gemaakt. B. en W. bepalen hun standpunt in een prae-advies dat zeer consciënti eus en diep op de kwestie in gaat en deze van alle zijden belicht, waarbij zij tot een conclusie komen die de vereniging in zeker opzicht tegemoet komt. HET VERZOEK DER VOETBALVERENIGING. Wij laten eerst het verzoek van de v.v. Wit-Zwart volgen De ondergetekenden L. de Haan en A. Priest, beiden wonende te Sprang-Ca pelle, in hoedanigheid van respectievelijk Voorzitter en Secretaris van de Voetbal vereniging Wit-Zwart, gevestigd te Ca pelle, gemeente Sprang-Capelle (adres Secretariaat: Dijkstraat 18 te Sprang- Capelle), geven met verschuldigde eer bied te kennen: dat bij art. 57a der Politieverordening voor de gemeente SprangTüapelle onder anderen verboden is het beoefenen van de voetbalsport op 'Zondagen en op Eerste Kerstdag; dat deze bepaling is opgenomen, omdat gevreesd werd dat door de beoefening van de sport op Zondagen orde en rust zouden worden verstoord; dat tengevolge van het bestaan van deze bepaling het nog steeds onmogelijk is voor bovengenoemde voetbalvereniging om op Zondagen de voetbalsport te be oefenen en deel te nemen aan de van wege de Koninklijke Nederlandse Voet balbond (KNVB) voorgeschreven com petitiewedstrijden; dat de vereniging gedurende enkele ja ren op Zondagen heeft gevoetbald juist buiten de gemeentegrenzen, hetgeen voor de vereniging met aanzienlijke geldelijke offers is gepaard gegaan; dat de vereniging deze geldelijke last niet meer kan dragen, en dus genood zaakt zou zijn. (nog afgezien van het feit, dat momenteel buiten de gemeentegrenzen in aangrenzende gemeenten geen voetbal veld beschikbaar is) in likwidatie te gaan, welke likwidatie evenwel niet be vorderlijk wordt geacht voor het welzijn van een gedeelte der inwoners van de gemeente Sprang-Capelle; dat het al dan niet wijzigen van de Politieverordening met betrekking tot het beoefenen der voetbalsport op Zondagen reeds eerder jn Uw raad een onderwerp van bespreking is geweest; dat laatstelijk door Uw Raad te dien aanzien werd besloten deze zaak aan te houden totdat na de periodieke aftreding van de Gemeenteraad, een nieuwe Raad zou zijn samengesteld; dat de laatste omstandigheid thans het geval is, en de ondergetekenden in hoe danigheid als vermeld, zich thans richten tot met beleefd verzoek de gelegenheid te scheppen tot de beoefening van de voetbalsport op Zondagen, en in verband daarmee wijziging te brengen in boven aangehaald artikel van de Politieveror dening van de gemeente Sprang-Capellei dat de door Uw Raad aan te brengen wijzigingen daarin zouden kunnen be staan, dat onder meer zou kunnen wor den bepaald: a. dat geen voetbalsport zal mogen worden beoefend op Zondagen en Eerste Kerstdag voor 12 uur; b. dat de voetbalsport op Zondagen alleen zal kunnen worden uitgeoefend op daartoe bij verordening vast. te stellen terreinen (voor Wit-Zwart b.v. op ter reinen gelegen ten westen van de Willem van Gentsvaart en ten zuiden van de Jutfrouwsteeg) c. dat het verkeer, voorzover dat plaats vindt per autobus of dergelijke, van- en naar sportvelden, gebonden zal zijn aan bepaalde routes, voorzover doen lijk buiten de bebouwde kom; dat verzoekers van mening zijn, dat indien een wijziging van de Politieveror dening in bovenaangegeven zin zou plaats vinden er geen sprake van zal Zijn, dat orde- en rustverstoringen zullen plaats vinden; dat, mede gelet op het door de Twee de Kamer der Staten Generaal aangeno men ontwerp tot wijziging van de Zon dagswet, artikel 57a der thans bestaande Politieverordening eerlang wijziging zal dienen te ondergaan; dat verzoekers, gezien al het voren staande, zich met klem tot Uw Raad wenden