Waalwijkse en La Courant e nieuwe HISTORIE EN LEGENDE clOie ló de ^Paaókaaó 1 ]y|orgéïi, Paas-zaterdag, is vooi ons cristenen, een dag van de diepste rouw. Wij verwijven dan rond hei graf van Cliristus en gedenken Zijn lijden en dood, die ook ons lijden en onze dood zijn, want mèt Christus zijn ook wij gestorven. De zonde, cue Hem in u'c dood gevoerd heelt, heeft ook ons uoen sterven. hn daarom viert de Kerk (en de tverk dat zijn wijj morgen in ae Jfaaswake de overgang van de oood naar de verrijzenis, omdat ook wij mèt Christus zullen ver rijzen. Het Kaasmysterie heeft zien niet ver van ons voltrokken, maar in ons: mèt Christus zijn Wij gestorven en mèt Christus zuilen wij verrijzen. De oude, zondige en onvolkomen mens is m ons gestorven en op Paasmor- gen zuuen wij in Christus als '11 nieuw mens verrijzen, gezuiverd van alie zonden. Hoe meer wij hierover naden ken, hoe dieper wij er van door drongen worden wat het zeggen wil een nieuwe mens te zijn. Het besef dat wij deel hehnen aan de volmaakte zuiverheid van Chris tus' verheerlijkt lichaam, doet n intense vreugde in ons leven, maar tegelijkertijd weten wij welke verplichtingen ons in deze nieuwe mens wachten, want „Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet voor zichzelf zou den leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en verre zen." Pasen is de opstanding uit de eeuwige dood van de zonde, die onherroepelijk stond tussen God en de mens; het is de eerste dag van een nieuw eeuwig leven, dat Christus ons door Zijn bloed heeft gegeven. 'n Nieuw, helemaal nieuw mens zijn we op deze Paasmorgen, van wie Sint Paulus zegt: „Met be trekking tot uw vroeger.gedrag moet gij den ouden mens afleg gen, 'die door bedriegelijke be geerten te gronde gaat; gij moet u vernieuwen naar de inwendige geest; gij moet den nieuwen mens 'aantrekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtig heid en heiligheid." Als we ons op deze woorden werkelijk diep bezinnen, dan komt welhaast onvermijdelijk deze vraag naar voren: Kan een mens dat nog wel in deze tijd Staat deze tijd van materialisme en a-religieuze tendenzen nog wel toe dat wij ons vernieuwen naar de inwendige geest? Zijn deze woorden niet verouderd, omdat zij gesproken zijn in dagen waar in 'het leven trager en simpeler was en meer ruimte liet voor in keer en godsdienstig leven Inderdaad zit er ergens een fout, een mentaliteit die aan het Paasgebeuren de dwingende rea liteit heeft ontnomen, die het voor de Christenen uit vroeger eeuwen wel heeft bezeten. Maar gelukkig weten we ook dat de fout bij ons ligt en dat de mentaliteit van deze tijd de oor zaak is van een dikwijls lauw en verwaterd christendom. En dat we dit weten is een groot geluk, want het is de voorwaarde om nu met Pasen de nieuwe mens aan te trekken en in de ware geest van een diep en nederig geloof de Verlossing te vieren. JHet we ten dat we persoonlijk hebben ge faald, zal een sterke steun zijn in onze oprechte pogingen om de nieuwe mens, die we met Pasen zullen zijn, zo lang mogelijk te handhaven. We zullen falen in de toekomst, ieder van ons, nog vele malen, maar in elke val ligt door GoiSs liefde de opstanding, die Sint Paulus deed zeggen „Waarachtig is het woord en vol komen geloofwaardig: dat Chris tus Jesus in de wereld is geko men om de zondaars te redden. Ik ben de grootste onder hen maar daarom juist heb ik ont ferming gevonden opdat aan mij, den grootste, Jezus Christus Zijn volle lankmoedigheid zou tonen, als voorbeeld voor hen, die in Hem zullen geloven ten eeuwi gen leven." Moge ons allen in deze geest een Zalig Paasfeest ten