Klokken klinken Loven de stal ANSJE ZORGT VOOR EEN KERST WONDER. I HWTOgTO! 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 23 DECEMBER 1955 2 was de pasgeboren Christus, en ie der, in wien Hij werd herkend. Te genover het duivelse spel van de haat en de vernietiging stelde hij wat Kerstmis was: 't tegenspel van de liefde, waaraan hij appelleerde als aan een hoog en streng gebod. sen van zijn leven heen. Maar de ander antwoordde, dat hij alleen overstuur was. Dat deden ze je aan, al die ellende, al die vuiligheid. Je kon het niet helpen. De ene dag liep je met een jodenkind aan de hand, om het tegen hen te beschermen. De andere dag schoot je, omdat je wel moest, een vent neer, die aan die andere kant stond midden in de smerigheid met een stinkend brief je. Het meisje Elze, blond als de jongen, wie ze nu een arm om de hals legde, stond bleek te luisteren. Ze was wat stijfjes gekleed in een onmodieuze, oude wintermantel met hoog gesloten kraag, het warrige haar als een kuif gekamd. „Het gaat hard tegen hard", zei de man in de ulster. De spreker had zijn toehoorders in de ban. Hij week soms af van de lijn van zijn betoog en gaf regel recht antwoord op het heimwee van deze opgejaagde jongens naar Kerst mis thuis. Er was er één die het te kwaad kreeg. Het was de blonde jongen met de kinderlijke ogen, die ze Dolf hadden genoemd. „Wat heeft hij?" vroeg het meisje Elze, toen ze op het gestommel naar hem had omgekeken. Toen zag ze hem bleek weggaan. „Hij is ziek", zei ze tot de jongeman in de ulster naast haar. Beide stonden op en gingen op hun tenen, om de domi nee niet te storen, door een zijdeur de kerk uit naar de consistorieka mer. Hier zat de blonde jongen. Hij had een woord opgevangen in de preek over „moordenaars van het lichaam en van de geest". Daarop had hij het te kwaad gekregen; en aan de eiken tafel onder de kope ren kroon met ep- zuinig brandend lichtpunt, zat hij hier zachtjes te huilen. Toen kregen ze het te horen. Het was misgegaan bij het vervoer van de man met de sjaal. Ze hadden op een weg langs het bos gesukkel ge had met de auto en toen getob, om de wagen weer te starten. De ge vangene was, eer iemand er op be dacht was, uit de auto gesprongen. Ze hadden hem nagezeten. Hij, Dolf, had hem ingehaald. Hij had hem toen hij viel, bij de voet gegrepen, maar hij rukte zich los en ging er weer vandoor, en toen had deze blonde jongen op de vluchteling ge schoten. „Is hij dood?" „Ja. Hij is dood". Zij hoorden in het kerkje nu ge dempt het orgel spelen, een tussen spel uit een kerstcantate van Bach. Dolf zei, dat hij weg wilde, hij hoorde niet hier. De ander sprak hem ruw en grof toe en liep de kleine kamer op en neer. Hij zag 't doffe glanzen van het Avondmaal- vaatwerk op een zware, eiken tafel tegen de wand. Tegen het donker raam drukte de wind. „En waarom zou je niet hier horen? Als ik je er mee helpen kan", zei de man in de ulster, „dan wil ik je wel zeggen dat ik in jouw omstandigheden pre cies hetzelfde had gedaan. Als je hem had laten vluchten, had je je opdracht slecht vervuld". De blonde jongeman zei, dat het een schot was door alle Kerstmis- Toen keek hij naar de twee. Hij zag dat het meisje de jongen op het voorhoofd kuste en dacht aan de vrouw in de gele jumper, die het raam opschoof en aan het kind met de grote ogen. Hij dacht: dat zal ik hem in geen geval zeggen, maar voor hemzelf werd het er niet min der erg om, wat er was gebeurd. Hij hoorde die rauwe noodroep: „Wat hebben jullie met mijn man ge daan?" Het drong door het donker van de nacht tot hier