DRIEKONINGEN Kerstmis Handelsdrukwerk Verenigingsdrukwerk Familledrukwerk aan de andere zijde van de evenaar 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN DONDERDAG 24 DECEMBER 1953 2 in 't betere genre Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tillen. ogen smartelijk brandden. Ik zag dat zij voor een klein bed stonden; ik kwam dichterbij. „Hier zal geholpen moeten wor den" en Jonker wees kalm naar het bed waaruit een nauwelijks hoor baar kreunen kwam. Ik zal niet gemakkelijk het beeld vergeten van het meisje dat daar lag, als een te ruw geplukte bloem. Óp het sneeuwwitte kussen was het zwarte haar als een dodenkrans rond een zeer schoon bleek gezicht, dat daar leek ten toon gelegd als een kleinood van het zeldzaamste porcelein. Maar dreigend zwart la gen de wimpers over de grauwe oogleden, als mochten deze nooit meer opgeslagen worden en rond de kleine mond had de pijn haar scherpe trekken gegraveerd. Onder de blauwe deken streed 'n gemarteld lichaam, dat plotseling hevig schokte. Krampende vingers rukten aan het dek, een hevige pijn brak wild de ogen open en uit de bloedloze mond scheurde een lang en snerpend ah „Vlug, jullie tweeën brengen haar naar het huis; maar voorzichtig en zorg dat ze warm blijft. Ik zal een kamer in órde maken". Snel en kalm fluisterde Jonker de woorden; toen was hij weg. Zwijgend droegen we onze lichte last in de blauwe deken door de laan, we zeiden geen woord; ik. ver baasde me over het plotselinge en het vreemde van de situatie. De jongeman ademde zwaar en ai en toe kropte een droeve snik in zijn keel. Eenzaam bleef de woonwagen staan, het paard veroerde niet, het olielampje scheen zijn zwakke licht achter ons door de kleine ruitjes. Het was of wij een dode droegen, en toen we haar op het bed legden in één van de kille kamers, leek 't mij dat de dood onbarmhartig had toegeslagen en bezit had genomen van dit weerloze meisje, een kind nog, zo ze daar lag. De jongeman beheerste zich niet meer en wild was zijn snikken toen hij bij het bed neerviel. „Zal ik gauw de dokter bellen? vroeg ik Jonker, die de dunne pols van het meisje tussen zijn oude vin gers hield. „Maak jij maar wat vuur! Ik zal zelf wel zien wat er aan te doen is!" „Wat „Schiet nou op", zei hij zacht maar heftig, „dertig jaar was ik ge neesheer, ik heb niemand nodig! Verbouwereerd voor de hoe veelste maal vanavond zocht ik in de keuken naar wat kolen en hout. Die wonderlijke Jonker! „Dertig jaar was ik geneesheer!" Wellicht had ik het nooit geweten als er dit meisje niet was geweest. Dit meis je, ik rilde als ik dacht aan haar kreet van pijn, één kreet, en dan weer de stilte waarmee de dood zijn slachtoffer nadert. Ik kwam boven in de gang; de jonge man leunde verwezen te gen de strakke muur. „Hij onderzoekt haak", zei hij moeilijk, „we zullen even moeten wachten. God, als zij maar niet dood gaat. En zij hoopte zo dat het een kerstkind zou zijn, mijn lief, lief meiske!" Zijn smalle schouders schokten en zijn witte handen sloe gen zich voor het vertrokken ge zicht. Mijn hand was op zijn schouder toen ik hem wat moed in sprak. „Kom, zo erg zal het niet zijn. Het laat zich altijcl erger aanzien dan het is. Geen enkele geboorte is ge makkelijk". „O, maar u hebt het niet meege maakt, vanmiddag, vanavond. We waren in het bos toen 't begon. Het was niet aan te zien, niet aan te horen. Mijn arme vrouwke verloor telkens het bewustzijn. Ik was daar alleen met haar, helemaal alleen en wat moest ik doen? Ik ben