Waalwijkse en Langstraatse Courani
Nieuwjaarsrede
EERSTE OPENBARE VERGADERING VAN HET
BEDRIJFSCHAP VOOR DE SCHOENINDUSTRIE
A>
MAANDAG 21 JANUARI 1957
Uitgever:
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur:
JAN TIELEN
Dit blad
verschijnt 2 x per week.
DE ECHO UI HEI ZUIDEN
80e JAARGANG No. 6
Abonnement:
21 cent per week
per kwartaal f 2.70
2.95 franco p p.
Advertentieprijs:
10 cent per m.m.
Contract-advertenties
speciaal tarief
Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK
TEL. 2621
KAATSHEUVEL - TEL. 2002
Dr van BEURDENSTRAAT 8
OPGERICHT 1878
TELEGR.-ADRES: „ECHO"
uitgesproken in de openbare vergadering van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-
Brabant op 15 januari 1957, door de voorzitter van de
Kamer, de heer J. W. van Heesbeen.
(Vervolg).
Thans wil ik U gaarne in en
kele korte trekken de gang van
zaken in het bedrijfsleven in het
district van de Kamer schetsen,
zoals deze uit mededelingen van
het bedrijfsleven kan worden
afgeleid.
Schoenindustrie.
Voor de schoenindustrie was
ook 1956 weer een gunstig jaar.
Het gehele jaar was er een vrij
grote bedrijvigheid. De produc
tie van lederen schoeisel en le
deren pantoffels bedroeg in de
eerste negen maanden van 195b
12.217.000 paar, tegen 11.566.000
paar in de overeenkomstige pe
riode in 1955. De totale produc
tie van de bedrijfstak dus in
clusief niet-lederen schoeisel en
pantoffels bedroeg in de peri
ode januari t/m september 195b
18.390.000 paar; een vermeerde
ring ten opzichte van 1955 met
1.353.000 paar of bijna 8 Van
de voorheen zo gewone seizoens
fluctuaties is dan ook in het af
gelopen jaar - nu reeds voor de
derde achtereenvolgende maal
vrijwel niets merkbaar geweest.
Óndanks de verhoogde pro
ductie in 1956 bleek het echter
toch niet mogelijk geheel aan de
gestegen vraag te voldoen ook
hier moest het aanbod achter
blijven bij de vraag. Hoewel mo
gelijk door de binnenlandse con
sumptiebeperking de thans evi
dente moeilijkheden enigszins
verschoven zullen kunnen wor
den naar een later tijdstip, dient
men zich toch nu reeds ernstig
te bezinnen op de bestaande pro
blemen en zal men met grote
voortvarendheid moeten streven
naar een afdoende oplossing van
deze problemen.
De in 1956 door de Nederland
se schoenindustrie niet-bevre-
digde behoefte leidde in dat jaar
tot een aanzienlijke verhoging
van de invoer. Zo steeg de invoer
van lederen schoeisel in de maan
den januari tot en met oktober
van ruim 450.000 paar in 1955
tot bijna 600.000 paar in 1956, de
invoer van ander schoeisel steeg
in deze periode v. bijna 1.500.000
paar tot bijna 2.000.000 paar, zo
dat de totale invoer steeg met
ruim 33%. Weliswaar kon ook
de uitvoer iets worden verhoogd,
doch niet in dezelfde mate. De
stijging van de uitvoer van alle
soorten schoeisel beliep slechts
enkele honderden paren. Het uit-
voersaldo, dat in totaal in de
eerste tien maanden van 1955
1.736.849 paar met een waarde
van 12.367.000.beliep, daalde
hierdoor in 1956 tot 1.106.975
paar met een waarde van
7.425.000.Dit verschijnsel
baart bij de in het algemeen al
ongunstige ontwikkeling van de
handelsbalans ernstige zorgen.
