mnmm
Jro
De meest boze vrouw ter wereld.
De avonturen van Bim en Bam
DE DRIE ANKERS
Handen en Lippen
L"v^?PURo|.
IN
N
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 10 FEBRUARI 1956
2
ONZE CARNAVALSREPORTAGE.
Maar dit is een vreselijke vergissing
Wat heeft men tegen deze vrouw
x\(^
DE INDRINGER GESTRAFT.
Wat een leuk spelletje is toch
„haasje over springen". Bim en
Bam zijn er tenminste druk mee
bezig, als ineens Hein de Wolf
er bij komt en beslist mee wil
doen. „En luister eens", zegt hij,
„hoe we het nu gaan doen. Als
ik over Bim heen spring, loopt
Bam vooruit en kan ik weer over
hem springen. Dan loopt Bim
weer vooruit en zo gaan we ver
der". „Jou'vervelende wolf" den
ken Bim en Bam en ze verzinnen
een plannetje om hem eens een
lesje te geven. Ze doen of ze het
goed vinden en de wolf springt
lustig dan eens over Bim en dan
weer over Bam. Hij heeft er zelf
veel pleizier in, maar Bim en
Bam, die weer alleen willen gaan
spelen, zijn zo geleidelijk aan bij
het meer gekomen en als de wolf
dan weer over Bam moet sprin
gen, ziet hij te laat dat hij in het
wate.r terecht zal komen. Kijk
Bim en Bam eens lachen.
FEUILLETON
van „De Echo van het Zuiden"
door: PIKE NORTON WILL'S
29)
„Aha", mompelde de inspec
teur. „Precies zulke zakjes als ik
vanmorgen vond. Daar bleek la
ter cocaïne in te zitten. Ik moet
me wel sterk vergissen als dit
niet hetzelfde is." Hij peuterde
het zakje open en knorde tevre
den. „Sneeuw", zei hij goed ge
humeurd. „We hebben wel veel
geluk vandaag. Zoek maar ver
der, jongens", wendde hij zich
daarna tot de agenten. „Zoek al
les wat je aan verdovende mid
delen kunt vinden, bij elkaar.
Bewaak verder het schip, zodat
er geen man op of af kan."
Hij wenkte Peter en samen lie
pen ze terug naar het dek. „Ik ga
even verslag uitbrengen op het
hoofdbureau. Dit is een zeer be
langrijke slag, die we hier gesla
gen hebben. Ik vermoed dat we
hier de hand hebben gelegd op 'n
bende zeer gevaarlijke smokke
laars. En dat alles is door jou
aan het rollen gebracht."
Peter antwoordde somber: „Jij
hebt een paar goede ontdekkin
gen gedaan, maar de zaak waar
het eigenlijk om gaat, is nog niet
opgelost." Bemoedigend klopte
Verberne hem op de schouders.
„Ik zal vragen of de afwikkeling
van deze zaak aan een ander
overgedragen kan worden. Dan
kan ik verder al mijn aandacht
wijden aan de opsporing van het
meisje." „Jij bent een fidele vent
Verberne" zei Peter weer wat
opgelucht. Zij stapten in een po-
litie-aüto en Peter vroeg de
chauffeur om langs Verduynen's
adres te rijden. „Ik heb m'n jeep
daar nog staan en die kan ik dan
even ophalenlegde hij Ver
berne uit. „Bovendien kunnen we
meteen Verduynen nog een be
zoek brengen, al vrees ik dat die
vogel wel gevlogen zal zijn." Pe
ter vond zijn jeep nog in dezelf
de staat als hij haar verlaten had
en zij belden aan.
De sombere voorspelling van Pe
ter kwam uit. De hospita deel
de desgevraagd stroef mede, dat
Verduynen enige uren geleden in
alle haast verdwenen was. „Waar
heen?" wilde de inspecteur weten.