gaan rij den, heel voorzichtig, dat het niet te hard zou schokken; wat was de weg lang en moeilijk; ik moest af en toe wel stilhouden, ik dacht dat ze dood zou gaan. Dit is het eerste huis, jullie zijn de eerste mensen die ik zie. O, als ze maar niet dood zal gaan! God.... maar is hier geen priester, zij zal zo toch niet ster ven De man was wanhopig. „Blijf nu maar kalm; de dokter zal zo klaar zijn. Hij zal wel zorgen dat alles goed komt", wat moest ik anders zeggen. Langzaam ging de deur open; Jonker stond op de drempel, hij was bleek en zijn ogen keken verdrie- tig. „Stil, jongen, ge moet heel stir zijn en heel kalm. Ge moet nu sterk zijn, wellicht kunnen we haar nog redden". En deerniswekkend was de kreet waarmee de man de kamer binnen liep en hulpeloos staarde hij naar het kleine stervende vrouwtje. „Hopeloos!" zuchtte Jonker. „Ze zullen het niet halen, zij niet en 't kind zeker niet „Maar dan moeten we gauw een priester waarschuwen! De man vroeg er juist al om!" „Een priester hier?" Zijn ogen flitsten even op; „natuurlijk, ik mag dat nu niet weigeren. Bel vlug op beneden, vlug, want het zal niet lang meer duren". Daar was geen kruis dat ik klaar kon zetten, daar zouden geen kaar sen branden, het water en het lin nen was het enige wat ik vinden kon in het grote huis. De pastoor had verwonderd ge vraagd „Daar?", maar ik zei hem heel vlug te zijn, en hij had niet verdei gevraagd. „Vrede zij dit huis", sprak hij toen hij binnen kwam. „En allen die hier vertoeven", bad ik vurig. De vrouw lag bewegenloos, haar gezichtje scheen op te'gaan in het wit van het linnen, heur handen waren bijkans doorzichtig; aan het voeteneinde knielden wij, de man en ik; een doffe berusting had zich van hem meester gemaakt, ik bad met de priester de schone gebeden en ook achter mijn ogen brandden de tranen en mijn hart schreide om het tere lieve leven, dat zo'n geweld leed. Tegen een muur leunde Jonker, zijn donkere gezicht verried niets. En terwijl de priester het stervende lichaam zalfde, waste hij een ziel rein voor de eeuwigheid. „Vertrek, christenziel", bad hij Toen hij wegging heb ik even met hem gepraat en hem verteld hoe alles zo plotseling gegaan was. Ik zou hem morgen verder berich ten. Ik heb het paard gebonden aan een beuk in de laan de hond lag nog bij'de wagen, het olielampje wa:; leeggebrand. Door het oude huis zwierf de dood, maar zijn zwarte dreiging was verzacht door de vertroosting der gebeden en der zalving. Beneden galmde de grote statige klok uur na uur. De nacht legde zich zwijgend rond het huis, over de kale toppen van de bomen, rond hun gladde glimmende stammen, over het lage struikgewas in de tuin. De nacht spiegelde zich in de vijver en maakte het blanke tuin beeld tot een verschijning. In de verte knipperde een enkel licht. Er was een groots zwijgen. Ik staarde over het donker stukje we reld dat zo vredig scheen en zo zon der enige strijd; in de kamer naast me klonken van tijd tot tijd. de dof fe voetstappen van de dokter, van de stoel naar het bed, van het bed naar de stoel; de man zat blijkbaar nog steeds bij zijn stervende vrouw. Zijn bange handen zouden tussen de knieën geklemd zijn en zijn ogen zouden niets zien dan het gezicht dat hem zo lief was en waarover de schaduw van de dood dreigde. Soms snerpte de kreet van vrouw door de nacht en klonk fel door 't stille huis. Mijn adem hield zich in, mijn handen knepen zich tot kramp achtige vuisten; dan wist ik, schok ten de schouders van de man als in