Klokken klinken Loven
de stal
ANSJE ZORGT VOOR
EEN KERST WONDER.
I HWTOgTO!
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 23 DECEMBER 1955
2
was de pasgeboren Christus, en ie
der, in wien Hij werd herkend. Te
genover het duivelse spel van de
haat en de vernietiging stelde hij
wat Kerstmis was: 't tegenspel van
de liefde, waaraan hij appelleerde
als aan een hoog en streng gebod.
sen van zijn leven heen. Maar de
ander antwoordde, dat hij alleen
overstuur was. Dat deden ze je aan,
al die ellende, al die vuiligheid. Je
kon het niet helpen. De ene dag liep
je met een jodenkind aan de hand,
om het tegen hen te beschermen.
De andere dag schoot je, omdat je
wel moest, een vent neer, die aan
die andere kant stond midden in de
smerigheid met een stinkend brief
je. Het meisje Elze, blond als de
jongen, wie ze nu een arm om de
hals legde, stond bleek te luisteren.
Ze was wat stijfjes gekleed in een
onmodieuze, oude wintermantel met
hoog gesloten kraag, het warrige
haar als een kuif gekamd.
„Het gaat hard tegen hard", zei
de man in de ulster.
De spreker had zijn toehoorders
in de ban. Hij week soms af van de
lijn van zijn betoog en gaf regel
recht antwoord op het heimwee van
deze opgejaagde jongens naar Kerst
mis thuis. Er was er één die het te
kwaad kreeg. Het was de blonde
jongen met de kinderlijke ogen, die
ze Dolf hadden genoemd.
„Wat heeft hij?" vroeg het meisje
Elze, toen ze op het gestommel naar
hem had omgekeken. Toen zag ze
hem bleek weggaan. „Hij is ziek",
zei ze tot de jongeman in de ulster
naast haar. Beide stonden op en
gingen op hun tenen, om de domi
nee niet te storen, door een zijdeur
de kerk uit naar de consistorieka
mer. Hier zat de blonde jongen. Hij
had een woord opgevangen in de
preek over „moordenaars van het
lichaam en van de geest". Daarop
had hij het te kwaad gekregen; en
aan de eiken tafel onder de kope
ren kroon met ep- zuinig brandend
lichtpunt, zat hij hier zachtjes te
huilen.
Toen kregen ze het te horen. Het
was misgegaan bij het vervoer van
de man met de sjaal. Ze hadden op
een weg langs het bos gesukkel ge
had met de auto en toen getob, om
de wagen weer te starten. De ge
vangene was, eer iemand er op be
dacht was, uit de auto gesprongen.
Ze hadden hem nagezeten. Hij, Dolf,
had hem ingehaald. Hij had hem
toen hij viel, bij de voet gegrepen,
maar hij rukte zich los en ging er
weer vandoor, en toen had deze
blonde jongen op de vluchteling ge
schoten.
„Is hij dood?" „Ja. Hij is dood".
Zij hoorden in het kerkje nu ge
dempt het orgel spelen, een tussen
spel uit een kerstcantate van Bach.
Dolf zei, dat hij weg wilde, hij
hoorde niet hier. De ander sprak
hem ruw en grof toe en liep de
kleine kamer op en neer. Hij zag 't
doffe glanzen van het Avondmaal-
vaatwerk op een zware, eiken tafel
tegen de wand. Tegen het donker
raam drukte de wind. „En waarom
zou je niet hier horen? Als ik je er
mee helpen kan", zei de man in de
ulster, „dan wil ik je wel zeggen
dat ik in jouw omstandigheden pre
cies hetzelfde had gedaan. Als je
hem had laten vluchten, had je je
opdracht slecht vervuld".
De blonde jongeman zei, dat het
een schot was door alle Kerstmis-
Toen keek hij naar de twee. Hij
zag dat het meisje de jongen op het
voorhoofd kuste en dacht aan de
vrouw in de gele jumper, die het
raam opschoof en aan het kind met
de grote ogen. Hij dacht: dat zal ik
hem in geen geval zeggen, maar
voor hemzelf werd het er niet min
der erg om, wat er was gebeurd. Hij
hoorde die rauwe noodroep: „Wat
hebben jullie met mijn man ge
daan?"