„Het is hier geen gewoonte dat de
gasten mij rekening en verantwoor
ding van hun daden afleggen", ant
woordde de vrouw met een spotten
de blik op de belde mannen. „Hij
heeft niet gezegd waar hij heen
ging, maar als ik hem zie, zal ik
vragen of hij zijn nieuw adres even
bjj de politie wil melden,,. Ze draai
de zich om en zonder te groeten liep
ze de trap weer op naar boven. Pe
ter zuchtte diep. „Het is mijn
schuld", merkte hij op. „Ik ben van-,
morgen veel te onbesuisd te werk
gegaan. Hij heeft nu lont geroken
en is tijdig vertrokken".
Ze zetten hun tocht naar het
hoofdbureau voort en inspecteur
Verberne vroeg onmiddellijk een
onderhoud met zijn directe chef,
hoofdinspecteur Willems. Het
vrolijke gezicht van de hoofdin
specteur begon nog meer te glim
men toen Verberne hem verslag
uitbracht van de zo goed gelukte
visitatie van de „Aeolus". „Ik
heb altijd wel gedacht, dat je een
goed politieman bent, Verberne",
merkte hij glunderend op. „Dat
heb je netjes afgewerkt. Ik zal je
voordragen voor promotie".
Inspecteur Verberne glimlach
te gevleid. „Ik heb nu een ver
zoek, hoofdinspecteur", zei hij.
„Vertel haar eens op. Ik ben in
de stemming om je een week ex
tra vacantie te verschaffen".
„Dat heb ik nu juist niet no
dig, maar ik wilde graag verder
van deze zaak ontheven worden".
Stomverbaasd staarde de hoofd
inspecteur hem aan. Dan barstte
hij los. „Ontheven worden van
deze zaak Nu ze juist zo goed
verloopt Je bent stapel, man
Inspecteur Verberne legde hem
de reden tot dit verzoek uit. „En
denk je dat die zaken nu werke
lijk los van elkaar staan vroeg
de hoofdinspecteur. „Dat weet ik
nog niet precies, maar zeker is,
dat ze op het moment uit elkaar
lopen en ik ze niet samen kan
onderzoeken. Ik wil nu mijn han
den vrij hebben om dat meisje op
te sporen". Hoofdinspecteur Wil
lems scheen enkele ogenblikken
na te denken. „Ik weet het goed
gemaakt", zei hij dan. „Ik geef
je 24 uur om te bewijzen, dat de
ze zaken verder los van elkaar
staan. Is dat dan nog niet duide
lijk en overtuigend bewezen, dan
zul je je verder toch met beide
zaken in moeten laten. Ik wil
geen ander hiermee belasten, om
dat jij al volkomen in deze ma
terie bent ingewerkt. Het klinkt
erg onpleizierig, maar een poli-
tie-inspecteur heeft niet 't recht
om af en toe, omdat zijn vriend
het zo graag wil, eens een andere
zaak dan de zijne aan te pakken.
Je moet me goed begrijpen, Ver
berne, ik weet best wat je wilt,
maar die zaak van die handel in
verdovende middelen is net zo
belangrijk, als die van het ver
dwenen meisje. Over vier en
twintig -uur hoor ik dus van je,
hoe de zaken staan. Succes er
mee
Aan de op de gang wachtende
Peter vertelde inspecteur Verber"
ne het resultaat van zijn onder
houd. „Vier en twintig uur is niet
veel voor een dergelijk onder
zoek, maar we zullen het er mee
moeten doen", was zijn conclusie.
HOOFDSTUK VIII.
„Gaan we nu naar de hertjes,
jiappie Twee smekende kin
derogen keken op naar een een
voudig geklede man, die glim
lachend neerblikte in de grote
bruine kijkers. „Straks", beloof
de hij. „Nog een paar minuutjes
lopen en we zijn er".
Geduldig huppelde het jongetje
weer verder aan de hand van zijn
vader, die deze vroege voorjaars
dag benutte om een wandelin
getje te maken met zijn spruit en
nu vergenoegd om zich heen
keek.
„Wat gaat het toch gauw",
overdacht hij. „Goed een maand
geleden lag er nog volop sneeuw
en nu beginnen de bomen al te
botten. Het zal niet lang meer
duren of we hebben al volop
lente". „Haaah de langgerekte
juichkreet kondigde aan, dat de
hertjes dan toch eindelijk in het
zicht gekomen waren.