door, tot aan 't raam, tot al hun ellende en hulpeloosheid. De dominee kwam binnen. Hij dacht een jongen te vinden die in de kerk onwel geworden was en kwam eens kijken. De man in de ul ster, die door de dominee als Otto werd aangesproken, vertelde in een paar woorden waarmee ze zaten. Hij gaf de dominee het stinkend briefje. En de dominee las: „Mijn heer, daar het mij bekend is dat u drie Joden in uw huis hebt gehad en ik nauwkeurig het adres weet waar ze nu zijn, raad ik u aan te zorgen, dat vóór Kerstmis een en veloppe met duizend gulden onder de letters A B D F bezorgd wordt aan de kiosk Simon Stevin-plein, dan is uw geheim bij mij veilig. Als het geld er niet is, voel ik mij ver plicht andere maatregelen te tref fen". „Die man was het", zei Otto. „We hadden het er op gewaagd geen geld in de envelonne te doen, maar het gedrukt schildje met de tekst van Jesaja". Hij gaf het uit de ge scheurde envelop^0 aan de dominee, die las: „Verbergt de verdrevenen en meldt de omzwervenden niet". De dominee stond als een gelijke tussen hen, net zo ontdaan als zij en evenzeer in de war. „Het was een verrader als hij gedaan zou hebben wat hij dreig de". „Die kerels doen dat", zei Otto. „Al zijn ze misschien eerst een dag ziek van angst en twijfel. Maar juist die slappe, laffe ellendelingen doen dat, alsof ze er onweerstaan baar toe gedreven worden". „Hij leefde nog even", zei Dolf. „Ik heb hem zijn handen bij elkaar gewrongen en hem bezworen, aan God en zijn ziel te denken. Hij bleef me aankijken alsof hij me niet be greep. En toen hoorde ik zijn doods- gereutel". In de kerk zongen ze: „Er is een roos ontsprongen". Hier hoorde men de donkere stemmen van de man nen en de lichte stemmen van meis jes. Het klonk veraf en onwezenlijk. „Ik kom er nooit meer van af" zei de blonde jongen. „Dat blijft me mijn leven lang bij. Als 't Kerstmis is nou, als 't Kerstmis is, ik i zeg je, dat het er een schot dwars doorheen is". „Niet wij stichtten die ellende", zei de dominee. „Maar zij. Wij vech ten tegen die ellende en in die strijd vallen er doden, en hoeveel bij ons! We komen er niet zonder kleer scheuren af, zonder scheuren in on ze ziel." Hij klopte Dolf op de schouder. „We gaan niet zonder meer naar 'n idylle terug. Maar het worden lit tekens. Een litteken is geen wonde. Het is de sluiting van een wonde. Als een ziel een Godverlaten ziel genade geeft, dan geeft wat jij door maakt de zijne misschien die gena de vanaf dat ogenblik, dat je zijn handen bij elkaar wrong." Ze stonden allemaal hulpeloos bij elkaar. In het kerkje hoorden ze 't kerstlied. Maar buiten het gezang hoorde je hier in de consistorieka mer het overvliegen van vliegtui gen in de nacht. Daar dreunde straks weer de aarde van, een stad zou beven op haar grondvesten en tussen de puinen zouden doden lig gen, mannen, vrouwen en kinderen. En aan de overzijde baden moeders en vrouwen voor de behouden te rugkeer van hen, die de steden in puin en levenden in doden hadden verkeerd. Er vlogen nog vliegtuigen over toen de mannen allemaal de kerk uitgingen, stil in het donker naar een in de nabijheid gelegen boerde rij. Ze drongen er binnen door de donkere deur en kwamen er in het licht van een groot, warm vertrek, ook met sparregroen versierd, en waar gezorgd was voor een kerst- tractatie: brood en boter, ham, kof fie, sigaren, sigaretten. De boer ver welkomde hen wat koel en stijfjes, maar zo gastvrij als het kon. Én de boerevrouw, tanig en mager, het grijs haar glad weggekamd, stond glunderend te lachten toen ze al die mensen zag. Het meisje