Waalwijkse en La Courant
e nieuwe
HISTORIE EN LEGENDE
clOie ló de ^Paaókaaó 1
]y|orgéïi, Paas-zaterdag, is vooi
ons cristenen, een dag van
de diepste rouw. Wij verwijven
dan rond hei graf van Cliristus
en gedenken Zijn lijden en dood,
die ook ons lijden en onze dood
zijn, want mèt Christus zijn ook
wij gestorven. De zonde, cue Hem
in u'c dood gevoerd heelt, heeft
ook ons uoen sterven.
hn daarom viert de Kerk (en
de tverk dat zijn wijj morgen in
ae Jfaaswake de overgang van de
oood naar de verrijzenis, omdat
ook wij mèt Christus zullen ver
rijzen. Het Kaasmysterie heeft
zien niet ver van ons voltrokken,
maar in ons: mèt Christus zijn
Wij gestorven en mèt Christus
zuilen wij verrijzen. De oude,
zondige en onvolkomen mens is
m ons gestorven en op Paasmor-
gen zuuen wij in Christus als '11
nieuw mens verrijzen, gezuiverd
van alie zonden.
Hoe meer wij hierover naden
ken, hoe dieper wij er van door
drongen worden wat het zeggen
wil een nieuwe mens te zijn. Het
besef dat wij deel hehnen aan de
volmaakte zuiverheid van Chris
tus' verheerlijkt lichaam, doet n
intense vreugde in ons leven,
maar tegelijkertijd weten wij
welke verplichtingen ons in deze
nieuwe mens wachten, want „Hij
is voor allen gestorven, opdat zij
die leven, niet voor zichzelf zou
den leven, maar voor Hem, die
voor hen gestorven is en verre
zen." Pasen is de opstanding uit
de eeuwige dood van de zonde,
die onherroepelijk stond tussen
God en de mens; het is de eerste
dag van een nieuw eeuwig leven,
dat Christus ons door Zijn bloed
heeft gegeven.
'n Nieuw, helemaal nieuw mens
zijn we op deze Paasmorgen, van
wie Sint Paulus zegt: „Met be
trekking tot uw vroeger.gedrag
moet gij den ouden mens afleg
gen, 'die door bedriegelijke be
geerten te gronde gaat; gij moet
u vernieuwen naar de inwendige
geest; gij moet den nieuwen mens
'aantrekken, die naar Gods beeld
is geschapen in ware gerechtig
heid en heiligheid."
Als we ons op deze woorden
werkelijk diep bezinnen, dan
komt welhaast onvermijdelijk
deze vraag naar voren: Kan een
mens dat nog wel in deze tijd
Staat deze tijd van materialisme
en a-religieuze tendenzen nog wel
toe dat wij ons vernieuwen naar
de inwendige geest? Zijn deze
woorden niet verouderd, omdat
zij gesproken zijn in dagen waar
in 'het leven trager en simpeler
was en meer ruimte liet voor in
keer en godsdienstig leven
Inderdaad zit er ergens een
fout, een mentaliteit die aan het
Paasgebeuren de dwingende rea
liteit heeft ontnomen, die het
voor de Christenen uit vroeger
eeuwen wel heeft bezeten.
Maar gelukkig weten we ook
dat de fout bij ons ligt en dat de
mentaliteit van deze tijd de oor
zaak is van een dikwijls lauw en
verwaterd christendom. En dat
we dit weten is een groot geluk,
want het is de voorwaarde om nu
met Pasen de nieuwe mens aan
te trekken en in de ware geest
van een diep en nederig geloof
de Verlossing te vieren. JHet we
ten dat we persoonlijk hebben ge
faald, zal een sterke steun zijn in
onze oprechte pogingen om de
nieuwe mens, die we met Pasen
zullen zijn, zo lang mogelijk te
handhaven. We zullen falen in
de toekomst, ieder van ons, nog
vele malen, maar in elke val ligt
door GoiSs liefde de opstanding,
die Sint Paulus deed zeggen
„Waarachtig is het woord en vol
komen geloofwaardig: dat Chris
tus Jesus in de wereld is geko
men om de zondaars te redden.
Ik ben de grootste onder hen
maar daarom juist heb ik ont
ferming gevonden opdat aan mij,
den grootste, Jezus Christus Zijn
volle lankmoedigheid zou tonen,
als voorbeeld voor hen, die in
Hem zullen geloven ten eeuwi
gen leven."