Het knaapje maakte zich los
van de hand van zijn vader en
rende naar de omheining. Genie
tend van de vreugde van het
kind volgde de vader wat lang
zamer. „Wat een mooie, hè
zei het jongetje. „Kijk die eens
mooie lange horens hebben". Hij
wees op 'n groot hert, dat de twee
bezoekers onderzoekend aan
keek. „Geef de hertjes maar wat
brood", zei de vader, een zakje
uit zijn jaszak halend. Hij zocht
zich daarna een rustig plekje oj>
een bank, van waaruit hij een
wakend oogje kon houden op
zijn zoontje. Die had spoedig ge
noeg van de herten en dartelde
heen en weer, nu eens een vroege
vlinder achtervolgend, dan weer
krijgertje spelend met zijn eigen
schaduw.
Papa strekte zijn benen eens
uit en voelde zich uiterst be
haaglijk in het zonnetje. Zijn
rust duurde echter niet lang.
„Pap", klonk de heldere stem
van zijn zoontje, die hard op hem
kwam toegerend. „Papa, daar ligt
een juffrouw te slapen
(Wordt vervolgd)
mr J. Jonkman en dr L. Kortenhorst, her
dachten Dinsdag aan het begin van de
vergaderingen de overleden minister.
Minister-president dr Drees sloot zich
namens de regering daarbij aan in de
Tweede Kamer, vice-minister-president
prof. Beel in de Eerste Kamer.
BRABANTS WATERSNOODFONDS
KEERDE REEDS 1,5 MILJOEN UIT.
Het Brabants watersnoodfonds heeft
reeds ruim anderhalf miljoen gulden uit
gekeerd. Als bijdragen in de kosten van
het kadeherstel in de Biesbosch werd
uitbetaald f 461,680, voor schade, ge
leden aan agrarische bedrijven werd
f 662.341 uitgekeerd. De tegemoetko
mingen .toegekend wegens bedrijfsschade
in andere bedrijven beliepen in totaal
f 133.837. De waterschappen het Zui
derafwateringskanaal en de Beneden
Donge ontvingen tezamen f 223.521.
Tenslotte werd als tegemoetkoming in
de herstelkosten van beschadigd on
roerend goed f 37,004 beschikbaar ge
steld.
WILDEMAN WILDE PALEIS
BINNEN.
Een uit Noord-Brabant afkomstige
geestelijk gestoorde, die nog niet zo lang
geleden uit een inrichting werd ontsla
gen, heeft dinsdagmiddag getracht met
geweld het Paleis op de Dam binnen
te dringen. Een legertje rechercheurs van
bureau Warmoesstraat en de bemanning
van 'enige radio-auto's, die op het be
richt „groot alarm" met loeiende sirenes
naar de Dam stoven, hebben de 32-jarige
man overmeesterd en geboeid wegge
voerd.
De man meldde zich rond lunchtijd bij
de achter-ingang van het Paleis aan de
Nieuwe Zij'd's Voorburgwal. Hij beweer
de van koninklijke bloede te zijn fen zijn
familie-bezittingen te willen bezichtigen.
De portier kreeg geen gelegenheid in
een grap te geloven, want de man trok
een scheermes, waarmee hij dreigde te
zullen steken. Daar de indringer nu niet
bepaald fluisterend sprak, werd een
monteur gealarmeerd, die, in samenwer
king met de portier, de man op tact
volle wijze in een wachtkamer loodste.
De .politie zorgde toen voor de rest.
Prinses Wilhelmina, die in het Paleis
aanwezig was, heeft van het voorval
niets gemerkt. De indringer, die in het
bureau Warmoesstraat is opgeborgen,
zal daar door een psychiater worden on
derzocht.
BIJ HOTELBRAND IN HELMOND
TWEE JONGENS UIT DEN BOSCH
OMGEKOMEN.
