Waalwijkse en Langstraatse Courani Nieuwjaarsrede EERSTE OPENBARE VERGADERING VAN HET BEDRIJFSCHAP VOOR DE SCHOENINDUSTRIE A> MAANDAG 21 JANUARI 1957 Uitgever: Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur: JAN TIELEN Dit blad verschijnt 2 x per week. DE ECHO UI HEI ZUIDEN 80e JAARGANG No. 6 Abonnement: 21 cent per week per kwartaal f 2.70 2.95 franco p p. Advertentieprijs: 10 cent per m.m. Contract-advertenties speciaal tarief Bureaux GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 KAATSHEUVEL - TEL. 2002 Dr van BEURDENSTRAAT 8 OPGERICHT 1878 TELEGR.-ADRES: „ECHO" uitgesproken in de openbare vergadering van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord- Brabant op 15 januari 1957, door de voorzitter van de Kamer, de heer J. W. van Heesbeen. (Vervolg). Thans wil ik U gaarne in en kele korte trekken de gang van zaken in het bedrijfsleven in het district van de Kamer schetsen, zoals deze uit mededelingen van het bedrijfsleven kan worden afgeleid. Schoenindustrie. Voor de schoenindustrie was ook 1956 weer een gunstig jaar. Het gehele jaar was er een vrij grote bedrijvigheid. De produc tie van lederen schoeisel en le deren pantoffels bedroeg in de eerste negen maanden van 195b 12.217.000 paar, tegen 11.566.000 paar in de overeenkomstige pe riode in 1955. De totale produc tie van de bedrijfstak dus in clusief niet-lederen schoeisel en pantoffels bedroeg in de peri ode januari t/m september 195b 18.390.000 paar; een vermeerde ring ten opzichte van 1955 met 1.353.000 paar of bijna 8 Van de voorheen zo gewone seizoens fluctuaties is dan ook in het af gelopen jaar - nu reeds voor de derde achtereenvolgende maal vrijwel niets merkbaar geweest. Óndanks de verhoogde pro ductie in 1956 bleek het echter toch niet mogelijk geheel aan de gestegen vraag te voldoen ook hier moest het aanbod achter blijven bij de vraag. Hoewel mo gelijk door de binnenlandse con sumptiebeperking de thans evi dente moeilijkheden enigszins verschoven zullen kunnen wor den naar een later tijdstip, dient men zich toch nu reeds ernstig te bezinnen op de bestaande pro blemen en zal men met grote voortvarendheid moeten streven naar een afdoende oplossing van deze problemen. De in 1956 door de Nederland se schoenindustrie niet-bevre- digde behoefte leidde in dat jaar tot een aanzienlijke verhoging van de invoer. Zo steeg de invoer van lederen schoeisel in de maan den januari tot en met oktober van ruim 450.000 paar in 1955 tot bijna 600.000 paar in 1956, de invoer van ander schoeisel steeg in deze periode v. bijna 1.500.000 paar tot bijna 2.000.000 paar, zo dat de totale invoer steeg met ruim 33%. Weliswaar kon ook de uitvoer iets worden verhoogd, doch niet in dezelfde mate. De stijging van de uitvoer van alle soorten schoeisel beliep slechts enkele honderden paren. Het uit- voersaldo, dat in totaal in de eerste tien maanden van 1955 1.736.849 paar met een waarde van 12.367.000.beliep, daalde hierdoor in 1956 tot 1.106.975 paar met een waarde van 7.425.000.Dit verschijnsel baart bij de in het algemeen al ongunstige ontwikkeling van de handelsbalans ernstige zorgen. Het algemeen belang en het be lang van de Nederlandse schoen- industrie eisen, dat deze invoer zonder kunstmatige hulpmid delen -binnen redelijke perken wordt teruggedrongen. Dit zal moeten geschieden door 'n meer rationele productie en door nog verder gaande verhoging van de kwaliteit. Bij het vraagstuk van de pro ductiviteitsverhoging stuit men in de schoenindustrie doch niet slechts daar alleen op een tweetal moeilijkheden van zoda nige grootte, dat oplossing daar van een noodzakelijke voorwaar de is voor de oplossing van het gehele vraagstuk. Vooreerst de moeilijkheden die voortspruiten uit het personeels probleem. Naar mijn mening heeft dit probleem twee aspec ten, n.l. het chronisch tekort aan arbeidskrachten en de geestelijke instelling van vele in de bedrijfs tak werkzame arbeiders en ar beidsters. Het in de eerste plaats geconstateeide tekort zal men slechts kunnen opheffen door 't zo aantrekkelijk mogelijk maken van de arbeidsvoorwaarden, zo wel van de primaire als van de secundaire, zonder dat dit even wel tot prijsverhoging zal kun nen en mogen leiden. Van groot