Moge ons allen in deze geest
een Zalig Paasfeest ten deel val
len
dat praktisch louter uit feestda
gen bestaat. Met Kerstmis knab
belden zij een blaadje extra naar
binnen en met Pasen maakten zij
'n buitelingetje meer, maar daar
bleef het dan ook bij.
De hazen werden pas goed
doordrongen van het kerstfeest
toen de mens voor de versiering
van zijn kersttafel het oog op de
haas liet vallen. Dit bracht een
grote consternatie onder het ha-
zenvolk teweeg en het merendeel
der hazen zorgt er dan ook angst
vallig voor met Kerstmis buiten
schot te blijven. Sinds die dag is
Kerstmis voor de hazen dan ook
geen feestdag meer. Doch ook
onder het hazenvolk vindt men
talloze eigenwijze wipstaarten die
tijdens de kersttijd toch 'n uit
stapje wagen, daarbij te zeer ver
trouwende op hun snelle benen.
Zij behoren tot de groep der
Kersthazen. De Kersthaas onder
scheidt zich van de gewone haas
door het feit dat hij niet aan de
viering van Kerstmis toekomt.
Als het groen de woningen der
mensen siert en de kaarsjes flon
keren tussen de groene takken
van de kerstboom en iedereen
zingt van „Vrede op aarde" hangt
zijn jasje aan een spijker in de
schuur en ligt hij zelf in opper
ste vrede bruin en glimmend in
de pan te dampen. Biologisch is
er dus tussen de Kersthaas en de
gewone haas dit verschil, dat de
een dood en de ander levend is.
PAASHAAS.
Met de Paashaas ligt de zaak
heel anders. Hij is ontstaan in de
tijd toen de mens ook voor zijn
Paasmaal een sterke voorkeur
voor de haas aan de dag legde,
hetgeen voor veel hazen echter
geen aanleiding was om in de
Paastijd thuis te blijven. Qua
roekeloosheid valt de Paashaas
dus onder de Kersthazen te rang-
schied zijn in het jaar 326, toen
de H. Helena in het H. Land ver
toefde. Volgens de traditie wer
den toen drie kruisen gevonden,
maar hoe nu met zekerheid te
bepalen, welk van de drie 't ware
Kruis des Heren was, omdat de
kruistitel „Jezus Nazarenus Rex
Judaeorum" er niet meer aan be
vestigd was. Daarom heeft men
een zieke of zoals anderen ver
tellen, een dode op het kruishout
gelegd en aanstonds bij de aan
raking van het laatste kruis ge
nas de zieke of keerde de dode
tot het leven terug. Ongelukkig
heeft zich ook van deze in de
ogen van historici belangrijke ge
beurtenis de legende meester ge
maakt en hopeloze verwarring
gesticht, die nauwelijks meer te
achterhalen valt.
Ook tegen deze legende zijn
echter bezwaren aan te voeren.
St. Ambrosius en St. Joannes
Chrysostomus zijn n.l. de eersten
die ongeveer in 395 de kruisvin
ding aan de H. Helena toeschrij
ven. Alhoewel dit minstens 65
rond het H. Kruis des Heren.
Geen gebeurtenis ter wereld is
ooit meer het onderwerp yan ge
sprek geweest als wel liet Lijden
en de Dood van onze Zaligmaker
Jezus Christus.
Allen zijn wij het over dit ene
punt eens: Jezus Christus heett
de laatste druppel van Zijn bloed
vergoten en is gestorven voor de
verlossing der wereld. Allen zijn
wij diep 'getroffen wanneer we
op Goede Vrijdag bij de kruis
verering 't „Ecce lignum crucis
„Ziehier het kruishout horen
zingen.
Bij U allen zal echter de vraag
wel eens opgeweld zijn, waar dat
kruis eigenlijk gebleven is, na
dat Jezus er aan gestorven was.
Zo goed als zeker werden de
drie kruisen, nadat de lichamen
waren afgenomen, in een kuil
geworpen en begraven. Dier is
het dan ook aan te danken, dat
ze bij de verwoesting van Jeru
zalem in het jaar 70 na Christus
bewaard zijn gebleven. Bij de we
deropbouw van de totaal ver
woeste stad heeft men dit
staat historisch vast op hol-
gotha een Venustempel laten
bouwen, die door keizer Constan-
tijn werd afgebroken en vervan
gen werd door een kerk.
