In Sprang-Capelle geen voetbal op Zondag 3 3 Met de kleinst mogelijke meerderheid verwierp de raad het voorstel van B W zonder noemens waardige tegenargumentatie. niet duidelijk welke honden tol de le klasse en welke tot de 2e klasse behoorden. Men moest zijn licht eens gaan opsteken bij andere ge meenten, want deze verordening was verouderd. Deze" laatste me ning bestreed de voorzitter ten enenmale en hij adviseerde de heer Oerlemans de verordening nog eens goed te lezen, dan zou hem wel duidelijk worden dat de verorde ning bestreed de voorzitter te verordeningen in andere gemeen ten, die bijna alle uniform waren. De punten 7, 8 en 9 (voor agenda en prae-adviezen verwijzen we naar onze vorige nummers) gingen ook vlot onder de hamer door. Het voorstel tot doortrekking van de gashoofdleiding in de Heistraat en een gedeelte van de Nieuwe- vaart deed de heer van Caem de vraag stellen, wat men er eigenlijk ipee opschoot als men de leidingen we! legde, maar wanneer men de woningen niet aansloot, zoals bij voorbeeld in de Molenstraat. Bent U een onbekende in Jeruza lem? vroeg de voorzitter. Het moest hem toch bekend zijn dat er reeds een enquête gehouden was. Men had eerst echter prijsopgave moe ten vragen aan installateurs, wat de aanlegkosten waren, terwijl er ook 'n overleg met 't ministerie had moeten plaats vinden betreffende de huurverhoging en de aanlegkos ten. Maar het zou nu spoedig in or de komen. Er werd Voorts vergunning ver leend tot het plaatsen van een mu- ziekkiosk, terwijl de woning Wil lem van Genisvaart 9 onbewoon baar werd verklaard. AANKOOP VAN GRONDEN. Het voorstel tot aankoop van gronden te Sprang deed de heer Mayers vragen of het de bedoeling was daar direct een weg te projec teren en toen de voorzitter hierop bevestigend had geantwoord, wees de heer Maijers er op dat in de Koesieeg nog grond lag, bestemd voor klein-industrie en dat er over al in de gemeente nog open stuk ken waren. Kon men deze eerst niet bebouwen inplaats van dat men de landbouwers weer ging du peren. In het uitbreidingsplan waaraan U als wethouder hebt meegewerkt, aldus de voorzitter, staat deze weg geprojecteerd U komt nu te laai met uw bezwaren. De landbouwers, aldus de heer Maijers, hadden verzuimd klachten in te dienen. Maar wat lette de ge meente in de Koesteeg te bouwen, er kwam toch geen industrie. Maar de voorzitter wees hem er pp, dat men daar geen woningen mocht bouwen zonder dat het uit breidingsplan werd gewijzigd. Ove rigens voelde hij veel voor het idee om de open plaatsen te bebouwen; begint u dan in de Julianalaan, zei de voorzitter, naast u zelf. Maar hij wees er vervolgens op, da. men niet mocht wachten met grond aan te kopen, in verhand met het bouwvolume dat binnen afzienbare tijd werd verwacht. Nu was er in Sprang geen grond en als er in Capelle huizen gebouwd zouden worden en in Sprang niet, dan was Leiden in last. De heer Mayers vroeg of de ge dupeerden andere gronden kregen, waarop de voorzitter antwoordde dat de betrokkenen allemaal vrij willig hun grond hadden verkocht zonder meer. De heer van Caem was het in zo verre mét de heer Maijers eens dat ook hij van mening was dat men meer aandacht moest besteden aan de open plekken in Sprang, in de Heistraat bijvoorbeeld. De gemeen te moest daar onderhand eens aan dacht aan gaan schenken De voorzitter bestreed de me ning van de heer van Caem alsof hei gemeentebestuur niets in dit opzicht deed. Men had op alle plaatsen al geprobeerd die stukken te krijgen, maar de mensen wilden niet. De heer Genuit merkte op dat 't bouwen van woningen op die open plekken heel wat onvoordeliger was dan het bouwen van woningen in blokken. In de Raadhuisstraat tussen Oer lemans en Timmermans, zei dhr. van