belang hierbij acht ik het schep pen van woongelegenheid voor van elders aangetrokken gezin nen. Voorts noemde ik als 'n as pect van het personeelsprobleem de mentale instelling van vele ar beidskrachten. Deze laatsten vrezen veelal de goeden niet te na gesproken - dat grotere productiviteit tevens betekent langere werktijden. Vooral voor de organisaties van werknemers ligt hier de belangrijke taak hun leden er van te doordringen, dat deze opvatting onjuist is en dat productiviteitsverhoging tevens betekent: in dezelfde tijd meer en betere resultaten. De tweede moeilijkheid, welke bij de productiviteitsverhoging in de schoenindustrie een rol speelt, ligt in de grote verschei denheid van typen van het pro duct. Het is niet gemakkelijk voor deze arbeids-intensieve be drijfstak meer arbeidsbesparende machines te bedenken en zelfs bij het bestaan van mogelijkhe den hiertoe zou door de ingevoer de investeringsbeperking uit breiding in deze richting aan zienlijk worden afgeremd zo dat derhalve productiviteitsver hoging, tenzij men de arbeids prestatie verhoogt, slechts ver wezenlijkt kan worden door ty pebeperking, dus door de pro ductie van in belangrijke mate genormaliseerde modellen. Van betekenis is in dit opzicht, dat de mode, welke in de schoenin dustrie gedurende de laatste ja ren een grote rol is gaan spelen, in het afgelopen jaar geen wijzi ging van betekenis onderging, doch men meer over ging tot per fectionering van bestaande lijnen en modellen. Óndanks de vele problemen in de schoenindustrie ziet men 1957 toch met een gematigd optimis me tegemoet. Lederindustrie. Door de goede gang van zaken in de schoenindustrie konden ook in de lederindustrie in 1956 gun stige resultaten worden bereikt, met uitzondering wellicht van enige zoollederfabrieken, waai de resultaten matig waren. De grondstoffenvoorziening gaf in hét algemeen geen aanleiding tot ernstige moeilijkheden, wel waren java-buffelhuiden schaars en duur en werden slechts zel den aanbiedingen in de betere kwaliteiten gedaan. De prijzen voor Europese huiden bleven aanvankelijk vrij constant zon der enige schommeling van bete kenis met uitzondering van de zoollederhuiden die medio 1956 e'en behoorlijke daling on dergingen doch liepen in de laatste twee maanden behoudens enkele uitzonderingen enigszins op, gemiddeld met circa 10%. De looistoffenprijzen vertoonden ook gedurende de laatste maan den enige stijging. Het is te betreuren dat de Am- sterdamsche Huidenclub nog niet is overgegaan tot de wederinvoe ring van de maandelijkse veilin gen, zoals vóór de oorlog. Overal elders in Europa is dit wel ge schied. Door de wederinvoering van deze veilingen zouden de be trokkenen een beter inzicht ver krijgen in de toestand op de bin nenlandse huidenmarkt en te vens zowel een grotere keus bij de aankoop van huiden als gro tere zekerheid, dat de prijs is aangepast aan de internationale waaj-de van de aangeboden pro ducten. Een spoedig herstel van deze veilingen is derhalve zeer gewenst. Ook in deze bedrijfstak kampt men met een voortdurend tekort aan personeel, waardoor de toch al steeds afnemende mo gelijkheden veelal nog gedeelte lijk ongebruikt moeten worden gelaten. Door de grote concurrentie en de invoerbeperkingen in ver scheidene landen worden ook de exnortmogeliikheden benerkt. De voortdurende stijging van lonen, vrachten en andere kosten alsmede de reeds gesignaleerde concurrentie op de nationale en internationale ledermarkt, leid den in 1956 tot steeds kleiner wordende winstmarges. Hoewel de overlederindustric in het algemeen grotere omzet ten kon behalen dan in 1955, kon mede tengevolge van verschil lende eerder genoemde omstan digheden geen sprake zijn van een volledig mede-profiteren in de hoogconiunctuur elders. De resultaten in de zoolleder- industrie waren zoals reeds ge zegd matig, doch door 't afnemen van de vraag naar surrogaten zijn de vooruitzichten voor deze bedrijfstak, welke de laatste ja ren zeer somber waren, thans weer enigszins meer hoongevend. De afzet van technisch leder was in 1956 niet onbevredigend, mede wellicht doordat proeven met vervangingsartikelen niet de verwachte resultaten schijnen te hebben opgeleverd. Aan de af werking van