In Sprang-Capelle geen voetbal op Zondag
3
3
Met de kleinst mogelijke meerderheid verwierp
de raad het voorstel van B W zonder noemens
waardige tegenargumentatie.
niet duidelijk welke honden tol de
le klasse en welke tot de 2e klasse
behoorden. Men moest zijn licht
eens gaan opsteken bij andere ge
meenten, want deze verordening
was verouderd. Deze" laatste me
ning bestreed de voorzitter ten
enenmale en hij adviseerde de heer
Oerlemans de verordening nog eens
goed te lezen, dan zou hem wel
duidelijk worden dat de verorde
ning bestreed de voorzitter te
verordeningen in andere gemeen
ten, die bijna alle uniform waren.
De punten 7, 8 en 9 (voor agenda
en prae-adviezen verwijzen we
naar onze vorige nummers) gingen
ook vlot onder de hamer door.
Het voorstel tot doortrekking van
de gashoofdleiding in de Heistraat
en een gedeelte van de Nieuwe-
vaart deed de heer van Caem de
vraag stellen, wat men er eigenlijk
ipee opschoot als men de leidingen
we! legde, maar wanneer men de
woningen niet aansloot, zoals bij
voorbeeld in de Molenstraat.
Bent U een onbekende in Jeruza
lem? vroeg de voorzitter. Het moest
hem toch bekend zijn dat er reeds
een enquête gehouden was. Men
had eerst echter prijsopgave moe
ten vragen aan installateurs, wat
de aanlegkosten waren, terwijl er
ook 'n overleg met 't ministerie had
moeten plaats vinden betreffende
de huurverhoging en de aanlegkos
ten. Maar het zou nu spoedig in or
de komen.
Er werd Voorts vergunning ver
leend tot het plaatsen van een mu-
ziekkiosk, terwijl de woning Wil
lem van Genisvaart 9 onbewoon
baar werd verklaard.
AANKOOP VAN GRONDEN.
Het voorstel tot aankoop van
gronden te Sprang deed de heer
Mayers vragen of het de bedoeling
was daar direct een weg te projec
teren en toen de voorzitter hierop
bevestigend had geantwoord, wees
de heer Maijers er op dat in de
Koesieeg nog grond lag, bestemd
voor klein-industrie en dat er over
al in de gemeente nog open stuk
ken waren. Kon men deze eerst
niet bebouwen inplaats van dat
men de landbouwers weer ging du
peren.
In het uitbreidingsplan waaraan
U als wethouder hebt meegewerkt,
aldus de voorzitter, staat deze weg
geprojecteerd U komt nu te laai
met uw bezwaren.
De landbouwers, aldus de heer
Maijers, hadden verzuimd klachten
in te dienen. Maar wat lette de ge
meente in de Koesteeg te bouwen,
er kwam toch geen industrie.
Maar de voorzitter wees hem er
pp, dat men daar geen woningen
mocht bouwen zonder dat het uit
breidingsplan werd gewijzigd. Ove
rigens voelde hij veel voor het idee
om de open plaatsen te bebouwen;
begint u dan in de Julianalaan, zei
de voorzitter, naast u zelf.
Maar hij wees er vervolgens op,
da. men niet mocht wachten met
grond aan te kopen, in verhand
met het bouwvolume dat binnen
afzienbare tijd werd verwacht. Nu
was er in Sprang geen grond en
als er in Capelle huizen gebouwd
zouden worden en in Sprang niet,
dan was Leiden in last.
De heer Mayers vroeg of de ge
dupeerden andere gronden kregen,
waarop de voorzitter antwoordde
dat de betrokkenen allemaal vrij
willig hun grond hadden verkocht
zonder meer.
De heer van Caem was het in zo
verre mét de heer Maijers eens dat
ook hij van mening was dat men
meer aandacht moest besteden aan
de open plekken in Sprang, in de
Heistraat bijvoorbeeld. De gemeen
te moest daar onderhand eens aan
dacht aan gaan schenken
De voorzitter bestreed de me
ning van de heer van Caem alsof
hei gemeentebestuur niets in dit
opzicht deed. Men had op alle
plaatsen al geprobeerd die stukken
te krijgen, maar de mensen wilden
niet.
De heer Genuit merkte op dat 't
bouwen van woningen op die open
plekken heel wat onvoordeliger
was dan het bouwen van woningen
in blokken.