Bij een brand' in het hotel Sint Lam
bert te Helmond zijn maandagnacht twee
jongens van omstreeks zeventien fen ne
gentien jaar uit Den Bosch, in de vlam
men omgekomen.
De omgekomenen zijn de jongens H.
Hopman, 18 jaar en A. de 'Jong, il7 jaar.
Laatstgenoemde was familie van de ex-
ploitante van het hotel, mevrouw N.
Vriens-Nuits. De jongens hadden haar
zondag een bezoek gebracht en waren
van plan met de laatste trein uit Hel
mond naar Den Bosch terug te keren.
Zij misten deze trein echter en keerden
naar het hotel terug, waar mevrouw
Vriens zich intussen ter ruste had bege
ven.
Daardoor wist zij niets van de aan
wezigheid van de beide jongens in het
hotel. Dit is mede de oorzaak geweest,
dat zij zo jammerlijk om het levfen zijn
gekomen.
Het personeel, de eigen kinderen en de
gasten konden zich in veiligheid stellen.
Een vrouwelijke gast moest via een lad
derwagen naar de begane grond. Halver
wege viel zij van de ladder. Haar val
kon beneden door brandweer en politie
wel worden gebroken, maar. zij moest
toch in e'en ziekenhuis worden opgeno
men.
RUSSISCH VLOOTBEZOEK
AAN ROTTERDAM.
De Nederlandse regering en de rege
ring van de U.S.S.R. zijn overeengeko
men, dat een Nederlands smaldeel een
bezoek aan Leningrad Zal brengen, ter
wijl tegelijkertijd een Sovjet-smaldeel
Rotterdam zal bezoeken. Als tijd voor
het bezoek is vastgesteld 20—24 juli
1956. De samenstelling van beide smal
delen zal gelijk zijn. De beide vlootver-
banden zullen bestaan uit efen kruiser en
twee torpedobootjagers.
HATELIJKE ONTVANGST VAN
MOLLET IN ALGIERS.
De Franse regeringsleider Guy Mollet
is in de hoofdstad van Algerije, Algiers,
ontvangen met een bombardement van
scheldwoorden, rotte tomaten, aardklui
ten en stenen. De 2000 man sterke gen
darmerie heeft van traangasbommen ge
bruik moeten maken om de vele duizen
den betogers op afstand te houden.
In Algiers 'heeft premier Guy Mollet
daarop zijn eerste politieke nederlaag
geleden, want onmiddellijk na het bekend
worden in Parijs van de heftige inciden
ten, die zijn aankomst in Algiers teweeg
had gebracht, werd hij in 'het zomerpa
leis van het gouvernement-generaal op
gebeld door generaal Catroux, die hem
verzocht zijn ontslag als lid van de re
gering in te Willigen. Hetgeen Mollet
heeft gedaan.
GENERAAL ONTVOERD.
De- Oostduitse geheime politie heeft
zich weer eens schuldig gemaakt aan
mensenroof. De naar het westen ge
vluchte Oostduitse generaal Bialek, die
inspecteur-generaal van de Oostduitse
volkspolitie is geweest, is zaterdagnacht
te West-Berlijn ontvoerd en naar Oost-
Duitsland gebracht. De generaal was in
1953 na een meningsverschil met LI1-
bricht, de Oostduitse vice-premier, naar
West-Duitsland gevlucht.
Generaal Bialek woonde zaterdag
avond een verjaardagpartijtje van een
vriend in West-Berlijn bij. Het feest
werd ook bijgewoond door een politie-
gent, die in het geheim voor Oost-Duits-
land werkt. Bialek kreeg een krachtig
slaapmiddel in een borrel toegediend. De
concierge van het gebouw, waarin het
feest werd gevierd, heeft gezien dat Bia
lek bewusteloos in efen taxi werd ge
sleurd. Dat is het laatste wat men van
generaal Bialek heeft gezien.
RASSENREL IN ALABAMA.
Blanken molesteerden neger-studente.