Caem, kunnen zeker 25 wonin gen staan en ook in de Molenstraat. Hier had men, aldus de voorzit ter, ook al geprobeerd, maar de eigenaars gaven geen medewer king. Wethouder Winkelman merkte op dat het in de loop van de laatste jaren wel duidelijk was geworden dat, wanneer men lage huren wil de handhaven, men moest streven naar woningen in blokken en wat de Molenstraat betreft, daar was 't niet mogelijk te bouwen dan na in grijpend grondwerk. Hij was er 'n tegenstander van om met geweld de eigenaars te dwingen die open plekken af te staan; waar men el ders in minnelijke schikking bouw terrein kon krjjgen, moest men niet tot onteigening overgaan. Hierna ging de raad met dit voorstel accoord. Nadat de bouw van een midden standswoning was goedgekeurd en besloten was de Wittedijk te ver beteren, stelde de voorzitter aan tje orde een gemeenschappelijke regeling aan te gaan met Waspik inzake bouw- en woningtoezicht en gemeentewerken De heer Dekkers ging er geheel mee accoord, hij vond het alleen jammer dat de assistent M. Rozen- brand zonder meer aan de dijk ge zet werd. Hij voelde een zekere morele verplichting ten aanzien van deze jongen. Kon men hem niet houden tot hij in militaire dienst ging? En de heer van Caem was deze mening ook toegedaan. De voorzitter echter antwoordde dat het nog wel enige tijd zou du ren voor de jonge man, die steeds tot volle tevredenheid had gewerkt zijn ontslag zou krijgen. Zeker tot hij in dienst moest en na de dienst kon hij nog eens bij de burgemees ter komen om eens te bekijken of er alsnog van zijn diensten gebruik kon worden gemaakt. WAAR KOMT HET JAN DE ROOIJ-MONUMENT Nadat het punt van het Zondag- voetballen was behandeld, liet de voorzitter eerst het punt medede lingen volgen. En in dit verband verielde hij, dat hij onlangs met de heer v. Caem had besproken de af braak van twee huizen aan de Koe- steeg; daar was een mooi plekje voor een plein, had de heer van Caem gesuggereerd. De voorzitter had dit een erg goed idee gevon den en had direct: inlichtingen in gewonnen bij verschillende archi tecten en bij de planologische dienst, en allen stemden hiermee in Een van de architecten had de vraag gesteld of het daar de plaats was voor een monument en thans wilde de voorzitter eens even de hiening van de raad peilen ten aan zien van dit monument, waarover het comité uiteraard te beslissen had. Maar in verband met de grote verkeerstechnische plannen van de Prov. Waterstaat aan het kruispunt te Sprang zou het zeer goed moge lijk zijn dat daar het Jan de Rooij- monument niet mocht worden ge plaatst, terwijl het in elk geval lang zou duren voordat het er ge plaatst kon worden. De heer Timmermans merkte op dat de voorzitter een teer punt aan sneed; Jan de Rooij was op het Oosteinde geboren en de bewoners daar en de bewoners van geheel Sprang zouden het met lede ogen aanzien wanneer het monument daar niet kwam. Als men weer van een ander plan hoorde, dan zou men er helemaal niet op hopen dat het monument er nog kwam. De heer Genuit zou er zich wel mee kunnen verenigen, maar was het niet juist aan de provinciale weg geprojecteerd omdat het door de gehele Langstraat was bekos tigd. De heer Winkelman vreesde dat de bezwaren die de heer Timmer mans naar voren bracht, inder daad nogal groot waren. Het zou een teleurstelling zijn voor de be woners van het Oosteinde en voor geheel Sprang. Veel was er z.i. te zeggen voor de plaats aan de grote weg. De heer v. Caem was het geheel met de wethouder eens; doe alle mogelijke moeite om het daar te krijgen, zei hij. De voorzitter haalde nog een an der motief aan; het beeld, dal reeds naar de bronsgieterij was, zou op zich 11.000.kosten; van de resterende 8000.zou 'n zeer zwaar en 4 