Het algemeen belang en het be
lang van de Nederlandse schoen-
industrie eisen, dat deze invoer
zonder kunstmatige hulpmid
delen -binnen redelijke perken
wordt teruggedrongen. Dit zal
moeten geschieden door 'n meer
rationele productie en door nog
verder gaande verhoging van de
kwaliteit.
Bij het vraagstuk van de pro
ductiviteitsverhoging stuit men
in de schoenindustrie doch
niet slechts daar alleen op een
tweetal moeilijkheden van zoda
nige grootte, dat oplossing daar
van een noodzakelijke voorwaar
de is voor de oplossing van het
gehele vraagstuk.
Vooreerst de moeilijkheden die
voortspruiten uit het personeels
probleem. Naar mijn mening
heeft dit probleem twee aspec
ten, n.l. het chronisch tekort aan
arbeidskrachten en de geestelijke
instelling van vele in de bedrijfs
tak werkzame arbeiders en ar
beidsters. Het in de eerste plaats
geconstateeide tekort zal men
slechts kunnen opheffen door 't
zo aantrekkelijk mogelijk maken
van de arbeidsvoorwaarden, zo
wel van de primaire als van de
secundaire, zonder dat dit even
wel tot prijsverhoging zal kun
nen en mogen leiden. Van groot
belang hierbij acht ik het schep
pen van woongelegenheid voor
van elders aangetrokken gezin
nen. Voorts noemde ik als 'n as
pect van het personeelsprobleem
de mentale instelling van vele ar
beidskrachten. Deze laatsten
vrezen veelal de goeden niet
te na gesproken - dat grotere
productiviteit tevens betekent
langere werktijden. Vooral voor
de organisaties van werknemers
ligt hier de belangrijke taak hun
leden er van te doordringen, dat
deze opvatting onjuist is en dat
productiviteitsverhoging tevens
betekent: in dezelfde tijd meer
en betere resultaten.
De tweede moeilijkheid, welke
bij de productiviteitsverhoging
in de schoenindustrie een rol
speelt, ligt in de grote verschei
denheid van typen van het pro
duct. Het is niet gemakkelijk
voor deze arbeids-intensieve be
drijfstak meer arbeidsbesparende
machines te bedenken en zelfs
bij het bestaan van mogelijkhe
den hiertoe zou door de ingevoer
de investeringsbeperking uit
breiding in deze richting aan
zienlijk worden afgeremd zo
dat derhalve productiviteitsver
hoging, tenzij men de arbeids
prestatie verhoogt, slechts ver
wezenlijkt kan worden door ty
pebeperking, dus door de pro
ductie van in belangrijke mate
genormaliseerde modellen. Van
betekenis is in dit opzicht, dat
de mode, welke in de schoenin
dustrie gedurende de laatste ja
ren een grote rol is gaan spelen,
in het afgelopen jaar geen wijzi
ging van betekenis onderging,
doch men meer over ging tot per
fectionering van bestaande lijnen
en modellen.
Óndanks de vele problemen in
de schoenindustrie ziet men 1957
toch met een gematigd optimis
me tegemoet.
Lederindustrie.
Door de goede gang van zaken
in de schoenindustrie konden ook
in de lederindustrie in 1956 gun
stige resultaten worden bereikt,
met uitzondering wellicht van
enige zoollederfabrieken, waai
de resultaten matig waren.
De grondstoffenvoorziening gaf
in hét algemeen geen aanleiding
tot ernstige moeilijkheden, wel
waren java-buffelhuiden schaars
en duur en werden slechts zel
den aanbiedingen in de betere
kwaliteiten gedaan. De prijzen
voor Europese huiden bleven
aanvankelijk vrij constant zon
der enige schommeling van bete
kenis met uitzondering van
de zoollederhuiden die medio
1956 e'en behoorlijke daling on
dergingen doch liepen in de
laatste twee maanden behoudens
enkele uitzonderingen enigszins
op, gemiddeld met circa 10%.