Elze lachte met haar mee. Zij hield de blonde jongen, die hier niet hoorde, bij de arm en liet hem geen ogenblik los. Nooit had zij zo sterk aan het einde van alle el lende gedacht als nu alsof dit sa menzijn het weer zoveel dichter bij bracht. Ook zij was hulpeloos. In haar hulpeloosheid zei ook zij iets van littekens. Ze nam hem in haar ar men en drukte hem krampachtig tegen zich aan. Ze zei, dat ze nooit zoveel van hem had gehouden als nu. In haar hulpeloosheid zeiden haar ogen dat, en dat ze zijn litte kens zou kussen, zoals ze hem nu in zijn gewondheid omhelsde. Toen ze daarna stil naast hem zat aan tafel, zorgde ze voor hem. Bij de vrolijkheid van de anderen dacht ze aan hun beider leven, als het einde van dit alles er zou zijn, het einde, dat in aantocht was en dichterbij kwam met ieder uur. BEZOEK AAN BETLEHEM EN CHRISTUS' GEBOORTEKERK In Betlehem en zijn Geboortekerk verwacht men rust, vrede en ge loof. Hier als elders in het Heilige Land, dat zich eigenlijk veel verder uitstrekt dan het tegenwoordige Is raël of het voormalige mandaatge bied, valt het de reiziger op, dat westerlingen maar al te gauw ge neigd zijn te vergeten dat in deze landen bijkans twee volle eeuwen het christendom heeft geregeerd en geheerst. In 1099 werd door de kruisridders onder Godfried van Bouillon Jeruzalem veroverd en 't koninkrijk van die naam gesticht; in 1291 ging met het verlies van het toenmalige Saint Jean d'Acre het laatste christelijke bolwerk op deze grond verloren en nam elke hoop volle verwachting voor herovering een einde. Hoeveel kruistochten zijn er in deze twee eeuwen niet naar het Heilige Land ondernomen en hoe zeer zijn zij niet op teleurstellingen uitgelopen? Teleurstellingen, te wij ten ongetwijfeld aan de zeer ongun stige omstandigheden, waaronder de christenen vochten; teleurstellingen echter ook, die gevolg waren van de onenigheid onder deze christelij ke koningen en ridders, die voor 'n groot deel politiek voordeel meer in het oog hielden dan het verlangen de christelijke grond te bezetten. Wie in de Libanon en Syrië, de kuststreken van dit heilige land, zo goed als het kustgedeelte van Pa lestina zelf, reist, wordt getroffen door de uit die tijd stammende ver sterkingen, welke de kruisridders er hebben gebouwd. Zeker, steden als Tyr en Sidon, als Tripolis en Banias zijn slechts in de laatste nu nog be staande uitgave van christelijke oorsprong; zij dateren op zichzelf van veel vroeger. Krak des Chevaliers. Wanneer men van Beyrouth trekt naar Lattakië, land van de Alaoei- ten, ziet men telkenmale een kas teel, grijs en grauw als het ware over de rand van de rotsen heen. Rijdt men van Beyrouth naar Haifa, dan komt men in de onmiddellijke nabijheid van het nog goed intact zijnde Beaufort. Maar vooral, wan neer men uit Tripolis de tocht daar heen onderneemt, kan men kennis maken met het indrukwekkend overschot van het z.g. Krak des Chevaliers, op een hoge bergtop ge legen, in het gezicht van de met sneeuw bedekte Libanon, neerzien de in de vruchtbare vlakte, waarin vestigingen der kruisridders te over waren. Het kasteel ligt op een hoogte van enkele honderden meters. Men gaat het binnen door de geweldige en overwelfde gangen; men komt op binnenplaatsen en in zalen; die gro te en grootse afmetingen hebben. Men ziet de perioden, die dit kas teel heeft doorgemaakt en men ver baast er zich over dat het nog zo goed is behouden, vooral wanneer men weet dat tientallen jaren ach tereen Arabische stammen zich dit kasteel als woonplaats hebben ge kozen. Men mag de Franse oudheid