Het drong door het donker van de
nacht tot hier door, tot aan 't raam,
tot al hun ellende en hulpeloosheid.
De dominee kwam binnen. Hij
dacht een jongen te vinden die in
de kerk onwel geworden was en
kwam eens kijken. De man in de ul
ster, die door de dominee als Otto
werd aangesproken, vertelde in een
paar woorden waarmee ze zaten.
Hij gaf de dominee het stinkend
briefje. En de dominee las: „Mijn
heer, daar het mij bekend is dat u
drie Joden in uw huis hebt gehad
en ik nauwkeurig het adres weet
waar ze nu zijn, raad ik u aan te
zorgen, dat vóór Kerstmis een en
veloppe met duizend gulden onder
de letters A B D F bezorgd wordt
aan de kiosk Simon Stevin-plein,
dan is uw geheim bij mij veilig. Als
het geld er niet is, voel ik mij ver
plicht andere maatregelen te tref
fen".
„Die man was het", zei Otto. „We
hadden het er op gewaagd geen
geld in de envelonne te doen, maar
het gedrukt schildje met de tekst
van Jesaja". Hij gaf het uit de ge
scheurde envelop^0 aan de dominee,
die las: „Verbergt de verdrevenen
en meldt de omzwervenden niet".
De dominee stond als een gelijke
tussen hen, net zo ontdaan als zij en
evenzeer in de war.
„Het was een verrader als hij
gedaan zou hebben wat hij dreig
de".
„Die kerels doen dat", zei Otto.
„Al zijn ze misschien eerst een dag
ziek van angst en twijfel. Maar
juist die slappe, laffe ellendelingen
doen dat, alsof ze er onweerstaan
baar toe gedreven worden".
„Hij leefde nog even", zei Dolf.
„Ik heb hem zijn handen bij elkaar
gewrongen en hem bezworen, aan
God en zijn ziel te denken. Hij bleef
me aankijken alsof hij me niet be
greep. En toen hoorde ik zijn doods-
gereutel".
In de kerk zongen ze: „Er is een
roos ontsprongen". Hier hoorde men
de donkere stemmen van de man
nen en de lichte stemmen van meis
jes. Het klonk veraf en onwezenlijk.
„Ik kom er nooit meer van af" zei
de blonde jongen. „Dat blijft me
mijn leven lang bij. Als 't Kerstmis
is nou, als 't Kerstmis is, ik
i zeg je, dat het er een schot dwars
doorheen is".
„Niet wij stichtten die ellende",
zei de dominee. „Maar zij. Wij vech
ten tegen die ellende en in die strijd
vallen er doden, en hoeveel bij ons!
We komen er niet zonder kleer
scheuren af, zonder scheuren in on
ze ziel."
Hij klopte Dolf op de schouder.
„We gaan niet zonder meer naar 'n
idylle terug. Maar het worden lit
tekens. Een litteken is geen wonde.
Het is de sluiting van een wonde.
Als een ziel een Godverlaten ziel
genade geeft, dan geeft wat jij door
maakt de zijne misschien die gena
de vanaf dat ogenblik, dat je zijn
handen bij elkaar wrong."
Ze stonden allemaal hulpeloos bij
elkaar. In het kerkje hoorden ze 't
kerstlied. Maar buiten het gezang
hoorde je hier in de consistorieka
mer het overvliegen van vliegtui
gen in de nacht. Daar dreunde
straks weer de aarde van, een stad
zou beven op haar grondvesten en
tussen de puinen zouden doden lig
gen, mannen, vrouwen en kinderen.
En aan de overzijde baden moeders
en vrouwen voor de behouden te
rugkeer van hen, die de steden in
puin en levenden in doden hadden
verkeerd.
Er vlogen nog vliegtuigen over
toen de mannen allemaal de kerk
uitgingen, stil in het donker naar
een in de nabijheid gelegen boerde
rij. Ze drongen er binnen door de
donkere deur en kwamen er in het
licht van een groot, warm vertrek,
ook met sparregroen versierd, en
waar gezorgd was voor een kerst-
tractatie: brood en boter, ham, kof
fie, sigaren, sigaretten. De boer ver
welkomde hen wat koel en stijfjes,
maar zo gastvrij als het kon. Én de
boerevrouw, tanig en mager, het
grijs haar glad weggekamd, stond
glunderend te lachten toen ze al die
mensen zag.