meter hoog marmeren voetstuk moeten worden geplaatst, zou de beplanting verzorgd moe ten worden, zou de omgeving'be straal moeten worden; verschil lende gemeentebesturen hadden hun medewerking reeds tóegezegd. Dit alles zoü niet nodig zijn wan neer men het monument op 't aan te leggen pleintje plaatste. Enfin, de voorzitter had hei ge voelen van de raad gepeild en hij meende wel te mogen concluderen dat er nogal bezwaren tegen het plaatsen van het monument op het pleintje waren; tegen het pleintje zelf was echter geen enkel be zwaar. Een verzoek van de heer Wage- makers om een perceel grond van de gemeente te kopen, om 'n huis te bouwen aan de Koesteeg, werd toegestaan. Bij de wijzigingen van de ge meentebegroting, die vervolgens behandeld werden, stelden B. en W. voor een crediet van f 30.000 beschikbaar te stellen voor de uit voering van een goed plan voor de Openbare School te Capelle, waar mee de heren leden accoord gin gen. Vervolgens was aan de orde de goedkeuring van de rekeningen van het B. A. en in de commissie, van onderzoek werden benoemd de heren de Raad, de Bie en Ros, terwijl in de commissie van onder zoek van de gemeenterekeningen werden genoemd de heren v. Peer, v. Caem en Timmermans. Dit was het laatste dat in de vergadering werd behandeld, zo dat de voorzitter kon sluiten. De belangstelling van de zijde van het Sprang-Capelse publiek voor de raadsvergadering van Vrijdagavond met name voor de behandeling van het voorstel van B. en W. om op beperkte schaal het voetballen op Zon dag weer mogelijk te maken, was dermate groot dat niet alle liefhebbers een plaats konden krijgen op depubliek tribune. We menen uit de re acties van het publiek te mogen concluderen dat het allemaal althans voor de overgrote meerderheid voorstanders waren van het standpunt van B. en W. waaruit echter weer niet de conclusie getrokken dient te worden dat de overgrote meerderheid der gemeentenaren er zo over dacht, want de stemming in de raad, die toch de vertegenwoordiging is van de gemeente naren wees uit, dat er altijd nog een meerderheid tegen het voetballen op Zondag is. Met het gevolg dus, dat het voorstel van B. en W., dat, zo als onze lezers reeds hebben opgemerkt van een gedegen en uitvoerige ar gumentatie was vergezeld, niet de goedkeuring van de raad verkreeg, zon der dat echter de argumentatie van het college werd weerlegd. Ziet, mijnheer Vos, vervolgde de heer Dekkers, gij zult het weten, ik weet het niet. Gij laat U toch niet door de SGP misbruiken? Ten slotte citeerde de heer Dekkers nog Prof. Geesink en Chantepie de la Saussaye, waarna hij er de heer Ros aan herinnerde dat Calvijn toeliet dat jonge mannen op Zondag excerceer- den en dat de ouderen kegelden en, dat hij somtijds zelf deel nam aan dat spel. Toen Knox te Genève was was Calvijn er juist mee bezig en ook Knox zag er geen bezwaar in. En zie, dat was dan enkele honderden jaren terug; voor excer- ceren was de meer moderne gymnastiek in de plaats gekomen voor kegelen de meer moderne balspelen. Hij wilde alleen dit nog zeggen: Per soonlijk ben ik nimmer naar voetballen op Zondag gaan zien. Ik heb ook niet mee gevoetbald; daarmee wil ik niet zeg gen dat ik zulk een „brave" jongen ben. Maar wat mij misschien past, kleedt een ander nog niet. Ik stem voor vrijheid. MAIJERSt CHRISTELIJKHEID VERLOOCHEND. De heer Maijers was de eerste van de leden die het woord over dit onderwerp hebben gevoerd. 