deel val len dat praktisch louter uit feestda gen bestaat. Met Kerstmis knab belden zij een blaadje extra naar binnen en met Pasen maakten zij 'n buitelingetje meer, maar daar bleef het dan ook bij. De hazen werden pas goed doordrongen van het kerstfeest toen de mens voor de versiering van zijn kersttafel het oog op de haas liet vallen. Dit bracht een grote consternatie onder het ha- zenvolk teweeg en het merendeel der hazen zorgt er dan ook angst vallig voor met Kerstmis buiten schot te blijven. Sinds die dag is Kerstmis voor de hazen dan ook geen feestdag meer. Doch ook onder het hazenvolk vindt men talloze eigenwijze wipstaarten die tijdens de kersttijd toch 'n uit stapje wagen, daarbij te zeer ver trouwende op hun snelle benen. Zij behoren tot de groep der Kersthazen. De Kersthaas onder scheidt zich van de gewone haas door het feit dat hij niet aan de viering van Kerstmis toekomt. Als het groen de woningen der mensen siert en de kaarsjes flon keren tussen de groene takken van de kerstboom en iedereen zingt van „Vrede op aarde" hangt zijn jasje aan een spijker in de schuur en ligt hij zelf in opper ste vrede bruin en glimmend in de pan te dampen. Biologisch is er dus tussen de Kersthaas en de gewone haas dit verschil, dat de een dood en de ander levend is. PAASHAAS. Met de Paashaas ligt de zaak heel anders. Hij is ontstaan in de tijd toen de mens ook voor zijn Paasmaal een sterke voorkeur voor de haas aan de dag legde, hetgeen voor veel hazen echter geen aanleiding was om in de Paastijd thuis te blijven. Qua roekeloosheid valt de Paashaas dus onder de Kersthazen te rang- schied zijn in het jaar 326, toen de H. Helena in het H. Land ver toefde. Volgens de traditie wer den toen drie kruisen gevonden, maar hoe nu met zekerheid te bepalen, welk van de drie 't ware Kruis des Heren was, omdat de kruistitel „Jezus Nazarenus Rex Judaeorum" er niet meer aan be vestigd was. Daarom heeft men een zieke of zoals anderen ver tellen, een dode op het kruishout gelegd en aanstonds bij de aan raking van het laatste kruis ge nas de zieke of keerde de dode tot het leven terug. Ongelukkig heeft zich ook van deze in de ogen van historici belangrijke ge beurtenis de legende meester ge maakt en hopeloze verwarring gesticht, die nauwelijks meer te achterhalen valt. Ook tegen deze legende zijn echter bezwaren aan te voeren. St. Ambrosius en St. Joannes Chrysostomus zijn n.l. de eersten die ongeveer in 395 de kruisvin ding aan de H. Helena toeschrij ven. Alhoewel dit minstens 65 rond het H. Kruis des Heren. Geen gebeurtenis ter wereld is ooit meer het onderwerp yan ge sprek geweest als wel liet Lijden en de Dood van onze Zaligmaker Jezus Christus. Allen zijn wij het over dit ene punt eens: Jezus Christus heett de laatste druppel van Zijn bloed vergoten en is gestorven voor de verlossing der wereld. Allen zijn wij diep 'getroffen wanneer we op Goede Vrijdag bij de kruis verering 't „Ecce lignum crucis „Ziehier het kruishout horen zingen. Bij U allen zal echter de vraag wel eens opgeweld zijn, waar dat kruis eigenlijk gebleven is, na dat Jezus er aan gestorven was. Zo goed als zeker werden de drie kruisen, nadat de lichamen waren afgenomen, in een kuil geworpen en begraven. Dier is het dan ook aan te danken, dat ze bij de verwoesting van Jeru zalem in het jaar 70 na Christus bewaard zijn gebleven. Bij de we deropbouw van de totaal ver woeste stad heeft men dit staat historisch vast op hol- gotha een Venustempel laten bouwen, die door keizer Constan- tijn werd afgebroken en vervan gen werd door een kerk. Werd toen het H. Kruis gevon den