kundige dienst uit de mandaattijd wel dankbaar zijn voor haar werk Als men naar deze kastelen op ziet, behoeft men waarlijk niet al te romantisch en visionair te zijn aan gelegd om zich in het leven van de kruisridders van die twee eeuwen in te denken. Hoe wijd was niet de blik. die de uitkijkpost op de hoge toren kon laten gaan over geheel de omgeving. Hoe verlangend moet men op deze kastelen, nabij de zee gelegen om de wegen binnenwaarts te beheersen, niet hebben uitgezien naar een schip, dat tijding, verster kingen, toevoer van levensmiddelen uit Europa bracht. Daar hebben achtereenvolgende Europese ge slachten geleefd, die uitsluitend in dit heilige land hebben gewoond en geen andere gedachten hebben ge kend dan dit gebied voor de chris tenheid te behouden. In stegen en sloppen. De Turken hebben deze gebieden veroverd. Zij hebben ze, ondanks vreemde inmenging gedurende de 19de eeuw, tot wereldoorlog I be- houden. Ze hebben ze daarna moe- j ten afstaan aan de inlandse bewo- I ners, die tot hun regeertaak zouden worden opgevoed door de Europese mandatarissen. Dat ging, gelijk En geland in Palestina en Frankrijk in Syrië en Libanon heeft ondervon den, niet gemakkelijk. Zeker niet in de heiligste der heilige steden Jeruzalem. Eerlijk gezegd vormde dit bij eerste kennismaking een te leurstelling. Het oude Jeruzalem was en is in tegenstelling met het nieuwe ge deelte een warnet van nauwe straten. Ten dele zijn het gangen en stegen, bezet door kleine, een onafzienbare rij vormende inlandse, christelijke en joodse winkels, die ook het heiligdom, waarbinnen het graf van Jezus en Golgotha ligt, zo nauw omsluiten als wij in 't Wes ten niet gewoon zijn het onze hei lige plaatsen te doen. Bedenkt men daarbij, dat veelal deze stegen en gangen onderaards zijn verbonden, dan begrijpt men hoe moeilijk de taak was voor de politie van de En gelse mandataris en hoe juist het was gelijk een dezer tot ons zeide: „Indien men een plaats had willen bouwen, ten enenmale ongeschikt om orde te handhaven, geen 'beter stelsel dan dat, hetwelk aan de bouw van Jeruzalem ten grondslag heeft gelegen". De stad omvat eeuwen achtereen heilige plaatsen voor drie grote godsdiensten. Zij is meer dan eens geheel of ten dele verwoest; be schavingen liggen er niet slechts door, maar ook óp elkander, en het is alsof de geest dier beschavingen de bijzondere sfeer schept, die men in Jeruzalem aantreft. Dat geldt vooral voor de Heilige Grafkerk, binnen welke, althans naar de gang bare mening, Golgotha ligt en waar het graf is, dat eens Jezus' stoffe lijk overblijfsel diende. En hier zijn tal van religies, die elkander de godsdienstige voorrechten per duim gronds bestrijden en angstvallig op de uitoefening er van toezien. De vinger aan de trekker. Wij werden in dit Jeruzalem in het roerige jaar 1938 aan de Sy- nsch-Palestijnse grens, bij de brug over de Jordaan, door Engelse ge leiders ontvangen. Een pantserwa gen voorop, een pantserwagen ach ter onze auto's. In beide gedurende de lange ritten, die wij enkele da gen achtereen maakten, één der manschappen met de vinger aan de trekker van de mitrailleur geen décor, dat men langs de weg, waar aan ook Nazareth gelegen is, uit kiest. Wij lunchten er aan 't meer van Tiberias en wij hadden er als buren aan de ons omringende ta feltjes Engelse officieren, die de re volvers schietklaar naast hun bor den legden, krachtens voorschrift van de legerleiding. Door Jeruzalem vergezelden ons Engels politiemannen .zowel in bur ger als in uniform, en het ontlokte een onzer in Jeruzalem