De looistoffenprijzen vertoonden
ook gedurende de laatste maan
den enige stijging.
Het is te betreuren dat de Am-
sterdamsche Huidenclub nog niet
is overgegaan tot de wederinvoe
ring van de maandelijkse veilin
gen, zoals vóór de oorlog. Overal
elders in Europa is dit wel ge
schied. Door de wederinvoering
van deze veilingen zouden de be
trokkenen een beter inzicht ver
krijgen in de toestand op de bin
nenlandse huidenmarkt en te
vens zowel een grotere keus bij
de aankoop van huiden als gro
tere zekerheid, dat de prijs is
aangepast aan de internationale
waaj-de van de aangeboden pro
ducten. Een spoedig herstel van
deze veilingen is derhalve zeer
gewenst.
Ook in deze bedrijfstak kampt
men met een voortdurend tekort
aan personeel, waardoor de
toch al steeds afnemende mo
gelijkheden veelal nog gedeelte
lijk ongebruikt moeten worden
gelaten.
Door de grote concurrentie en
de invoerbeperkingen in ver
scheidene landen worden ook de
exnortmogeliikheden benerkt.
De voortdurende stijging van
lonen, vrachten en andere kosten
alsmede de reeds gesignaleerde
concurrentie op de nationale en
internationale ledermarkt, leid
den in 1956 tot steeds kleiner
wordende winstmarges.
Hoewel de overlederindustric
in het algemeen grotere omzet
ten kon behalen dan in 1955, kon
mede tengevolge van verschil
lende eerder genoemde omstan
digheden geen sprake zijn van
een volledig mede-profiteren in
de hoogconiunctuur elders.
De resultaten in de zoolleder-
industrie waren zoals reeds ge
zegd matig, doch door 't afnemen
van de vraag naar surrogaten
zijn de vooruitzichten voor deze
bedrijfstak, welke de laatste ja
ren zeer somber waren, thans
weer enigszins meer hoongevend.
De afzet van technisch leder
was in 1956 niet onbevredigend,
mede wellicht doordat proeven
met vervangingsartikelen niet
de verwachte resultaten schijnen
te hebben opgeleverd. Aan de af
werking van de producten wor
den steeds hogere eisen gesteld.
Lederwarenindustrie.
Bij de fabricage van lederen
damestassen, schrijfmappen en
kleine lederwaren konden omzet
stijgingen tot 30 bereikt wor
den en in het algemeen toonde
men zich over de resultaten in
1956 zeer tevreden.
Ook de productie van hand- 1
schoenen steeg door de zeer
vlotte verkoop, naar men mede
deelde, met ongeveer 25 De
grondstoffenvoorziening leverde
in deze sector geen moeilijkhe
den op, met uitzondering éven-
wel van zendingen uit Engeland,
die onregelmatig en veelal laat
binnen kwamen.
De fabrikanten van lederen
kleding waren goed van orders
voorzien, zelfs in de anders niet
drukke zomermaanden. Aanvan
kelijk bestond de grootste vraag
naar betere kwaliteiten, 't duur
der worden vari de grondstoffen
echter veroorzaakte enige prijs
stijging, waardoor gedurende de
laatste maanden van 1956 meer
en meer vraag naar mindere kwa
liteiten ontstond.
Chemische industrie.
Door de bedrijvigheid in Je
schoenindustrie lagen de omzet
ten in deze bedrijfstak in 1956
hoger dan in 1955, waarbij voor
al de tweede helft van het jaar
belangrijk tot dit betere resultaat
heeft bijgedragen.
De personeelsvoorziening le
verde in deze veelal niet arbeids
intensieve bedrijven bij het ver
trek van slechts enkele arbeids
krachten in enige gevallen uiter
aard directe en grote moeilijkhe
den op.