St. Cyrillus, de bisschop van Jeruzalem, deelt in een getuige nis, die historisch volkomen be trouwbaar wordt geacht mee, dat het in 348 reeds geruime tijd ge vonden was en dat toen verschij- lende partikels over de wereld verspreid waren. Nu zijn er drie legenden, die ons inlichten, wan neer deze kostbare relikwie werd gevonden. De eerste legende schrijft de vinding van het H. Kruis toe aan Protoiiica, gemalin van de vice- keizer Claudius, onder de rege ring van Tilberius en het epis copaat van de Apostel Jacobus, dus in de eerste eeuw van de Kerk. Omdat volgens deze legen de het H. Kruis weer verloren zou zijn gegaan, wordt deze le gende in wetenschappelijke krin gen als onaannemelijk bestem peld. Ook de legende, dat een Jood, Judas genaamd, op bevel van de H. Helena, de moeder van keizer Constantijn, naar 't kruis gezocht zou hebben en het ge vonden zou hebben, wordt on aannemelijk geacht. Geheel anders is het met de zogenaamde Helena-legende ge stéld. Deze kruisvinding zou ge- jaar na datum is de H. Helena stierf in 330 is er een ander punt, dat deze Helena-legende op wankele basis zet. In „het leven van Constantijn" door Eusebius van Caesarea geschreven, wordt uitvoerig over Helena gesproken maar er wordt geen woord van de kruisvinding gezegd. Een der gelijke treffende gebeurtenis in het nabije Jeruzalem moest hij vernomen hebben en kan hij niet onvermeld gelaten hebben. We kunnen dus niet met his torische zekerheid vaststellen, wanneer het Kruis gevonden is, wel dat het allerkostbaarst reli kwie teruggevonden is. Negen a tien millioen mm3 hout 'van het H. Kruis is nu reeds over de wereld verspreid, terwijl een kruis van 3 a 4 meter zeker 571/2 millioen mm3 inhoudt. De rest is dus vermoedelijk in de loop der eeuwen verloren ge gaan. Het enige wat wij vrij ze ker omtrent de kruisvinding thans weten, is, dat het H. Kruis heel kort na 337 gevonden moet zijn. Dat men vrij snoedig de naam van Helena met die vondst in verband bracht, is te begrij pen. omdat haar vrome zorg voor de heilige plaatsen sterk in de herinnering voortleefde. Leven en streven van een slimme figuur. Telkenjare omstreeks Pasen wordt onze samen leving verrijkt met een figuur, die zich door zijn feestelijk voorkomen en royale vrijgevig heid in aller belangstelling en genegenheid mag verheugen. Wij doelen hiermee op de Paashaas, die ook in deze dagen weer het hart van jong en oud verblijdt. Hoewel de Paashaas in zijn verschijningsvorm genoegzaam bekend is, zijner toch nog redenen te over die de vraag motive ren: Wie is deze Paashaas en wat beoogt dit dier met zijn vanuit hazenstandpunt geziene vreemdsoortige gedragingen? Het antwoord op deze actuele vragen voert ons terug naar het prille begin der hazengeschiedenis. En wij geloven dan ook wel dat iedereen iets kan opsteken van onderstaand relaas, dat ons meer moeite heeft gekost dan men zo op het oog zou vermoeden. Hazen zijn moeilijk te interviewen, omdat zij aanmerkelijk snel ler zijn dan wij, en als men ze eenmaal te pakken heeft, dan blij ken zij niet tot de mededeelzaamste wezens te behoren. OORSPRONKELIJK ÉÉN SOORT. Oorspronkelijk was er maar één soort hazen, n.l. de gewone haas of lepus europaeus. Óp een enkel buitenbeentje na waren er dan ook geen biologische ver schillen onder de hazen te con stateren. Zij hadden allemaal vier poten, twee lange oren en een hazenhart. Daarmee waren ze dik tevreden en ze vermaakten zich opperbest in Gods wijde na tuur waar altijd wel een groen blaadje te vinden was. Er waren maar heel weinig hazen die wis ten wanneer het Kerstmis en Pa sen was, omdat hazen er een