gevestigde vrienden de opmerking: „indien ge alleen door Jeruzalem zoudt wan delen, zoudt ge het minder gevaar lijk hebben dan nu. Want op jullie schieten ze niet, maar op de agen ten schieten ze wel; en ze zouden dan per ongeluk jullie wel eens kunnen raken!" Wij hadden enige tijd in de door Turks-Syrische twist verscheurde sandjak van Alexan- drette doorgebracht en wij waren er dus wel aan gewend. Het toppunt vormde onze rit per auto naar het kleine, eerbiedwaar dige Betlehem. Een afstand zo ge ring, dat men het bijna als een voorstad van Jeruzalem kan be schouwen. Verrassend is het gezicht dat ge op Betlehem geniet, wanneer ge het van de kant van Jeruzalem nadert. Aan de voeten van de z.g Geboortekerk ziet men de weide, waar de herders zouden hebben ver toefd op die merkwaardige kerst avond. Wij reden, door onze gevechtswa gens vergezeld en begeleid door 'n extra escorte militaire politie, op motorfietsen. Niet alleen een stoet, die de stilte van Betlehem verstoor de, maar ook een, die weinig paste bij de geboorteplaats van Jezus Christus. Irt de Geboortekerk. De Geboortekerk werd door He lena, de moeder van Constantijn de Grote, gebouwd ter plaatse waar keizer Hadrianus een tempel ter ere van Adonis deed verrijzen, en door Justianus gerestaureerd. Zij heeft de vorm van een kruis en is in en kele afdelingen gescheiden. Elk. er van heeft een ingang naar de hei lige grot onder het hoofdaltaar en aanhoudend door een groot aantal lampen verlicht. Daar ligt een zil veren ster door de Fransen aange bracht, op de marmeren vloer, vol gens de kerkelijke traditie de plaats in de stal van de herberg, waar Ma ria Jezus Christus ter wereld bracht. De grot is vrij lang, niet breed en zeker niet hoog. Men gaat in de re gel door de voornaamste afdeling, op byzantijnse marmeren zuilen rustend, die aan de Armeniërs be hoort. naar deze grot. Niemand waarborgt u dat zij werkelijk zo'n heilige plaats is als men zegt. Niet temin is het een voorrecht op zulk een plaats, hoe korte tijd ook, on gestoord in gedachten te kunnen toeven Dat voorrecht hebben maar wei nig bezoekers van deze grot, ook niet zij, die als werkelijk vrome pel grims daarheen gaan en veelal ge- stoord worden door de toeristen van Angelsaksische huize. Wij had den het wel. Want er werd zo zorg vuldig voor onze veiligheid ge waakt, gezien de missie, die wij voor de Volkenbond in Syrië had den vervuld, dat geheel ons gewa pend escorte bij het bereiken van de kerk naar binnen ging; degenen die er waren, uit de kerk verwijder de en niemand toeliet, zolang 't ons beliefde, er te verblijven. Wij bemerkten pas bij ons ver trek, dat wij deze Geboortekerk, die ieder christen aanleiding geeft tot overdenking, hadden bezocht als waren wij vorsten of vooraanstaan de staatslieden. Olijven en rozenkransen Betlehem is een klein plaatsje, dat bleek te leven van het verbou wen van olijven en wijn en nu ook van het vervaardigen van paarle moer rozenkransen, kruisbeelden, enz. Het telt wellicht een goede 12.000 inwoners, onder wie reeds vóór 1938 de Moslems een uiterst kleine minderheid vormden. De eerste christenen bouwden er de kapel, die Hadrianus door een Adonistempel deed vervangen, la ter door Justinianus weggehaald. De Geboortekerk van nu beschikt aver een klokkenspel, dat ver in de omgeving hoorbaar is. En nu moge Betlehem een klein plaatsje zijn wanneer op Kerstavond de klokken van deze kerk luiden, dan worden zij gehoord, dank zij dat moderne wonder dat men radio noemt, door geheel de christelijke en de verdere wereld. En dan is het, in