In de Raadhuisstraat tussen Oer
lemans en Timmermans, zei dhr.
van Caem, kunnen zeker 25 wonin
gen staan en ook in de Molenstraat.
Hier had men, aldus de voorzit
ter, ook al geprobeerd, maar de
eigenaars gaven geen medewer
king.
Wethouder Winkelman merkte
op dat het in de loop van de laatste
jaren wel duidelijk was geworden
dat, wanneer men lage huren wil
de handhaven, men moest streven
naar woningen in blokken en wat
de Molenstraat betreft, daar was 't
niet mogelijk te bouwen dan na in
grijpend grondwerk. Hij was er 'n
tegenstander van om met geweld
de eigenaars te dwingen die open
plekken af te staan; waar men el
ders in minnelijke schikking bouw
terrein kon krjjgen, moest men niet
tot onteigening overgaan.
Hierna ging de raad met dit
voorstel accoord.
Nadat de bouw van een midden
standswoning was goedgekeurd en
besloten was de Wittedijk te ver
beteren, stelde de voorzitter aan
tje orde een gemeenschappelijke
regeling aan te gaan met Waspik
inzake bouw- en woningtoezicht
en gemeentewerken
De heer Dekkers ging er geheel
mee accoord, hij vond het alleen
jammer dat de assistent M. Rozen-
brand zonder meer aan de dijk ge
zet werd. Hij voelde een zekere
morele verplichting ten aanzien
van deze jongen. Kon men hem
niet houden tot hij in militaire
dienst ging? En de heer van Caem
was deze mening ook toegedaan.
De voorzitter echter antwoordde
dat het nog wel enige tijd zou du
ren voor de jonge man, die steeds
tot volle tevredenheid had gewerkt
zijn ontslag zou krijgen. Zeker tot
hij in dienst moest en na de dienst
kon hij nog eens bij de burgemees
ter komen om eens te bekijken of
er alsnog van zijn diensten gebruik
kon worden gemaakt.
WAAR KOMT HET
JAN DE ROOIJ-MONUMENT
Nadat het punt van het Zondag-
voetballen was behandeld, liet de
voorzitter eerst het punt medede
lingen volgen. En in dit verband
verielde hij, dat hij onlangs met de
heer v. Caem had besproken de af
braak van twee huizen aan de Koe-
steeg; daar was een mooi plekje
voor een plein, had de heer van
Caem gesuggereerd. De voorzitter
had dit een erg goed idee gevon
den en had direct: inlichtingen in
gewonnen bij verschillende archi
tecten en bij de planologische
dienst, en allen stemden hiermee
in Een van de architecten had de
vraag gesteld of het daar de plaats
was voor een monument en thans
wilde de voorzitter eens even de
hiening van de raad peilen ten aan
zien van dit monument, waarover
het comité uiteraard te beslissen
had. Maar in verband met de grote
verkeerstechnische plannen van de
Prov. Waterstaat aan het kruispunt
te Sprang zou het zeer goed moge
lijk zijn dat daar het Jan de Rooij-
monument niet mocht worden ge
plaatst, terwijl het in elk geval
lang zou duren voordat het er ge
plaatst kon worden.
De heer Timmermans merkte op
dat de voorzitter een teer punt aan
sneed; Jan de Rooij was op het
Oosteinde geboren en de bewoners
daar en de bewoners van geheel
Sprang zouden het met lede ogen
aanzien wanneer het monument
daar niet kwam. Als men weer van
een ander plan hoorde, dan zou
men er helemaal niet op hopen dat
het monument er nog kwam.
De heer Genuit zou er zich wel
mee kunnen verenigen, maar was
het niet juist aan de provinciale
weg geprojecteerd omdat het door
de gehele Langstraat was bekos
tigd.
De heer Winkelman vreesde dat
de bezwaren die de heer Timmer
mans naar voren bracht, inder
daad nogal groot waren. Het zou
een teleurstelling zijn voor de be
woners van het Oosteinde en voor
geheel Sprang. Veel was er z.i. te
zeggen voor de plaats aan de grote
weg.
De heer v. Caem was het geheel
met de wethouder eens; doe alle
mogelijke moeite om het daar te
krijgen, zei hij.
De voorzitter haalde nog een an
der motief aan; het beeld, dal
reeds naar de bronsgieterij was,
zou op zich 11.000.kosten; van
de resterende 8000.zou 'n zeer
zwaar en 4 meter hoog marmeren
voetstuk moeten worden geplaatst,
zou de beplanting verzorgd moe
ten worden, zou de omgeving'be
straal moeten worden; verschil
lende gemeentebesturen hadden
hun medewerking reeds tóegezegd.