heel ander kalenderjaar op na houden schikken, doch zijn slimheid heeft hem onsterfelijkheid gega randeerd. De Paashaas is dus 'n verbeterde Kersthaas. De ge schiedenis van het ontstaan van de Paashaas is kort, maar ge tuigt van de scherpte van het hazenverstand. Een jonge eigenwijze haas lieD eens heel lang geleden vlak voor Pasen vrolijk marcherend door bos en beemd. Wel had inen met man en macht getracht om hem in het leger te houden, maar hij had alle raadgevingen en waar schuwingen in de wind geslagen en was er op uitgetrokken. Het was heerliik voorjaarsweer en er was geen wolkje aan de hemel te zien. De vreugde was echter niet van lange duur. Terwijl de eigern wijze haas langs een boerderij liep, vingen zijn lange oren het gedruis van vele jagers op. Wat nu? Weglopen? Te laat! Elk ogenblik kon nu het fatale schot losbrandenMaas juist op dat ogenblik passeerde een kip die met een mandje met eieren op weg was naar de markt. Blik semsnel overzag de haas de si tuatie en grinnikte. Hij rende op de kip toe, nam haar 't mandje uit de vleugel en marcheerde toen op zijn achterpoten en met het mandje op zijn rug onverstoord verder. Het dodelijke schot viel niet, want de jagers waren zo verbouwereerd dat het geweer i hun uit de handen viel. De haas I kwam ongedeerd op de markt j aan en verkocht zijn eieren voor goed geld, waarmee hij 'n vrien- din van gelijke opvattingen over- j haalde om zich af te scheiden van de gewone hazen en het volk i van de Paashazen te stichten. Alzo geschiedde. Met een mandje op hun rug en op achterpoten lopend vertrokken zij naar een ver land, waar zij aan vele Paas hazen het levenslicht schonken. LEVEN EN STREVEN. Het leven en streven van de Paashazen richt zich geheel op de menselijke Paasviering. Zij doen dit omdat zij daar aardig heid in hebben, niet uit genegen heid voor ons, maar als herinne ring aan de kostelijke grap die zij eertijds met de mens hebben uitgehaald. De Paashaas komt dus elk jaar niets anders doen dan ons een beetje voor de mal houden, maar in dit opzicht is de mens gelukkig een goede verlie zer, want geen jager zal de hand opheffen tegen de Paashaas. Buiten de Paastijd houden de Paashazen zich bezig met het be schilderen van Paaseieren. Dit is dan in het kort de ge schiedenis van de Paashaas, die zich biologisch van de gewone hazen onderscheidt door het feit dat hij op zijn achterbenen loopt en zich voedt met eieren en der halve een nauwe relatie met de kip onderhoudt. Maar wat voor haas ge ook te gen komt, spreek hem nooit aan met „konijn" (oryctolagus cuni- culus), want er is geen dier waaraan een haas 'n grotere he kel heeft dan aan een konijn. „Lelijk konijn!" is in de hazen- wereld het grootste scheldwoord dat er bestaat en als ge dat dan ook tegen de Paashaas zegt, dan kunt ge uw paaseieren wel ver geten Elke twee maanden ging Pjotr Igor Balkoesjin, de houthan delaar, naar de stad om rekenin gen te innen. Veel liever zou hij elke maand gaan, maar het was prettig tegen iedereen te kunnen zeggen„Och, dat geld komt wel, ik zit er niet om verlegen." Zijn ij delheid temperde zijn hebzucht en andersom, zodat hij in Kirov de naam had van een rijk en lankmoedig man en in de stad die van een welwillend leveran cier. Omdat het een rit van bijna een dag was van Kirov naar de stad, spande Pjotr dan in alle vroegte zijn mooie zwarte hengst voor zijn koets of slee en reed luid roepend: „Wie heeft er nog iets nodig uit de stadhet dorp door. En er waren altijd heel wat mensen die van Pjotr's aanbod een dankbaar gebruik maakten, want de reis per postkoets was duur en op deze manier