Werd toen het H. Kruis gevon
den
St. Cyrillus, de bisschop van
Jeruzalem, deelt in een getuige
nis, die historisch volkomen be
trouwbaar wordt geacht mee, dat
het in 348 reeds geruime tijd ge
vonden was en dat toen verschij-
lende partikels over de wereld
verspreid waren. Nu zijn er drie
legenden, die ons inlichten, wan
neer deze kostbare relikwie werd
gevonden.
De eerste legende schrijft de
vinding van het H. Kruis toe aan
Protoiiica, gemalin van de vice-
keizer Claudius, onder de rege
ring van Tilberius en het epis
copaat van de Apostel Jacobus,
dus in de eerste eeuw van de
Kerk. Omdat volgens deze legen
de het H. Kruis weer verloren
zou zijn gegaan, wordt deze le
gende in wetenschappelijke krin
gen als onaannemelijk bestem
peld. Ook de legende, dat een
Jood, Judas genaamd, op bevel
van de H. Helena, de moeder van
keizer Constantijn, naar 't kruis
gezocht zou hebben en het ge
vonden zou hebben, wordt on
aannemelijk geacht.
Geheel anders is het met de
zogenaamde Helena-legende ge
stéld. Deze kruisvinding zou ge-
jaar na datum is de H. Helena
stierf in 330 is er een ander
punt, dat deze Helena-legende op
wankele basis zet. In „het leven
van Constantijn" door Eusebius
van Caesarea geschreven, wordt
uitvoerig over Helena gesproken
maar er wordt geen woord van
de kruisvinding gezegd. Een der
gelijke treffende gebeurtenis in
het nabije Jeruzalem moest hij
vernomen hebben en kan hij niet
onvermeld gelaten hebben.
We kunnen dus niet met his
torische zekerheid vaststellen,
wanneer het Kruis gevonden is,
wel dat het allerkostbaarst reli
kwie teruggevonden is.
Negen a tien millioen mm3
hout 'van het H. Kruis is nu reeds
over de wereld verspreid, terwijl
een kruis van 3 a 4 meter zeker
571/2 millioen mm3 inhoudt. De
rest is dus vermoedelijk in de
loop der eeuwen verloren ge
gaan. Het enige wat wij vrij ze
ker omtrent de kruisvinding
thans weten, is, dat het H. Kruis
heel kort na 337 gevonden moet
zijn. Dat men vrij snoedig de
naam van Helena met die vondst
in verband bracht, is te begrij
pen. omdat haar vrome zorg voor
de heilige plaatsen sterk in de
herinnering voortleefde.
Leven en streven van een slimme figuur.
Telkenjare omstreeks Pasen wordt onze samen
leving verrijkt met een figuur, die zich door
zijn feestelijk voorkomen en royale vrijgevig
heid in aller belangstelling en genegenheid mag
verheugen. Wij doelen hiermee op de Paashaas,
die ook in deze dagen weer het hart van jong
en oud verblijdt. Hoewel de Paashaas in zijn
verschijningsvorm genoegzaam bekend is, zijner
toch nog redenen te over die de vraag motive
ren: Wie is deze Paashaas en wat beoogt dit
dier met zijn vanuit hazenstandpunt geziene
vreemdsoortige gedragingen?
Het antwoord op deze actuele vragen voert ons terug naar het
prille begin der hazengeschiedenis. En wij geloven dan ook wel
dat iedereen iets kan opsteken van onderstaand relaas, dat ons
meer moeite heeft gekost dan men zo op het oog zou vermoeden.
Hazen zijn moeilijk te interviewen, omdat zij aanmerkelijk snel
ler zijn dan wij, en als men ze eenmaal te pakken heeft, dan blij
ken zij niet tot de mededeelzaamste wezens te behoren.
OORSPRONKELIJK
ÉÉN SOORT.
Oorspronkelijk was er maar
één soort hazen, n.l. de gewone
haas of lepus europaeus. Óp een
enkel buitenbeentje na waren er
dan ook geen biologische ver
schillen onder de hazen te con
stateren. Zij hadden allemaal
vier poten, twee lange oren en
een hazenhart. Daarmee waren
ze dik tevreden en ze vermaakten
zich opperbest in Gods wijde na
tuur waar altijd wel een groen
blaadje te vinden was. Er waren
maar heel weinig hazen die wis
ten wanneer het Kerstmis en Pa
sen was, omdat hazen er een heel
ander kalenderjaar op na houden
schikken, doch zijn slimheid
heeft hem onsterfelijkheid gega
randeerd. De Paashaas is dus 'n
verbeterde Kersthaas. De ge
schiedenis van het ontstaan van
de Paashaas is kort, maar ge
tuigt van de scherpte van het
hazenverstand.