de producten wor den steeds hogere eisen gesteld. Lederwarenindustrie. Bij de fabricage van lederen damestassen, schrijfmappen en kleine lederwaren konden omzet stijgingen tot 30 bereikt wor den en in het algemeen toonde men zich over de resultaten in 1956 zeer tevreden. Ook de productie van hand- 1 schoenen steeg door de zeer vlotte verkoop, naar men mede deelde, met ongeveer 25 De grondstoffenvoorziening leverde in deze sector geen moeilijkhe den op, met uitzondering éven- wel van zendingen uit Engeland, die onregelmatig en veelal laat binnen kwamen. De fabrikanten van lederen kleding waren goed van orders voorzien, zelfs in de anders niet drukke zomermaanden. Aanvan kelijk bestond de grootste vraag naar betere kwaliteiten, 't duur der worden vari de grondstoffen echter veroorzaakte enige prijs stijging, waardoor gedurende de laatste maanden van 1956 meer en meer vraag naar mindere kwa liteiten ontstond. Chemische industrie. Door de bedrijvigheid in Je schoenindustrie lagen de omzet ten in deze bedrijfstak in 1956 hoger dan in 1955, waarbij voor al de tweede helft van het jaar belangrijk tot dit betere resultaat heeft bijgedragen. De personeelsvoorziening le verde in deze veelal niet arbeids intensieve bedrijven bij het ver trek van slechts enkele arbeids krachten in enige gevallen uiter aard directe en grote moeilijkhe den op. De concurrentie in deze be drijfstak is nog steeds zeer zwaar. Door de relatief lage in voerrechten wordt de mededin ging van buitenlandse fabrikan ten op de Nederlandse markt bo vendien aanzienlijk vergemakke lijkt. Naar werd medegedeeld is dan ook om verhoging van de invoerbelasting verzocht, ten einde deze concurrentie tot voor de Nederlandse industrie aan vaardbare omvang te kunnen re duceren. Door de stijging van de kosten wordt de export steeds moeilij ker, doch één bedrijf meldde een niet onbelangrijke toename van de uitvoer naar België van schoenafwerkingsartikelen. In het algemeen achtte men 1956 wel een bevredigend jaar. doch de sterk gestegen lonen en andere kosten hebben de finan ciële uitkomsten ongunstig beïn vloed. Fourniturenindustrie. De in deze bedrijfstak werkza me bedrijven in het district van de Kamer meldden voor 1956 een bevredigende gang van zaken. Er bleek werk te over en ten opzich te van 1955 vertoonden de omzet ten dan ook een niet onbelang rijke stijging. De uitbreiding werd echter zoals vrijwel over al afgeremd door het tekort aan arbeidskrachten en tevens door de menigmaal onvoorzien latere levering van aangekochte grond- en hulpstoffen, waardoor de regelmaat van het productie proces werd aangetast. Hoewel de uitvoer zowel per artikel als per land steeg, viel toch in de totale export enige te ruggang waar te nemen, naar werd medegedeeld door 't geheel wegvallen van de Finse markt als afzetgebied. Doordat immers de Nederlandse houtimporteurs geen Fins hout meer afnemen, verstrekt Finland geen deviezen meer voor de invoer van Neder landse goederen. Het verlies van dit afzetgebied, dat nu voorna melijk voorzien wordt door de Duitse en de Engelse fournitu renindustrie, wordt door de be drijven in het district van de Ka mer ernstig betreurd, doch de vele pogingen het verloren ter rein terug te winnen, hebben tot nu toe geen gewenste resultaten kunnen opleveren. Ondanks de steeds scherper wordende concurrentie neemt, naar men mededeelde de omvang van de orderportefeuille nog al tijd toe, zodat de vooruitzichten voor 1957, voor zover thans te bezien, gunstig zijn. Metaalverwerkende industrie. De scheepswerven in het dis trict van de Kamer waren gedu rende 1956 ruim van orders voor zien, zowel wat nieuwbouw als wat reparatie betreft, zodat in deze sector grote activiteit heers te. De grondstoffenvoorziening leverde aanvankelijk geen moei lijkheden op, doch de laatste maanden verslechterde de toe stand tengevolge van de interna tionale situatie voor plaat- en profielijzer werden lange lever tijden gevraagd, terwijl ook de grondstoffenprijzen opliepen. Ook in deze bedrijfstak bestaat bepaaldelijk een ernstig perso neelsprobleem. Op een drietal belangrijke factoren werd de spe ciale aandacht gevestigd. In de eerste plaats werd medegedeeld, dat niet slechts het aantrekken