konden zij wat extra geld besteden voor iets moois of een klein geschenk. Daar zij de prijzen in de stad niet kenden, wisten zij niet dat Pjotr hun deze diensten niet voor niets bewees. En de houthandelaar maakte hen niet wijzer. Nauw keurig noteerde hij al hun wen sen en dreef dan lachend zijn vu rig paard in snelle vaart door de smalle dorpsstraat, nagewuifd door de dorpelingen die hem hun geld hadden toevertrouwd. In die ogenblikken voelde hij zich meer dan ooit de vader en de belang rijkste man van Kirov. Toen, op een koude herfstmid dag, keerde Pjotr Balkoesjin niet alleen terug in het dorp. Naast hem, gewikkeld in 'n zwa re reisdeken, zat een jongen. Hij scheen dood, zó bleek was hij en zó diep dagen de donkere ogen weggezonken in het smalle, ver magerde gezicht. Hij bewoog niet maar staarde strak voor zich uit naar iets dat alleen maar voel baar en niet zichtbaar scheen. Pjotr reed opzettelijk lang zaam het dorp binnen, zodat ie dereen goed kon zien dat hij niet alleen was en op het pleintje voor zijn huis treuzelde hij net zo lang met wenden en keren tot er van alle kanten mensen toege lopen waren die wilden weten wat er aan de hand was. Met 'n verontwaardigd gezicht stapte Pjotr uit, hetgeen niet zo gemakkelijk ging want hij at en dronk meer dan goed en nodig was. „God en alle Heiligen mogen mij vergeven, maar 't zijn schur ken!' riep hij zodra hij met bei de benen op de grond stond. „Waarachtig, het zijn schurken en goddelozen daar in de stad! Ze hebben maling aan goede wer ken en de geboden kennen ze niet meer!" Er, steeg een afkeurend gemom pel óp, want alles wat Pjotr Bal koesjin zei, werd bijna door ie dereen voor waarheid aangeno men. „Het is een schande, vadertje Pjotr!" riep Iwan Goezenkov die de houthandelaar al drie maan den huur schuldig was. „Een schande?" zuchtte de dik ke Pjotr, zich met een grote zak doek door het gezicht wrijvend, „veel erger, kinderenHet is God verzoeken en daarom mogen wij hier in Kirov wel dankbaar zijn dat wij nog vroom en menslie vend zijn en aan de pope, ons goed Vadertje Wassilev, geven wat hem toekomt en elkaar het vel niet over de oren halen." „Pjotr Balkoesjin vindt 't vast jammer dat hij ook nog geen po^ pe is", merkte de smid Alexej Alexandrowitsj op. Alexej had 't niet erg begrepen op de mens lievendheid van de houthande laar, doch zolang hij niets kon aantonen werden zijn spotternij en hem alleen maar kwalijk ge nomen. „Wil Alexej Alexandrowitsj, onze geachte smid, misschien ook even luisteren?" ging Pjotr met een zuur lachje verder, „of kan het hem niet schelen dat de geboden van God vertrapt wor den?" Iedereen keek boos eti brommend naar de smid en Anna Wersajawa, een oude vrijster, schudde haar vuist en riep: „Hou je mond, Alexej Alexandrowitsj, of ga anders naar huis! Je bent een duivelskind en ik hoop dat God je zwaar zal straffen!" Alexej krabde afwezig door zijn dikke bruine haar en de houthandelaar ging tevreden ver der. „Toen ik gisteren nieuwe bestellingen had opgenomen bij Lwov, de grote meubelfabriek, zag ik bij het wegrijden een jon gen liggen. Niet in bed, kinderen en ook niet in het zachte gras, maar op straat, in de modder. En de mensen liepen hem ge woon voorbij alsof er niets aan de hand was. Pjotr Balkoesjin, zei ik toen tegen me zelf, die jon gen is gevallen, hij zal direct op staan, het slijk van zijn kleren vegen en naar huis gaan, want niemand gaat met dit weer voor zijn plezier in de modder liggen. Maar hij bleef liggen en verroer de zich niet. Ik stapte uit om te zien of hij misschien iets gebro ken had, maar toen ik hem aan raakte, bemerkte