Een jonge eigenwijze haas lieD
eens heel lang geleden vlak voor
Pasen vrolijk marcherend door
bos en beemd. Wel had inen met
man en macht getracht om hem
in het leger te houden, maar hij
had alle raadgevingen en waar
schuwingen in de wind geslagen
en was er op uitgetrokken. Het
was heerliik voorjaarsweer en er
was geen wolkje aan de hemel te
zien. De vreugde was echter niet
van lange duur. Terwijl de eigern
wijze haas langs een boerderij
liep, vingen zijn lange oren het
gedruis van vele jagers op. Wat
nu? Weglopen? Te laat! Elk
ogenblik kon nu het fatale schot
losbrandenMaas juist op dat
ogenblik passeerde een kip die
met een mandje met eieren op
weg was naar de markt. Blik
semsnel overzag de haas de si
tuatie en grinnikte. Hij rende op
de kip toe, nam haar 't mandje
uit de vleugel en marcheerde toen
op zijn achterpoten en met het
mandje op zijn rug onverstoord
verder. Het dodelijke schot viel
niet, want de jagers waren zo
verbouwereerd dat het geweer
i hun uit de handen viel. De haas
I kwam ongedeerd op de markt
j aan en verkocht zijn eieren voor
goed geld, waarmee hij 'n vrien-
din van gelijke opvattingen over-
j haalde om zich af te scheiden
van de gewone hazen en het volk
i van de Paashazen te stichten.
Alzo geschiedde. Met een mandje
op hun rug en op achterpoten
lopend vertrokken zij naar een
ver land, waar zij aan vele Paas
hazen het levenslicht schonken.
LEVEN EN STREVEN.
Het leven en streven van de
Paashazen richt zich geheel op
de menselijke Paasviering. Zij
doen dit omdat zij daar aardig
heid in hebben, niet uit genegen
heid voor ons, maar als herinne
ring aan de kostelijke grap die
zij eertijds met de mens hebben
uitgehaald. De Paashaas komt
dus elk jaar niets anders doen
dan ons een beetje voor de mal
houden, maar in dit opzicht is de
mens gelukkig een goede verlie
zer, want geen jager zal de hand
opheffen tegen de Paashaas.
Buiten de Paastijd houden de
Paashazen zich bezig met het be
schilderen van Paaseieren.
Dit is dan in het kort de ge
schiedenis van de Paashaas, die
zich biologisch van de gewone
hazen onderscheidt door het feit
dat hij op zijn achterbenen loopt
en zich voedt met eieren en der
halve een nauwe relatie met de
kip onderhoudt.
Maar wat voor haas ge ook te
gen komt, spreek hem nooit aan
met „konijn" (oryctolagus cuni-
culus), want er is geen dier
waaraan een haas 'n grotere he
kel heeft dan aan een konijn.
„Lelijk konijn!" is in de hazen-
wereld het grootste scheldwoord
dat er bestaat en als ge dat dan
ook tegen de Paashaas zegt, dan
kunt ge uw paaseieren wel ver
geten
Elke twee maanden ging Pjotr
Igor Balkoesjin, de houthan
delaar, naar de stad om rekenin
gen te innen. Veel liever zou hij
elke maand gaan, maar het was
prettig tegen iedereen te kunnen
zeggen„Och, dat geld komt wel,
ik zit er niet om verlegen." Zijn
ij delheid temperde zijn hebzucht
en andersom, zodat hij in Kirov
de naam had van een rijk en
lankmoedig man en in de stad
die van een welwillend leveran
cier.
Omdat het een rit van bijna
een dag was van Kirov naar de
stad, spande Pjotr dan in alle
vroegte zijn mooie zwarte hengst
voor zijn koets of slee en reed
luid roepend: „Wie heeft er nog
iets nodig uit de stadhet dorp
door. En er waren altijd heel wat
mensen die van Pjotr's aanbod
een dankbaar gebruik maakten,
want de reis per postkoets was
duur en op deze manier konden
zij wat extra geld besteden voor
iets moois of een klein geschenk.
