I
Waalwijkse en Lan
Wijde Wereld
Naar betere betrekkingen?
Alle aandacht voor het
Lager Technisch Onderwijs
UIT DE
BOEKBESPREKING
DE PRISMA-REEKS
Het ETI vraagt:
in Noord-Brabant
MAANDAG 16 AUGUSTUS 1954
Uitgever
Waalwij kse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week
DE Era HET ZÜIDEtf
77e JAARGANG No. 65
Abonnement
19 cent per weet
2.45 p. kwartaal
2.70 franco p. p.
Advertentieprijs
10 cent per in.m.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
Bureaux: GROTESTRAAT 205, WAALWIJK. TEL. 2621
Dr van BEURDENSTRAAT 8, KAATSHEUVEL TEL. 2002.
OPGERICHT 1878
TELEGR.-ADRES: „ECHO
De opheffing van de Nederlands-In
donesische Unie werpt een vraag op die
eigenlijk de hele kwestie van het begin
af aan heeft beheerstzullen de betrek
kingen tussen Nederland en Indonesië
er door verbeterd worden?
De Unie is op 27 December 1949 ge
sloten met als doel „Samenwerking der
deelgenoten ter behartiging van hun ge
meenschappelijke belangen Het was een
experiment en een hoe hachelijk kan men
zich voorstellen wanneer men bedenkt
wat er aan vooraf is gegaan. Op 17 Au
gustus 1945 werd volkomen illegaal de
Republiek Indonesië uitgeroepen, onder
leiding van een aantal nationalisten die
niet allemaal van alle smetten vrij waren
geweest gedurende de Japanse bezetting.
Daarop is een periode van ruim vier
jaar gevolgd, waarin werd gestreden en
onderhandeld om de controverse tussen
Nederland en die republiek op te los
sen. Twee dingen stonden als een paal
boven water: dat er een ontwikkeling
aan de gang was die niet tegen te hou
den was en dat de wijze waarop; die
ontwikkeling zich voltrok lang niet de
ideale was. Niettemin trekken ontwikke
lingen zich daar bar weinig van aan; ze
gaan hun gang en de mensen moeten er
maar van zien te maken wat ervan te
maken valt. Dit leek na veel vijven en
zessen de Nederlands-Indonesische Unie.
Dat ze verre van spontaan kwam, blijkt
al uit het feit dat er tevoren lang en
breed is dedebatteerd over lichte en
zware unies en dat uit de chaos tenslot
te een middelzware unie aan de lichte
kant tevoorschijn kwam. Om het scherp
te stellen zou men kunnen zeggen, dat
de Indonesiërs zo'min mogelijk banden,
de Nederlanders zoveel mogelijk banden
wilden. Het is te begrijpen dat een der
gelijke sfeer, voortgekomen uit een strijd
van ruim vier jaar, niet ideaal was om
een levende unie te stichten. Het was
dan ook een hachelijk experiment.
Na het ondertekenen van het protocol
waarbij de unie werd opgeheven, heeft
minister Luns op een persconferentie ge
sproken van een mislukt experiment. Dit
blijkt achteraf de beste kwalificatie. Het
is duidelijk dat de Indonesiërs in 1949
niet geporteerd waren voor een unie met
Nederland en het is niet waarschijnlijk
dat ze van .plan waren de bepalingen zo
na te leven, dat ze na verloop van ja
ren het uniestatuut aan hun hart zouden
drukken als de meest ideale vorm van
samenwerking met Nederland. Van het
begin af aan voelden ze deze formele
band als een knellende band. Daardooi
bieef ze formeel, zonder een geestelijke
verbondenheid, maar ze was ook zo reëel
dat er bijna voortdurend naar gestreefd
is ze te slaken.
Evengoed als de instelling van de deel
staten beschouwd werd als een faze in
de ontwikkeling naar de eenheidsstaat,
werd de unie beschouwd als een faze in
de ontwikkeling naar volledige afschei
ding van Nederland. De ene fazè werd
binnen een paar maanden afgesloten, de
andere binnen een paar jaar.