ik dat hij be wusteloos was. Hij was verhon gerd en verkleumd, kinderen, en de mensen gingen hem voorbij alsof hij een hond was. Zelfs de duivel zou hem nog een stuk brood gegeven hebben als ik dat zeggen mag. Pjotr Balkoesjin zei ik toen weer tegen mezelf, dit is duivelswerk, dit is de liefde van slangengedrochten, dit is een ver- schrikkeliike vloek tegen God, die deze stad zwaarder zal straf fen dan alle zonden van Rusland bij elkaar." Hier zweeg de houthandelaar om de mensen gelegenheid te ge ven hun instemming te betuigen. „Het is vreselijk! Het is een ontzettende zondeGod zal de stad verdelgen!" werd er van al le kanten geroepen. En Iwan Goe zenkov vroeg: „En wat hebt gij toen gedaan, vadertje Pjotr? Ge hebt hem in uw koets gedragen, hem verzorgd en nieuwe kleren gegeven nietwaar vadertje Pjotr? En ge heb hem meegebracht naar Kirov en ge zult hem in uw huis laten wonen, want ge zoudt er al uw levensdagen spijt van hebben ais ge dat niet had gedaan, is het niet, vadertje Pjotr?" De houthandelaar glimlachte even en zei toen ernstig: „Ja, dat heb ik gedaan, kinderen, want ofschoon ik een zondig mens ben, tracht ik toch altijd de ge- Boden Gods te onderhouden." „God zal u lonen, Pjotr Bal koesjin", zuchtte Anna Wersaja wa en zij kuste eerbiedig de hand van de houthandelaar, die zich dit protesterend liet welgevallen. Dan keerde hij zich om en riep: „Stap maar eens uit, Sascha Iwa- nowitsj, en laat je zien aan je nieuwe vrienden die je niet aan je lot zullen overlaten." De jongen in de koets sloeg de reisdeken opzij en stapte toen heel voorzichtig en steunend op de arm van de houthandelaar uit. Er trok een glimlach over zijn smal, bleek gezicht en hij knikte schuchter toen de mensen zeiden „Wees welkom in Kirov, Sascha Iwanowitsj." gascha Iwanowitsj werd de na gel aan de doodkist van Pjotr Igor Balkoesjin. Want toen de winter voorbij was en het werk overal met nieuwe kracht werd hervat, bleek al spoedig dat Sa scha ongeschikt was voor elk werk. In het bos kon hij geen bijl of zaag vasthouden en hij zou dat ook wel nooit leren, daarvoor was hij te onhandig. Hij was te zwak en te stuntelig voor 't aan- eenbinden tot vlotten van de zware stammen die van de heu velhellingen omlaag rolden en met een zwaar gedruis van op spattend water in 't meer plons ten. En zelfs voor de lichte werk zaamheden in de werkplaats ach ter Balkoesjin's huis deugde hij niet. Hij was niet lui of onwillig maar midden onder het werk bleef hij soms plotseling staan, alsof een onzichtbare macht hem tegen hield. Dan ging hij zitten waar hij stond en staarde ver voor zich uit en soms leek het dan alsof hij wonderlijke dingen zag gebeuren, want dan straalden zijn donkere ogen met een lichte glans die iedereen verbaasde. En daarom werd hij al spoedig „Sa scha de Dromer" genoemd, die door sommigen met een schou derophalen, maar door anderen weer met vriendelijke blikken werd nagekeken. Balkoesjin bekende zichzelf dat hij voor het eerst in zijn le ven een misrekening gemaakt had. VRIJDAG 30 MAART 1956 Uitgever Waalwijk»? Stoomdrukkerij Antoon Tieiea t hoofdredacteur JAN TDELEN Dit blad verschijnt 2 x per week. DE ECHO WIET ZUIDEN 79e JAARGANG No. 25 Abonnement 19 cent per week f 2.45 per kwartaal f 2.70 franco p. p. Advertentieprijs 10 cent per m.m. Contract-advertenties speciaal tarief. Bureaux: GR0TESTRA4X 205, WAALWIJK TEL. 2S21 Dr van BEURDENSTRAAT 8, KAATSHEUVEL TEL. 2802. OPGERICHT 1873 TELEGR.- ADRES „ECHO" s> DE FLIITSPELER M KIROV. Qen paaaoerteLling uit het oude ^Quóland,

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1956 | | pagina 1