Daar zij de prijzen in de stad niet
kenden, wisten zij niet dat Pjotr
hun deze diensten niet voor niets
bewees. En de houthandelaar
maakte hen niet wijzer. Nauw
keurig noteerde hij al hun wen
sen en dreef dan lachend zijn vu
rig paard in snelle vaart door de
smalle dorpsstraat, nagewuifd
door de dorpelingen die hem hun
geld hadden toevertrouwd. In die
ogenblikken voelde hij zich meer
dan ooit de vader en de belang
rijkste man van Kirov.
Toen, op een koude herfstmid
dag, keerde Pjotr Balkoesjin
niet alleen terug in het dorp.
Naast hem, gewikkeld in 'n zwa
re reisdeken, zat een jongen. Hij
scheen dood, zó bleek was hij en
zó diep dagen de donkere ogen
weggezonken in het smalle, ver
magerde gezicht. Hij bewoog niet
maar staarde strak voor zich uit
naar iets dat alleen maar voel
baar en niet zichtbaar scheen.
Pjotr reed opzettelijk lang
zaam het dorp binnen, zodat ie
dereen goed kon zien dat hij niet
alleen was en op het pleintje
voor zijn huis treuzelde hij net
zo lang met wenden en keren tot
er van alle kanten mensen toege
lopen waren die wilden weten
wat er aan de hand was.
Met 'n verontwaardigd gezicht
stapte Pjotr uit, hetgeen niet zo
gemakkelijk ging want hij at en
dronk meer dan goed en nodig
was.
„God en alle Heiligen mogen
mij vergeven, maar 't zijn schur
ken!' riep hij zodra hij met bei
de benen op de grond stond.
„Waarachtig, het zijn schurken
en goddelozen daar in de stad!
Ze hebben maling aan goede wer
ken en de geboden kennen ze
niet meer!"
Er, steeg een afkeurend gemom
pel óp, want alles wat Pjotr Bal
koesjin zei, werd bijna door ie
dereen voor waarheid aangeno
men.
„Het is een schande, vadertje
Pjotr!" riep Iwan Goezenkov die
de houthandelaar al drie maan
den huur schuldig was.
„Een schande?" zuchtte de dik
ke Pjotr, zich met een grote zak
doek door het gezicht wrijvend,
„veel erger, kinderenHet is God
verzoeken en daarom mogen wij
hier in Kirov wel dankbaar zijn
dat wij nog vroom en menslie
vend zijn en aan de pope, ons
goed Vadertje Wassilev, geven
wat hem toekomt en elkaar het
vel niet over de oren halen."
„Pjotr Balkoesjin vindt 't vast
jammer dat hij ook nog geen po^
pe is", merkte de smid Alexej
Alexandrowitsj op. Alexej had
't niet erg begrepen op de mens
lievendheid van de houthande
laar, doch zolang hij niets kon
aantonen werden zijn spotternij
en hem alleen maar kwalijk ge
nomen.
„Wil Alexej Alexandrowitsj,
onze geachte smid, misschien
ook even luisteren?" ging Pjotr
met een zuur lachje verder, „of
kan het hem niet schelen dat de
geboden van God vertrapt wor
den?" Iedereen keek boos eti
brommend naar de smid en Anna
Wersajawa, een oude vrijster,
schudde haar vuist en riep: „Hou
je mond, Alexej Alexandrowitsj,
of ga anders naar huis! Je bent
een duivelskind en ik hoop dat
God je zwaar zal straffen!"
Alexej krabde afwezig door
zijn dikke bruine haar en de
houthandelaar ging tevreden ver
der. „Toen ik gisteren nieuwe
bestellingen had opgenomen bij
Lwov, de grote meubelfabriek,
zag ik bij het wegrijden een jon
gen liggen. Niet in bed, kinderen
en ook niet in het zachte gras,
maar op straat, in de modder.
En de mensen liepen hem ge
woon voorbij alsof er niets aan
de hand was. Pjotr Balkoesjin,
zei ik toen tegen me zelf, die jon
gen is gevallen, hij zal direct op
staan, het slijk van zijn kleren
vegen en naar huis gaan, want
niemand gaat met dit weer voor
zijn plezier in de modder liggen.