Het meisje Elze lachte met haar
mee. Zij hield de blonde jongen, die
hier niet hoorde, bij de arm en liet
hem geen ogenblik los. Nooit had zij
zo sterk aan het einde van alle el
lende gedacht als nu alsof dit sa
menzijn het weer zoveel dichter bij
bracht.
Ook zij was hulpeloos. In haar
hulpeloosheid zei ook zij iets van
littekens. Ze nam hem in haar ar
men en drukte hem krampachtig
tegen zich aan. Ze zei, dat ze nooit
zoveel van hem had gehouden als
nu. In haar hulpeloosheid zeiden
haar ogen dat, en dat ze zijn litte
kens zou kussen, zoals ze hem nu
in zijn gewondheid omhelsde. Toen
ze daarna stil naast hem zat aan
tafel, zorgde ze voor hem. Bij de
vrolijkheid van de anderen dacht ze
aan hun beider leven, als het einde
van dit alles er zou zijn, het einde,
dat in aantocht was en dichterbij
kwam met ieder uur.
BEZOEK AAN BETLEHEM EN CHRISTUS' GEBOORTEKERK
In Betlehem en zijn Geboortekerk
verwacht men rust, vrede en ge
loof. Hier als elders in het Heilige
Land, dat zich eigenlijk veel verder
uitstrekt dan het tegenwoordige Is
raël of het voormalige mandaatge
bied, valt het de reiziger op, dat
westerlingen maar al te gauw ge
neigd zijn te vergeten dat in deze
landen bijkans twee volle eeuwen
het christendom heeft geregeerd en
geheerst. In 1099 werd door de
kruisridders onder Godfried van
Bouillon Jeruzalem veroverd en 't
koninkrijk van die naam gesticht;
in 1291 ging met het verlies van het
toenmalige Saint Jean d'Acre het
laatste christelijke bolwerk op deze
grond verloren en nam elke hoop
volle verwachting voor herovering
een einde.
Hoeveel kruistochten zijn er in
deze twee eeuwen niet naar het
Heilige Land ondernomen en hoe
zeer zijn zij niet op teleurstellingen
uitgelopen? Teleurstellingen, te wij
ten ongetwijfeld aan de zeer ongun
stige omstandigheden, waaronder de
christenen vochten; teleurstellingen
echter ook, die gevolg waren van
de onenigheid onder deze christelij
ke koningen en ridders, die voor 'n
groot deel politiek voordeel meer in
het oog hielden dan het verlangen
de christelijke grond te bezetten.
Wie in de Libanon en Syrië, de
kuststreken van dit heilige land, zo
goed als het kustgedeelte van Pa
lestina zelf, reist, wordt getroffen
door de uit die tijd stammende ver
sterkingen, welke de kruisridders er
hebben gebouwd. Zeker, steden als
Tyr en Sidon, als Tripolis en Banias
zijn slechts in de laatste nu nog be
staande uitgave van christelijke
oorsprong; zij dateren op zichzelf
van veel vroeger.
Krak des Chevaliers.
Wanneer men van Beyrouth trekt
naar Lattakië, land van de Alaoei-
ten, ziet men telkenmale een kas
teel, grijs en grauw als het ware
over de rand van de rotsen heen.
Rijdt men van Beyrouth naar Haifa,
dan komt men in de onmiddellijke
nabijheid van het nog goed intact
zijnde Beaufort. Maar vooral, wan
neer men uit Tripolis de tocht daar
heen onderneemt, kan men kennis
maken met het indrukwekkend
overschot van het z.g. Krak des
Chevaliers, op een hoge bergtop ge
legen, in het gezicht van de met
sneeuw bedekte Libanon, neerzien
de in de vruchtbare vlakte, waarin
vestigingen der kruisridders te over
waren.
Het kasteel ligt op een hoogte van
enkele honderden meters. Men gaat
het binnen door de geweldige en
overwelfde gangen; men komt op
binnenplaatsen en in zalen; die gro
te en grootse afmetingen hebben.