om hun verzoek, gedaan namens de bovengenoemde vereniging met onge veer 80 werkende leden en 200 dona teurs, in welwillende overweging te ne men. HET PRAE-ADVIES VAN B. EN W. De voetbalvereniging „Wit-Zwart' heeft zich wederom tot de raad gewend met verzoek om wijziging van art. 5/a der A.P.V. in die zin, dat voetbalwed strijden op Zondag niet langer worden verboden. De vereniging wijst in haar re quest op de moeilijke omstandigheden, waarin zij zich thans bevindt en doet ver schillende suggesties om bij inwilliging van haar verzoek de gevoelens van an dersdenkenden te ontzien. Hoewel de onderhavige kwestie niet voor de eerste maal in behandeling komt, en de door onderscheidene leden van de raad te dezer zake gehuldigde opvattin gen niet geheel onbekend zijn, hebben B. en W. gemeend zich niet van prae- advies te moeten onthouden. In de eer ste plaats menen zij daarmee tegemoet te kernen aan de wensen van enige der le den, die bij vorige gelegenheden hun te leurstelling over bet achterwege laten daarvan t.a.v. dit punt uitspraken. Ten tweede zal de Raad thans in hernieuwde samenstelling een beslissing hebben te nemen, waarom enige nadere toelichting wellicht tot een betere beoordeling kan bijdragen. Ten derde is juist dezer dagen, op 13 October 1.1., de nieuwe Zondags wet ook door de Eerste Kamer der Sta ten Generaal aanvaard, hetgeen nood zaakt de onderhavige materie in het licht der nieuwe wettelijke bepalingen te be zien. De aangelegenheid, welke thans aan het oordeel van de raad wordt voorge legd, roept twee vragen naar voren, wel ke voor zijn beslissing doorslaggevend zijn: 1. Welke taak heeft de overheid t. o.v. de Zondagsrust en de Zondagshei liging. 2. Welke bevoegdheden heeft de plaatselijke overheid te dezer zake. Ad. 1. Wij ontveinzen ons niet, schrijven B. en W. dan, dat de vraag naar de taak van de overheid t.o.v. de Zondagsrust en de Zondagsheiliging zeer verscheidene en ver uit elkaar liggende standpunten oproept. Wij willen daarom aanvangen onze principiële instelling t.a.v. het onderwerp in kwestie nader uiteen te zetten. De rustdag is in de schepping gegrond en behoort daarom tot het natuurlijke le ven van de mens. De Sabbath werd niet uitsluitend en bijzonder aan Israël ter onderhouding bevolen, maar werd in de Decaloog schriftelijk gefixeerd als de wil- Gods, zoals die reeds van de aanvang der wereld af was verordineerd. Ook zonder de wet Gods kende men dus Gods wil. Wie daarom allereerst tot de over heid komt in verband met de Zondags rust en zich daarbij beroept op het vier de gebod, die stelt de zaak niet geheel juist. Immers men heeft terug te gaan tot de schepping, de wil Gods, in de schepping gelegd. In dit verband herhalen B. en W. het geen Ds. Fokkema bij de behandeling van het ontwerp van de nieuwe Zondags wet in de Tweede Kamer der Staten Ge neraal naar voren bracht en zij vervol gen, uit het geciteerde concluderend WAT IS DE TAAK DER OVERHEID? Wat is nu de taak van de overheid t.a.v. de Zondagsrust en de Zondagshei- bging. De overheid regeert bij de gratie Gods, ontleent hieraan baar regeermacht en be hoort daarom tot vrijlating van de dag des Heren en alzo mede in het belang van het volk, zelve zoveel doenlijk in al haar vertakkingen op die dag te rusten en door haar wetgeving als anderszins de Zondagsrust zoveel mogelijk te bevorde ren. De overheid moet o.i. zorg dragen voo.r de Zondagsrust (het middel), op dat de heiliging van de dag des Heren (het doel) zoveel als mogelijk is, worde bevorderd. Bevorderd, want voor de hei liging van de rustdag zorgen vermag de overheid niet. De heiliging van de Zon dag is de taak der Kerk en taak der gelovigen, elk