Autherine Lucen, een jonge kleurlinge
van 26 jaar, is in één dag het symbool
géwordén van een verbitterde rassen-
strijd in Amerika. Zij heeft zich laten
inschrijven op de Universiteit van Ala
bama in Tuscaloosa, die tot nu toe al
leen door blanken werd bezocht. Het
gevolg hiervan is geweest, een plaatse
lijk volksoproer. Drie dagen lang heeft
studente Lucy de colleges bezocht onder
politie-geleide. Maar nadien kwam zij
niet terug, omdat de wanordelijkheden
een dramatische omvang dreigden aan te
nemen. Dit kan echter het einde van de
zaak-Lucy niet zijn. Zij heeft de wet
achter zich en achter deze wet staat de
regering van Eisenhower, die het als efen
van haar taken beschouwt het rassenon
derscheid op de Amerikaanse scholen de
finitief op te heffen.
atuurlijk is ook uw verslaggever er in deze carnavalsdagen op uitge
trokken om her en der zijn oor te luisteren te leggen. Hij heeft dit niet
gedaan, omdat er in Waalwijk en omgeving niets te horen zou zijn
houd u daarover op! maar omdat hij zich gedreven voelde dm de
voornaamste bron van onze humor op (e sporen. Hij wilde de waarheid
en niets dan d'e waarheid, want ten slotte is het zo, dat de humor het
welzijn van een volk bepaalt. Een grappig volk is een goed volk! Maar
als deze humor steunt op een on waarheid, dan vragen wij ons 'toch wer
kelijk met bezorgdheid af: waar moet dit heen? Welnu, uw verslagge
ver is teruggekomen met het volgende relaas.
RHEUMATIEK...
Uw tergende winterkwaal legt
het at tegen de weldadige
Warmte van de pijnstillende
Thermogène.
et zal efenieder die zijn ogen en
vooral zijn oren open heeft, opgevallen
dat onze critische zin ten aanzien van
gevestigde opvattingen, gebruiken en ge
woonten benauwend slecht ontwikkeld en
in vele gevallen helemaal niet aanwe
zig is. Praktisch zonder tegenstribbelen
nemen wij alles voor zoete koek aan,
wat nos geslachten lang als waar, leuk,
lelijk, belachelijk, lief of boosaardig is
voorgehouden. Als moede, futloze reizi
gers volgen wij het spoor van reeds lang
ontslapen voorouders. Wij kunnen niet
meer de energie opbrengen om dwars
door het bos te gaan, midden door de
onbekende rivier of over het prikkel
draad, in plaats van door het hek, waar
evengoed een hond achter zit.
Het nieuwe, het baanbrekende in vele
gevallen, treden wij met de nodige re
serve tegemoet en remmen daardoor niet
alleen de vooruitgang, maar cultiveren
daarmee tevens een waardebepaling, die
even invalide als gevaarlijk is. Een ver
wrongen levensopvatting en daaruit
resulterend een rommelig wereldbeeld -
kan niet uitblijvfen. Het is eigenlijk al zo
ver.
Alleen een volkomen herziening van de
waarden kan de wereld in nieuwe 'en
prettiger banen leiden. En dat is dan ook
wat uw verslaggever met deze reportage
beoogt
en knal-fuif! Een grappige man! Een
leuk moppenblad! Een radio-programma
om te gillen! Een gier-film!
Ziehier enkele fenomenen, die voor
80 het ontspanningsleven van onze
moderne tijd uitmaken. En dat is goed,
want humor moet er zijn. Als er niet ge
lachen wordt, 'dan wordt er gehuild of
ernstig gekeken, en daar we aan tranen
noch aan ernst gebrek hebben, kunnen
we ons niet genoeg doodlachen. Humor
kweekt weerstand tegen sombere dagfen
en narigheden, zoals levertraan tegen
groep. Een grappig volk is een goed
volk.