'Hij had het uitvoerige praeadvies gelezen, waarin B. en W. voorstelden op beperkte schaal toe te staan dat er 's Zondags werd gevoetbald, dat „beperkte", aldus de heer Maijers had er wel uitgelaten kunnen worden. In het praeadvies argumenteerden B. en W. hun standpunt o.m. door er op te wij zen, dat grote groepen van de bevolking de Zondag niet meer beleefden. Hieraan echter twijfelde de heer Maijers zeer sterk. Onze gemeente, zei hij, is een christelijke gemeente, onze burgemeester is eenchristlijke anti-revolutionaire bur gemeester, evenals een wethouder, we hebben vijf christelijke kerken en 4 chris telijke scholen, talloze verenigingen. Als deze heren hun principe Verloochenden dan moesten zij hun christelijkheid maar laten schrappen. Wedstrijden brengen gejoel mee en verbreken de Zondagsrust. Ik zal tegen het voorstel stemmen. DEKKERS: EENS MET B. 6 W. De heer Dekkers die de volgende spreker was, toonde aan dat zijn beto gen in de vergaderingen van 30 Mei en 11 Augustus van het vorige jaar veel ge meen 'hadden met het praeadvies van B. er W„ terwijl hij voorts constateerde dat dit praeadvies doortrokken was van A.R. uitspraken gezien de vele passages die letterlijk waren overgenomen uit de toe spraken van Ds Fokkema en Bruins Slot in de 2e Kamer. Ik mag hieruit afleiden, aldus de heer Dekkers, dat mijn stand punt ten aanzien van deze kwestie niet zo heel veel afwijkt van bovengenoemde tweede-kamerleden, zodat ik mij ook niet behoef te veronrusten over een eventueel verwijt, als zou ik de Christelijke begin selen' uit het oog verliezen. Hij vergelijkt dan de uitspraken van de genoemde ka merleden met zijn eigen opmerkingen in vorige vergaderingen, toen de uitspraken van de beide afgevaardigden hem nog met bekend waren. Hij sprak voorts over de christelijke verdraagzaamheid, zoals Prof. Waterink, ook een A.R., daarover sprak, en over de vrijheid die het Cal vinisme steeds heeft gepropageerd. En hij vervolgde „Denk nu eens aan het Ka tholieke volksdeel in onze gemeente. Dat denkt toch wel anders. De R.K. Voetbal clubs spelen op Zondag. Of zouden zij soms enkel maar mogen denken en niet doen. Dat de heren Genuit en Vos, (ver volgde spr., de vorige maal zich niet druk wensten te maken over mijn standpunt, kan mij niet schelen. Maar gaarne zag ik hen zich nu toch eens wat drukker maken over het standpunt der heren Fok kema en Bruins 'Slot. De heer Vos is van mening, dat café's op Zondag gesloten moeten zijn en hij zal wel dezelfde me ning koesteren over het Voetballen op Zondag, als anti-revolutionair. En dan vroeg hij de heer Vos wat hij dacht van een A.R. wethouder die bij zekere gele genheid zei: Wij, 'de A.R. partij, zijn de meest principiële partij, en toen enige tijd later zijn gemeente ook een uitspraak moest doen als waarvoor men thans hier zat en hij de mening van de A.R. partij vroeg, was het resultaat een blanco vol macht. VOS: IK LAAT ME NIET GEBRUIKEN DOOR SGP. De heer Vos, die niet van plan ge weest was hier nog iets over te zeggen, moest toen reageren op enkele uitlatingen van de heer 'Dekkers: Ik laat me niet gebruiken door de S.G.P. zei hij, ik heb nooit contact met hen gezocht. Als U zich beroept op de uitspraken van a.r. kamerleden, dan verklaar ik. dat ik me niet met deze uitspraken kan verenigen. En dat ben ik niet alleen, dat zijn er duizenden in ons land. Ik ben altijd een voorstander geweest van Zondagsrust en Zondagsheiliging. Op welke gronden, vroeg de heer Dekkers, omdat de dag van God geheiligd moet worden, antwoordde de heer Vos, die er voorts op wees dat de gemeente in op spraak kwam; de pers was er belust op. Natuurlijk, zei de heer Dekkers, daar zijn ook maar heel weinig gemeenten in ons land waar zoiets gebeurt. GENUIT DS. FOKKEMA NIET EENS MET HET VOORGESTELDE. De heer Genuit zei vervolgens o.m. Hoewel het niet onze bedoeling is hier op geheel in te gaan, menen wij naar aanleiding hiervan toch enkele opmerkin gen te moeten maken, want ik mag wel veronderstellen, dat B. en W. van ons niet zullen