voor zich. Wanneer de overheid' zich hiermee zou bemoeien, zo zou zij op een deel der onderdanen ge wetensdwang uitoefenen, wat gelijk staat met tyrannie. t rouwens, 1wij onder schrijven hier hetgeen Ds. Fokkema zei- de heiliging van de dag des Heren is een zaak des harten en over het hart heeft geen overheid ook maar iets te zeg gen. De overheid heeft hier haar handen thuis te houden. De taak van de overheid ligt dus op het terrein van de Zondagsrust, Zon dagsheiliging kan zij niet voorschrijven, in beginsel raakt het de overheid niet hoe deze of gene burger de Zondag belieft door te brengen, ook al zou dit zijn op een wijze, die de overheid verwerpelijk en volstrekt onchristelijk zou achten. Het is niet de taak van de overheid om een gebod Gods, dat zich richt tot het gewe ten der mensen en dat derhalve vrijwil lige gehoorzaamheid vordert, door dwang op te leggen. Doet de overheid dit, dan treedt zij buiten haar publieke bevoegd heid en dat zou naar ons oordeel in strijd zijn met de Christelijke vrijheid en een schrede betekenen in de richting van de totalitaire staat. Daarom zijn wij tegenstanders van be palingen, die aan burgers voorschriften zouden geven in hun private sfeer. Slechts de handhaving van de publie ke rust is de taak van de overheid. Ver storing van de publieke rust, die middel is tot Zondagsheiliging en geen doel, dient de overheid tegen te gaan. En de overheid heeft zich af te vragen als zij hier regelend optreedt of de publieke rust al dan niet in het geding is. Om de Vraag te kunnen beantwoorden wat de overheid op Zondagen mag toe laten ien wat zij zou dienen te verbieden, moet men noodgedwongen eerst de vraag beantwoorden wat naar Christe lijke levensovertuiging „op de Zondag mag". Deze vraag wordt hier uit de aard der zaak niet bedoeld in wetticistische zin; en evenmin wordt zij gesteld vanuit de mentaliteit dergenen die er graag de kantjes aflopen. Wij mogen ons hier be roepen op uitspraken van de Dordtse Synode. Deze laatste verlangde slechts dat men op de Zondag zou rusten van alle slaaf se werk, behalve voorzover de liefde en de tegenwoordige noodzakelijkheid zulk werk vereisen, alsmede van zodanig ver maak dat dien godsdienst verhindert. Men ziet dus dat de Dordtse vaderen niet alle vermaak op Zondag ongeoorloofd acht ten, alsmede dat zij werken der noodza- kelijkheid steeds geoorloofd achtten, en i wel, wat dit laatste betreft, werken die de tegenwoordige noodzakelijkheid ver eist. Zij hielden dus rekening met de om standigheden zoals die in 1619 waren. Dat zal ons heden ten dage ook geoor loofd zijn met betrekking tot de omstan digheden van heden. Er zijn allerlei ge vallen, waarin de vuren niet gedoofd kunnen worden, waarin bepaalde werk zaamheden voor publieke doeleinden fabricage van gas, water, electriciteit niet onderbroken kunnen worden, in wel ke gevallen Zondagsarbeid geoorloofd moet worden geacht. DE SPORT OP ZONDAG. De meest brandende kwestie is wel die van de sport op Zondag. Hier in het bijzonder moeten wij oppassen niet in wetticistisch vaarwater te geraken. Cal- vijn heeft zich daarvoor gehoed. In het Genève van Calvijn beoefenden de jon gemannen, met goedkeuring van Calvijn, 's Zondagsmorgens voor de kerkdienst 'n bepaald soort van werp-sport. De op vatting van de Dordtse Synode werd reeds geciteerd. Ook Teelinck acht geoorloofd alle ver maak dat verkwikt en de godsdienst niet belemmert. Dan is ook sportbeoefening (wel te onderscheiden van wedstrijden!) oe Christen op Zondag geoorloofd in zoverre zij hem niet belemmert in zijn Zondagsheiliging, in dit laatste zij ieders geweten nauw en houde hij ook rekening met anderen. Maar