Dit „grappig" krijgt echter een bijzon
der rare smaak, wanneer men consta
teert, 'dat onze hededaagse humor voor
een zeer belangrijk deel zijn oorsprong
vindt in het fenomeen de schoonmoe
der. Zij schijnt wel de meest boze en
meest verguisde vrouw ter wereld te
zijn. Het is altijd weer de schoonmoeder,
die een fuif tot 4 uur in de nacht laat
durfen en van een man een lollige broek
maakt. Zij is het, die de oplage van de
leuke blaadjes tot in de tienduizenden tilt
en 'de luisteraars laat schuddebuiken bij
een bont avondje. De droompaleizen der
filmindustrie zijn gebouwd op de naeht-
j merries, die zij zo kwistig rond zich heen
strooit en de schrijvers van leuke stuk
jes lopen dank zij haar nog niet in de
steun. Zij doet nare dingen, zij zegt nare
dingen én zij is zelf efen naar ding,
Wat heeft men toch tegen deze
i vrouw?
Ik ben er, beste lezers mij bewust
van de moeilijke, maar ook van de dank
bare zijde van mijn taka op uitge
trokken en heb een aantal schoonmoe
ders onomwonden gevraagd „Hoe zit
dit?"
De antwoorden waren verrassend fen
maken het mogelijk een duidelijk oordeel
te vormen over de meest besproken
vrouw ter wereld. Om zekere redenen
heb ik wél de plaatsen vermeld, die ik
bezocht, maar moest ik mij, was de per
soonsnamen betreft, beperken tot hét
aangeven der initialen. Van mijn -waar
heidsgetrouwheid', kunt u echter over
tuigd zijn.
MOEDER VOOR, MOEDER NA.
e eerste die ik bezocht was mevr.
P.-P. in het nijvere mijnwerkersplaatsje
Eijgelshoven.
„Kom d'r in!", zei mevr. P.-P. harte
lijk, met de pret van een pas genoten
kwinkslag nog op het blozend gelaat.
Ze was een stevige, struise vrouw, die
haar dromen over de slanke lijn reeds
lang geruild had voor voedzamer din
gen.
Ik volgde haar door de gang, die was
versierd met allerlei mijnwerkers-attribu
ten.
„Dat krijg je, als je drie van die re
kels in de mijn hebt werken", lachte ze,
wijzend op grote brokken steenkool, die
her en der verspreid lagen. „Ze kunnen
het gewoon niet latten. En eerlijk ge
zegd, ik zelf ook niet. De kolen obsede
ren ons. Daarom stoken we zomer en
winter op volle kracht, er is toch ge
noeg".
F
Copyright P. 8 fin* 6 Copenhagen
In de keuken, waar wij ons om een
fris geboende tafel schaarden, was het
inderdaad lekker heet. De verf was van
het houtwerk gebladderd en het plafond
was zwartgeblakerd. De vlammen loei
den door de fomuispijp.
„U ziet er slecht uit", merkte ze me
delijdend op, toen ik mij het zweet van
het voorhoofd wiste. „U hebt die typi
sche, wat wij hier noemfen „grachten-
kleur", net alsof u lange tijd in een
aquarium geleefd hebt. Een jaartje in
de kolen zou u goed doen."
Ze schudde meewarig het hoofd.
Toen stond ze op, schonk een grote
kom vol met dampende koffie en nam
een enorm stuk vlaai uit de keuken
kast.
„Zo, even dit kleine hapje", lachte ze
glunder, terwijl ze de koffie en de vlaai
voor mij neerzette. „Weet u, voeren is
mijn liefste bezigheid", en met zichtbaar
welbehagen keek ze toe hoe ik transpi
rerend de enorme slok en brok naar bin
nen werkte.
„Zo, en nu uw interessante vraag",
zei ze, toen ik het laatste stuk met een
verwrongen gezicht wegslikte. „Ja, ik
ben schoonmoeder. Mijn dochter is efen
jaar geleden getrouwd. Ze wonen in
Simpelveld en ik moet zeggen een
leuk stel. Net twee vogeltjes in een
nestje. Mijn schoonzoon werkt ook in
de mijnen, anders had ik 'hem ook niet
willen hebben, want hier in Limburg is
het Zode vader onder de grond, dan
de hele familie onder de grond,
„Een opmerkelijk gezond standpunt,
mevrouw. Maar nu ditvoelt u heel
diep weg niet een zekere racune tegen
uw schoonzoon, omdat hij uw dochter
weggehaald heeft?"