De concurrentie in deze be
drijfstak is nog steeds zeer
zwaar. Door de relatief lage in
voerrechten wordt de mededin
ging van buitenlandse fabrikan
ten op de Nederlandse markt bo
vendien aanzienlijk vergemakke
lijkt. Naar werd medegedeeld is
dan ook om verhoging van de
invoerbelasting verzocht, ten
einde deze concurrentie tot voor
de Nederlandse industrie aan
vaardbare omvang te kunnen re
duceren.
Door de stijging van de kosten
wordt de export steeds moeilij
ker, doch één bedrijf meldde een
niet onbelangrijke toename van
de uitvoer naar België van
schoenafwerkingsartikelen.
In het algemeen achtte men
1956 wel een bevredigend jaar.
doch de sterk gestegen lonen en
andere kosten hebben de finan
ciële uitkomsten ongunstig beïn
vloed.
Fourniturenindustrie.
De in deze bedrijfstak werkza
me bedrijven in het district van
de Kamer meldden voor 1956 een
bevredigende gang van zaken. Er
bleek werk te over en ten opzich
te van 1955 vertoonden de omzet
ten dan ook een niet onbelang
rijke stijging. De uitbreiding
werd echter zoals vrijwel over
al afgeremd door het tekort
aan arbeidskrachten en tevens
door de menigmaal onvoorzien
latere levering van aangekochte
grond- en hulpstoffen, waardoor
de regelmaat van het productie
proces werd aangetast.
Hoewel de uitvoer zowel per
artikel als per land steeg, viel
toch in de totale export enige te
ruggang waar te nemen, naar
werd medegedeeld door 't geheel
wegvallen van de Finse markt
als afzetgebied. Doordat immers
de Nederlandse houtimporteurs
geen Fins hout meer afnemen,
verstrekt Finland geen deviezen
meer voor de invoer van Neder
landse goederen. Het verlies van
dit afzetgebied, dat nu voorna
melijk voorzien wordt door de
Duitse en de Engelse fournitu
renindustrie, wordt door de be
drijven in het district van de Ka
mer ernstig betreurd, doch de
vele pogingen het verloren ter
rein terug te winnen, hebben tot
nu toe geen gewenste resultaten
kunnen opleveren.
Ondanks de steeds scherper
wordende concurrentie neemt,
naar men mededeelde de omvang
van de orderportefeuille nog al
tijd toe, zodat de vooruitzichten
voor 1957, voor zover thans te
bezien, gunstig zijn.
Metaalverwerkende industrie.
De scheepswerven in het dis
trict van de Kamer waren gedu
rende 1956 ruim van orders voor
zien, zowel wat nieuwbouw als
wat reparatie betreft, zodat in
deze sector grote activiteit heers
te. De grondstoffenvoorziening
leverde aanvankelijk geen moei
lijkheden op, doch de laatste
maanden verslechterde de toe
stand tengevolge van de interna
tionale situatie voor plaat- en
profielijzer werden lange lever
tijden gevraagd, terwijl ook de
grondstoffenprijzen opliepen.
Ook in deze bedrijfstak bestaat
bepaaldelijk een ernstig perso
neelsprobleem. Op een drietal
belangrijke factoren werd de spe
ciale aandacht gevestigd. In de
eerste plaats werd medegedeeld,
dat niet slechts het aantrekken
van nieuw personeel zeer moei
lijk, zo niet vrijwel onmogelijk
was, doch ook personeel wordt
weggezogen, vooral door zwarte
lonen en het toekennen van reis-
vergoedingen, waardoor ook niet-
productieve uren beloond wor
den. Van belang achtte men in
dit verband ook de gemeente
classificatie, welke voor de gro
tere plaatsen gunstiger loons
voorwaarden schept.
Ten tweede wordt er op gewe
zen, dat van overheidswege aan
de opleidingsmogelijkheden b.v.
door de stichting van dagam
bachtsscholen alle aandacht ge
schonken dient te worden.
Tenslotte speelt de woning
bouw bij het personeelsprobleem
eveneens een rol van betekenis.