weike is nu de taak van de overheid ten opzichte van de spo.rt-wed- strijden en -vermakelijkheden op Zondag? Al het tot nu toe gezegde handelt over wat de Christen al dan niet geoorloofd is. De overheid heeft over het geweten geen macht. De eisen der Goddelijke wet zijn van zedelijke aard. De overheid kan niet tot taak hebben het volk met macht en ge weld aan die wet te binden. Zo straft de overheid ook niet de overtreding van het tiende gebod. De Tien Geboden richten zich allereerst tot de harten en zijn uit dien hoofde reeds niet goed vatbaar voor handhaving door de overheid. Wat de overheid heeft de handhaven is de rechts orde, die zich in de eerste plaats (niet alleen!) .richt tot de uiterlijke gedragin gen van de burgers onderling. De over heid kan de wet Gods niet nakomen als de Kerk. De overheid heeft een godde lijke roeping, zij dient recht en gerech tigheid te handhaven, maar norm voor de overheid is alleen die overtredingen van de goddelijke wet tegen te gaan, die ver derfelijk zijn voor de publieke rust en samenleving. Ten aanzien van de sport is de taak der overheid beperkt tot wering van pu blieke aantasting van de Zondagsrust. Er zal stellig op sportgebied de Christen heel wat ongeoorloofd zijn, wat de over heid toch niet bevoegd is tegen te gaan, omdat het geen publieke aantasting der Zondagsrust medebrengt. Nu kan men moeilijk toegeven, dat een eenvoudige sportbeoefening de Zondags rust meer zou storen dan de in vele ste den en dorpen des Zondags waar te ne men pantoffelparade en een op straat rondlummelende jeugd. Niettemin denkt niemand er over het wandelen, fietsen of autorijden op Zondag te doen ver bieden. Niet dat wij sportbeoefening op Zondag of rondlummelen willen verde digen. Wij zijn geporteerd voor het be steden van de Zondag in kerk en gezin. Wij spreken hier uit dat de overheid de rechtsorde heeft te handhaven. Maar hier moet wel onderscheid gemaakt wor den. Men dient hier n.l. ook te rekenen met de gesteldheid van de bevolking. In een godsdienstig homogene gemeen schap, waar de bevolking vrijwel in haar geheel Gods wetten als norm „beleeft" in haar leven, kan in de overheidstaak opgesloten liggen dat men de inachtne ming van de Zondagsrust in vergaande mate afdwingt. j In een gemeenschap waar er meer godsdienstig verschil is, waar een belang rijk deel der bevolking het met Gods ge boden niet zo nauw neemt en waar Gods Wet niet meer algemeen de consciëntiën aanspreekt, komen de zaken anders te liggen. Reeds jaren geleden, waarin men met meer recht dan tegenwoordig van een „Christelijke natie" kon spreken dan thans, rekende men in anti-revolutionaire kringen de positieve handhaving van de Zondagsrust niet meer tot de handhaving van de rechtsorde zonder meer. Men stel de slechts de taak van eerbiediging van Gods Woord door „vrijmaking van de Zondag" en voorts, dat de overheid in haar eigen diensten en daar, waar dit in verband met haar bemoeiingen mogelijk was, de hand aan de Zondag zou hou den. Door een al te zeer vasthouden aan de Zondagsrust maakt men voor grote groepen der bevolking, die de aldus op gelegde rust niet meer begrijpen en die aan de Zondag als de dag des Heren vrijwel of geheel zijn ontzonken, de Zon dag tot een dag van ledigheid en de er varing bewijst ook hier, dat ledigheid des duivels oorkussen is. Het is een voortdurende aanklacht voor Christus' kerk dat dit zo is en het legt de kerken en ieder Christen per soonlijk de taak op te trachten hierin verbetering te brengen. En nu moeten wij er-kennen, dat de toestand hier ter plaatse zodanig is, dat een aanzienlijk deel der bevolking de op gelegde Zondagsrust niet begrijpt en dat het