een hevige kramp en dan was Dr Jonker met een stap bij het bed, waar hij niet anders kon doen dan machteloos zijn, volkomen machte loos. Hij had gewild dat ik in de ka mer daarnaast wat ging rusten. Het was niet nodig daar te blijven. „Wij zullen ook wel gauw kunnen gaan rusten", fluisterde hij, „en zij, zij ook. Daar is geen hoop meer. Het is uitgesloten". Ik ben gaan bidden, verwarde en onsamenhangende gebeden; ik sprak met het Jezuskind, dat Zijn Heilige Moeder de verrukking van 't moe derschap deed kennen en niét deed sterven, toen, in die stal in Bethle hem; ik sprak met Maria, die in die nacht de Moeder werd die alle ge slachten zullen zalig prijzen en met Sint Jozef sprak ik, hij kende in de kerstnacht de weelde van het be schermer zijn van dit goddelijk kind en Zijn Heilige Moeder. En ik smeekte bij alles wat me lief en heilig was om het geluk, het leven voor deze moeder, deze vader, dit kind. Daar waren engelen die met hun licht de nacht verdreven, daar wa ren dieren die hun adem lieten gaan over de kou van het Kind, daar waren vrome herders en stille wijzen, daar was de ster, daar was liefde, daar was verlossing van alle lijden, triomf over alle dood. En hier, hier was het de bange mens slechts mogelijk de wreedheid te zien van de dood, zijn koude ge nadeloze dreiging. De uren duurden eindeloos; de nacht scheen nooit meer dag te zul len worden Heb ik geslapen? Ik weet 't niet; maar plotseling was er een kreet die niets menselijks meer had, die me op deed vliegen van mijn stoel, mijn bloed scheen stil te staan, het was of een ijzeren vuist mijn hart greep en het samenkneep; ik rilde van ontzetting. En weer was daar die kreet, en weer; de kreet van een wezen, dat het allerverschrikkelijkste in het gelaat ziet. Hoe lang heb ik daar gestaan met mijn gezicht in mijn handen, be nauwd door de nacht en het doodse zwijgen; hoe lang zonder te denken, zonder te voelen, als het tuinbeeld bij de vijver? Ik ben naar de kamer gegaan toen de eenzaamheid mij te veel werd en toen, toen was daar binnen het licht en de zachte hese stem: „Vader, hier is jouw vrouw en jouw zoon...." en zijn woorden braken in een zenuwachtige snik, toen hij zich bleek en moe, zo moe in de stoel liet vallen. En de man die afgewend met zijn armen tegen de muur leunde, wandelde als in 'n diepe slaap naar het bed en staarde niet begrijpend naar het wonder. „Het kan niet, het is onmogelijk!" en weer liep dokter Jonker naar 't bed; hij zag, hij voelde en zijn han den kregen weer de zachtheid en de warmte; dan was hij weer dok ter. Ik weet niet wat ik heb gedaan daar in de kamer, misschien heb ik meegeschreid, maar dan was 't van loutere vreugde, want mijn hart was blij als nooit tevoren. Mijn zuster kwam om de dokter te helpen; de gehele nacht was het huis in rep en roer; we hebben al lemaal meegewerkt het kind een veilige komst op de aarde te bezor gen en de moeder de rust, de vol komen, gelukkige rust. Dokter Jonker begreep niet.... De volgende dagen zijn de schoon ste geweest die mijn jong leven tot dan toe kende. De jonge moeder be gon heel zoetjesaan te beseffen wat er was gebeurd. „O, dokter, wat ben ik u dank baar!" herhaalde zij op een mor gen, toen we beiden bij haar bed stonden. „Och, moederke" en in Jonkers stem was een grote tederheid, „ge moet mij niet bedanken, ik heb niets, helemaal niets kunnen doen. Ik begrijp nu nog niet hoe het mo gelijk is geweest. Ik had alle, alle hoop opgegeven, en nu „Dokter, ik heb ontzettend veel