politiek-roerige dagen als die van 1938, of die van 1945 of 1948, geen kerstboodschap die zij uitzenden, maar dan was het toch vrede door hen, temidden van het oorlogsgewoel, dat ons tegen woordig geslacht twee keren, over geheel de wereld verspreid, heeft gekend. Van der Mandere. De stralen van de maan schenen door 't kleine dakraampje recht op het witte gezichtje van Ansje, een klein meisje, dat in haar bedje op het zolderkamertje maar niet in slaap kon komen. Ze maakte zich zorg over haar moeder die ziek was en over het komende kerstfeest. Vanmiddag was de dokter weer ge weest en die had bedenkelijk geke ken naar moedertje, die met hoge koortsen in bed lag en hij had op de gang even staan praten met de buurvrouw, die zoveel mogelijk voor moeder zorgde. Ansje had het wel gemerkt, zo jong als ze nog was, het ging niet goed met haar moeder. Ze lag stil voor zich uit te staren en vroeg zich af, hoe ze haar moeder zou kunnen helpen. Beter maken kon ze haar niet, dat moest de dokter doen, samen met Onze Lieve Heer. Dit deed haar ineens aan het ko mende kerstfeest denken. Wat zou dat verdrietig voor moeder zijn. Het zou niet zo zijn als vroeger, wan neer zij samen met moeder gezellig bij het licht van de kaarsjes zat en moeder haar kerstverhalen vertelde van het kindje in de kribbe, van de herdertjes en de engelen. Ze waren beide op elkaar aangewezen, want een vader had Ansje als sinds jaren niet meer en moeder verdiende de kost met uit werken gaan. Nu ze ziek was, kon dat niet en verdiende moeder geen geld. Gelukkig zorgde de buurvrouw zo goed mogelijk voor hen, maar met Kerstmis zou den er geen kaarsjes branden en zouden ze niets lekkers in huis heb ben, want daar was geen geld voor. Morgen begon de kerstvacantie en hoefde Ansje niet naar school tot na Nieuwjaar. Ze piekerde er over wat ze zou gaan doen. Het weer was niet mooi en bovendien had ze er weinig zin in om met haar vrien dinnetjes te gaan spelen, nu moeder zo ziek was. Ze zou toch geen ple zier kunnen hebben. Plotseling kreeg ze een idee. Ze zou haar tijd eens goed gebruiken en voor moeder voor een verrassing j zorgen. Ze zou voor de vrouwen in het straatje boodschappen doen, op i de kinderen passen en de man die op liet pleintje kerstbomen ver kocht, helpen om de bomen naar de klanten te brengen. Als ze voor al die kleine karweitjes wat geld kreeg, kon ze in de tijd voor Kerst mis nog heel wat verdienen, en dan. Ze vouwde haar handjes en bad Onze Lieve Heer om beter schap voor haar moeder en hulp om naar plannetje te laten slagen. Klaar voor Kerstavond. De lichten van de lantaarns en van de etalages wierpen een goed schijnsel over de pas gevallen sneeuw in de Hoofdstraat. Diep weggedoken in haar kraag, de ar men beladen met boodschappen, liep Ansje langs de etalages van de drukke winkelstraat naar huis. Ze had al haar inkopen gedaan en net op tijd, want de winkels zouden zo dadelijk sluiten. Wat zou ze moe- der kunnen verrassen. Al haar ver- diende geld was op, maar dat hin derde niet, want nu zouden er kaarsjes kunnen branden en zou er een kersttulband op tafel staan. Met een blij gezichtje en glinste rende ogen liep ze snel door. Tjon- i ge, wat had ze in die paar dagen hard moeten werken. Gesjouwd had ze met grote kerstbomen, dat bracht het meeste op en ze had boodschap- i pen lopen doen voor alle mensen uit de buurt, zodat ze 's avonds geen voeten meer over had als ze naar bed ging. Moeder had haar wel verschillende malen gevraagd wat ze toch de hele dag deed nu ze, va- cantie had, maar steeds had ze ge heimzinnig