verwachten dat wij met hun zienswijze zouden instemmen en alzo met hun conclusie accoord zouden gaan. Wij onderschrijven de mening van B. en W. dat alleen het bevorderen van de Zondagsrust tot de taak der overheid behoort. Ook weten wij dat de sportbe oefening als zodanig niet op Zondag door de overheid kan worden verboden, maar wanneer het zoals in het onderha vige geval het houden van wedstrijden betreft, ligt de zaak, zoals trouwens in het praeadvies ook wordt toegegeven, anders, omdat het dan op het terrein van de publieke sfeer komt en dan komt o.i. daarbij de Zondagsrust wel degelijk in het geding. Alleen kan er dan natuurlijk verschil van mening blijven bestaan om trent de mening in hoeverre de Zondags rust hierdoor wordt verstoord. Er is ech ter nog iets waarover wij iets wilden zeg gen. 1 Terecht 'heeft het college van B. en W. blijkbaar op het standpunt gestaan, dat de raad en ook de bevolking, wel veel waarde zouden hechten aan het oor deel van iemand als Ds Fokkema, waar om in het praeadvies ook werd opgeno men de rede van Ds. Fokkema, in de Tweede Kamer uitgesproken bij de be handeling van de Zondagswet, tenminste gedeeltelijk. Welnu, ook wij hechten aan het oordeel van Ds Fokkema zeer veel waarde, en omdat wij meenden dat B, en W. hier ten onrechte van bedoelde rede hebben gebruik gemaakt, hebben wij ons met Ds Fokkema in verbinding gesteld en zijn mening gevraagd over de hier aanhangige kwestie. De bedoeling van het opnemen van be doelde rede in het praeadvies van B. 6 W. alzo veronderstellende, zou verwacht kunnen worden, dat Ds. Fokkema dus met de conclusie van B. en W. accoord zou gaan. Maar niets is minder waar. Ds. Fokkema heeft ons gemachtigd hier van zijn naam gebruik te maken en te verklaren dat hij het met het door B. en W. voorgestelde beslist niets eens is, en is met ons van mening dat voetbalwed strijden zoals hier bedoeld de openbare orde en rust wel verstoren en dus ver boden moeten blijven. Daarbij komt nog, dat ons inziens, zulks weer in tegenstel ling met B. en W„ het overgrote deel onzer bevolking er principieel tegen is. Met de conclusie van B. en W„ om het maar toe te staan, onder meer omdat toch een deel der ingezetenen de Zondag niet meer als Dag des Heren erkennen, kunnen wij ons te enen male niet ver enigen, want een dergelijk motief kan en mag voor ons nooit een reden zijn om mede te werken aan het laten houden van voetbalwedstrijden op Zondag. Het gaat bij ons heus niet tegen de personen van de aanvragende vereniging, maar adressanten mogen van ons niet vragen ons beginsel te verloochenen. Wij zullen dus tegen het voorstel stemmen. ROSTEGEN OP GROND VAN GODS WOORD. Iedereen zou wel begrijpen, aldus de heer Ros, dat hij met grote belangstelling het praeadvies van B. en W. had gele zen, want indertijd had hij het voorstel geopperd om de rust en de heiliging van de Zondag te bevorderen. Nu moet ik verklaren, zei hij, het in geen enkel opzicht met het praeadvies eens te zijn, en wel op grond van Gods Woord en van de belijdenisschriften die onze vaderen ons hebben nagelaten. De Zondag wordt geheiligd, wanneer hij geheiligd wordt overeenkomstig de wil van God. Als ik lees, dat, toen God de mens schiep er geen wet was, dan kan ik me hier niet mee verenigen, iwant God schreef Zijn wet in het hart van de mens die Hij schiep naar Zijn beeld en gelijkenis. En wanneer we Romeinen I en II lezen, dan vinden we zelfs de wil van 'God in het diepgevallen heidendom. Met die wil van God was Adams wil volkomen verenigd en hij hield de rust dag om de werken van Godi te over denken. De wet van God, zei de heer Ros, was niets anders dan gehoorzaamheid; God had de mens geschapen en gesteld onder Zijn heilige wet, dat was