In het algemeen ziet men ech
ter in scheepsbouwkringen de
toekomst gunstig in.
Ook de machinefabrieken, die
in het district der Kamer in
hoofdzaak machines voor de
schoen- en lederindustrie en de
scheepsbouw leveren, waren m
1956 regelmatig goed bezet. Men
kampte met een tekort aan ar
beidskrachten en de levertijden
van materialen uit het buiten
land werden de laatste maanden
aanmerkelijk verlengd doch over
de bereikte resultaten is men m
het algemeen niet ontevreden.
Eenzelfde gang van zaken werd
gemeld door de tankfabrieken,
welke bij de moeilijkheden bij de
materiaalvoorziening minder ex
portkansen kregen.
Door de fabrieken van electro-
technische apparaten kon on
danks de toegenomen productie
niet geheel en al aan de vraag
worden voldaan, vooral door de
beperkte mogelijkheden geschikt
personeel aan te trekken.
De metaalwarenfabrieken meld
den een gunstige stijging van de
omzetten en een bevredigende
gang van zaken in 1956.
Confectie-industrie.
De aanvoer van grond- en hulp
stoffen verliep in 1956 vrij goed;
slechts incidenteel ontstond eni
ge vertraging in de aanvoer, wel
ke door de leveranciers geweten
werd aan interne moeilijkheden
tengevolge van het personeelste
kort.
De productiemogelijkheden wer
den evenals in 1955 beperkt
door onderbezetting aan perso
neel. Naar werd medegedeeld be
reikte deze onderbezetting in één
geval zelfs een percentage van
35, dat echter door de inschake
ling van thuisstiksters tot onge
veer 25 teruggebracht kon wor
den. Zowel aan geschoolde als
aan ongeschoolde arbeiders be
staat nog gebrek; aan de aan
trekking en aan de scholing van
jonge arbeidskrachten worden
veel kosten en moeiten besteed.
De afzet mogelijkheden in het
binnenland waren evenals in het
voorgaande jaar vrij goed. Om
trent het buitenland konden geen
mededelingen worden verstrekt.
Door de prijsstabilisatiepoli-
tiek van de Regering bleven de
prijzen in 1956 inderdaad stabiel
totdat door de politieke ontwik
keling de prijzen op de' interna
tionale wolmarkt vrij belangrijk
stegen en de katoenprijzen onze
ker werden. Door de confectie
fabrieken is hierop, voor zover
bekend, nog niet gereageerd,
maar is een afwachtende hou
ding aangenomen. De wol- en ka-
toenprijzen voor nieuwe con
tracten zijn echter met 3 tot on
geveer 8 gestegen en het laat
zich aanzien dat deze stijging in
de nieuwe prijzen tot uiting zal
moeten komen.
Staatssecretaris Drs. SchmelzerOprichting bedrijfschap een pioniersdaad
Vrijdag j.l. kwam de Bedrijfschap voor
de Schoenindustrie in haar kantoor te Til
burg voor het eerst in openbare vergadering
bijeen. Voor deze belangrijke vergadering
bestond een zeer grote belangstelling.
,Na de behandeling van de ingekomen stuk
ken hield de voorzitter van het Bedrijfschap,
mr. dr. B. J. M. van Spaendonck, een rede
waarin hij de historische ontwikkeling van
de Schoenindustrie schetste.
De spreker noemt eerst enkele cijfers om
een beeld te geven van de schoenindustrie
in haar huidige verschijningsvorm en in
haar ontwikkeling gedurende de laatste 25
jaren.
Gegevens over de schoenindustrie
rond de
jaren 1930 thans
Aantal ondernemingen
±500 370
waarvan 11 met meer dan
200 man pers.
125 met 25-200
man personeel
235 met minder
dan 25 man pers.
Personeelsbezetting
10.0000 17.000
Produktie
10.000.000 25.000.000 p.
Uitvoer
50.000 p. 4.200.000 p.