Het is logisch dat onder deze omstan
digheden geen hartelijke betrekkingen
konden groeien. In het eerste jaar wer
den overeenkomstig de bepalingen nog
twee ministersconferenties gehouden,
maar daarmee was het op. Er werd een
Indonesische Hoge Commissaris in Den
Haag benoemd, doch toen deze naar
Djakarta moest terugkeren, kwam er
geen opvolger. Er was een Uniehof van
Arbitrage, dat geen werk van betekenis
heeft gedaan. Zo zou men kunnen door
gaan met het opsommen van talloze mis
lukkingen met betrekking tot de Unie.
De culturele relaties zijn nog de beste
geweest, maar daarvoor heeft men geen
Unie nodig. Daar kwam bij dat Indo
nesië alsmaar aanspraak bleef maken op
Nieuw-Guinea, dat de deelstaten werden
'opgeheven, dat de veiligheid voor de
Nederlanders alles te wensen overliet en
dat onze landgenoten eerder vijandig dan
als onderdanen van een uniepartner wer
den beschouwd.
Uit dit alles kan men afleiden, dat ook
Nederland op den duur niet bizonder
veel prijs meer stelde op de unie, maar
ook dat de Indonesiërs niet de meest
elegante middelen hebben gebruikt om
hun zin door te drijven, al kan men
sommige ongunstige factoren geredelijk
aan de moeilijke omstandigheden wijten.
In ieder geval werden de betrekkingen
in de loop der jaren er niet vriendschap-
pelijker op en van Indonesische zijde
werd niet bijster veel moeite gedaan om
daarin verbetering te brengen, blijkbaar
omdat het de degelijkste manier was om
aan de unieverhouding een einde te ma
ken.
Nu is het inderdaad zover gekomen
en blijft over de vraag die wij in het be
gin stelden zal de opheffing van de unie
verbetering van de betrekkingen ten ge
volge hebben? Voorop gesteld zij, dat de
beantwoording van deze vraag niet ligt
in de papieren overeenkomsten, want die
waren er ook genoeg met betrekking tot
de unie. En wat deze betreft moet men
vaststellen, dat noch die papieren over
eenkomsten zijn nagekomen, noch de
geest van samenwerking aanwezig was.
Natuurlijk is het nakomen van schrifte
lijk vastgelegde bepalingen een eerste
vereiste om redelijke verhoudingen te
scheppen, maar de bereidheid om samen
te werken is voor vriendschappelijke be
trekkingen niet minder onmisbaar. Ne
derland heeft wat dat betreft geen beste
ondervindingen ten opzichte van Indo
nesië. Wanneer men nu toegeeft dat de
vorm van samenwerking tegen de zin
der Indonesiërs was, kan men zijn hoop
stellen op de overweging dat nu de be- j
trekkingen tussen beide landen zijn ge- i
rcgeld volgens normale internationale1-
overeenkomsten. Nederland mag dus re
delijkerwijs verwachten dat Indonesië
deze nu bok zal nakomen. Hetgeen
niet wil zeggen dat een land de ver
plichtingen die het op zich neemt alleen
maar heeft na te komen wanneer dat in
zijn kraam te pas komt. In feite was het
echter met Indonesië zo en daarom heeft j
het nu des te minder reden om er zich j
aan te onttrekken.
Blijft intussen de penibele kwestie 1
Nieuw-Guinea. Minister Soeqarjo heeft
evenwel verklaard dat deze geenszins
een hinderpaal hoeft te zijn voor goede
samenwerking op ander gebied. In aan
merking genomen dat ze dit vroeger wel
is geweest, mag men de voorzichtige
hoop koesteren, dat de minister gelijk
heeft. Alleen is het niet altijd zeker, dat
de hele Indonesische regering er over
denkt, zoals een der ministers. Misschien
is het het beste om de nieuwe situatie
onbevangen te aanvaarden en met ver
trouwen de ontwikkeling van de nieu
we verhouding te volgen. Met een goe
de samenwerking is Indonesië zeker zo
veel gebaat als Nederland. Wellicht
dringt dit besef nu langzamerhand ook
in regeringskringen in Djakarta door.
FRANSE WIJZIGINGEN IN
EDG ZEER INGRIJPEND.
Poging Sovjets tot Duitse con-
sessies te bewegen.