Men ziet de perioden, die dit kas
teel heeft doorgemaakt en men ver
baast er zich over dat het nog zo
goed is behouden, vooral wanneer
men weet dat tientallen jaren ach
tereen Arabische stammen zich dit
kasteel als woonplaats hebben ge
kozen. Men mag de Franse oudheid
kundige dienst uit de mandaattijd
wel dankbaar zijn voor haar werk
Als men naar deze kastelen op
ziet, behoeft men waarlijk niet al te
romantisch en visionair te zijn aan
gelegd om zich in het leven van de
kruisridders van die twee eeuwen
in te denken. Hoe wijd was niet de
blik. die de uitkijkpost op de hoge
toren kon laten gaan over geheel de
omgeving. Hoe verlangend moet
men op deze kastelen, nabij de zee
gelegen om de wegen binnenwaarts
te beheersen, niet hebben uitgezien
naar een schip, dat tijding, verster
kingen, toevoer van levensmiddelen
uit Europa bracht. Daar hebben
achtereenvolgende Europese ge
slachten geleefd, die uitsluitend in
dit heilige land hebben gewoond en
geen andere gedachten hebben ge
kend dan dit gebied voor de chris
tenheid te behouden.
In stegen en sloppen.
De Turken hebben deze gebieden
veroverd. Zij hebben ze, ondanks
vreemde inmenging gedurende de
19de eeuw, tot wereldoorlog I be-
houden. Ze hebben ze daarna moe- j
ten afstaan aan de inlandse bewo- I
ners, die tot hun regeertaak zouden
worden opgevoed door de Europese
mandatarissen. Dat ging, gelijk En
geland in Palestina en Frankrijk in
Syrië en Libanon heeft ondervon
den, niet gemakkelijk. Zeker niet
in de heiligste der heilige steden
Jeruzalem. Eerlijk gezegd vormde
dit bij eerste kennismaking een te
leurstelling.
Het oude Jeruzalem was en is
in tegenstelling met het nieuwe ge
deelte een warnet van nauwe
straten. Ten dele zijn het gangen
en stegen, bezet door kleine, een
onafzienbare rij vormende inlandse,
christelijke en joodse winkels, die
ook het heiligdom, waarbinnen het
graf van Jezus en Golgotha ligt, zo
nauw omsluiten als wij in 't Wes
ten niet gewoon zijn het onze hei
lige plaatsen te doen. Bedenkt men
daarbij, dat veelal deze stegen en
gangen onderaards zijn verbonden,
dan begrijpt men hoe moeilijk de
taak was voor de politie van de En
gelse mandataris en hoe juist het
was gelijk een dezer tot ons zeide:
„Indien men een plaats had willen
bouwen, ten enenmale ongeschikt
om orde te handhaven, geen 'beter
stelsel dan dat, hetwelk aan de
bouw van Jeruzalem ten grondslag
heeft gelegen".
De stad omvat eeuwen achtereen
heilige plaatsen voor drie grote
godsdiensten. Zij is meer dan eens
geheel of ten dele verwoest; be
schavingen liggen er niet slechts
door, maar ook óp elkander, en het
is alsof de geest dier beschavingen
de bijzondere sfeer schept, die men
in Jeruzalem aantreft. Dat geldt
vooral voor de Heilige Grafkerk,
binnen welke, althans naar de gang
bare mening, Golgotha ligt en waar
het graf is, dat eens Jezus' stoffe
lijk overblijfsel diende. En hier zijn
tal van religies, die elkander de
godsdienstige voorrechten per duim
gronds bestrijden en angstvallig op
de uitoefening er van toezien.
De vinger aan de trekker.
Wij werden in dit Jeruzalem in
het roerige jaar 1938 aan de Sy-
nsch-Palestijnse grens, bij de brug
over de Jordaan, door Engelse ge
leiders ontvangen. Een pantserwa
gen voorop, een pantserwagen ach
ter onze auto's. In beide gedurende
de lange ritten, die wij enkele da
gen achtereen maakten, één der
manschappen met de vinger aan de
trekker van de mitrailleur geen
décor, dat men langs de weg, waar
aan ook Nazareth gelegen is, uit
kiest. Wij lunchten er aan 't meer
van Tiberias en wij hadden er als
buren aan de ons omringende ta
feltjes Engelse officieren, die de re
volvers schietklaar naast hun bor
den legden, krachtens voorschrift
van de legerleiding.