Dit alles zoü niet nodig zijn wan
neer men het monument op 't aan
te leggen pleintje plaatste.
Enfin, de voorzitter had hei ge
voelen van de raad gepeild en hij
meende wel te mogen concluderen
dat er nogal bezwaren tegen het
plaatsen van het monument op het
pleintje waren; tegen het pleintje
zelf was echter geen enkel be
zwaar.
Een verzoek van de heer Wage-
makers om een perceel grond van
de gemeente te kopen, om 'n huis
te bouwen aan de Koesteeg, werd
toegestaan.
Bij de wijzigingen van de ge
meentebegroting, die vervolgens
behandeld werden, stelden B. en
W. voor een crediet van f 30.000
beschikbaar te stellen voor de uit
voering van een goed plan voor de
Openbare School te Capelle, waar
mee de heren leden accoord gin
gen.
Vervolgens was aan de orde de
goedkeuring van de rekeningen
van het B. A. en in de commissie,
van onderzoek werden benoemd
de heren de Raad, de Bie en Ros,
terwijl in de commissie van onder
zoek van de gemeenterekeningen
werden genoemd de heren v. Peer,
v. Caem en Timmermans.
Dit was het laatste dat in de
vergadering werd behandeld, zo
dat de voorzitter kon sluiten.
De belangstelling van de zijde van het Sprang-Capelse publiek voor de
raadsvergadering van Vrijdagavond met name voor de behandeling van
het voorstel van B. en W. om op beperkte schaal het voetballen op Zon
dag weer mogelijk te maken, was dermate groot dat niet alle liefhebbers
een plaats konden krijgen op depubliek tribune. We menen uit de re
acties van het publiek te mogen concluderen dat het allemaal althans voor
de overgrote meerderheid voorstanders waren van het standpunt van B. en
W. waaruit echter weer niet de conclusie getrokken dient te worden dat
de overgrote meerderheid der gemeentenaren er zo over dacht, want de
stemming in de raad, die toch de vertegenwoordiging is van de gemeente
naren wees uit, dat er altijd nog een meerderheid tegen het voetballen op
Zondag is. Met het gevolg dus, dat het voorstel van B. en W., dat, zo
als onze lezers reeds hebben opgemerkt van een gedegen en uitvoerige ar
gumentatie was vergezeld, niet de goedkeuring van de raad verkreeg, zon
der dat echter de argumentatie van het college werd weerlegd.
Ziet, mijnheer Vos, vervolgde de heer
Dekkers, gij zult het weten, ik weet het
niet. Gij laat U toch niet door de SGP
misbruiken? Ten slotte citeerde de heer
Dekkers nog Prof. Geesink en Chantepie
de la Saussaye, waarna hij er de heer
Ros aan herinnerde dat Calvijn toeliet
dat jonge mannen op Zondag excerceer-
den en dat de ouderen kegelden en, dat
hij somtijds zelf deel nam aan dat spel.
Toen Knox te Genève was was Calvijn
er juist mee bezig en ook Knox zag er
geen bezwaar in. En zie, dat was dan
enkele honderden jaren terug; voor excer-
ceren was de meer moderne gymnastiek
in de plaats gekomen voor kegelen de
meer moderne balspelen.
Hij wilde alleen dit nog zeggen: Per
soonlijk ben ik nimmer naar voetballen
op Zondag gaan zien. Ik heb ook niet
mee gevoetbald; daarmee wil ik niet zeg
gen dat ik zulk een „brave" jongen ben.
Maar wat mij misschien past, kleedt een
ander nog niet. Ik stem voor vrijheid.
MAIJERSt CHRISTELIJKHEID
VERLOOCHEND.
De heer Maijers was de eerste van de
leden die het woord over dit onderwerp
hebben gevoerd. 'Hij had het uitvoerige
praeadvies gelezen, waarin B. en W.
voorstelden op beperkte schaal toe te
staan dat er 's Zondags werd gevoetbald,
dat „beperkte", aldus de heer Maijers
had er wel uitgelaten kunnen worden. In
het praeadvies argumenteerden B. en W.
hun standpunt o.m. door er op te wij
zen, dat grote groepen van de bevolking
de Zondag niet meer beleefden. Hieraan
echter twijfelde de heer Maijers zeer
sterk. Onze gemeente, zei hij, is een
christelijke gemeente, onze burgemeester
is eenchristlijke anti-revolutionaire bur
gemeester, evenals een wethouder, we
hebben vijf christelijke kerken en 4 chris
telijke scholen, talloze verenigingen. Als
deze heren hun principe Verloochenden
dan moesten zij hun christelijkheid maar
laten schrappen.