De wijzigingen, die de Franse
mini der-president Mendès-France
wil aanbrengen in hel verdrag in
zake de Europese Defensie Ge
meenschap blijken nog talrijker en
nog ingrijpender te zijn dan reeds
was uitgelekt. Zij zijn in feite zo
talrijk en dermate ingrijpend, dat,
ook al wordt de kern van het ver
drag schijnbaar intact gelaten, men
zich in gemoede kan afvragen wat
er eigenlijk van het oorspronkelij
ke plan van de EDG overblijft.
1. Mendès-France wil de duur
van de EDG in overeenstemming
brengen met die van het Atlan
tisch Pact. Dat wil zeggen na 20
jaar, waarvan er intussen reeds
verscheidene verlopen zijn, kan
ieder lid van de gemeenschap met
een opzeggingstermijn van één
jaar meedelen, dat het wenst uit
te treden.
2. De EDG zal automatisch op
houden te bestaan en Frankrijk
zal er zich in elk geval automa
tisch uit terugtrekken, wanneer 't
Atlantisch Pact zou worden opge
zegd.
3. De EDG zal ook ophouden te
bestaan, wanneer de Engelse en
Amerikaanse troepen zich zouden
terugtrekken van het Europese
vasteland.
4. De EDG wordt verder even
eens automatisch geliquideerd,
wanneer Duitsland herenigd zou
worden. Deze bepaling zou blijk
baar van kracht zijn indien de
Sovjet-Unie zou toestemmen in 't
herstel van de Duitse eenheid op
voorwaarde, dat Duitsland geneu
traliseerd zou worden.
WESTELIJK ANTWOORD OP
RUSSISCHE NOTA.
Premier Mendès-France heeft Enge
land en de V. S. Donderdag medege
deeld, dat Frankrijk voorstander is van
een meer verzoeningsgezinde houding ten
opzichte van het jongste Russische voor
spel Voor een nieuwe viermogendheden-
conferentie dan tot uiting komt in het
ontwerp van het antwoord, dat door de
diplomatieke deskundigen van de Grote
Drie te Londen wordt opgesteld. In ge
woonlijk welingelichte kringen te Parijs
is verklaard, dat de Franse deskundigen
nieuwe voorstellen zullen indienen.
COMMUNISTISCHE PARTIJ
IN AMERIKA VERBODEN.
Met 85 stemmen vóór en geen enkele
tegen heeft de Amerikaanse Senaat een
wetsontwerp aangenomen, waarbij de
communistische partij wordt verboden in
de Verenigde Staten, Het ontwerp is
naar het Huis. van Afgevaardigden door
gezonden en zal daar ook worden goed
gekeurd, zoals algemeen wordt verwacht.
De wet houdt in, dat zij die bewust
lid worden of blijven van de communis
tische partij en actief de doelstellingen
van deze partij bevorderen, zich bloot
stellen aan gevangenisstraffen tot een
maximum van vijf jaar en een boete
van 10.000 dollar (ongeveer 37.000 gul
den).
19 DODEN- IN FRANKRIJK.
BUS BIJ SCHOOLREIS
VERONGELUKT.
I
Nabij Aubenas in Zuid-Frankrijk
is Vrijdag een autobus; in de rivier
de Ardeche gestort, nadat zij door
een borstwering was gereden. Vijf
tien schooljongens, drie onderwij
zers en de chauffeur zijn om het
leven gekomen, 26 inzittenden
werden gewond, van wie negen
ernstig.
DRIEDAAGS STAATSBEZOEK
VAN NOORSE KONING.
Vorige week heeft Z. M. Koning
Haakon VII van 'Noorwegen een drie
daags staatsiebezoek gebracht aan H.M.
Koningin Juliana en Prins Bernhard.
Donderdagmorgen kwam hij in Amster
dam aan met het koninklijk jacht Norge,
waarmee hij de reis had gemaakt. Door
de Nederlandse territoriale wateren werd
hij begeleid döor drie Nederlandse oor
logsbodems.
Aan de Prins Hendrikkade werd de
82-jarige vorst begroet door H.M. de Ko
ningin en Prins Bernhard, waarna hij'
werd voorgesteld aan de autoriteiten,
o.a. de ministerraad. Niet onder een stra
lende zon, maar wel onder grote belang
stelling van de bevolking reed de ko
ninklijke gast met koningin en prins
vervolgens naar het Paleis op de Dam,
waar' hij, kort na aankomst op het bal-
con verscheen, luide toegejuicht door de
samengestroomde menigte.