„Volstrekt niet. Er zijn nog wel
plaatsten in Limburg waar men deze hou
ding tegenkomt, maar ik zie dat anders.
Andere tijden andere zeden. Weg is weg,
zeg ik maar. Het is natuurlijk wel hard,
maar zo is het leven, daar moet je niet
aan tornen. 'En hier kan het nog wel
even, want ik heb nog vijf dochters en
drie zoons."
„En hoe staat u tegenover het huise
lijk leven van uw kinderen in Simpel
veld?"
„Laten gaan, mijnheer, volstrekt niet
mee 'bemoeien. Ze zijn jong en moetfen
dus hun leven inrichten zoals zij dat
willen. Natuurlijk doen ze' domme en
dwaze 'dingen, de moederhand blijft dus
noodzakelijk. Maar met pressie en be
moeizucht bereikt men niets. 'Een vin
gertje ihier, een vingertje daar, dat is de
weg en daar zijn ze dankbaar voor. En
dit is ook nodig, mijnheer, want de fa
milieband blijft, ook al zijn ze duiztend
jaar getrouwd."
„Hebt u bij' uw komst wel eens iets
bemerkt van een geforceerde stemming,
in het bijzonder bij uw schoonzoon?"
„Een dergelijke stemming ontmoet men
alleten in flauwe moppen, mijnheer.
Meestal is mijn schoonzoon er niet als
ik kom, maar als hij zich vrij kan ma
ken, dan is het een en al hartelijkheid,
moeder voor en moeder na. Ónv de
proef op de som te nemen ben ik eens
midden in de nacht naar Simpelveld ge
fietst. En wat dacht u, mijnheer? Zure
gezichten? Nee, mijnheer! 'Lachen, har
telijk lachen! De koffie op tafel en dé
koek uit de kast! In pyama hebben ze
me staan nawuiven tot ik helemaal uit
het gezicht verdwenen was. Zoiets doet
je goed en binnenkort doe ik het nog
eens."
„Hoe staat u tegenover de kleine ech
telijke wrijvingen1 in het jonge gezin?"
„Ja, dit is een teer punt. Er zijn
schoonmoeders die zeggen stiekum la
ten wrijven, maar ik vind dit een stand
punt, dat van weinig karakter getuigt.
Een schoonmoeder hoort op de bres te
staan, in voor- 'en tegenspoed. Bij echte
lijke wrijvingen gaat er altijd iets kapot,
en dat is goed, het kan niet allemaal
heel blijven. Jonge mensen denken ech
ter altijd direct, dat er iets vreselijks is
gebeurd en dat ze niet bij elkaar pas
sen. 'Larie! En daarom moet men in der
gelijke gevallen flink ingrijpen en het
ouderlijk gezag latfen gelden. On dat
ogenblik, niet eerder en niet later, moet
men hun vertellen, dat het huwelijk niet
alles is. En blijven logeren, want je mag
ze nooit alleen laten tobben."
Op dat ogenblik klonk er een zwaar
gedruis in het voorhuis.
„Daar zijn de rakkers!", riep mevr.
P.-P. verheugd uit. Ze sprong op en
wierp de deur open. In de gang stonden
drie pikzwarte mijnwerkers zakken met
steenkool leeg te schudden.
„De zwartste is mijn man", fluisterde
ze. „Zonder kolen is hij een mispunt en
daarom heb ik dit bedacht."
Ik trachtte iets te zeggen, maar zwa
re stofwolken verstikten mijn stem. Me
vrouw P.-P. begon nu pas te leven. Ze
trappelde van ongeduld en neuriede zacht
een mijnwerkerslied.
„Oh kijk!", riep :ze plotseling, mij ruw
bij de arm vattend, „u wordt ook al een
beetje zwart! Eindelijk eens wat kleur
op uw wangen, dat zal u goed doen.