Wedstrijden brengen gejoel mee en
verbreken de Zondagsrust. Ik zal tegen
het voorstel stemmen.
DEKKERS: EENS MET B. 6 W.
De heer Dekkers die de volgende
spreker was, toonde aan dat zijn beto
gen in de vergaderingen van 30 Mei en
11 Augustus van het vorige jaar veel ge
meen 'hadden met het praeadvies van B.
er W„ terwijl hij voorts constateerde dat
dit praeadvies doortrokken was van A.R.
uitspraken gezien de vele passages die
letterlijk waren overgenomen uit de toe
spraken van Ds Fokkema en Bruins Slot
in de 2e Kamer. Ik mag hieruit afleiden,
aldus de heer Dekkers, dat mijn stand
punt ten aanzien van deze kwestie niet
zo heel veel afwijkt van bovengenoemde
tweede-kamerleden, zodat ik mij ook niet
behoef te veronrusten over een eventueel
verwijt, als zou ik de Christelijke begin
selen' uit het oog verliezen. Hij vergelijkt
dan de uitspraken van de genoemde ka
merleden met zijn eigen opmerkingen in
vorige vergaderingen, toen de uitspraken
van de beide afgevaardigden hem nog
met bekend waren. Hij sprak voorts over
de christelijke verdraagzaamheid, zoals
Prof. Waterink, ook een A.R., daarover
sprak, en over de vrijheid die het Cal
vinisme steeds heeft gepropageerd. En
hij vervolgde „Denk nu eens aan het Ka
tholieke volksdeel in onze gemeente. Dat
denkt toch wel anders. De R.K. Voetbal
clubs spelen op Zondag. Of zouden zij
soms enkel maar mogen denken en niet
doen. Dat de heren Genuit en Vos, (ver
volgde spr., de vorige maal zich niet druk
wensten te maken over mijn standpunt,
kan mij niet schelen. Maar gaarne zag
ik hen zich nu toch eens wat drukker
maken over het standpunt der heren Fok
kema en Bruins 'Slot. De heer Vos is van
mening, dat café's op Zondag gesloten
moeten zijn en hij zal wel dezelfde me
ning koesteren over het Voetballen op
Zondag, als anti-revolutionair. En dan
vroeg hij de heer Vos wat hij dacht van
een A.R. wethouder die bij zekere gele
genheid zei: Wij, 'de A.R. partij, zijn de
meest principiële partij, en toen enige tijd
later zijn gemeente ook een uitspraak
moest doen als waarvoor men thans hier
zat en hij de mening van de A.R. partij
vroeg, was het resultaat een blanco vol
macht.
VOS: IK LAAT ME NIET
GEBRUIKEN DOOR SGP.
De heer Vos, die niet van plan ge
weest was hier nog iets over te zeggen,
moest toen reageren op enkele uitlatingen
van de heer 'Dekkers: Ik laat me niet
gebruiken door de S.G.P. zei hij, ik heb
nooit contact met hen gezocht. Als U
zich beroept op de uitspraken van a.r.
kamerleden, dan verklaar ik. dat ik me
niet met deze uitspraken kan verenigen.
En dat ben ik niet alleen, dat zijn er
duizenden in ons land.
Ik ben altijd een voorstander geweest
van Zondagsrust en Zondagsheiliging. Op
welke gronden, vroeg de heer Dekkers,
omdat de dag van God geheiligd moet
worden, antwoordde de heer Vos, die er
voorts op wees dat de gemeente in op
spraak kwam; de pers was er belust op.
Natuurlijk, zei de heer Dekkers, daar zijn
ook maar heel weinig gemeenten in ons
land waar zoiets gebeurt.
GENUIT DS. FOKKEMA NIET
EENS MET HET VOORGESTELDE.
De heer Genuit zei vervolgens o.m.
Hoewel het niet onze bedoeling is hier
op geheel in te gaan, menen wij naar
aanleiding hiervan toch enkele opmerkin
gen te moeten maken, want ik mag wel
veronderstellen, dat B. en W. van ons
niet zullen verwachten dat wij met hun
zienswijze zouden instemmen en alzo met
hun conclusie accoord zouden gaan.