Een van de eerste gangen van koning
Haakon, evenals van president Coty
van Frankrijk en van koning Frederik
van Denemarken, was naar het Natio
nale Monument, waar hij een krans leg
de en zich onderhield met de comman
dant van de erewacht.
Aan het noenmaal op het paleis zaten
behalve koning Haakon, koningin Julia
na en prins Bernhard ook aan prinses
Wilhelmina, die in 1923 de gastvrouwe
was van koning Haakon, die toen Ne
derland ook al heeft bezocht, en de
princessen Beatrix en Irene.
's Middags werd. er een boottocht ge
maakt door de Amsterdamse grachten,
die evenwel niet werd begunstigd door
mooi weer, en 's avonds bood het ko
ninklijk paar een diner aan op het ko
ninklijk paleis. Hierbij brachten konin
gin Juliana en koning Haakon toasten uit
op de vriendschap van het Noorse en
het Nederlandse volk.
Vrijdag stonden er een kerkdienst in
Rotterdam en een tocht naar Stavenisse
op het program. In Stavenisse opende
koning Haakon een straat die naar hem
is genoemd, als dank voor de Noorse
hulp tijdens de watersnood. Daarna ging
hij met koningin Juliana en prins Bern
hard over Bergen op Zoom met de ko
ninklijke trein naar Den Haag, waar de
koning in de Noorse legatie de Noorse
kolonie ontving, 's Avonds bood de ge
meente 's-'Gravenhage in het Kurhaus.
een diner aan, waarna er een militair
taptoe werd gegeven.
Het derde bedrijf van Koning
Haakon's bezoek aan Nederland
heeft zich weer afgespeeld in Am
sterdam. waar de hoge gast met zijn
gastvrouwe en gastheer om half 11
een rijtoer door de stad begon
met als einddoel het Rijksmuseum.
Hierna, om pl.m. kwart voor één.
ontving de Noorse vorst Koningin
Juliana en Prins Bernard op zijn
koninklijke jacht de ..Norge". waar
hij een lunch aanbood.
Het gezelschap begaf zich om half
drie'weer terug naar het Paleis op
De Dam. waar de laatste toebereid
selen werden getroffen voor het na
derend afscheid.
Om vijf uur vertrok de hoge gast
en zijn gevolg, in 't gezelschap van
Koningin en Prins per rijtuig naar
het Paviljoen op de Prins Hendrik
kade. waar Koning Haakon harte
lijk afscheid nam van Koningi» Ju
liana en Prins Bernhard. alvorens
hij zich per motorsloep aan boord
van zijn koninklijke jacht begaf.
Om kwart voor 6 voer de ..Norge"
af. Ben indrukwekkend staatsiebe
zoek was voorbij.
PRINSES WILHELMINA
NAAR NOORWEGEN.
Prinses Wilhelmina is Vrijdag voor
een vacantie van vier weken naar Noor
wegen vertrokken. Zij zal haar verjaar
dag in het buitenland vieren.
Koningin Juliana en prins Bernhard
vertrekken op 31 Augustus naar Grie
kenland, waar zij de gasten zullen zijn
van het Griekse koninklijk paar.
WONINGBOUW IN JUNI.
Volgens gegevens van het Centraal
Bureau voor de Statistiek werden in Ju
ni 1954 6021 woningen voltooid. Dit
aantal is een record voor de maand Juni
sedert de bevrijding.
In dit getal zijn 195 duplexwoningen
begrepen, zodat in Juni 1954 voor 6216
gezinnen nieuwe woonruimte beschik
baar is gekomen. In dezelfde maand van
het vorig jaar kwamen 5221 woningen
gereed. In het eerste halfjaar van 1954
werden 28.480 nieuwe woningen opge
leverd, tegen 23.045 in het eerste half
jaar van 1953.
In het aantal sedert 1 Januari 1954 op
geleverde woningen, nl. 28.480, zijn 844
duplexwoningen begrepen, zodat in het
eerste halfjaar van 1954 voor 29.324 ge
zinnen nieuwe woonruimte werd gesticht.
Gerekend tot en met Juni 1954 werden
sedert de bevrijding 339.051 nieuwe wo
ningen gebouwd, waarvan 15.859 als
duplexwoning zijn ingericht, zodat er
voor 354.910 gezinnen woonruimte be
schikbaar is gekomen.