pijn gehad hé, dat herinner ik me nu weer, ja ontzettend veel. Het was niet uit te houden en ik wenste dat ik dood was, van alles verlost, alles voorbij. En toen, ja toen kwam de priester met de Heilige Olie, mijn man vertelde 'het en ik herin ner het me weer, en dat, dokter, dat maakte me sterk, zo sterk; ik wil de niet sterven, ik wilde dat ons kind zou leven, dat het een kerst kind zou zijn, een kind voor Onze Lieve Heer. En het was of Maria bij me zat en me troostte; o, ik had nog erg veel pijn, erg veel; maar ik was zo sterk en toch al gelukkig, omdat ik wist dat ik moeder zou worden evenals Maria, dat mijn kind ook een kerstkind zou zijn. U vindt het misschien zo kinderachtig, dokter, maar heus, zo was het. O, ik moet heel mijn leven erg dankbaar zijn „Het kon niet, het ging onmoge lijk, en toch...." mompelde Mijn heer Jonker, toen we de kamer ver lieten waar het zachte schreien was van een jong leven en de stralende glimlach van de moeder. Dokter Jonker was opvallend stil die dagen voor Kerstmis, terwijl zijn oude huis vol was van leven, van stralend jong en nieuw leven. Peinzend zat hij in zijn kamer, slechts nu en dan zal hij tegen de hond gemompeld hebben „En toch. jongenmaar het kon toch niet. Het was de laatste dag voor Kerst mis. We zaten in de lichte kamer waar de zon haar gouden stralen binnenschoot, warm en overvloedig. Daar waren veel bloemen, en glanzend fruit lag op de schalen. Het was zo wonderlijk deze mensen te kunnen, te mogen helpen. Ze wa ren bescheiden; ze wilden niet lan ger van de gastvrijheid van Jonker gebruik maken, ze zouden weer ver der gaan in hun wagen, met hun poppen, hun kerstspel vertonen voor heel veel mensen. Ze zijn niet gegaan; Mijnheer Jonker liet het eenvoudig niet toe; zij zouden hier blijven, minstens nog een paar we ken, tot het zwakke vrouwtje sterk genoeg was. „Maar dokter", zei de jonge vrouw met haar mooie zachte stem, „maar dokter, we willen u graag alles vergoeden en dan zullen we nog bij u in de schuld staan. We hebben zoveel aan u te danken". „Ach, ik heb alles gedaan wat maar mo gelijk was, dokter, zei de donkere stem van de man, „werkelijk, we weten niet waaraan we dit allemaal hebben verdiend. Ik heb u aange boden alles te vergoeden, maar u weigert. Neem dan dit, dokter, we hebben er lang aan gewerkt. En onder zijn jas vandaan haalde hij een beeldhouwwerkje te voor schijn, een prachtig uit edel hout gestoken kerstgroep, Maria en Jozef met het Kind. „Dit heilig gezin zal u herinneren hoe wel gij hebt gedaan aan ons gezin. God heeft zich van u bediend om ons Zijn weldaden te bewijzen" zei de man met plechtige eenvoud. Ik zag met schrik het tafereel aan; ik was bang dat Jonker bot weg zou weigeren, en het begin van die bewogen avond, enkele dagen geleden, kwam weer in mijn her innering. Hij werd bleek, zijn ogen staar den vreemd naar de vrouw die hem gelukkig toeknikte, naar de man, die enkel zei: „Neem het, Dokter, we hebben het met veel liefde ge maakt", naar de kerstgroep, naaf Maria, naar Jozef en naar 't Kind dat God is, en toen greep hij het beeld en vluchtte de kamer uit „Hij is zo'n goede man", zei de moeder, „hij was ontroerd, is het niet?" „U moet veel voor hem bidden, jullie allebei" zei ik en ik volgde Jonker. Ik ben naar zijn kamer gegaan; hij was me deze dagen zo na ge worden, ik moest nu bij hem zijn. Zijn handen omklemden het beeld je en zijn ogen staarden er onafge broken naar, toen hij zei: „Ik vroeg een wonder, niet? Is dit niet een