geen ce remoniële wet, maar de zedelijke eeuwig durende wet. God eist volkomene ge hoorzaamheid en wel op grond van Gods Woord. Onze vaderen komen in de prac tical belevingen altijd met de spiegel van Gods Woord en hierin komt ook naar voren hoe het ontheiligen van Gods dag als niets Gods toorn opwekt. De psalmist David sprak in bijna alle 166 verzen Van de 119e psalm van Gods wet. De heer Ros verklaarde verder: de overheid mag geen dwang opleggen, maar zij heeft te waken dat de gelegenheid tot zondigen wordt weggenomen, en de apos tel getuigt in Romeinen 13 dat we daar toe geroepen zijn. Dit is het streven waarvoor ik opkom. Inderdaad Calvijn kegelde op Zondag en Knox (dit moet zijn Knox, zei de heer Ros en geen Nox, zoals de heer 'Dekkers zei, maar de heer Ros vergat dat de En gelse uitspraak wel eens anders is dan de onze) stond dit toe, maar vroeg hij, mogen wij de fouten van de bijbelheiligen volgen? Hij verklaarde tenslotte van alle ver dere discussie verschoond te blijven. VAN PEER: BERUST NIET BIJ OVERHEID. De volgende spreker, de heer van Peer was de mening toegedaan, zoals hij ver klaarde, dat het niet bij de overheid be rustte, het voetballen op Zondag te ver bieden, maar bij de kerk. Het was zeker niet de bedoeling van het voorstel een zeker percentage van de bevolking dwang op te leggen. Maar de bevolking was uit allerhande groepen samengesteld en de mensen moesten vrij zijn in het in delen van hun Zondag. Als de overheid in deze dwang oplegde, dan riekte dit een klein beetje naar dictatuut. BURGEMEESTER: VERRE VAN CHRISTELIJK. Toen de voorzitter aan het woord kwam zei hij, dat het onderwerp al her haalde malen hier ter sprake was geweest en het zou hem welkom zijn wanneer er eens een einde aan kwam. Alle kranten werpen zich hier op, zei hij. De heer Maijers had niets als enkele algemeenheden gezegd en het was ver gekomen wanneer er in de raad gezegd werd: dat „deze mensen hun principe ver loochenden", en dat zelfs predikanten in naburige gemeenten hun preek mis bruiken om te zeggen dat 'B. en W. van Sprang-Capelle de 10 geboden niet ken nen, dan is dat verre van christelijk. Laat die predikanten eerst eens in de eigen gemeente rondkijken, alvorens zich met andere gemeenten te gaan bemoeien, zij moeten eerst bij zich zelf beginnen. Zij menen alles maar in hun preek te mogen zeggen, maar hier zal ik het dan eens zeggen! De voorzitter constateerde voorts, dat niemand het principiële betoog van B. en W. had aangevallen, laat staan had ont zenuwd. Men was niet ingegaan op het onderscheid tussen Zondagsrust en Zon dagsheiliging waar het gehele betoog toch op steunde. Men moest niet spreken van een be ginselverloochening, zoals was gedaan en de voorzitter haalde een voorbeeld aan uit de bijbel dat er mensen van de zelfde richting andere ideeën waren toe gedaan of niet waren toegedaan en dat men die toch ook niet beschuldigde van beginselverloochening en kenschetste als heidenen. Het betoog van de heer Genuit had hem gefrappeerd, totdat de heer Genuit de nadruk legde op de openbare rust, hetgeen Ds Fokkema ook liet gelden voor andere dagen. Of het overgrote deel van de bevol king het niet met B. en W. eens was, zou wel blijken uit de stemming van dë raad, die een weerspiegeling was van die bevolking. De heer Ros had ook niet veel weerlegd hij was niet op de aangevoerde argu menten ingegaan. Niemand gedacht meer de 7e dag maar de eerste dag, die eigenlijk beter opstan dingsdag genoemd kon worden dan Zon dag. De voorzitter had graag gehoord of de heer Ros oo knu nog iemand liet stenigen die op Zondag hout sprokkelde. Verschillende voorbeelden uit 't Nieu we Testament gaven blijk van een ander standpunt; Paulus bijvoorbeeld reisde op