De in Juni 1954 voltooide woningen
zijn als volgt over de provincies en de
drie grote steden verdeeld (tussen haak
jes het aantal in het eerste halfjaar ge
reed gekomen woningen): Groningen 136
(752), Friesland 212 (800), Drente 124
(742), Overijssel 405 (1966), Gelderland
668 2903), Utrecht 267 (1514.), Noord-
Holland (excl. Amsterdam) 608 2967),
Zuid-Holland (excl. Den Haag en Rot
terdam) 700 (3784), Zeeland 160 (664),
Noord-Brabant 963 (4220), Limburg 665
(3222), Amsterdam. 374 (1315), Den'
Haag 293 (1312), Rotterdam 374 (2034),
N.O.-Polder 72 (285).
CONSUMPTIEPRIJZEN
BLEVEN STABIEL.
Wij leven op het ogenblik in een pe
riode van een opmerkelijke stabiliteit
van de consumentenprijzen, zo blijkt uit
cijfers, die door de Internationale Ar-
beids 'Organisaties zijn gepubliceerd.
De organisatie maakte bekend, dat van
de 87 landen, waarvan de prijzen zijn
bestudeerd, ongeveer 2/3 in 1953 wijzi
gingen in de consumentenprijzen van niet
meer dan 4 procent ondergingen en in
44 landen ondergingen de prijzen in 1953
slechts een verandering van 2 procent of
minder. In slechts 15 van de bestudeerde
landen kwamen prijsstijgingen voor van
meer dan 10 procent.
In het rapport van de organisatie werd
er echter op gewezen, dat het niet zeker
is, dat door politieke of economische
ontwikkelingen niet plotseling een einde
gemaakt kan worden aan deze stabili
teit. De stabiliteit van de consumenten
prijzen duurt thans echter reeds twee
voile jaren en het grootste gedeelte van
de wereldbevolking heeft er de vruchten
van geplukt. Communistisch-China en de
Oosteuropese landen, die geen regelma
tige prijsstatistieken publiceren, zijn niet
in de studie opgenomen.
NEDERLANDSE STRAALJAGER IN
DUITSLAND NEERGESTORT.
Donderdag omstreeks het middaguur
is tijdens een oefenvlucht een meteor-
straaljager van de vliegbasis Twente bij
Munster in Duitsland neergestort. De
bestuurder, de 23-jarige reserve-sergeant
vlieger H. Groot-Huize, afkomstig uit
Apeldoorn, kwam hierbij om het leven.
Hij was ongehuwd, maar zou volgende
v/eek in het huwelijk treden.
Dezer dagen verscheen het jaarverslag van het Economisch Technologisch
Instituut voor Noord-B.rabant. Zcals alle jaarverslagen geeft ook dit rap
port een overzicht van de werkzaamheden van het instituut gedurende
1953, werkzaamheden die vele en velerlei worden genoemd. Hoe interes
sant, lezenswaardig en belangwekkend ook, toch is dit niet het voornaam
ste gedeelte van dit verslag.
Van groter belang nog is het ex posé dat gegeven wordt in het tweede
gedeelte van het verslag, een exposé van de stand van de lagere tech-
nische dagopleiding in Noord-Brabant en de daaraan verbonden proble- j
men, onderzocht in aansluiting op de door de Commissie inzake het 'Scho- i
lingsvraagstuk verrichte studie. j
In dit exposé lezen wij, dat er, hoewel er de laatste jaren een gunstige
verbetering in de toestand is gekomen, toch nog alle aandacht dient be- j
steed te worden aan het lager technisch onderwijs in onze provincie, dat j
er streken en plaatsen zijn die nog een beduidende achterstand boeken, op r
de gemiddelde leerlingendichtheid in ons land. We lezen er echter ook in,
dat de voornaamste aandacht dient uit te gaan naar de kwalitatieve zijde j
van het Nijverheidsbnde.rwijs, in stede van naar de kwantitatieve zijde, j
die echter in het geheel niet verwaarloosd mag worden, zoals te begrij- j
pen is.
mische bestel verbonden is.