Wij onderschrijven de mening van B.
en W. dat alleen het bevorderen van de
Zondagsrust tot de taak der overheid
behoort. Ook weten wij dat de sportbe
oefening als zodanig niet op Zondag
door de overheid kan worden verboden,
maar wanneer het zoals in het onderha
vige geval het houden van wedstrijden
betreft, ligt de zaak, zoals trouwens in
het praeadvies ook wordt toegegeven,
anders, omdat het dan op het terrein van
de publieke sfeer komt en dan komt o.i.
daarbij de Zondagsrust wel degelijk in
het geding. Alleen kan er dan natuurlijk
verschil van mening blijven bestaan om
trent de mening in hoeverre de Zondags
rust hierdoor wordt verstoord. Er is ech
ter nog iets waarover wij iets wilden zeg
gen. 1
Terecht 'heeft het college van B. en
W. blijkbaar op het standpunt gestaan,
dat de raad en ook de bevolking, wel
veel waarde zouden hechten aan het oor
deel van iemand als Ds Fokkema, waar
om in het praeadvies ook werd opgeno
men de rede van Ds. Fokkema, in de
Tweede Kamer uitgesproken bij de be
handeling van de Zondagswet, tenminste
gedeeltelijk. Welnu, ook wij hechten aan
het oordeel van Ds Fokkema zeer veel
waarde, en omdat wij meenden dat B,
en W. hier ten onrechte van bedoelde
rede hebben gebruik gemaakt, hebben
wij ons met Ds Fokkema in verbinding
gesteld en zijn mening gevraagd over de
hier aanhangige kwestie.
De bedoeling van het opnemen van be
doelde rede in het praeadvies van B. 6
W. alzo veronderstellende, zou verwacht
kunnen worden, dat Ds. Fokkema dus
met de conclusie van B. en W. accoord
zou gaan. Maar niets is minder waar.
Ds. Fokkema heeft ons gemachtigd hier
van zijn naam gebruik te maken en te
verklaren dat hij het met het door B. en
W. voorgestelde beslist niets eens is, en
is met ons van mening dat voetbalwed
strijden zoals hier bedoeld de openbare
orde en rust wel verstoren en dus ver
boden moeten blijven. Daarbij komt nog,
dat ons inziens, zulks weer in tegenstel
ling met B. en W„ het overgrote deel
onzer bevolking er principieel tegen is.
Met de conclusie van B. en W„ om
het maar toe te staan, onder meer omdat
toch een deel der ingezetenen de Zondag
niet meer als Dag des Heren erkennen,
kunnen wij ons te enen male niet ver
enigen, want een dergelijk motief kan en
mag voor ons nooit een reden zijn om
mede te werken aan het laten houden
van voetbalwedstrijden op Zondag.
Het gaat bij ons heus niet tegen de
personen van de aanvragende vereniging,
maar adressanten mogen van ons niet
vragen ons beginsel te verloochenen. Wij
zullen dus tegen het voorstel stemmen.
ROSTEGEN OP GROND VAN
GODS WOORD.
Iedereen zou wel begrijpen, aldus de
heer Ros, dat hij met grote belangstelling
het praeadvies van B. en W. had gele
zen, want indertijd had hij het voorstel
geopperd om de rust en de heiliging van
de Zondag te bevorderen.
Nu moet ik verklaren, zei hij, het in
geen enkel opzicht met het praeadvies
eens te zijn, en wel op grond van Gods
Woord en van de belijdenisschriften die
onze vaderen ons hebben nagelaten.
De Zondag wordt geheiligd, wanneer
hij geheiligd wordt overeenkomstig de
wil van God. Als ik lees, dat, toen God
de mens schiep er geen wet was, dan
kan ik me hier niet mee verenigen, iwant
God schreef Zijn wet in het hart van de
mens die Hij schiep naar Zijn beeld en
gelijkenis. En wanneer we Romeinen I
en II lezen, dan vinden we zelfs de wil
van 'God in het diepgevallen heidendom.
Met die wil van God was Adams wil
volkomen verenigd en hij hield de rust
dag om de werken van Godi te over
denken.