Invoer
5.000.000 p. 2.500.000 p.
Binnenl. verbruik
1,8 paar 2,2 paar
Ook al heeft een belangrijke concentra
tie plaats gevonden - ruim 45 van de
produktie wordt thans gemaakt in de 11
ondernemingen met meer dan 200 man
personeel - het aantal kleine ondernemin
gen is toch altijd nog zeer groot en haar
betekenis moet niet worden onderschat.
In de jaren '30 heeft de Crisisinvoerwet
onze industrie moeten beschermen tegen de
stroom van buitenlands schoeisel, die de
Nederlandse markt dreigde te overspoelen;
van export was praktisch geen sprake.
Thans wordt de invoer - die ten aan
zien van een groot aantal landen geliberali
seerd is - aanzienlijk overtroffen door de
uitvoer.
De structuur van de schoenindustrie met
haar vele kleine bedrijfjes - veelal ont
staan uit de overweging: liever kleine baas
dan grote knecht - en de grote invoer
hebben in het verleden geleid tot een to
meloze concurrentie en prijsafbraak, die op
hun beurt ernstige sociale misstanden in de
hand werkten, waarvan in het begin van
deze eeuw de ^gedwongen winkelnering de
meest navrante was.
De eerste landelijke patroonsbond - op
gericht in 1900 - dankte niet zoals in vele
andere bedrijfstakken zijn ontstaan aan de
behoefte een tegenwicht te scheppen tegen
de arbeidersvakverenigingen, doch richtte
zich op een bestrijding van de prijsafbraak
en van de daarmede samenhangende mis
standen.
Al vroeg werd contact gezocht met de
werknemersorganisaties.
De aanvankelijk primitieve aanpak van
het euvel der excessieve concurrentie ont
wikkelde zich tot een ordeningstreven.
Men ging regelen stellen ten aanzien van
de lonen en verdere arbeidsvoorwaarden -
de eerste collectieve arbeidsovereenkomst
dateert van 1918 -
beperkende maatregelen werden getrof
fen ten aanzien van de tewerkstelling van
jeugdigen en vrouwen in verhouding tot vol
wassen mannelijke werknemers;
de leverings-, betalings- en kredietvoor-
waarden werden geregeld.
Een telkens terugkerend probleem was
echter, dat, wanneer men het met de over
grote meerderheid van de bedrijfsgenoten
eens was geworden over regelingen en af
spraken om orde op zaken te stellen, de
invoering dan wel de handhaving daarvan
werd gefrustreerd door het afzijdig blijven
of de tegenwerking van enkelingen.
Regelingen in de schoenindustrie zijn
herhaaldelijk het object geweest van de
eerste toepassing van ordeningswetten.
Zo kunnen we de Wet op het algemeen
verbindend en onverbindend verklaren van
bepalingen van Coll. Arb. Overeenkomsten;
de Wet op de verbindendverklaring van
ondernemersovereenkomsten en de Wet op
de betere verdeling van de beschikbare ar
beid verklaren.
Niet onvermeld mag blijven, dat in 1936
een Bedrijfsraad voor de Schoenindustrie in
het leven werd geroepen op grond van de
Bedrijfsradenwet 1933.
Door deze en andere maatregelen zijn ge
leidelijk meer gezonde verhoudingen ont
staan.
De totstandkoming van een Bedrijfschap
voor de Schoenindustrie ligt in de lijn van
de hierboven geschetste historische ontwik
keling.
Het is immers begrijpelijk, dat de werk
gevers- en werknemersorganisaties in de
schoenindustrie, geleerd door de ervaringen
in het verleden, de door de Wet op de be
drijfsorganisatie geschapen mogelijkheid om
het publiekrechtelijk gezag als het ware in
eigen hand te krijgen, gaarne hebben aan
gegrepen.
Deze begerigheid heeft hen echter niet
verleid tot onvoorzichtigheid of overmoed.