Het industriële welvaartsplan voor de
provincie Noord-Brabant is immers al
lerminst slechts gericht op 'het bezorgen
van werkgelegenheid aan de in ons ge- j
west tot ontwikkeling komende industri-
ele beroepsbevolking, veeleer daarente- j
gen Heeft men hierbij op het oog de
geestelijke en materiele alzijdige
welvaart van de Brabantse werkende
mens.
De wezenlijke doeleinden van het wel- j
vaartsplan voor Noord-Brabant zullen
slechts bereikt worden wanneer men er
in slaagt, de jonge Brabander te vormen j
tot een persoonlijkheid, die uitgerust met
de benodigde kennis en kundigheden ge-
reed is om zijn plaats in het maatschap-
pelijk-economisch bestel in te nemen.
In dit kader moet ook aan het tech- j
nisch onderwijs de grootste waarde Wor-
den toegekend.
EEN VAN DE MEEST INDUSTRIA
LISERENDE PROVINCIES.
Het rapport begint met er op te wij
zen, dat Noord-Brabant een van de
meest geïndustrialiseerde provincies is
var. ons land. Wat betreft de omvang
van de gevestigde nijverheid neemt onze
provincie na Zuid- en Noord-Holland de
derde plaats in op de ranglijst van de
provincies en de relatieve betekenis van
onze provinciale nijverheid in 1950
188 arbeidsplaatsen op iedere 1000 in
woners wordt slechts overtroffen door
Overijssel en, Limburg.
En wanneer men zich dan bovendien
realiseert, welke omvangrijke taak onze
provincie in de naaste toekomst op het
punt van de uitbreiding van de werk
gelegenheid in de nijverheid te vervullen
krijgt, dan moet het technisch onderwijs
in ons gewest van de grootste betekenis
worden geacht.
Het Brabantse aandeel immers in de
uitbreiding van de Nederlandse beroeps
bevolking moet in de jaren 1952—1962
op niet minder dan 1 /5 worden geraamd.
En steeds meer, zegt het rapport van
het ETI, blijkt immers, dat in de be
hoefte aan menselijke arbeid in het in-
dustriëel voortbrengingsproces van onze
tijd, het element van de geschooldheid
de voorrang verkrijgt boven het aantal.
Juist in deze provincie, waar de uitbrei
ding van de werkgelegenheid een om
vorming van de industriële structuur
vereist, zal het industrialisatiebeleid
slechts met een redelijke kans van wel
slagen kunnen worden gevoerd, Wanneer
de opvoering van de vakbekwaamheid
een wezenlijk onderdeel van dit beleid
uitmaakt.
Echter, nog om een andere, nog klem
mender reden is het, dat de opleiding
van de Brabander tot vakbekwame wer
ker in de industrie in het middelpunt van
de belangstelling dient te staan: n.l. de
menselijke en sociale zijde, die aan deze
heroriëntering van het Brabantse econo-
VERGELIJKINGEN.
I
Wanneer het rapport dan overgaat tot
een bespreking van de stand van zaken
in het lager technisch onderwijs, trekt
het een aantal vergelijkingen.
Op de eerste plaats vergelijkt men het
aantal lagere technische scholen en dé
daarbij ingeschreven leerlingen in Noord-
Brabant en Nederland met de groep
jongens die eigenlijk voor dit onderwijs
in aanmerking zouden komen en dan
blijkt, dat het aantal lagere technische(
scholen in Noord-Brabant althans in
nationale verhoudingen -niet onbevre
digend is te noemen. Zijn er in geheel
Nederland per 10.000 jongens van 13
t/m 16 jaar, die voor hun toekomstig
beroep op de nijverheid zijn aangewezen,
11.5 dagscholen voor nijverheidsonder
wijs beschikbaar, in ons gewest bedraagt
deze scholendichtheid 11.0. Wat betreft
de leerlingenbezetting is er echter nog
een belangrijke achterstand in Noord-
Brabant te constateren. Gemiddeld zijn
er inl ons land per 1000 jongens die er
voor in aanmerking komen 366 bij een
lagere technische opleiding aan een
dagschool ingeschreven, waartegenover
ónze provincie slechts een leerlingen
dichtheid van 312 kan stellen.
Het rapport noemt deze achterstand
des te meer zorgwekkend, omdat de oor
zaken hiervan als het ware in Brabant
zelf moeten worden gezocht. De afwij
king, die de scholendichtheid in onze
provincie van het rijksgemiddelde ver
toont is namelijk te gering om als reële
verklaring voor ons tekort in de leerlin
gendichtheid te kunnen gelden.