De wet van God, zei de heer Ros,
was niets anders dan gehoorzaamheid;
God had de mens geschapen en gesteld
onder Zijn heilige wet, dat was geen ce
remoniële wet, maar de zedelijke eeuwig
durende wet. God eist volkomene ge
hoorzaamheid en wel op grond van Gods
Woord. Onze vaderen komen in de prac
tical belevingen altijd met de spiegel van
Gods Woord en hierin komt ook naar
voren hoe het ontheiligen van Gods dag
als niets Gods toorn opwekt.
De psalmist David sprak in bijna alle
166 verzen Van de 119e psalm van Gods
wet.
De heer Ros verklaarde verder: de
overheid mag geen dwang opleggen, maar
zij heeft te waken dat de gelegenheid tot
zondigen wordt weggenomen, en de apos
tel getuigt in Romeinen 13 dat we daar
toe geroepen zijn. Dit is het streven
waarvoor ik opkom.
Inderdaad Calvijn kegelde op Zondag
en Knox (dit moet zijn Knox, zei de heer
Ros en geen Nox, zoals de heer 'Dekkers
zei, maar de heer Ros vergat dat de En
gelse uitspraak wel eens anders is dan
de onze) stond dit toe, maar vroeg hij,
mogen wij de fouten van de bijbelheiligen
volgen?
Hij verklaarde tenslotte van alle ver
dere discussie verschoond te blijven.
VAN PEER: BERUST NIET
BIJ OVERHEID.
De volgende spreker, de heer van Peer
was de mening toegedaan, zoals hij ver
klaarde, dat het niet bij de overheid be
rustte, het voetballen op Zondag te ver
bieden, maar bij de kerk. Het was zeker
niet de bedoeling van het voorstel een
zeker percentage van de bevolking
dwang op te leggen. Maar de bevolking
was uit allerhande groepen samengesteld
en de mensen moesten vrij zijn in het in
delen van hun Zondag. Als de overheid
in deze dwang oplegde, dan riekte dit
een klein beetje naar dictatuut.
BURGEMEESTER:
VERRE VAN CHRISTELIJK.
Toen de voorzitter aan het woord
kwam zei hij, dat het onderwerp al her
haalde malen hier ter sprake was geweest
en het zou hem welkom zijn wanneer er
eens een einde aan kwam. Alle kranten
werpen zich hier op, zei hij.
De heer Maijers had niets als enkele
algemeenheden gezegd en het was ver
gekomen wanneer er in de raad gezegd
werd: dat „deze mensen hun principe ver
loochenden", en dat zelfs predikanten in
naburige gemeenten hun preek mis
bruiken om te zeggen dat 'B. en W. van
Sprang-Capelle de 10 geboden niet ken
nen, dan is dat verre van christelijk. Laat
die predikanten eerst eens in de eigen
gemeente rondkijken, alvorens zich met
andere gemeenten te gaan bemoeien, zij
moeten eerst bij zich zelf beginnen. Zij
menen alles maar in hun preek te mogen
zeggen, maar hier zal ik het dan eens
zeggen!
De voorzitter constateerde voorts, dat
niemand het principiële betoog van B. en
W. had aangevallen, laat staan had ont
zenuwd. Men was niet ingegaan op het
onderscheid tussen Zondagsrust en Zon
dagsheiliging waar het gehele betoog toch
op steunde.
Men moest niet spreken van een be
ginselverloochening, zoals was gedaan
en de voorzitter haalde een voorbeeld
aan uit de bijbel dat er mensen van de
zelfde richting andere ideeën waren toe
gedaan of niet waren toegedaan en dat
men die toch ook niet beschuldigde van
beginselverloochening en kenschetste als
heidenen.
Het betoog van de heer Genuit had
hem gefrappeerd, totdat de heer Genuit
de nadruk legde op de openbare rust,
hetgeen Ds Fokkema ook liet gelden
voor andere dagen.
Of het overgrote deel van de bevol
king het niet met B. en W. eens was,
zou wel blijken uit de stemming van dë
raad, die een weerspiegeling was van die
bevolking.
De heer Ros had ook niet veel weerlegd
hij was niet op de aangevoerde argu
menten ingegaan.
Niemand gedacht meer de 7e dag maar
de eerste dag, die eigenlijk beter opstan
dingsdag genoemd kon worden dan Zon
dag. De voorzitter had graag gehoord
of de heer Ros oo knu nog iemand liet
stenigen die op Zondag hout sprokkelde.
Verschillende voorbeelden uit 't Nieu
we Testament gaven blijk van een ander
standpunt; Paulus bijvoorbeeld reisde op
Zondag.