Zij hebben ervoor gewaakt, dat het Be
drijfschap zich geen verordenende bevoegd
heden zou gaan aanmeten, dan alleen ten
aanzien van onderwerpen, waarmede in het
verleden reeds de nodige ervaringen zijn
opgedaan.
Het rechtstreeks regelen van de prijs
concurrentie is in het verleden steeds een
précaire aangelegenheid gebleken en men
heeft zich er dan ook wel voor gehoed het
Bedrijfschap met verordenende bevoegd
heid op dit stuk te laten hekleden.
Degenen, die nu als leden van het Be
stuur van het Bedrijfschap aan tu'. i zitten,
zijn voor elkaar geen onbekenden. Het ver
trouwen is gewettigd, dat zij in onderlinge
harmonie en weliswaar zonder 1- t cl rug
gespraak, doch niettemin gestemd door
hun achterban, ertoe zullen bijdragen dat
de schoenindustrie komt tot rn leeds be
tere vervulling van haar functie in onze
volkshuishouding en aldus tullen dienen het
belang van het Nederlandse v 'k en tevens
op de juiste wijze zullen behartigen het ge
meenschappelijk belang van 1 onderne
mingen in deze bedrijfstak ;n van degenen,
die daarbij betrokken zijn.
PIONIERS.
Jn deze vergadering werd ook het woord
gevoerd door Zijne Exc. drs. W. IC. N.
Schmelzer, staatssecretaris van binnenland
se zaken, bezitsvorming en publiekrechte
lijke bedrijfsorganisatie, die o.m. zei
Terwijl in het algemeen gesproken in de
industrie de ontwikkeling van de publiek
rechtelijke bedrijfsorganisatie moeizamer en
langzamer verloopt dan in andere sectoren,
behoort gij tot de pioniers van de ontwik
keling nu, na de steenkolenmijnindustrie en
de vleeswarenindustrie, werkgevers en
werknemers in de schoenindustrie, overeen
komstig hun verlangen, in een bedrijfschap
zijn georganiseerd.
Dat gij, na in het verleden een rijkge
schakeerde samenwerking en vele onder
linge contacten van privaatrechtelijke aard
tot stand te hebben gebracht, Uw schreden
ook op de weg der p.b.o. hebt willen zetten,
is een gelukwens waard en stemt met name
de bewindslieden, belast met de zaken der
publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie tot
dankbaarheid.
Sprekende over het interessante cijfer
materiaal dat de voorzitter had verschaft,
zei Zijne Excellentie
Ieder moet wel onder de indruk komen
van het grootscheepse werk, de ontwikke
ling van de produktie, de voorziening van
de binnenlandse markt en het scheppen van
een aanzienlijke export, door werkgevers en
werknemers tezamen verricht. Aan deze
grote prestatie heeft ongetwijfeld een bij
zondere vitale spirit van ondernemers en
arbeiders ten grondslag gelegen. In deze
spirit vertrouw' ik een goed voorteken te
mogen zien voor de wijze waarop ook de
werkzaamheden in het nieuwe bedrijfschap
ter hand zullen worden genomen.
Vervolgens roemde drs. Schmelzer de
bijzondere kwaliteiten van de voorzitter,
mr. dr. van Spaendonck, en zei dat zijn
verkiezing als voorzitter, „getuigt van de
geest die U (werkgevers en werknemers)
bezielt en waarvan ik hoop dat hij U bij
de verdere ontwikkeling van Uw bedrijf
schap zal blijven bezielen."