Door Jeruzalem vergezelden ons
Engels politiemannen .zowel in bur
ger als in uniform, en het ontlokte
een onzer in Jeruzalem gevestigde
vrienden de opmerking: „indien ge
alleen door Jeruzalem zoudt wan
delen, zoudt ge het minder gevaar
lijk hebben dan nu. Want op jullie
schieten ze niet, maar op de agen
ten schieten ze wel; en ze zouden
dan per ongeluk jullie wel eens
kunnen raken!" Wij hadden enige
tijd in de door Turks-Syrische twist
verscheurde sandjak van Alexan-
drette doorgebracht en wij waren
er dus wel aan gewend.
Het toppunt vormde onze rit per
auto naar het kleine, eerbiedwaar
dige Betlehem. Een afstand zo ge
ring, dat men het bijna als een
voorstad van Jeruzalem kan be
schouwen. Verrassend is het gezicht
dat ge op Betlehem geniet, wanneer
ge het van de kant van Jeruzalem
nadert. Aan de voeten van de z.g
Geboortekerk ziet men de weide,
waar de herders zouden hebben ver
toefd op die merkwaardige kerst
avond.
Wij reden, door onze gevechtswa
gens vergezeld en begeleid door 'n
extra escorte militaire politie, op
motorfietsen. Niet alleen een stoet,
die de stilte van Betlehem verstoor
de, maar ook een, die weinig paste
bij de geboorteplaats van Jezus
Christus.
Irt de Geboortekerk.
De Geboortekerk werd door He
lena, de moeder van Constantijn de
Grote, gebouwd ter plaatse waar
keizer Hadrianus een tempel ter ere
van Adonis deed verrijzen, en door
Justianus gerestaureerd. Zij heeft
de vorm van een kruis en is in en
kele afdelingen gescheiden. Elk. er
van heeft een ingang naar de hei
lige grot onder het hoofdaltaar en
aanhoudend door een groot aantal
lampen verlicht. Daar ligt een zil
veren ster door de Fransen aange
bracht, op de marmeren vloer, vol
gens de kerkelijke traditie de plaats
in de stal van de herberg, waar Ma
ria Jezus Christus ter wereld
bracht.
De grot is vrij lang, niet breed en
zeker niet hoog. Men gaat in de re
gel door de voornaamste afdeling,
op byzantijnse marmeren zuilen
rustend, die aan de Armeniërs be
hoort. naar deze grot. Niemand
waarborgt u dat zij werkelijk zo'n
heilige plaats is als men zegt. Niet
temin is het een voorrecht op zulk
een plaats, hoe korte tijd ook, on
gestoord in gedachten te kunnen
toeven
Dat voorrecht hebben maar wei
nig bezoekers van deze grot, ook
niet zij, die als werkelijk vrome pel
grims daarheen gaan en veelal ge-
stoord worden door de toeristen
van Angelsaksische huize. Wij had
den het wel. Want er werd zo zorg
vuldig voor onze veiligheid ge
waakt, gezien de missie, die wij
voor de Volkenbond in Syrië had
den vervuld, dat geheel ons gewa
pend escorte bij het bereiken van
de kerk naar binnen ging; degenen
die er waren, uit de kerk verwijder
de en niemand toeliet, zolang 't ons
beliefde, er te verblijven.
Wij bemerkten pas bij ons ver
trek, dat wij deze Geboortekerk, die
ieder christen aanleiding geeft tot
overdenking, hadden bezocht als
waren wij vorsten of vooraanstaan
de staatslieden.
Olijven en rozenkransen
Betlehem is een klein plaatsje,
dat bleek te leven van het verbou
wen van olijven en wijn en nu ook
van het vervaardigen van paarle
moer rozenkransen, kruisbeelden,
enz. Het telt wellicht een goede
12.000 inwoners, onder wie reeds
vóór 1938 de Moslems een uiterst
kleine minderheid vormden.
De eerste christenen bouwden er
de kapel, die Hadrianus door een
Adonistempel deed vervangen, la
ter door Justinianus weggehaald.
De Geboortekerk van nu beschikt
aver een klokkenspel, dat ver in de
omgeving hoorbaar is. En nu moge
Betlehem een klein plaatsje zijn
wanneer op Kerstavond de klokken
van deze kerk luiden, dan worden
zij gehoord, dank zij dat moderne
wonder dat men radio noemt, door
geheel de christelijke en de verdere
wereld.