van nieuw personeel zeer moei lijk, zo niet vrijwel onmogelijk was, doch ook personeel wordt weggezogen, vooral door zwarte lonen en het toekennen van reis- vergoedingen, waardoor ook niet- productieve uren beloond wor den. Van belang achtte men in dit verband ook de gemeente classificatie, welke voor de gro tere plaatsen gunstiger loons voorwaarden schept. Ten tweede wordt er op gewe zen, dat van overheidswege aan de opleidingsmogelijkheden b.v. door de stichting van dagam bachtsscholen alle aandacht ge schonken dient te worden. Tenslotte speelt de woning bouw bij het personeelsprobleem eveneens een rol van betekenis. In het algemeen ziet men ech ter in scheepsbouwkringen de toekomst gunstig in. Ook de machinefabrieken, die in het district der Kamer in hoofdzaak machines voor de schoen- en lederindustrie en de scheepsbouw leveren, waren m 1956 regelmatig goed bezet. Men kampte met een tekort aan ar beidskrachten en de levertijden van materialen uit het buiten land werden de laatste maanden aanmerkelijk verlengd doch over de bereikte resultaten is men m het algemeen niet ontevreden. Eenzelfde gang van zaken werd gemeld door de tankfabrieken, welke bij de moeilijkheden bij de materiaalvoorziening minder ex portkansen kregen. Door de fabrieken van electro- technische apparaten kon on danks de toegenomen productie niet geheel en al aan de vraag worden voldaan, vooral door de beperkte mogelijkheden geschikt personeel aan te trekken. De metaalwarenfabrieken meld den een gunstige stijging van de omzetten en een bevredigende gang van zaken in 1956. Confectie-industrie. De aanvoer van grond- en hulp stoffen verliep in 1956 vrij goed; slechts incidenteel ontstond eni ge vertraging in de aanvoer, wel ke door de leveranciers geweten werd aan interne moeilijkheden tengevolge van het personeelste kort. De productiemogelijkheden wer den evenals in 1955 beperkt door onderbezetting aan perso neel. Naar werd medegedeeld be reikte deze onderbezetting in één geval zelfs een percentage van 35, dat echter door de inschake ling van thuisstiksters tot onge veer 25 teruggebracht kon wor den. Zowel aan geschoolde als aan ongeschoolde arbeiders be staat nog gebrek; aan de aan trekking en aan de scholing van jonge arbeidskrachten worden veel kosten en moeiten besteed. De afzet mogelijkheden in het binnenland waren evenals in het voorgaande jaar vrij goed. Om trent het buitenland konden geen mededelingen worden verstrekt. Door de prijsstabilisatiepoli- tiek van de Regering bleven de prijzen in 1956 inderdaad stabiel totdat door de politieke ontwik keling de prijzen op de' interna tionale wolmarkt vrij belangrijk stegen en de katoenprijzen onze ker werden. Door de confectie fabrieken is hierop, voor zover bekend, nog niet gereageerd, maar is een afwachtende hou ding aangenomen. De wol- en ka- toenprijzen voor nieuwe con tracten zijn echter met 3 tot on geveer 8 gestegen en het laat zich aanzien dat deze stijging in de nieuwe prijzen tot uiting zal moeten komen. Staatssecretaris Drs. SchmelzerOprichting bedrijfschap een pioniersdaad Vrijdag j.l. kwam de Bedrijfschap voor de Schoenindustrie in haar kantoor te Til burg voor het eerst in openbare vergadering bijeen. Voor deze belangrijke vergadering bestond een zeer grote belangstelling. ,Na de behandeling van de ingekomen stuk ken hield de voorzitter van het Bedrijfschap, mr. dr. B. J. M. van Spaendonck, een rede waarin hij de historische ontwikkeling van de Schoenindustrie schetste. De spreker noemt eerst enkele cijfers om een beeld te geven van de schoenindustrie in haar huidige verschijningsvorm en in haar ontwikkeling gedurende de laatste 25 jaren. Gegevens over de schoenindustrie rond de jaren 1930 thans Aantal ondernemingen ±500 370 waarvan 11 met meer dan 200 man pers. 125 met 25-200 man personeel 235 met minder dan 25 man pers. Personeelsbezetting 10.0000 17.000 Produktie 10.000.000 25.000.000 p. Uitvoer 50.000 p. 4.200.000 p. Invoer 5.000.000 p. 2.500.000 p. Binnenl. verbruik 1,8 paar 2,2 paar Ook al heeft een belangrijke concentra tie plaats gevonden - ruim 45 van de produktie wordt thans gemaakt in de 11 ondernemingen met meer dan 200 man personeel - het aantal kleine ondernemin gen is