De heer Ros had er zich inderdaad ge
makkelijk van Sfgemaakt, maar de voor
zitter zou nju werkelijk eens een debat
willen houden op hoog niveau, in plaats
van dat men zei,, dat de aangevoerde ar
gumenten onzin waren.
De heer Ros gebruikte de uitdrukking
dat de overheid de gelegenheid tot zon
digen moest wegnemen. Maar hoe moest
bijvoorbeeld de overheid dan de gele
genheid tot inbreken wegnemen?
De heer Ros voerde overigens het
meest principiële betoog, hoewel dit meer
thuis hoorde in een kerk dan in de raads
zaal.
Wanneer de heer Ros consequent de
38e Zondag van de Catechismus toepas
te, dan zouden de mensen met de sterke
arm naar de kerk en de sacramenten ge
bracht moeten worden en beleefde men
met dezelfde consequentie artikel 36 van
de geloofsbelijdenis dan zou de overheid
moeten bepalen wat de echte kerk was;
hier had men er al 7 en in Nederland
waren er nog veel meer.
Ik ben wel, zei de voorzitter, in een
blaadje van de gereformeerde gemeente
gesignaleerd als de burgemeester van
Sprang-Capelle die men kon ompraten,
maar toen uitgemaakt moest worden
welk deel van de gereformeerde gemeen
te de Kerk was, kwamen ze naar me toe;
ik heb toen gezegd, dat de rechter dit
wel uit zou maken, maar volgens U had
de overheid dit moeten doen.
De overheid, zei de voorzitter ten
slotte, had tot taak de rust te bevorderen,
dat de diensten konden doorgaan.
WETHOUDER WINKELMAN:
AANDACHT VOOR HETGEEN
ONS VERENIGT.
Is deze zaak werkelijk zo belang
rijk, vroeg wethouder Winkelman
zich vervolgens af.
Natuurlijk is dat voetballen van
weinig belang, maar zoals vaak ver
bergt zich achter deze onbelangrijk
heid een in de grond zeer belang
rijke zaak. We zien hier in deze ge
meente onder de inwoners groepe
ringen van mensen, zoals die zich
overal vormen. Daar hebben we
dan bijv. de leden van de voetbal
club Wit-Zwart met aanhang, en
daar hebben we bijv., ja, laten we
de dingen maar bij hun naam noe
men, de leden van een kerkeraad
met aanhang.
Deze twee groepen, beide inwo
ners van deze gemeente, zie ik als
mensen die zeer veel gemeen heb
ben en die zo sterk op elkaar gelij
ken dat men ze niet kan herkennen
als behorend tot een bepaalde groe
pering.
Natuurlijk zijn er verschillen
maar deze verschillen zijn gering in
vergelijking tot de grote overeen
komst.
Een van deze verschillen is het
voetballen, Wat gaan we nu doen?
Gaan we onze aandacht vestigen op
de verschillen of op de overeen
komst, of, m.a.w., gaan we onze aan
dacht vestigen op hetgeen ons
scheidt of op hetgeen ons verenigt.
Zie daar de ondergrond en de quint
essence van deze zaak.
-Veronderstel dat we onze aan
dacht vestigen op hetgeen ons
scheidt. We hebben geen oog meer
voor de honderd dingen die ons ver
enigen, maar dat ene punt dat ons
scheidt overheerst alles. We gaan
elkaar beoordelen, meer nog na
dien veroordelen. Kunnen we dit?
Natuurlijk kunnen we dit niet.
Wanneer we ons echter op deze
weg hebben begeven, dan volgt on
misbaar op het oordeel de vijand
schap en na de vijandschap komt de
"haat. Is dat naastenliefde, is dat
christendom?
Wij behoren als goede christenen
onze ogen gericht te houden op dat
gene wat ons verenigt en wanneer
dan een verschil van mening rijst
over een onderdeel, moeten we be
denken dat onze interpretatie van
een gegeven woord slechts mensen
werk is. We moeten anderen het
recht geven hun interpretatie als
zijnde juist te aanvaarden.
Ik heb talloze malen de kreet ge
hoord dat de jeugd van heden zich
afwendt van de kerk, en dat dat
aan de verdorvenheid der jeugd zou
liggen. Onzin natuurlijk. De jeugd
van heden is precies zoals wij wa
ren toen we jong waren. Alleen de
ze mensen hebben een veel meer
gespreide belangstelling. Deze jon
ge mensen zien de dingen op een
ander niveau, en willen wij hen be
houden, dan zullen we hen hebben
te volgen hierin. Verzuimen wij dit,
dan zullen de consequenties niet
gering zijn.