wonder? Deze vrouw en dit kind, die ik niet meer redden kon. Is dit niet het wonder, zeg 't me vriend, is dit niet het wonder dat ik vroeg?" Zijn stem was ver ward en beefde van een vreemde ontroering. „Wat noemen we een wonder, dokter? Ik weet alleen dat God overal Zijn bedoelen mee heeft en dat God alles kan aanwenden om Zijn genade zichtbaar te maken en heilzaam te doen zijn". „En dit dan? Is dit geen won der?" en hij wees op zijn hart en dan schreide hij: ,,Ge hebt me ja renlang achtervolgd, God, het Kind heeft mijn hart voor U terugge wonnen!" De Kerstnacht was blij en lich tend in het oude huis. Willem v. d. Mee. Drie koningen komen van verre gegaan en zitten hoog op hun kamelen; velen zien de ster te staan, maar die komen zijn niet velen Drie koningen brengen het glanzend goud, om er hun schepper mee te groeten; de meeste harten zijn te koud, om blij het kerstkind te ontmoeten. Drie koningen bieden myrrhé aan, ze komen uit verre landen reizen; de meesten staat de stal niet aan, een vorst woont immers in paleizen. Drie koningen doen wierook branden, hun hart dat is de offerschaal; de meesten staan met lege handen, 't is ieder jaar 't zelfde verhaal. En bij die velen ben ook ik; Ook ik heb U nog niets te geven. Maar neem toch in dit ogenblik. Zo Gij wilt, mijn pover leven. Neem het, brand Uw heilig teken schrijnend in mijn dwaze hart, laat dat hart in pijnen breken, laat het delen in Uw smart. Niets anders, God, kan ik U geven, Wanneer de ster hoog stil blijft staan, niets anders dan dit kleine leven, waar Gij Uw teken in moogt slaan. Ik leg dit leven aan Uw voeten; het is het schamel resultaat van telkens weer vergeefs ontmoeten met U die mij te wachten staat. Het is het kopeloos mislukken Van altijd weer te klein geloof; slechts af en toe onaards verrukken, als mijn hart naar 't Uwe boog. Ik zal voor U geen wierook branden, noch gouden zal mijn gave zijn. Ik leg mijn leven in Uw handen en vraag in ruil daarvoor Uw pijn. Bij de emigranten in Australië. Wanneer ik vertel dat ik dit ar tikel zit te schrijven in een bran dende zonneschijn, welke het kwik in de thermometer tot bij de hon derd graden opjaagt, zal reeds deze enkele zin U duidelijk maken dat Kerstmis aan deze zijde van de evenaar zelfs niet in de schaduw kan staan van Uw Hollandse Kerst sfeer, om het in een zonnig beeld uit te drukken. Kerstmis bij de emigranten in Australië is eigenlijk slechts het op roepen van herinneringen aan hoe het in Holland wasWaarbij ik dan even de diepe en werkelijke betekenis van 't Kerstfeest buiten beschouwing laat. Men zal mij te recht kunnen tegenvoeren dat Kerstmis in wezen niets van doen heeft met sneeuw, met kerstbomen, met „feeërieke" verlichting of ze kere mystiek. Kerstmis is geen St. Nicolaas, doch naar christelijke op vatting realiteit der vleeswording van Christus. Maar dan maakt het ook geen verschil of U in Holland mogelijk in ijle vrieslucht, bij met sneeuw bedekte straten of koude regen Christus geboorte viert, of wij hier in het midden van de zo mer. En wanneer het in Australië zo mer is, wel, dan is het zomer Ja, maar tóch is er verschil. Niet slechts vanwege dat „klima tologisch" onderscheid, maar ook in waarachtige kerstfeestviering. Want weet U, Kerstfeest is hier eigenlijk als in Holland St. Nicolaas. Deze wordt dan hier „Father Christmas" genoemd. Hiermee zou ik uitverteld kunnen zijn, want véél meer betekenis dan een „leuke avond" heeft het St. Ni- colaasfeest in Holland niet. En „Father