gelachten en gezegd: „Dat zult u wel zien moeder, dat is een verrassing!" Niet begrijpend, had de zieke vrouw dan het hoofd geschud en snel was Ansje met een knipoogje naar de buurvrouw, die in het geheim betrokken was, de deur uitgerend. Als ze zo thuiskwam, was de buur vrouw al vertrokken, stond de avondboterham on de gedekte tafel klaar en zou ze verder alleen met moeder zijn. Dan zou zij er wel voor zorgen dat het gezellig was. Het Kerstwonder. Na het eten ging moeder een slaapje doen en omdat haar bed in een hoek van de kamer stond, deed Ansje heel zachtjes, toen ze de tafel afruimde. Voorzichtig boog ze zich over moeder heen en toen ze be merkte dat die goed sliep, sloop ze op haar tenen door de kamer en versierde die met takjes groen en kaarsjes. De tulband werd op tafel gezet en in de keuken zette ze wa ter op voor de thee. Toen alles klaar was, de thee dampend op tafel stond en de ka mer schemerachtig werd verlicht door het schijnsel van de kaarsen, wekte Ansje haar moeder en vroeg of ze trek had in een kopje thee en een stukje tulband. Verwon,--, derd keek de zieke op en ging steunend tegen het kussen recht op zitten. Haar ogen werden groot toen ze alles zag en een glimlach kwam om haar lippen, iets dat Ans je in geen weken had gezien. „Hoe komt dat allemaal zo?" informeerde moeder. Ansje vertelde dat zij dit planne tje had bedacht en hoe ze het geld had verdiend. Moeder sprongen de tranen in de ogen. „Je bent een dappere meid hoor", prees ze, ter wijl ze het kind over haar krullen streek. De hele avond zaten ze bij elkaar en Ansje vond het geweldig gezellig. Toen tegen het einde moeder weer koorts kreeg en tevergeefs probeer de te slapen, kwam Ansje bij haar bed zitten en vertelde met haar zacht, lief stemmetje van het won derlijk kerstgebeuren, van 't kindje in de kribbe, van de herdertjes en de engelen, precies zoals haar moe der haar dat jaar op jaar had ver teld. De zieke vrouw keek met gro te ogen naar het kind dat met een ernstig gezichtje tegen haar sprak en zachtjes begon te huilen. Ansje merkte het niet, zo ging ze op in haar verhaal en toen het ten einde was en ze zich over haar moeder heen boog, zag ze dat zij sliep. Ze blies de kaarsjes uit en zachtjes op haar tenen sloop ze de trap op naar haar kamertje en sliep tevreden in. Gewonnen! De volgende dag was het Kerst mis en toen Ansje beneden kwam om voor het ontbijt te zorgen, zag ze moeder al rechtop in bed zitten en vriendelijk tegen haar lachen. Ze was opgewekt en voelde zich veel beter. De dokter kwam nog even kijken bij zijn ernstige pa tiënt. Verwonderd bleef hij staan, toen hij zag hoe de zieke er bij zat. Na het onderzoek lachte hij blij. „We hebben het gewonnen", riep hij, „het zal nu niet lang meer du ren of u bent weer helemaal beter. Maar ik begrijp niet hoe deze snelle verandering mogelijk is geweest!" „Ik begrijp het wel, dokter", zei moeder, „het is het kerstwonder ge weest dat gisteravond plaats vond. Mijn dochtertje vertelde mij het kerstverhaal en toen wist ik dat ik beter zou worden, want zij heeft voor mij gebeden en het gebed van zo'n dapper kind zal God zeker ver horen". Toen Ansje de dokter had uitge laten, stond ze nog even stil in de gang. Blij, dat ze zo hard had ge werkt in de afgelopen dagen en daardoor haar moeder de verrassing had kunnen bereiden, de verrassing die met haar gebedjes haar moeder beter hadden gemaakt. Onze Lieve Heer had haar geholpen en voor 'n kerstwonder gezorgd, daar was ze zeker van.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1955 | | pagina 2