We moeten ook begrijpen dat vele
dingen die voor ons onjuist lijken,
voor hen normaal zijn en wij moe
ten trachten ons in hun standpunt
te verplaatsen.
U zult Uw stem moeten uitbren
gen over deze zaak, vervolgde Dr
Winkelman, en dat is goed ook. U
bent gekozen door Uw medeburgers
niet om meerdere ontwikkeling of
verstand, maar omdat men meende
dat U de moed bezat er een eigen
standpunt op na te houden. Op deze
moed wordt thans een beroep ge
daan. En ieder behoort voor zich
zelf te oordelen naar zijn beste we
ten, zonder een blik achterom naar
wie of wat dan ook. Laten we goed
begrijpen dat hetgeen voor de een
waarheid is, voor de ander een dwa
ling kan zijn en dat het ons als
christenen betaamt eerbied voor el-
kaars standpunt te hebben Laten
we tevens begrijpen dat de jeugd
van heden de volwassenen van mor
gen zijn en dat wij ons gericht moe
ten houden op de vele dingen die
ons verenigen.
WETHOUDER W AVERIJN
DE KERK DIENT DE JEUGD
TE TREKKEN.
Ook wethouder Waverijn maakte
nog enige kanttekeningen en ver
klaarde het een gelukkige omstan
digheid te achten dat de voornaam-
sten in den lande op het politieke
erf en de wetgever kort geleden
van hun zienswijze hebben doen
blijken bij de behandeling van de
Zondagswet. Zondagsrust in de ge
meente Sprang-Capelle en Zon
dagsrust in Nederland, lagen voor
hem principiëel in hetzelfde vlak.
In hun prae-advies, aldus de wet
houder, hebben B. en W. in het bij
zonder naar voren gebracht hetgeen
het lid der Staten-Generaa! Ds.
Fokkema, in deze gemeente geen
onbekende, naar voren gebracht
heeft. Het spijt mij dan ook ten
zeerste dat dit gedeelte van 't prae
advies niet aanstonds, maar eerst
te elfder ure in een gedeelte van
de pers is verschenen. Er is een
staatkundige groep en met haar een
groep van personen die, hoewel niet
politiek bij haar aangesloten, rede
neren: De wet van God geldt voor
allen, bindt iedereen. Dus moet de
overheid het vierde gebod in zijn
Nieuw Testamentische vorm ern
stig nemen en strikt handhaven. Ik
ben er van overtuigd, aldus de no
taris, dat deze redenering volkomen
onjuist is. Zeer zeker is de overheid
aan de wet Gods onderworpen, maar
die wet van God stelt verschillende
eisen, zoals, ruimer gezien, alle god
delijke gebod dit doet. Het is on
mogelijk dat de overheid in beto
ning van gehoorzaamheid aan de
wet van God deze wet op even de
zelfde wijze kan nakomen en na
leven gelijk de kerk dat doet en
daartoe verplicht is. Indien het ene
gebod van toepassing is, waarom
dan niet het andere? Moet de over
heid „Gij zult niet begeren" op
even dezelfde wijze afdwingen?
Rechtzinnig geredeneerd is 't dan
evenzeer de taak van de overheid
toezicht uit te oefenen op de gods
dienstoefeningen.
Indien men geen onderscheid
maakt, aldus de wethouder, tussen
hetgeen voorbij gaat en hetgeen
blijft, dan loopt men onherroepelijk
vast. Ik geloof dat in deze zaken de
practijk de leer weerlegt. Het is
mijn stellige overtuiging dat de
overheid de wet van God niet in
haar volle diepte en over haar gan
se breedte kan en mag handhaven.
De overheid is verantwoordelijk
voor de rechtsorde voor de publieke
zaak.
U bent het met mij eens dat
echtbreuk zonde is, maar de over
heid die de echtscheiding regelt en
toestaat, bewijst daarmee niet haar
goddeloosheid. Juist om groter on
recht te voorkomen is de overheid
verplicht en gehouden regelen te
stellen die uiterlijk met het gebod
van God in strijd schijnen, doch die
in wezen bijdragen tot de beveili
ging van het leven.
De overheid kan nimmer de Zon-