Christmas" brengt 't in Australië niet zo heel veel ver der „Geestelijke armoe?" zult ge vra gen en het spijt me dat ik die vraag dan bevestigend moet beantwoor den. Ja, er is in Australië een gees telijke armoede en óók om die re den is de Kerstviering hier verschil lend van die in Holland. Meen nu niet dat ik alles naar de geestelijke betekenis waardeer, maar na St. Nicolaas hebben we in Holland: Kerstfeest. In Australië is er alleen maar; „Father Christmas". Dezelfde man met een andere naam. „Die „Father Christmas" is voor de winkels en magazijnen een reu ze attractie. Zoals St. Nicolaas net even na de zomer reeds zijn entree in sommige magazijnen maakt, zo ziet men in Australië Father Christ mas omstreeks October zijn plaats je al innemen. Kinderen worden op z'n knie ge zet en gefotografeerd; want Father Christmas is onder de jeugd heel wat minder gevreesd dan St. Nico laas. Hij heeft trouwens niet eens „Zwarte Pieten". Héél lange tijd voor Kerstmis wordt reclame gemaakt met „Lay by for Christmas", door welk soort 'afbetalingssysteem men speelgoed, ijskasten, grasmaaimachines, zowel als kalkoenen of kippen te bestem der tijd kan verkrijgen. De Australiërs kopen wel. Een vriend of vriendin die men op verjaardagen kan vergeten, heeft men zich in Christmas-time te her inneren. Meer nog dan St. Nicolaas ver hoogt Father Christmas de omzet in winkels en magazijnen. Een voor een winkelier slecht jaar kan door de omzet in de Kersttijd worden goed gemaakt. Waht de Australiërs kopen zeer royaal. Op eerste Kerst dag zijn de auto's beladen met pak ketjes die bij familie en kennissen worden afgeleverd. In vroeger da gen placht men daarvoor de Twee de Kerstdag te bestemmen, om wel ke reden deze dag als „Boxing Day" algemeen bekend is. Hetgeen niets 'met „boksen", doch met „boxen" (dozen) te maken heeft. De immigranten die „van huis uit" Kerstmis als de dag van gees telijke hoogtij kenden, voelen zich het eerste jaar eenzaam. Ik herin nerde më mijn eerste „Australische Kerstfeest" in een immigranten kamp. „Father Christmas" reed in een auto door het kamp; er was 'n feest middag voor de jeugd. Maar de Nederlandse immigran ten zeiden: „Je voelt hier niet dat het Kerstfeest is". Dat kwam niet door het ontbreken van ijs of sneeuw; wat men miste, was: sfeer. Maar kan men „sfeer" verwachten aan hete stranden, waar de vol-zo- merse zon naar een verkoelend bad doet smachten? Kan men „sfeer" verwachten, wanneer het bier rijke lijk stroomt, omdat warmte nóg dorstiger maakt? Maar ondanks alles verstaan de kerken haar plicht. De Rooms Katholieken zijn ook hier niet verstoken van hun „Nacht mis"; de Protestantse kerken doen haar roep tot de Australiërs in de Kersttijd luider uitgaan. In de gro te steden als Sydney, Melbourne, Brisbane en in de immigranten centra worden speciale Nederland se kerkdiensten gehouden, maar ook komen tienduizenden immi granten de Australische kerkge bouwen vullen. Nu zult U vragen hoe de Neder landers in dit nieuwe land hun Kerstfeest vieren. Zij blijven niet alleen staan, doch worden opgenomen door de Austra lische gemeenschap, hetgeen bete kent dat zij zich hebben aan te pas sen bij de gewijzigde omstandighe den. De Nederlandse kerkdiensten, welke iedere Zondag in bepaalde plaatsen worden gehoilden, dragen op Kerstmis een bijzonder karak ter; er zijn Kerstwij dingen aan de 'vóóravond. Maar dit alles raakt slechts een klein gedeelte van het aantal immigranten, n.i. alleen de genen die niet te ver van de