Maar kom, ik moet 'aan de kool. Ik
hoop u nog eens terug te zien. Als ik
niet hier 'ben, ben ik in 'Simpelveld".
Ze stroopte haar dikke armen bloot
en begon met een klein mesje een bloem
kool schoon té maken.
TRAGIEK.
,Jk kan u niet zeggen hoezeer uw
komst mij verheugt", zei mevr. O.-v. K.
hartelijk, toten ik gezellig tegenover haar
zat in haar 'knusse villaatje te Hilver
sum. „Van de zijde der pers heb ik in
de loop der jaren niet de minste steun
ondervonden. Geen journalist is er aan de
deur geweest. Maar ik heb doorgezet, al
leen. Telkens weer opnieuw zond ik ar
tikelen van eigen hand aan diverse dag
en weekbladen. De meeste kreeg ik te
rug, vergezeld van honende rijmpjes en
misselijke 'kwinkslagen."
„En die u niet terug 'kreeg?", vroeg ik
gespannen, voelende dat daarin de tra
giek van dit leven school.
Ze sloeg de bevende handen voor het
gelaat.
„Ze zullen wel niet meer komen, denk
ik snikte ze. „Maar juist die onzeker
heid is bijna niet te dragen. Laten ze
dan schrijven u krijgt ze niet meer
terug. Nu,zit ik iedere dag af te tellen
met knopen, lucifers, ctenten, en alles wat
me voor de hand komtze komen, ze
komen niet, ze komenZoiets sloopt
de sterkste vrouw.
„Vat moed!", riep ik opgewekt. „Er
waait tegenwoordig een andere frisse
wind door de pers. Laat die knuppels
uw stukjes maar houden, ze weten niet
wat ze doen. Wij zullen het samen wel
klaren. Vooruit!"
Dit knapte haar zichtbaar op. Ze
droogde haar tran'en en glimlachte.
„Heb dank!", zei ze warm en knuf
felde mijn hand. „Ik zal u alles vertel
len."
„Volkomen oprechtheid is het beste in
dit geval, mevrouw, we komen er an
ders toch wel achter", antwoordde ik
ernstig ,mijn vulpen losschroevend.
„Wel, u moet dan weten, dat ik al ja
ren voorzitster ben van de N,H.B.(A.):S.
Men heeft mij deze functie gegeven, om
dat ik achtmaal schoonmoeder ben."
„Wat is de N.H.B.(A.)S. en wié is
mten?"
„De Noord-Hollandse Bond voor
(Aanstaande) Schoonmoeders, en men,
dat zijn de bij de Bond aangesloten
schoonmoeders, in totaal 1743.
Ze dook wat dieper weg in 'haar stoel,
toen ik bars vroeg: „Hoe is deze Bond
ontstaan?"
„Aanvankelijk was het een winkel
clubje van 23 Hilversumse moeders. El
ke 'zaterdagmiddag trokken we er op uit
om proviand in te slaan, waarna we de
middag besloten met een gezellig samen
zijn. Toen, op een regenachtige herfst
dag in 1949, zagen we hoe efen schoon
moeder haar schoonzoon mét een para
plu zó deerlijk toetakelde, dat het jong
mens op het plaveisel bleef liggen. Nu
of nooit, heb ik toen geroepen, en in
hetzelfde uur is de bond geboren.
„Wat is het streven van de bond en
op welke wijze 'heeft 'hij zich uitge
breid?"
Ze keek mij schuchter aan en 'haalde
toen, net als een Franciscaan, een blauw
boekje uit haar wijde mouw te voor
schijn. „Dit zijn de statuten. Op straffe
van royement is iedere bij ons aangeslo
ten schoonmoeder verplicht dit altijd bij
zich te dragen en uit het hoofd te ken
nen. Ter controle hebben we daarvoor
onze inspectrices."
Ik maakte een bruusk gebaar. „Goed,
goed, dat komt straks wel, eerst het
streven."
Ze sloeg het boekje open en las: „Het
doel van de 'bond is het opvoedten van
de schoonmoeder en aanstaande schoon-