En dan is het, in politiek-roerige
dagen als die van 1938, of die van
1945 of 1948, geen kerstboodschap
die zij uitzenden, maar dan was het
toch vrede door hen, temidden van
het oorlogsgewoel, dat ons tegen
woordig geslacht twee keren, over
geheel de wereld verspreid, heeft
gekend.
Van der Mandere.
De stralen van de maan schenen
door 't kleine dakraampje recht op
het witte gezichtje van Ansje, een
klein meisje, dat in haar bedje op
het zolderkamertje maar niet in
slaap kon komen. Ze maakte zich
zorg over haar moeder die ziek was
en over het komende kerstfeest.
Vanmiddag was de dokter weer ge
weest en die had bedenkelijk geke
ken naar moedertje, die met hoge
koortsen in bed lag en hij had op
de gang even staan praten met de
buurvrouw, die zoveel mogelijk
voor moeder zorgde. Ansje had het
wel gemerkt, zo jong als ze nog
was, het ging niet goed met haar
moeder. Ze lag stil voor zich uit te
staren en vroeg zich af, hoe ze haar
moeder zou kunnen helpen. Beter
maken kon ze haar niet, dat moest
de dokter doen, samen met Onze
Lieve Heer.
Dit deed haar ineens aan het ko
mende kerstfeest denken. Wat zou
dat verdrietig voor moeder zijn. Het
zou niet zo zijn als vroeger, wan
neer zij samen met moeder gezellig
bij het licht van de kaarsjes zat en
moeder haar kerstverhalen vertelde
van het kindje in de kribbe, van de
herdertjes en de engelen. Ze waren
beide op elkaar aangewezen, want
een vader had Ansje als sinds jaren
niet meer en moeder verdiende de
kost met uit werken gaan. Nu ze
ziek was, kon dat niet en verdiende
moeder geen geld. Gelukkig zorgde
de buurvrouw zo goed mogelijk
voor hen, maar met Kerstmis zou
den er geen kaarsjes branden en
zouden ze niets lekkers in huis heb
ben, want daar was geen geld voor.
Morgen begon de kerstvacantie en
hoefde Ansje niet naar school tot na
Nieuwjaar. Ze piekerde er over wat
ze zou gaan doen. Het weer was
niet mooi en bovendien had ze er
weinig zin in om met haar vrien
dinnetjes te gaan spelen, nu moeder
zo ziek was. Ze zou toch geen ple
zier kunnen hebben.
Plotseling kreeg ze een idee. Ze
zou haar tijd eens goed gebruiken
en voor moeder voor een verrassing
j zorgen. Ze zou voor de vrouwen in
het straatje boodschappen doen, op
i de kinderen passen en de man die
op liet pleintje kerstbomen ver
kocht, helpen om de bomen naar de
klanten te brengen. Als ze voor al
die kleine karweitjes wat geld
kreeg, kon ze in de tijd voor Kerst
mis nog heel wat verdienen, en
dan. Ze vouwde haar handjes
en bad Onze Lieve Heer om beter
schap voor haar moeder en hulp
om naar plannetje te laten slagen.
Klaar voor Kerstavond.
De lichten van de lantaarns en
van de etalages wierpen een goed
schijnsel over de pas gevallen
sneeuw in de Hoofdstraat. Diep
weggedoken in haar kraag, de ar
men beladen met boodschappen,
liep Ansje langs de etalages van de
drukke winkelstraat naar huis. Ze
had al haar inkopen gedaan en net
op tijd, want de winkels zouden zo
dadelijk sluiten. Wat zou ze moe-
der kunnen verrassen. Al haar ver-
diende geld was op, maar dat hin
derde niet, want nu zouden er
kaarsjes kunnen branden en zou er
een kersttulband op tafel staan.
Met een blij gezichtje en glinste
rende ogen liep ze snel door. Tjon-
i ge, wat had ze in die paar dagen
hard moeten werken. Gesjouwd had
ze met grote kerstbomen, dat bracht
het meeste op en ze had boodschap-
i pen lopen doen voor alle mensen
uit de buurt, zodat ze 's avonds
geen voeten meer over had als ze
naar bed ging. Moeder had haar wel
verschillende malen gevraagd wat
ze toch de hele dag deed nu ze, va-
cantie had, maar steeds had ze ge
heimzinnig gelachten en gezegd:
„Dat zult u wel zien moeder, dat is
een verrassing!" Niet begrijpend,
had de zieke vrouw dan het hoofd
geschud en snel was Ansje met een
knipoogje naar de buurvrouw, die
in het geheim betrokken was, de
deur uitgerend.