grote stad of centra verwijderd wonen. Dat „niet te ver" reikt dan tot twee, drie uur of nog langer reizen Men zingt er de Kerstliederen en Soms heeft men een kertboom in kerk of zaal opgericht; na de dienst maakt men er een „gezellig samen zijn" van. Men voelt zich dan een beetje „thuis" in de kring van eigen land genoten, die „Father Chrismas" nog zo als een vreemde beschouwen Misschien vindt U het een wat vreemd beeld, dat ik U heb gege ven over de Kérstviering in Austra lië, maar bedenkt U dan dat de om standigheden hier nu eenmaal zo heel anders zijn dan in de oude we reld. We kennen hier niet de „donkere dagen voor Kerstmis"; het is alles zon en blijdschap in de natuur en jde mens past zich daarbij aan. Het is de tijd van de grote vacanties; vele zaken en bedrijven sluiten reeds vóór Kerstfeest de deuren, welke eerst na Nieuwjaar weer worden geopend. De vacantie-oorden hebben een uitverkocht huis; op de wegen rijen de auto's zich aaneen; het aantal Verkeersongevallen is maximaal De immigrant aan dit alles niet gewend, verwijlt in gedachten juist in deze dagen het meest in het land dat hij verliet. Al vervaagt dat beeld naarmate hij een groter aan tal jaren in Australië heeft ge woond, slechts node accepteert hij dit andere Kerstfeest. Het Kerstfeest van „Father Christmas". L. H. ATTRIBUTEN VAN HET l KERSTFEEST. De attributen van het Kerstfeest zijn velerlei. Tót de oudste behoort de stal, inclusief de os en de ezel. Ze zijn ty pische uitingen van de volksvroomheid en deze dieren doen evenmin afbreuk aan de religieuze sfeer als de kamelen waar op met Driekoningen de wijzen uit het Oosten verschijnen. Os en ezel horen evengoed bij Kerstmis als bij de stal en wij vonden het in onze jeugd geenszins onsmakelijk toen ons werd verteld dat zij het Kindje Jezus met hun adem ver warmden. Daar zijn later heel veel attributen bij gekomen, die ons heel wat minder direct aanspreken omdat ze geheel in de profa ne sfeer thuishoren. Men zou heel velen kunnen vragen wat een kerstboom te betekenen heeft zonder een afdoend ont- woord te krijgen. Overigens kan men in deze eeuwige groene boom veilig als een symbool zien of als de verbeelding van een lentewonder in de wintrese kerst nacht. Als we zo'n alleen maar groene boom wat kaal vinden, kunnen we die gevoeglijk versieren_met allerlei glinste rende dingen, die vooral voor de jong- sten de aantrekkelijkheid van het geheel aanmerkelijk verhogen. Ook tegen cadeautjes op Kerstmis kan men moeilijk bezwaar maken. Al is Sinterklaas bij ons het feest van geschen ken bij uitstek, Kerstmis is het feest van de goedheid en een van de sprekendste uitingen daarvan is de behoefte elkaar goed te doen door een stoffelijk blijk van liefde, vriendschap of waardering. Maar als daarbij de kerstman te pas moet ko men, voelen wij ons toch wel erg ver verwijderd van de geest van Kerstmis, omdat die nu eenmaal niet die van het sprookje is. Wij wensen daartussen een duidelijke scheiding te maken en zullen de kerstman zover mogelijk uit de buurt houden, al valt het tegenwoordig niet mee zich te verzetten tegen Amerikaanse invloeden. Bij de algeniene vervlakking is het echter noodzakelijk althans de kerststfeer zuiver te houden, dat is op de eerste plaats religieus. De romantiek nemen we daar graag bij, zolang ze die sfeer niet bederft, want ook stal, os en ezel zijn in onze ogen romantisch, en daar houden wij het dan maar bij.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1953 | | pagina 2