Sprekende over de ontwikkeling van Uw
bedrijfschap, zult ge wellicht vragen of ook
de Centrale Overheid („Den Haag) bereid
en bij machte is deze ontwikkeling gunstig
te beïnvloeden. In de Regeringsverklaring
die Minister-President Dr Drees op 23 ok
tober 1956 voor de Tweede Kamer heeft
uitgesproken wordt gezegd:
U houde zich ervan verzekerd dat wij
er krachtig naar zullen streven om deze
woorden waar te maken, zodat langzamer
hand de activiteiten van de bestaande be-
drijfslichamen verrijkt van inhoud kunnen
worden. Weest U ervan overtuigd dat wij
Uw verrichtingen met grote belangstelling
zullen volgen, juist ook omdat ge in de
sector industrie tot de pioniers van de be
drijfsorganisatie behoort.
Van harte wensen wij U alle goeds op
Uw weg en zeggen U graag toe, dat voor
zover U daaraan behoefte hebt, de deur,
ook op het Binnenhof, voor U open staat.
WAARBORGEN VOOR SUCCES.
Is vertegenwoordiger van de werkne
mers werd het woord gevoerd door de heer
A. Geurts, plv. voorzitter van het Bedrijf
schap voor de Schoenindustrie. Ook hij
wees op de sociale mistoestanden in het
begin van deze eeuw, die hun ergste vorm
vonden in de gedwongen winkelnering.
De georganiseerde werknemers zagen dit
in die tijd als het belangrijkste aktiepunt en
wij mogen met voldoening constateren, dat
hierbij steeds hulp is verkregen van de
goedwillende werkgevers.
In het kader van de reeds vroeg ge
groeide samenwerking tussen werkgever en
werknemer mag gewezen worden op de
Bedrijfsraad voor de Schoenindustrie, welk
orgaan gedurende meer dan 20 jaar steeds
belangrijk werk heeft kunnen doen in het
belang van de gehele bedrijfstak.
Uit latere tijd dateert het „Sociaal fonds
Nederlandse Schoenindustrie", welk fonds
ten doel had een vrijwillige bovenwettelijke
uitkering te verstrekken aan de werkne
mers met tenminste 3 kinderen.
Overziet men de gehele verdere ontwik
keling dan moet men tot de conclusie ko
men dat alle waarborgen aanwezig zijn om
het Bedrijfschap voor de Schoenindustrie
tot een succes te maken.
Vanzelfsprekend zal het de eerste tijd
nog een „wennen" zijn aan de nieuwe ver
houdingen.
De schoenindustrie is echter niet over één
nacht ijs gegaan toen het er om ging, om
een bedrijfschap in te stellen op basis van
de Wet Bedrijfsorganisatie 1950.
:sr r Jme j x m L Ml i'-HJJiiMaagKMlflSfl
Diverse besprekingen waren nodig om
het - aanwezige - inzicht in doel en we
zen van de publiekrechtelijke bedrijfsorga
nisatie te verdiepen en aanvankelijke moei
lijkheden konden daardoor worden wegge-
Zeer zeker waren de werkgevers niet
„bang" voor erkenning van de werknemers
als volwaardige bedrijfsgenoten. Deze er
kenning was reeds jaren in de praktijk be
vestigd.
De door hun organisaties benoemde
Werknemersleden in dit bestuur, aldus de
heer Geurts, zijn er zich ten volle van be
wust dat dit werk een grote verantwoor
delijkheid en kennis van zaken vraagt. Zij
weten echter ook, dat de P.B.O. een be
langrijke - misschien zelfs een beslissende
stap zal betekenen naar de overbrug
ging van de maatschappelijke tegenstellin
gen. Zij zijn bereid naar best vermogen
mede te werken aan de verwezenlijking van
de doelstellingen van dit Bedrijfschap.
Het is nog te vroeg, zo besloot de heer
Geurts zijn toespraak, reeds nu aan te ge
ven in welke richting de ontwikkeling van
dit „schap" zal gaan. Wij weten dat hier
over verschillend wordt gedacht en gespro
ken.
Indien wij echter - zoals in het verleden
in andere organen gebleken is - deze
nieuwe taak aanvaarden met de eerlijke wil,
onze bedrijfstak te dienen, dan mogen wij
vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien.