KWALITATIEF ELEMENT IN
WERKGELEGENHEIDS - POLITIEK
Waalwijkse en Langstraatse Courant
moet meer tot zijn recht komen.
Binnen- en Buitenland.
BINNENLAND
BUITENLAND
DEERLIJK-WAALWIJK I9SS
3
HET E. T. I. MEENT
MAANDAG 8 AUGUSTUS 1955
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week
DE ECHO Wi HEI ZUIDEN
78e JAARGANG No. 64
Contract-advertenties
10 cent per m.m.
Abonnement
19 cent per week
2.45 per kwartaal
2.70 franco p. p.
Advertentieprijs
speciaal tarief.
Bureaux: GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 Dr van BEURDENSTRAAT 8, KAATSHEUVEL TEL. 2002.
OPGERICHT 1878
TELEGR.-ADRES „ECHO"
In het Jaarverslag van het Economisch Technologisch Instituut voor
Noord-Brabant over '54 is 'n beschouwing opgenomen over de kwa
litatieve grondslagen van 't werkgelegenheidsbeleid in deze provincie
Van verschillende zijden wordt dit vraagstuk door het Instituut be
naderd en verschillende aspecten ervan worden belicht, tot men
tenslotte de gevolgtrekking kan maken dat het streven naar een ge
zonde opbouw van het sociale en economische leven in Brabant niet
alleen vereist dat nieuwe vormen van werkgelegenheid zeker die
aan welker vestiging de overheden op de onderscheiden niveau's
actief meewerken - worden getoetst aan de structuur van het be
trokken gebied, maar ook dat de vestigingsdata waarover de provin
cie beschikt, reëel de mogelijkheid bieden om de daarmee samen
hangende selectie toe te passen.
heeft gedaan op vrouwelijk perso
neel. Volgens een publicatie van 't
C.B.S. zijn in de voor 1949 opgerich
te bedrijven momenteel meer dan
voorheen vrouwen bij het produc
tieproces betrokken, maar vooral de
na 1949 opgerichte bedrijven geven
een van het gemiddeld beeld sterk
afwijkende verhouding tussen man
nen en vrouwen te zien. Terwijl
eind Maart 1954 in de „oudere" be
drijven op de 100 mannen slechts
27 vrouwen werkzaam waren, ga
ven de „nieuwe" bedrijven een ver
houding van 100 72 te zien.
Deze gang van zaken, die niet in
de bedoeling lag van het provin
ciaal welvaartsplan, is echter wel
een gegeven waarmee bij 't werk
gelegenheidsbeleid rekening mee
gehóuden dient te worden. Duide
lijk blijkt immers, dat het bedrijfs
leven zelf wel in staat is om ves
tigingsplaatsen, waar overigens
in beperkte mate nog vrouwelij
ke arbeidskrachten voorhanden zijn,
op te sporen. Dit is een reden te
meer voor de gemeentelijke autori
teiten om bijzondere faciliteiten
slechts te verstrekken aan bedrij
ven, welke overwegend behoefte
hebben aan mannen.
Het is immers vooral de manne
lijke beroepsbevolking die een ster
ke groei vertoont; het zijn vooral
de mannen, waarvan de materiële
welvaart van de Brabantse gezin
nen afhankelijk is en het is derhal
ve de bevordering van de werkge
legenheid voor mannen, waarop het
gewestelijk welvaartsbeleid dient te
zijn afgestemd.
Een andere norm die bij 't werk
gelegenheidsbeleid dient te worden
gehanteerd, is de „groep jeugdige
arbeiders in het totaal van de ar-
beidsbezetting".
De huidige krapte op de vrouwe
lijke arbeidsmarkt brengt een aan
tal bedrijven er toe, jongens werk
zaamheden te laten verrichten die
traditioneel door vrouwen zouden
moeten worden verricht. Hierin
schuilt een gevaar dat, sociaal ge
zien, des te groter wordt naarge
lang de betreffende verrichtingen
minder vakkennis vereisen en naar
mate zij een geringere bedrijfscal-
culatorische belasting toelaten.
De jongemannen worden dan bij
voorbeeld tewerk gesteld in bedrij
ven waarin voor hen geen blijven
de plaats is, omdat het werk dat zij
verrichten geen loon toelaat waar
op zij een gezin kunnen stichten,
terwijl zij evenmin in staat zijn in
een dergelijke functie voldoende
bekwaamheid en routine op te
doen voor het „mannenwerk" in
dat bepaalde bedrijf. Zij gaan dus
na verloop van tijd naar een ande
re werkkring, die, omdat zij geen
ervaring hebben kunnen opdoen,
veelal beperkt blijft tot de onge
schoolde beroepen.
Men kan hier echter geen alge
mene maatstaven aanleggen en
voor iedere vestiging zal deze norm
dienen te worden gehanteerd in 't
licht van de plaatselijke werkgele-
genheidsituatie.
Een derde punt waarmee ernstig
rekening gehouden dient te worden
is de verhouding geschoolden en on
geschoolden in! de personeelsbezet
ting en te dien aanzien zegt het
E.T.I. dat een te zwaar gewicht van
de ongeschoolden in het samenstel
van nieuwe bestaansmogelijkheden
geenszins in overeenstemming is te
achten met de structuur van de be
roepsbevolking in onze provincie
en dan ook gevaren met zich brengt
voor een harmonische opbouw van
het gewestelijk sociaal en econo
misch leven.
Sedert de periode 19301935, het
tijdsbestek waarin de „oudere" ge
neratie der werklozen ongeveer 15
jaar was, is het aantal lagere tech
nische dagscholen weinig minder
dan verdrievoudigd, terwijl 't aan
tal daarbij ingeschreven leerlingen
meer dan verdriedubbeld werd. En
vast staat dat in onze provincie be
drijven zich hebben ontwikkeld tot
instellingen van nationale beteke
nis, die gebruik makend van meren
deels Brabantse werkers, een peil
van technisch kunnen hebben be
reikt, dat vergelijking met andere
gebieden in Nederland en daarbui
ten met glans kan doorstaan. En
dan hoeft men niet alleen bedrijven
te noemen als Philips en D.A.F.,
ook op het terrein van de textiel-
UITBREIDING VAN WERKGELEGEN
HEID ZONDER MEER.
Tot voor enkele jaren stond in on
ze provincie vooral de uitbreiding
van de omvang van de werkgele
genheid op het voorplan, om de
groeiende beroepsbevolking in de
industrie te kunnen opvangen. Op
het ogenblik echter, zegt het rap
port van het E.T.I., nu er een situa
tie hetzij blijvend of tijdelijk
is geschapen van „over employ
ment", is er naar onze mening alle
aanleiding om het kwalitatief ele
ment in de werkgelegenheidspoli-
tiek meer tot zijn recht te doen ko
men.
Te lang reeds heeft men zich bij
't bevorderen van de werkgelegen
heid meer laten leiden door de hoe
veelheid van de geboden tewerk
stelling, dan door de aard en de sa
menstelling daarvan. Te lang werd
bij het aantrekken van nieuwe be
drijven meer de aandacht gevestigd
op de uitgebreidheid van de in ons
gewest aanwezige beroepsbevolking
en van de jaarlijkse toeneming van
het aantal werkers, dan dat kwali
tatieve eigenschappen van het Bra
bantse volk, zijn vakbekwaamheid,
zijn bekendheid met de industriële
sfeer, alsmede zijn gevoel voor
maatschappelijke verhoudingen en
arbeidsvrede in het licht werden ge
steld.
Dit houdt geen critiek in het
rapport zegt het nadrukkelijk op
het tot nog toe in onze provincie ge
voerde beleid; dat beleid immers
stond tot voor kort onder de druk
van een zeer sterke groei van de
beroepsbevolking en van een zich
zeer traag ontwikkelend werkgele-
genheidsapparaat! De hoge werk
loosheidscijfers dwongen tot snelle
en doortastende maatregelen en het
is niet verwonderlijk dat daarbij
niet voldoende selectie kon plaats
vinden met betrekking tot de vraag
of de betrokken vorm van werkge
legenheid paste in de structuur van
de streek.
Dit neemt echter niet weg dat 't
uitermate nuttig is zich van tijd tot
tijd opnieuw te bezinnen op de maat
staven die aan de sociaal-economi
sche politiek in casu in deze pro
vincie moeten worden aangelegd.
Thans geeft de situatie nu de be
roepsbevolking volledig emplooi
heeft gevonden daartoe zeker
aanleiding.
En dan spreekt het E.T.I. over de
algemene achtergronden van het
vraagstuk, uitgaande van „Het Wel
vaartsplan voor de provincie Noord-
Brabant". Men wijst op de zeer gun
stige situatie op de arbeidsmarkt,
die thans veeleer gekenmerkt wordt
door een tekort aan personeel, dan
door werkloosheid. Duidelijk is het
dat onder deze omstandigheden 't
practisch werkgelegenheidsbeleid in
deze provincie een geheel ander kan
zijn dan dat in de periode 1951/'52
kon worden gevoerd, toen er een
sterke decentralisatie van de in
dustriële bedrijvigheid was waar te
nemen, teneinde soms met mis
kenning van andere belangrijke
vestigingsfactoren de productie
factor arbeid, ook ruimtelijk, zover
mogelijk tegemoet te komen.
In het bijzonder is het thans mo
gelijk kwalitatieve maatstaven aan
te leggen aan voorkomende nieuwe
werkgelegenheidsobjecten en na te
gaan in hoeverre sociale en econo
mische desiderata voor vestiging
van bepaalde vormen van werkge
legenheid worden gediend dan wel
geschaad. De huidige tijd biedt bij
zondere gelegenheid om de politiek
van industrievestiging wederom 'n
integrerend onderdeel te doen zijn
van een constructief sociaal en eco
nomisch beleid, gericht op 't hand
haven, c.q. tot stand brengen van 'n
harmonisch opgebouwd geheel van
bestaansmogelijkheden in de pro
vincie en in de verschillende delen
van het gewest.
Het EiT.I. brengt dan een aantal
normen naar voren die bij de waar
dering van concrete vestigingen
kunnen worden gehanteerd en als
eerste norm bespreekt de beschou
wing dan „de verhouding mannen-
vrouwen in de personeelsbezetting'
en tekent hierbij aan dat het recen
te verleden een periode is geweest
waarin het industriële bedrijfsle
ven in deze provincie op een meer
dan evenredige wijze een beroep
industrie, de chemische industrie,
machinefabriek en ijzergieterijen,
schoenfabrieken en zo menig an
dere richting, behoeft de Braban
der niet onder te doen voor andere
Nederlanders. Ook hierom is het
geenszins gemotiveerd dat op deze
provincie het odium werd gelegd
van een ruim aanbod van zij 't
overwegend minder geschoolde
arbeiders. Om deze redenen even
zeer is het gewenst dat het karak
ter van de medewerking van de
provinciale en locale overheid
wordt afgestemd op de mate, waar
in werkgelegenheid wordt geboden
aan geschoolde arbeiders.
En niet in de laatste plaats dient
de voorkeur voor technisch hoog
staande bedrijven een integrerend
onderdeel te gaan uitmaken van 't
werkgelegenheidsbeleid, omdat van
zodanige ondernemingen veelal een
weldadige invloed uitgaat op de so
ciale en economische structuur van
de streek.
Het opheffen van eenzijdigheden
in de economische structuur is ook
een van de mogelijkheden die het
nieuwe beleid zal kunnen verwe
zenlijken.
Zekere bedrijfstakken zijn sterk
geconcentreerd in bepaalde delen
van de provincie gevestigd. Bijvoor
beeld de schoenindustrie in de
Langstraat, de textielindustrie in
Tilburg en omgeving, de sigaren-
industrie in de Brabantse Kempen
en de voedings- en genotmiddelen
industrie in het Westen der Pro
vincie. Hoewel het evident is dat
deze industriële „mono-cultures"
onder normale omstandigheden be
paalde voordelen bieden aan het
bedrijfsleven, Is een dergelijke een
zijdigheid van een gebied sociaal en
economisch niet altijd gunstig te
noemen. Niet alleen omdat het be
trokken gebied bijzonder gevoelig
wordt voor omstandigheden van
structurele of conjuncturele aard,
maar bovendien omdat de beroeps-
keuzemogelijkheden van de in deze
gebieden woonachtige bevolking in
sterke mate verengd. Een andere
eenzijdigheid in het economisch be
stel van een streek, kan gelegen zijn
in een concentratie van seizoenma-
tige werkgelegenheid.
Naast de verlangens van economi
sche aard dienen ook sociologische
elementen niet minder deel uit te
maken van de grondslagen die rich
ting geven aan het werkgelegen
heidsbeleid. En daarom is in het
rapport opgenomen een hoofdstuk:
De plaats van de nieuwe werkge
legenheid in! de sociale structuur.
De voortschrijdende industrialisatie
van Brabant brengt immers met
zich mee, dat de arbeid en het ar-
beidsmillieu van velen sterk wor
den gewijzigd. Industrie-vestiging
veroorzaakt sociale structuurveran
deringen, die ingrijpender zijn naar
mate de industrialisatie abrupter
plaats vindt, naargelang de gemeen
te van vestiging kleiner is en naar
mate de in de gemeente woonach
tige bevolking vreemder staat te
genover de nieuwe vormen van
werkgelegenheid. Bevolkingsgroe
pen worden bij elkaar gebracht, die
voorheen aanzienlijk minder con
tact hadden. Een aanzienlijke
stroom die geleidelijk aan op de
nieuwe industrieën zal aangewezen
zijn, bestaat voorts uit mensen die
tot de agrarische en ambachtelijke
sector en de middenstandsgroepen
behoren. Voor deze categorie van
mensen betekent de fabrieksarbeid
een totale verandering van werk en
werkmillieu. Bijzonder degenen on
der hen, die tevoren hun beroeps
arbeid reeds vonden in de ambach
telijke of in de agrarische sector,
kunnen in vele gevallen de revolu
tionaire omschakeling niet verwer
ken. De zgn. „mislukte aanpassing"
vindt men dan ook in hoofdzaak bij
deze categorie.
Gezien het bovenstaande zal het
duidelijk zijn dat op plaatsen, waar
geïndustrialiseerd wordt, hoofdza
kelijk op basis van een cijfermatige
aanpassing van arbeidsaanbod aan
arbeidsbehoefte,
zonder enige selectie ten aanzien
van de soort en de omvang van
het bedrijf en het productiepro
ces;
zonder beoordeling van de scho
lingsgraad van de arbeid, van de
bijzondere arbeidsomstandighe
den en van! de arbeidsorganisatie
en het personeelsbeleid;
waar men bovendien niet onder
zocht heeft, hoe de locale poten
tiële arbeidsmarkt qualitatief is
samengesteld en waar men alles
overlatend aan het vrije spel der
maatschappelijke krachten, geen
tijdige en doelmatige voorlichting
heeft verschaft;
dat daar de kansen op grote aan
passingsstoringen en spanningen
aanzienlijk worden vergroot.
Nadat het E.T.I. aangetoond heeft
1 hoe deze nieuwe elementen in de
werkgelegenheidspolitiek ook van
groot belang zijn voor de bedrijven
zelf, wijst men nog on enkele as
pecten die Brabant aantrekkelijk
doen zijn voor industrievestiging.
En hieronder is op de eerste plaats
de verkeersgeografischc ligging in
het centrum van het Benelux-ge-
bied. Zeker, er bestaan te dezen
aanzien nog tal van wensen (de
Langstraat zal dit graag ten volle
beamen) maar niet kan worden
ontkend dat andere delen van het
gewest en ook de provincie in haar
geheel bezien, zich kunnen verheu
gen in alleszins bevredigende ver
keersverbindingen.
Aan de Noordrand van de provin
cie geeft een open vaarwater als de
rivier de Maas mogelijkheden te
over voor vestiging van bedrijven,
die behoefte hebben aan massale
aan- en afvoer van grondstoffen en
afgewerkte producten. Wanneer de
plannen tot aanleg van havens in
verschillende gemeenten tot ver
wezenlijking zijn gekomen, zal de
aantrekkelijkheid van de provincie
als vestigingsgebied voor dergelijke
overwegend „zware" bedrij
ven aanmerkelijk zijn vergroot.
Een andere aantrekkelijkheid van
Brabant is de grote sociale rust.
Steekt in dit opzicht Nederland al
heel gunstig af tegen het buiten
land, Brabant mag er zich op be
roemen te behoren tot de meest
rustige streken van ons land. Vol
gens een becijfering van het C.B.S.
speelde nauwelijks één procent
van het aantal arbeidsgeschillen,
die tot staking aanleiding gaven in
Nederland, zich af in onze provin
cie, terwijl van het aantal daarbij
verloren gegane arbeidsdagen
slechts één promille in Noord-Bra
bant werd geregistreerd.
Tenslotte is er nog de groei van
de beroepsbevolking.
Wanneer in het voorgaande kon
worden vastgesteld dat de eigen
schappen van de Brabantse bevol
king in velerlei opzicht overeen
stemmen met de eisen die het be
drijfsleven aan zijn werknemers
stelt, dan vormt de omvang van de
jaarlijkse toeneming van het aan
tal werkers mét de kwaliteiten
die daaraan kunnen worden toege
kend een waardevol element in
de industriële vestigingsfactoren
van deze provincie.
Toen de officiële Waalwijkse delegatie door het magistraat van de vrienden-gemeente Deerlijk in
West-Vlaanderen op Zaterdag 30 Juli hartelijk werd begroet, maakte de fotograaf deze foto, om
het moment van de hernieuwde verbroedering en verzustering voor het komende geslacht be
waard te doen blijven. Zo mogen er vele opnamen worden gemaakt van feestelijke momenten,
nu weer in Waalwijk, dan weer in Deerlijk, 't Zal steeds plezanter worden, en beter
REIZEN PER SPOOR DUURDER.
Het reizen per spoor op trajecten, lan
ger dan 20 kilometer, wordt duurder. Met
ingang van 1 September worden de ta
rieven voor treinreizen van 20 tot 150
kilometer met gemiddeld 6,66 percent
verhoogd. De prijzen voor trajecten van
meer dan 150 kilometer stijgen met ge
leidelijk groter wordende percentages.
Ook de spoorweg-abonnementen, de
maand-trajectkaarten en de weekkaarten,
die bij de laatste tariefsherziening niet
in prijs verhoogd werden, zullen volgen
de maand duurder worden. Aan de oude
prijs blijven de weektrajectkaarten, de
vastrechtkaarten en de jeugdkaarten. De
minister van Verkeer en Waterstaat
heeft de nieuwe prijzen goedgekeurd.
Een jaar geleden reeds hebben de Ne-
derlandsche Spoorwegen de minister toe
stemming gevraagd de tarieven voor rei-
zigersvervoer te mogen verhogen. Toen
is wel het tarief voor stukgoederen ver
hoogd en in Mei van dit jaar het
wagenlading-tarief.
De directie van de spoorwegen oor
deelt deze verhogingen noodzakelijk, om
dat de winst voortdurend daalde. Vorig
jaar werd op de totale inkomsten, teza
men 406 millioen gulden, 2,6 milliolen
winst gemaakt. In 1952 was dit bedrag
nog 5,5 millioen, terwijl de inkomsten
toen minder waren.
Abonnementen worden voor de derde
klas verhoogd met 10 gulden, voor de
tweede klas met 14 gulden (voor de
eerste maand met 15 gulden).
Maandtrajectkaarten gaan gemiddeld
met 12 perdent omhoog.
Weekkaarten worden gemiddeld 13,5
percent duurder.
Weektrajectkaarten, vastrechtkaarten
en jeugdkaarten, die niet duurder wor
den, zijn sinds 1952 niet meer in prijs
verhoogd.
De korte reizen, binnen 20 kilometer,
worden volgens de Spoorwegen gemaakt
door 32 percent van de passagiers, die
cp 'enkele reis- en retourbiljetten reizen.
De langere reizen, boven 150 kilome
ter, lopen vrij sterk op.
De Katholieke Vereniging van Han
delsvertegenwoordigers ,,St. Christoffel"
heeft reeds geprotesteerd tegen deze ver
hoging. Veel vertegenwoordigers betalen
hun reiskosten van hun provisie, en deze
verhoging betekent dus een verminde
ring van hun inkomsten.
OOK HUURVERHOGING VOOR
NA-OORLOGSE HUIZEN.
De huur van Woningwetwoningen, ge
bouwd vóór 5 Mei 1945, wordt met 5
percent verhoogd, evenals van woningen
die met steun van de „Beschikking bij
dragen woningwetbouw 1948" zijn tot
stand gekomen. De huur van woningen,
die zijn gefinancierd met behulp van de
„Beschikkingen bijdragen woningwet-
bouw 1950" zal op voorstel van het ge
meentebestuur met 5 percent kunnen wor-
den verhoogd, indien hun huurprijzen la
ger liggen dan de verhoogde huurprijzen
van gelijksoortige woningen. Is dit laat
ste niet het geval, dan wordt van huur
verhoging afgezien.
Huur van woningen, tot stand geko
men met steun van de „Financieringsre
gelingen .woningbouw 1947 of 1948
wordt met 5 percent verhoogd. De huur
prijzen van woningen, die gefinancierd
zijn op grond van de premieregelingen
1950 en 1953 zullen niet worden ver
hoogd, tenzij belanghebbenden daartoe
een verzoek indienen, waarbij aange
toond wordt, dat bedoelde woningen een
lagere huurprijs doen, dan vergelijkbare
objecten. i
Dit heeft de minister van Wederop
bouw en Volkshuisvesting aan de ge
meentebesturen medegedeeld.
COMBINATIE ALTHOFF-
STRASSBURGER VERBROKEN.
De circus-combinatie Franz Althoffj
Strassburger, die aan het begin van dit
jaar werd gevormd voor een Nederlands
tournee, is opgeheven. De tournee, die j
nog lang niet was afgewerkt, en waarin j
nog een groot aantal Nederlandse steden j
was opgenomen is door de heer Franz
Althoff beëindigd naar aanleiding van j
reCente moeilijkheden, die hij heeft on
dervonden met de directie van het cir
cus Strassburger. Bij Venlo is het circus
Althoff de grens overgestoken, het treedt
nu op in Dusseldorp. Het circus zal dit
jaar niet meer naar Nederland komen.
Het in dienst zijnde Nederlandse per
soneel, waaronder het volledige circus
orkest, en het reclame-, technisch en stal
personeel is door de heer Althof overge
nomen. Vrijdagochtend zijn tussen de
circusdirectie en het departement van So
ciale Zaken 'en Volksgezondheid bespre
kingen gevoerd. Voor het circus Althoff
is in de nabije toekomst een tournee in
uitzicht gesteld als onderdeel van het
circusuitwisselingsschema.
VRACHTWAGEN BOTSTE
OP BUS.
Een kleine vrachtauto is Vrijdag
avond op de kruising Bunschoter
straat in de Rijksweg Baarn-Hoeve-
laken met grote snelheid ingereden
op een autobus, die met arbeiders
van de Zuiderzeewerken onderweg
was naar Edam. De heer B., de be
stuurder van de vrachtauto, werd
uit de wagen geslingerd en bleef
dodelijk gewond aan de kant van
de weg liggen.
De autobus, die een halve slag om
had gemaakt, werd aan de linker
zijde gedeeltelijk opengereten. Geen
van de veertig inzittenden van de
bus liep enig letsel op. De vracht
auto zou de bus geen voorrang ver
leend hebben.
AMERIKAANS ECHTPAAR
IN TREIN BEROOFD.
Een jong Amerikaans echtpaar is
op vacantiereis in Nederland ge
strand, omdat een van hun koffers,
waarin paspoorten, geld en kleding,
uit de trein is verdwenen. Waar
schijnlijk is de koffer gestolen.
Het echtpaar was Vrijdagmiddag
per trein op weg van Rotterdam
naar Amsterdam. Toen deze in Den
Haag stopte en een aantal passa
giers was uitgestapt, bemerkten de
twee buitenlanders dat een koffer
was verdwenen. Het vermoeden is
dat een vrouw die heeft meegeno
men.
In de verdwenen koffer waren
de paspoorten, 640 dollars, reis-
cheques en kleding van de vrouw
gepakt. De twee onfortuinlijke rei
zigers zagen zich genoodzaakt hun
reis te onderbreken en terug te ke
ren naar Rotterdam om daar op 't
Amerikaanse consulaat nieuwe pas
poorten aan te vragen. Zo lang zij
die niet hebben, kunnen ze 't land
niet verlaten.
MEISJE IN BRAND
DOOR „IJSWATER".
Een meisje uit Hoogezand is Vrij
dag in een ijssalon ernstig gewond
door „ijswater", dat de eigenschap
heeft beurtelings koud en warm te
worden. Het meisje is met zware
brandwonden aan armen, hals en
gezicht in het Pius-ziekenhuis te
Harderwijk opgenomen.
Een van de jongens uit een ge
zelschap jongelui gaf een meisje 'n
flesje „i,jswater". Deze goot er wat
van in de hals bij de 21-jarige J. Sla-
man. Dit meisje greep naar haar
hals, maar had een brandende siga
ret in de hand. Het snel verdam
pende „ijswater", dat zeer brand
baar is, gaf een steekvlam en zette
de kleding van het slachtoffer in
brand. De omstanders doofden het
vuur.
HATTA BELAST MET
KABINETSFORMATIE.
President Soekarna, die Vrijdag van
ziin pelgrimstocht naar Mekka in Djakar
ta is teruggekeerd, heeft zich voorlopig
gedistancieerd van het conflict tussen de
regering en het leger. In het vliegtuig
waarmee hij reisde, heeft hij verklaard,
dat hij, wat zijn presidentschap betreft,
„formeel afwezig zal blijven" tot 15 Au
gustus en dat hij aan de vice-president,
dr Mohammed Hatta, zal overlaten, de
politieke leiders in Indonesië tot gids te
zijn bij de samenstelling van een nieuw
kabinet. De door het leger niet erkende
'en door Soekarno benoemde staf
chef Bambang Oetojo heeft inmiddels
verzocht te mogen aftreden en gepension-
neerd te worden. Hij deed dit in brieven
aan Soekarno en Hatta.
iS