Goddelijk gebod hen niet meer toe spreekt. Anderen weer hebben op grond van hun religieuze gezindte andere op vattingen op het gebied van de Zondags viering. Wij denken hier bijv. aan onze R.K. ingezetenen. Wanneer de overgrote meerderheid der bevolking de volledige handhaving van de Zondagsrust nog wenste, wij zouden U voorstellen artikel 57a der A.P.V. te handhaven. Wij me nen echter, dat de instelling van een zeer groot deel der bevolking onverkorte hand having van art. 57a in de weg staat en daarom zijn wij geneigd de problemen, welke die handhaving meebrengt, te er kennen, Immers de 'kern van de kwestie ligt niet 'bij het overheidsoptreden, maar bij de situatie der bevolking. Als de Zondagsheiliging voor een niet onbelangrijk deel der bevolking geen doel is, kan en mag men o.i. niet zo ver gaan die ingezetenen het middel, Zondagsrust af te dwingen. Slechts dient men te wa ken, dat de publieke Zondagsrust niet aangetast wordt voor degenen, voor wie de Zondagsheiliging wel op de eerste plaats komt. Deze laatsten mogen in geen geval in hun Zondagsviering worden ge hinderd. Samenvattend komen B. en W. tot de volgende conclusiën t 1. De overheid heeft de Zondlag als .g des Heren ;te erkennen en in haar eigen diensten en concessiën als rustdag te eerbiedigen en zodanige eerbiediging alom binnen de grenzen van haar be voegdheid en mogelijkheden te bevorde ren. 2. De overheid is niet in staat Zon dagsheiliging voor te schrijven. 3. De overheid kan slechts positief de Zondag als openbare rustdag opleggen waar zulks leeft in de consciëntiën van de overgrote meerderheid der bevolking. Het is evenwel niet de roeping der overheid, als zij maar even de kans aan wezig ziet, een bepaalde opvatting door te drijven. 4. Waar grote groepen der bevolking de. Zondag niet (meer) als dag des He ren beleven, dan wel t.o.v. Zondagsvie ring andere opvattingen huldigen, zal de overheid zich noodgedwongen möeten be palen tot waken tegen aantasten van de publieke Zondagsrust, derhalve tot weg neming der 'beletselen, waardoor andere burgers in hun begeerte tot Zondagsrust worden belemmerd. Het gaat er niet om van buiten iets op te leggen en op te dringen, dat in igrote groepen van de plaatselijke gemeenschap niet meer leeft. Hier dus slechts wegnemen wat de Zon dagsheiliging van anderen in de weg staat. 1 I 1 Nu dan de sub 4 geschetste omstandig heid te dezer plaatse zich naar ons ge voelen voordoet, meent ons College op bovenaangehaalde gronden op beperkte schaal sportbeoefening en sportwedstrij den op Zon da g niet langer te moeten verbieden op die plaatsen in de gemeente, waar dit geen beletselen voor de Zon dagsheiliging van anderen kan meebren- gen. Ad 2. Wij menen goed te doen de tekst van art. 57a der A.P.V. hier te laten volgen. Dit artikel luidt: Artikel 57 a. „Onverminderd het bepaalde in het vorig artikel en in de artikelen 3 en 4 der Zondagswet, is het verboden op Zon dagen en de eerste Kerstdag gelegenheid te geven tot het houden of doen houden van openbare vermakelijkheden en spor- tiviteiten zoals voetbalsport, ijssport, dui vensport, ruitersport e.d., op voor het publiek toegankelijke of van de publieke weg af waarneembare terreinen". De bestaande Zondagswet geeft een als uitputtend bedoelde regeling ter be vordering van de Zondagsrust. Gemeen telijke verboden met betrekking tot be paalde handelingen' op Zondagen mogen dus wets-technisch niet uit een oogpunt van handhaving der Zondagsrust zijn uitgevaardigd, maar bijv. wel uit een oogpunt van openbare orde en de open bare rust. Nu is diverse malen in Uw vergade ringen nadrukkelijk gebleken, dat met handhaving van dit artikel niet de hand