Als ze zo thuiskwam, was de buur
vrouw al vertrokken, stond de
avondboterham on de gedekte tafel
klaar en zou ze verder alleen met
moeder zijn. Dan zou zij er wel voor
zorgen dat het gezellig was.
Het Kerstwonder.
Na het eten ging moeder een
slaapje doen en omdat haar bed in
een hoek van de kamer stond, deed
Ansje heel zachtjes, toen ze de tafel
afruimde. Voorzichtig boog ze zich
over moeder heen en toen ze be
merkte dat die goed sliep, sloop ze
op haar tenen door de kamer en
versierde die met takjes groen en
kaarsjes. De tulband werd op tafel
gezet en in de keuken zette ze wa
ter op voor de thee.
Toen alles klaar was, de thee
dampend op tafel stond en de ka
mer schemerachtig werd verlicht
door het schijnsel van de kaarsen,
wekte Ansje haar moeder en vroeg
of ze trek had in een kopje thee
en een stukje tulband. Verwon,--,
derd keek de zieke op en ging
steunend tegen het kussen recht
op zitten. Haar ogen werden groot
toen ze alles zag en een glimlach
kwam om haar lippen, iets dat Ans
je in geen weken had gezien. „Hoe
komt dat allemaal zo?" informeerde
moeder.
Ansje vertelde dat zij dit planne
tje had bedacht en hoe ze het geld
had verdiend. Moeder sprongen de
tranen in de ogen. „Je bent een
dappere meid hoor", prees ze, ter
wijl ze het kind over haar krullen
streek. De hele avond zaten ze bij
elkaar en Ansje vond het geweldig
gezellig.
Toen tegen het einde moeder weer
koorts kreeg en tevergeefs probeer
de te slapen, kwam Ansje bij haar
bed zitten en vertelde met haar
zacht, lief stemmetje van het won
derlijk kerstgebeuren, van 't kindje
in de kribbe, van de herdertjes en
de engelen, precies zoals haar moe
der haar dat jaar op jaar had ver
teld. De zieke vrouw keek met gro
te ogen naar het kind dat met een
ernstig gezichtje tegen haar sprak
en zachtjes begon te huilen. Ansje
merkte het niet, zo ging ze op in
haar verhaal en toen het ten einde
was en ze zich over haar moeder
heen boog, zag ze dat zij sliep. Ze
blies de kaarsjes uit en zachtjes op
haar tenen sloop ze de trap op naar
haar kamertje en sliep tevreden in.
Gewonnen!
De volgende dag was het Kerst
mis en toen Ansje beneden kwam
om voor het ontbijt te zorgen, zag
ze moeder al rechtop in bed zitten
en vriendelijk tegen haar lachen.
Ze was opgewekt en voelde zich
veel beter. De dokter kwam nog
even kijken bij zijn ernstige pa
tiënt. Verwonderd bleef hij staan,
toen hij zag hoe de zieke er bij zat.
Na het onderzoek lachte hij blij.
„We hebben het gewonnen", riep
hij, „het zal nu niet lang meer du
ren of u bent weer helemaal beter.
Maar ik begrijp niet hoe deze snelle
verandering mogelijk is geweest!"
„Ik begrijp het wel, dokter", zei
moeder, „het is het kerstwonder ge
weest dat gisteravond plaats vond.
Mijn dochtertje vertelde mij het
kerstverhaal en toen wist ik dat ik
beter zou worden, want zij heeft
voor mij gebeden en het gebed van
zo'n dapper kind zal God zeker ver
horen".
Toen Ansje de dokter had uitge
laten, stond ze nog even stil in de
gang. Blij, dat ze zo hard had ge
werkt in de afgelopen dagen en
daardoor haar moeder de verrassing
had kunnen bereiden, de verrassing
die met haar gebedjes haar moeder
beter hadden gemaakt. Onze Lieve
Heer had haar geholpen en voor 'n
kerstwonder gezorgd, daar was ze
zeker van.