Zondag. De heer Ros had er zich inderdaad ge makkelijk van Sfgemaakt, maar de voor zitter zou nju werkelijk eens een debat willen houden op hoog niveau, in plaats van dat men zei,, dat de aangevoerde ar gumenten onzin waren. De heer Ros gebruikte de uitdrukking dat de overheid de gelegenheid tot zon digen moest wegnemen. Maar hoe moest bijvoorbeeld de overheid dan de gele genheid tot inbreken wegnemen? De heer Ros voerde overigens het meest principiële betoog, hoewel dit meer thuis hoorde in een kerk dan in de raads zaal. Wanneer de heer Ros consequent de 38e Zondag van de Catechismus toepas te, dan zouden de mensen met de sterke arm naar de kerk en de sacramenten ge bracht moeten worden en beleefde men met dezelfde consequentie artikel 36 van de geloofsbelijdenis dan zou de overheid moeten bepalen wat de echte kerk was; hier had men er al 7 en in Nederland waren er nog veel meer. Ik ben wel, zei de voorzitter, in een blaadje van de gereformeerde gemeente gesignaleerd als de burgemeester van Sprang-Capelle die men kon ompraten, maar toen uitgemaakt moest worden welk deel van de gereformeerde gemeen te de Kerk was, kwamen ze naar me toe; ik heb toen gezegd, dat de rechter dit wel uit zou maken, maar volgens U had de overheid dit moeten doen. De overheid, zei de voorzitter ten slotte, had tot taak de rust te bevorderen, dat de diensten konden doorgaan. WETHOUDER WINKELMAN: AANDACHT VOOR HETGEEN ONS VERENIGT. Is deze zaak werkelijk zo belang rijk, vroeg wethouder Winkelman zich vervolgens af. Natuurlijk is dat voetballen van weinig belang, maar zoals vaak ver bergt zich achter deze onbelangrijk heid een in de grond zeer belang rijke zaak. We zien hier in deze ge meente onder de inwoners groepe ringen van mensen, zoals die zich overal vormen. Daar hebben we dan bijv. de leden van de voetbal club Wit-Zwart met aanhang, en daar hebben we bijv., ja, laten we de dingen maar bij hun naam noe men, de leden van een kerkeraad met aanhang. Deze twee groepen, beide inwo ners van deze gemeente, zie ik als mensen die zeer veel gemeen heb ben en die zo sterk op elkaar gelij ken dat men ze niet kan herkennen als behorend tot een bepaalde groe pering. Natuurlijk zijn er verschillen maar deze verschillen zijn gering in vergelijking tot de grote overeen komst. Een van deze verschillen is het voetballen, Wat gaan we nu doen? Gaan we onze aandacht vestigen op de verschillen of op de overeen komst, of, m.a.w., gaan we onze aan dacht vestigen op hetgeen ons scheidt of op hetgeen ons verenigt. Zie daar de ondergrond en de quint essence van deze zaak. -Veronderstel dat we onze aan dacht vestigen op hetgeen ons scheidt. We hebben geen oog meer voor de honderd dingen die ons ver enigen, maar dat ene punt dat ons scheidt overheerst alles. We gaan elkaar beoordelen, meer nog na dien veroordelen. Kunnen we dit? Natuurlijk kunnen we dit niet. Wanneer we ons echter op deze weg hebben begeven, dan volgt on misbaar op het oordeel de vijand schap en na de vijandschap komt de "haat. Is dat naastenliefde, is dat christendom? Wij behoren als goede christenen onze ogen gericht te houden op dat gene wat ons verenigt en wanneer dan een verschil van mening rijst over een onderdeel, moeten we be denken dat onze interpretatie van een gegeven woord slechts mensen werk is. We moeten anderen het recht geven hun interpretatie als zijnde juist te aanvaarden. Ik heb talloze malen de kreet ge hoord dat de jeugd van heden zich afwendt van de kerk, en dat dat aan de verdorvenheid der jeugd zou liggen. Onzin natuurlijk. De jeugd van heden is precies zoals wij wa ren toen we jong waren. Alleen de ze mensen hebben een veel meer gespreide belangstelling. Deze jon ge mensen zien de dingen op een ander