Maar hij bleef liggen en verroer
de zich niet. Ik stapte uit om te
zien of hij misschien iets gebro
ken had, maar toen ik hem aan
raakte, bemerkte ik dat hij be
wusteloos was. Hij was verhon
gerd en verkleumd, kinderen, en
de mensen gingen hem voorbij
alsof hij een hond was. Zelfs de
duivel zou hem nog een stuk
brood gegeven hebben als ik dat
zeggen mag. Pjotr Balkoesjin zei
ik toen weer tegen mezelf, dit is
duivelswerk, dit is de liefde van
slangengedrochten, dit is een ver-
schrikkeliike vloek tegen God,
die deze stad zwaarder zal straf
fen dan alle zonden van Rusland
bij elkaar."
Hier zweeg de houthandelaar
om de mensen gelegenheid te ge
ven hun instemming te betuigen.
„Het is vreselijk! Het is een
ontzettende zondeGod zal de
stad verdelgen!" werd er van al
le kanten geroepen. En Iwan Goe
zenkov vroeg: „En wat hebt gij
toen gedaan, vadertje Pjotr? Ge
hebt hem in uw koets gedragen,
hem verzorgd en nieuwe kleren
gegeven nietwaar vadertje Pjotr?
En ge heb hem meegebracht naar
Kirov en ge zult hem in uw huis
laten wonen, want ge zoudt er al
uw levensdagen spijt van hebben
ais ge dat niet had gedaan, is het
niet, vadertje Pjotr?"
De houthandelaar glimlachte
even en zei toen ernstig: „Ja, dat
heb ik gedaan, kinderen, want
ofschoon ik een zondig mens
ben, tracht ik toch altijd de ge-
Boden Gods te onderhouden."
„God zal u lonen, Pjotr Bal
koesjin", zuchtte Anna Wersaja
wa en zij kuste eerbiedig de hand
van de houthandelaar, die zich
dit protesterend liet welgevallen.
Dan keerde hij zich om en riep:
„Stap maar eens uit, Sascha Iwa-
nowitsj, en laat je zien aan je
nieuwe vrienden die je niet aan
je lot zullen overlaten."
De jongen in de koets sloeg de
reisdeken opzij en stapte toen
heel voorzichtig en steunend op
de arm van de houthandelaar uit.
Er trok een glimlach over zijn
smal, bleek gezicht en hij knikte
schuchter toen de mensen zeiden
„Wees welkom in Kirov, Sascha
Iwanowitsj."
gascha Iwanowitsj werd de na
gel aan de doodkist van Pjotr
Igor Balkoesjin. Want toen de
winter voorbij was en het werk
overal met nieuwe kracht werd
hervat, bleek al spoedig dat Sa
scha ongeschikt was voor elk
werk. In het bos kon hij geen bijl
of zaag vasthouden en hij zou dat
ook wel nooit leren, daarvoor
was hij te onhandig. Hij was te
zwak en te stuntelig voor 't aan-
eenbinden tot vlotten van de
zware stammen die van de heu
velhellingen omlaag rolden en
met een zwaar gedruis van op
spattend water in 't meer plons
ten. En zelfs voor de lichte werk
zaamheden in de werkplaats ach
ter Balkoesjin's huis deugde hij
niet. Hij was niet lui of onwillig
maar midden onder het werk
bleef hij soms plotseling staan,
alsof een onzichtbare macht hem
tegen hield. Dan ging hij zitten
waar hij stond en staarde ver
voor zich uit en soms leek het
dan alsof hij wonderlijke dingen
zag gebeuren, want dan straalden
zijn donkere ogen met een lichte
glans die iedereen verbaasde. En
daarom werd hij al spoedig „Sa
scha de Dromer" genoemd, die
door sommigen met een schou
derophalen, maar door anderen
weer met vriendelijke blikken
werd nagekeken.
Balkoesjin bekende zichzelf
dat hij voor het eerst in zijn le
ven een misrekening gemaakt
had.
VRIJDAG 30 MAART 1956
Uitgever
Waalwijk»? Stoomdrukkerij
Antoon Tieiea
t hoofdredacteur
JAN TDELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week.
DE ECHO WIET ZUIDEN
79e JAARGANG No. 25
Abonnement
19 cent per week
f 2.45 per kwartaal
f 2.70 franco p. p.
Advertentieprijs
10 cent per m.m.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
Bureaux: GR0TESTRA4X 205, WAALWIJK TEL. 2S21
Dr van BEURDENSTRAAT 8, KAATSHEUVEL TEL. 2802.
OPGERICHT 1873
TELEGR.- ADRES „ECHO"
s>
DE FLIITSPELER M KIROV.
Qen paaaoerteLling uit het
oude ^Quóland,