-i
WAALWIJK BLEEF ACHTER.
In een aantal tabellen en cartogram-
men geeft het rapport dan de regionale
spreiding aan van dé leerlingendichtheid,
en dan zien we een aantal gebieden met
een leerlingendichtheid boven het pro
vinciaal gemiddelde, gebieden zoals een
groot gedeelte van Westelijk Noprd-Bra-
bant, met name dé gebieden rond Ber
gen op Zoom en Roosendaal, Ouden
bosch, Klundert en Zevenbergen, de ge
meente Breda, het gebied rond Den
Bosch, en in Oostelijk Noord-Brabant
de gebieden rond Eindhoven en de ge
meente Helmond.
De streken waar de leerlingendicht
heid overeenkomt met het provinciaal
gemiddelde vindt men onder meer aan
leunend tegen de streken en steden met
een grote belangstelling voor het lager
technisch onderwijs aan dagscholen.
Een uitzondering 'hierop echter vormen
een groep van gemeenten in de Lang
straat, o.a. Waalwijk, Vlijmen en dé
gemeente Loon op Zand, en in het Land
van Heusden en Altena.
lm Waalwijk is de leerlingendichtheid
per 31-12-1952 minder 280, in Loon op
Zand en Vlijmen idem, terwijl het pro
vinciaal gemiddelde 312 is.
In 1948 was de leerlingendichtheid in
Waalwijk nog 289 per 1000 daarvoor in
aanmerking komende leerlingen. Zien we
in de meeste gemeenten gedurende de
laatste twee jaren een stijging van de
leerlingen dichtheid, Waalwijk zag de in
teresse voor het lager technisch onder
wijs dalen.
Drunen bijvoorbeeld steeg in deze twee
laren van 264 naar 400, ver boven het
provinciaal gemiddelde. Loon op Zand
van 141 naar 266 (nog vrij laag),
Sprang-Capelle van 268 naar 284, Vlij
men 191 naar 273, Waspik van 178 naar
361. i
Een van de cartogrammen toont aan,
dat Waalwijk een enclave vormt in een
gebied, waarin de belangstelling voor het
lager technisch onderwijs de laatste vier
jaren, van 1948 tot 1952 is toegenomen,
eems zelfs in beduidende mate.
Waalwijk mag zich dus de woorden
van het ETI wel aantrekken, wanneer
dat schrijft: Maatregelen ter verbetering
moeten niet in de eerste plaats gezocht
worden in de materiele-technische sfeer,
zoals een verdere spreiding der lagere
technische dagscholen 'binnen de betrok
ken gebieden (zeker in Waalwijk niet
waar de Nijverheidsschool voor Waal
wijk en Omstreken uitstekende mogelijk
heden biedt, red.) doch in 'het voeren
van een doelbewuste propaganda gericht
op het aankweken van waardering en
belangstelling voor deze vorm van op
leiding.
MIDDELEN TER
VERBETERING.
1:1 i
De middelen ter verbetering, zullen,
zcals het rapport al opmerkte, vooral
gericht moeten zijn dus op de kwalitatie
ve zijde van het nijverheidsonderwijs. 'De
opbouw Van het nijverheidsonderwijs in
Noord-Brabant zal immers, in overeen
stemming met de heroriëntering van ons
industriële bestel, moeten worden afge
stemd op de opleiding tot die vakrich
tingen, waaraan in het Brabantse be-
ciijfsleven de behoefte groeiend is.
In het bijzonder zal men daarbij moe
ten streven naar uitbreiding van de op
leidingen in de richting van fijnmechani-
sche metaalbewerking en de ervaring
wijstuitidat deze opleiding slechts ge
geven kan worden in lagere technische
dagscholen van groter formaat, die niet
alleen de beschikking hebben over de
technische apparatuur en een leraren
corps dat afgestemd is op de opleiding
in deze richting, doch bovendien een ver
zorgingsgebied bestrijken, dat omvang
rijk genoeg is om daaruit voldoende leer
lingen, die de daarvoor benodigde in
telligentie en ambitie kunnen opbrengen,
te kunnen putten.