having van de openbare orde en de open bare rust voorzit, doch de handhaving van de Zondagsrust. Dit schept in feite een sfeer van on waarachtigheid, welke de overheid niet past. I i DE NIEUWE ZONDAGSWET. Nu is 13 dezer de nieuwe Zondagswet ook door de 'Eerste Kamer der Staten- Generaal aangenomen. Deze nieuwe wet regelt een viertal punten, waaronder het organiseren of deelnemen aan openbare vermakelijkheden op Zondag. Dit is vóór 13 uur verboden. De gemeenteraad kan zulks na 13 uur eveneens verbieden voor bepaalde vermakelijkheden, doch ander zijds regelen stellen volgens welke de burgemeester bevoegd is ontheffing van die verboden te verlenen. Uw College behoudt dus de bevoegd heid vermakelijkheden op Zondag na 13 uur te verbieden. Doch deze bevoegdheid is meer schijn dan werkelijkheid, want bij algemene maatregel van 'bestuur moet FEUILLETON van „De Echo van het Zuiden". VAN door Martin Verduyn. 3). Dit alles speelde zich echter min of meer onbewust in Mersham's binnenste af, een nog steeds voortwoekerende gifplant, waarvan het zaad in zijn sombere, armoedige jeugd was gezaaid. In die jaren had hij er hartstochtelijk naar verlangd ingenieur te worden, uit te breken uit de sfeer van bekrom pen onverdraagzaamheid van het grote boerengezin, waaruit hij was voortgekomen. Maar zijn vader had de verlangens van zijn zoon de kop in gedrukt en hem verachting voor studeren trachten in te prenten. Na jarenlang tegen zijn zin gezwoegd te hebben op de kleine farm van zijn vader, was Mersham na een hevige scène van huis weggelopen om op een vliegtuigmotorenfabriek te gaan werken. Met ijzeren wils kracht volgde hij allerlei cursussen en juist was hij als middelbaar tech nicus geslaagd toen de oorlog uit brak en hij als vliegenier werd op geleid. Maar in gesprekken met meer ontwikkelden dan hij, voelde hij nog altijd pijnlijk het gemis aan kennis. Zijn ideaal van ingenieur te worden, was niet in vervulling gegaan. Wat er na de oorlog zou kunnen gebeuren, had nauwelijks een plaats in Mersham's gedachten. Hij was een man van de dag en leefde reeds jaren met de dood aan zijn zijde. Flanders was de belichaming van alles wat hij begeerd had. Flanders had een goede opvoeding genoten. Hij was niet alleen een knap wis kundige, maar hij kende de Wes terse en Oosterse godsdiensten en filosofieën. Hij kon goed piano- en vioolspelen. Hij kon skiën en was een zwemkampioen. Hij bewoog zich gemakkelijk in deftige krin gen en was bevriend met senatoren. Mersham was niet kinderachtig. Geestelijk en lichamelijk was hij gezond, maar zodra hij geconfron teerd werd met mensen uit een we reld waarin hij vergeefs begeerd had te leven, werd hij onredelijk, humeurig en werden zijn goede kwaliteiten tijdelijk overschaduwd. Hij keek naar Dunwell's slim grijnzend gelaat. Hij voelde zich be trapt door deze kleine man met zijn grote mensenkennis en pro beerde Dunwell's laatste opmerking te negeren. „Slaapt majoor Drake ook?" vroeg hij. „Ik geloof 't wel", antwoordde de sergeant. „O.... eh.... Sam", mompelde Mersham en hij greep de stuurin richting weer met beide handen vast. „Vind je deze vlucht een beetje verdacht saai?" ,,'t Lijkt er veel op: laat ze maar gaan, zo komen ze precies waar we ze hebben willen". „We zijn over' het onbezette ge bied van Noord-Afrika gevlogen", interumpeerde Crownby. „Langs de gehele route is geen Duitser te vin den". „Toch vertrouw ik 't niet", hield Dunwell stug vol. Mersham dacht na. Zij waren juist de Westelijke grens van het Congo- gebied de machtige Congostroom gepasseerd. Nog ruim vijfhon derd kilometer scheidde hen van 't doel, een sprong van hoogstens twee uur. Wat kon er eigenlijk nog