niveau, en willen wij hen be houden, dan zullen we hen hebben te volgen hierin. Verzuimen wij dit, dan zullen de consequenties niet gering zijn. We moeten ook begrijpen dat vele dingen die voor ons onjuist lijken, voor hen normaal zijn en wij moe ten trachten ons in hun standpunt te verplaatsen. U zult Uw stem moeten uitbren gen over deze zaak, vervolgde Dr Winkelman, en dat is goed ook. U bent gekozen door Uw medeburgers niet om meerdere ontwikkeling of verstand, maar omdat men meende dat U de moed bezat er een eigen standpunt op na te houden. Op deze moed wordt thans een beroep ge daan. En ieder behoort voor zich zelf te oordelen naar zijn beste we ten, zonder een blik achterom naar wie of wat dan ook. Laten we goed begrijpen dat hetgeen voor de een waarheid is, voor de ander een dwa ling kan zijn en dat het ons als christenen betaamt eerbied voor el- kaars standpunt te hebben Laten we tevens begrijpen dat de jeugd van heden de volwassenen van mor gen zijn en dat wij ons gericht moe ten houden op de vele dingen die ons verenigen. WETHOUDER W AVERIJN DE KERK DIENT DE JEUGD TE TREKKEN. Ook wethouder Waverijn maakte nog enige kanttekeningen en ver klaarde het een gelukkige omstan digheid te achten dat de voornaam- sten in den lande op het politieke erf en de wetgever kort geleden van hun zienswijze hebben doen blijken bij de behandeling van de Zondagswet. Zondagsrust in de ge meente Sprang-Capelle en Zon dagsrust in Nederland, lagen voor hem principiëel in hetzelfde vlak. In hun prae-advies, aldus de wet houder, hebben B. en W. in het bij zonder naar voren gebracht hetgeen het lid der Staten-Generaa! Ds. Fokkema, in deze gemeente geen onbekende, naar voren gebracht heeft. Het spijt mij dan ook ten zeerste dat dit gedeelte van 't prae advies niet aanstonds, maar eerst te elfder ure in een gedeelte van de pers is verschenen. Er is een staatkundige groep en met haar een groep van personen die, hoewel niet politiek bij haar aangesloten, rede neren: De wet van God geldt voor allen, bindt iedereen. Dus moet de overheid het vierde gebod in zijn Nieuw Testamentische vorm ern stig nemen en strikt handhaven. Ik ben er van overtuigd, aldus de no taris, dat deze redenering volkomen onjuist is. Zeer zeker is de overheid aan de wet Gods onderworpen, maar die wet van God stelt verschillende eisen, zoals, ruimer gezien, alle god delijke gebod dit doet. Het is on mogelijk dat de overheid in beto ning van gehoorzaamheid aan de wet van God deze wet op even de zelfde wijze kan nakomen en na leven gelijk de kerk dat doet en daartoe verplicht is. Indien het ene gebod van toepassing is, waarom dan niet het andere? Moet de over heid „Gij zult niet begeren" op even dezelfde wijze afdwingen? Rechtzinnig geredeneerd is 't dan evenzeer de taak van de overheid toezicht uit te oefenen op de gods dienstoefeningen. Indien men geen onderscheid maakt, aldus de wethouder, tussen hetgeen voorbij gaat en hetgeen blijft, dan loopt men onherroepelijk vast. Ik geloof dat in deze zaken de practijk de leer weerlegt. Het is mijn stellige overtuiging dat de overheid de wet van God niet in haar volle diepte en over haar gan se breedte kan en mag handhaven. De overheid is verantwoordelijk voor de rechtsorde voor de publieke zaak. U bent het met mij eens dat echtbreuk zonde is, maar de over heid die de echtscheiding regelt en toestaat, bewijst daarmee niet haar goddeloosheid. Juist om groter on recht te voorkomen is de overheid verplicht en gehouden regelen te stellen die uiterlijk met het gebod van God in strijd schijnen, doch die in wezen bijdragen tot de beveili ging van het leven. De overheid kan nimmer de Zon-

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1953 | | pagina 3