De verdere spreiding van hét kleinere
schooltype van lager .technisch onder
wijs, aldus bet rapport,, vormt dan ook
in dit opzicht eèn gevaar, omdat daar
door kleinere onderwijs-eenheden tot
ontwikkeling komen, welker technische
outillage en welker verzorgingsgebieden
van te geringe omvang zijn om de ge
wenste grote differentiëring in het lager
technisch dagonderwijs in onze provincie
tot ontwikkeling te brengen.-
Wil men dan de kwaliteit der oplei
dingen verbeteren, dan zal het nodig zijn
een zekere functionele hiërarchie in de
bestaande lagere technische dagscholen
aan te brengen, in die zin, dat onder
scheid wordt gemaakt tussen grotere
streekscholen, waar de outillage en het
verzorgingsgebied mogelijkheden bieden
Voor het creëren van een grote diversi
teit in de vakrichtingen, waarvoor wordt
opgeleid, en kleinere locale scholen, waar
de jeugd van Noord-Brabant op korte
afstand van zijn woonplaats in de gele
genheid wordt gesteld een primaire
scholing, in technische richting te krij-
geu.
Tegelijkertijd zal moeten worden ge
zorgd voor het creëren van doorstro-
nungsmogelijkheden van begaafde leer
lingen op de locale scholen in de rich
ting van de meer op specialisatie inge
stelde streekscholen.
In dit verband wijst het rapport ook
op de gewenstheid van een intensief
overleg tussen de locale en de streek
scholen, een overleg, waarbij mogelijk
ook het economisch sociale leven van de
streek kaa worden betrokken, terwijl het
eveneens, aldus het rapport van het ETI
van belang is, dat, bij de beoordeling
van de plannen tot stichting van een
nieuwe technische school, steeds wordt
nagegaan of een dergelijke instelling, zo
wel kwantitatief als kwalitatief past in
de structuur van het nijverheidsonder
wijs in de betrokken streek.
Maar, vervolgt men, dit alles garan
deert niets, de ontwikkeling van het
technisch onderwijs in onze provincie
kan slechts met vertrouwen worden te
gemoet gezien, wanneer de verwezenlij
king van deze in zekere zin technische
voorzieningen wordt begeleid door een
systematisch opgezette en bij voortdu
ring doorgevoerde voorlichting van het
voor dit onderwijs in aanmerking komend
gedeelte van het Brabantse volk, waar
door een grotere waardering voor de
technische arbeid op hoog niveau wordt
geschapen en het inzicht in de bestaans
mogelijkheden, die de technische scho
ling bied, wordt gewekt.
Op deze wijze, besluit het ETI, zal
wederom een belangrijke stap kunnen
worden gezet op de weg naar de ver
volmaking van het samenstel van indu
striële vestigingsvoorwaarden in ons ge
west in het belang van de werkgelegen
heid en de welvaart van het Brabantse
volk.
Schrijf en spreek zuiver Ne
derlands
Dóór G. A. Mesters.
„Onderhoudend taalboek voor
alle Nederlanders, of, hoe men
zichzelf 'n pluim op de hoed steekt
door zijn moedertaal te eren,"
We willen niet zeggen, dat de
Nederlander zijn moedertaal buit-
tengewoon goed sèhrijft en spreekt,
we willen evenmin zeggen, dat men
steeds in alle kranten en boeken
een verzorgd Nederlands tegen
komt; ér valt inderdaad steeds; te
verbeteren en te verfijnen aan de
taal, de spreek- zowel als de schrijf
taal; de taal immers leeft, ontwik
kelt zich en verandert en dan doe
len we niet alleep op de spelling.
Maar men moest ons toch de po
pulaire taalboekjes; besparen. Wij
voor ons vinden al dat Charivarius
maar zo-zo was en wanneer we dit
prisma-boekje eens doorlezen, dan
bevangt ons eerlijk gezegd 'n beetje
huiver! We ontkennen niet't recht
van boekjes als „Speel goed ten
nis;" of „Leer vlot schaken", men
kent ze wel, dergelijke „handlei
dingen", maar onze moedertaal
stelt iétwat meer voor dan een par
tijtje tennis of een potje schaken,
en laat zich niet in een '„onderhou
dend taalboek" even behandelen.
Waren het enkele aspecten van de
taal, was het een populaire verhan
deling over de spelling, om deze
eens te doen begrijpen, maar het is