ge beuren? Dunwell stak zijn handen in de zakken van zijn overall en vertrok weer naar zijn glazen koepel. Hij legde een hand op het koude staal van zijn snelvuur kanon en staarde kauwend naar het ongestoord vol gend jager-escorte. Een beetje stijf hees Mersham zich uit zijn stoel overeind. In het Oosten gloorde het eerste daglicht. Nog even, en de zon zou vlammend boven Afrika verrijzen, een nieuwe dag, een dag als alle andere dagen in deze oorlog voor de millioenen naamlozen die leden en streden, maar voor de ingewij den een dag, waarop misschien over het lot der beschaafde mensheid beslist werd. De kapitein voelde de verant woording voor zijn kostbare last zwaarder op zich drukken dan in Engeland. De woorden van Dunwell waren eigenlijk niets anders dan de bevestiging van zijn eigen onbe- hooglijke gevoelens. Een aanval boven de Noord-Afri kaanse kunststreek zou heel nor maal geweest zijn. Het feit dat zij een ongestoorde vlucht hadden ge maakt kon een aanwijzing zijn dat de Duitsers wisten wie zich in de vijandelijke bommenwerper bevon den. Natuurlijk zouden zij het dan niet wagen tot een aanval over te gaan, aangezien de atoomgeleerden óók het grootste gevaar liepen. Maar hoe dachten de nazi's het dan klaar te spelen? Door agenten in Leopoldsville? Of spionnen in het uraniumgebied? Mersham dacht scherp na. Ongetwijfeld zouden de geallieerde geheime diensten de meest uitgebreide voorzorgsmaat regelen genomen hebben. Dat had majoor Crane hem ook 'verzekerd. Maar de majoor, een oude rot in de geheime dienst, had hem ook gezegd dat voorzorgsmaatregelen dikwijls te niet gedaan worden door de on voorzichtigheid en naïviteit van ge leerden. Had Crane op Nichols ge doeld, van wiens zijde hij nog geen ogenblik was geweken? Het stond als een paal boven water dat de nazi's de beste kansen om Nichols in handen te krijgen, tijdens de vlucht hadden. Waarom hadden zij die gelegenheid niet benut? Diep beneden hem golfde een on eindige zee van groen. Mersham wist het, dat waren de ondoordring bare Congolese wouden, donkere en stikhete labyrinten, waarin een blanke hulpelozer was dan een blin de in New York. En plotseling wist hij ook waarom geen Duitse jager op hun weg verschenen was. Hier, in dit vreselijke gebied van absolute verlatenheid, moesten zij hun strik ken hebben uitgezet, óf onbekend zijn met het kostbare transport, óf van een actie afgezien hebben. Maar de laatste twee mogelijkhe den verwierp Mersham. Met de eer ste had hij rekening te houden. Zou den de Duitsers er in slagen hem op de grond te krijgen, dan hoefde niemand aan de afloop te twijfelen Want alleen in dit gebied waren zij zeker, eventuele vluchtelingen te kunnen achterhalen. De grote vraag bleef echter, hoe de Duitsers zonder risico's voor de begeerde buit de DC 11 uit de lucht zouden moeten halen. En het feit dat Mersham hiervoor geen theoretische oplos sing kon vinden, ergerde hem on uitsprekelijk. Het was met enige verwondering dat de piloten van de escorterende jagers bevel ontvingen in aanvallende formatie te gaan vliegen. Het doel was bijna bereikt en Duitse vliegtuigen waren er niet in Centraal-Afrika. Toch kwam de plotselinge instructie van kapitein Mersham geen minuut te vroeg. Want even verraderlijk als snel kwamen niet minder dan 15 vijan delijke jagers als havikken van gro te hoogte neervallen. Wonderlijk was de verandering die over Robert Mersham en zijn bemanning kwam. Bij hen was de spanning geweken en Sammy Dunwell spuwde zijn kauwgum uit, terwijl hij met ver strakt gelaat het vizier van zijn ge ducht wapen stelde. Wordt vervolgd.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1953 | | pagina 2