toch altijd nog zeer groot en haar betekenis moet niet worden onderschat. In de jaren '30 heeft de Crisisinvoerwet onze industrie moeten beschermen tegen de stroom van buitenlands schoeisel, die de Nederlandse markt dreigde te overspoelen; van export was praktisch geen sprake. Thans wordt de invoer - die ten aan zien van een groot aantal landen geliberali seerd is - aanzienlijk overtroffen door de uitvoer. De structuur van de schoenindustrie met haar vele kleine bedrijfjes - veelal ont staan uit de overweging: liever kleine baas dan grote knecht - en de grote invoer hebben in het verleden geleid tot een to meloze concurrentie en prijsafbraak, die op hun beurt ernstige sociale misstanden in de hand werkten, waarvan in het begin van deze eeuw de ^gedwongen winkelnering de meest navrante was. De eerste landelijke patroonsbond - op gericht in 1900 - dankte niet zoals in vele andere bedrijfstakken zijn ontstaan aan de behoefte een tegenwicht te scheppen tegen de arbeidersvakverenigingen, doch richtte zich op een bestrijding van de prijsafbraak en van de daarmede samenhangende mis standen. Al vroeg werd contact gezocht met de werknemersorganisaties. De aanvankelijk primitieve aanpak van het euvel der excessieve concurrentie ont wikkelde zich tot een ordeningstreven. Men ging regelen stellen ten aanzien van de lonen en verdere arbeidsvoorwaarden - de eerste collectieve arbeidsovereenkomst dateert van 1918 - beperkende maatregelen werden getrof fen ten aanzien van de tewerkstelling van jeugdigen en vrouwen in verhouding tot vol wassen mannelijke werknemers; de leverings-, betalings- en kredietvoor- waarden werden geregeld. Een telkens terugkerend probleem was echter, dat, wanneer men het met de over grote meerderheid van de bedrijfsgenoten eens was geworden over regelingen en af spraken om orde op zaken te stellen, de invoering dan wel de handhaving daarvan werd gefrustreerd door het afzijdig blijven of de tegenwerking van enkelingen. Regelingen in de schoenindustrie zijn herhaaldelijk het object geweest van de eerste toepassing van ordeningswetten. Zo kunnen we de Wet op het algemeen verbindend en onverbindend verklaren van bepalingen van Coll. Arb. Overeenkomsten; de Wet op de verbindendverklaring van ondernemersovereenkomsten en de Wet op de betere verdeling van de beschikbare ar beid verklaren. Niet onvermeld mag blijven, dat in 1936 een Bedrijfsraad voor de Schoenindustrie in het leven werd geroepen op grond van de Bedrijfsradenwet 1933. Door deze en andere maatregelen zijn ge leidelijk meer gezonde verhoudingen ont staan. De totstandkoming van een Bedrijfschap voor de Schoenindustrie ligt in de lijn van de hierboven geschetste historische ontwik keling. Het is immers begrijpelijk, dat de werk gevers- en werknemersorganisaties in de schoenindustrie, geleerd door de ervaringen in het verleden, de door de Wet op de be drijfsorganisatie geschapen mogelijkheid om het publiekrechtelijk gezag als het ware in eigen hand te krijgen, gaarne hebben aan gegrepen. Deze begerigheid heeft hen echter niet verleid tot onvoorzichtigheid of overmoed. Zij hebben ervoor gewaakt, dat het Be drijfschap zich geen verordenende bevoegd heden zou gaan aanmeten, dan alleen ten aanzien van onderwerpen, waarmede in het verleden reeds de nodige ervaringen zijn opgedaan. Het rechtstreeks regelen van de prijs concurrentie is in het verleden steeds een précaire aangelegenheid gebleken en men heeft zich er dan ook wel voor gehoed het Bedrijfschap met verordenende bevoegd heid op dit stuk te laten hekleden. Degenen, die nu als leden van het Be stuur van het Bedrijfschap aan tu'. i zitten, zijn voor elkaar geen onbekenden. Het ver trouwen is gewettigd, dat zij in onderlinge harmonie en weliswaar zonder 1- t cl rug gespraak, doch niettemin gestemd door hun achterban, ertoe zullen bijdragen dat de schoenindustrie komt tot rn leeds be tere vervulling van haar functie in onze volkshuishouding en aldus tullen dienen het belang van het Nederlandse v 'k en tevens op de juiste wijze zullen behartigen het ge meenschappelijk belang van 1 onderne mingen in deze bedrijfstak ;n van degenen, die daarbij betrokken zijn. PIONIERS. Jn deze vergadering werd ook het woord gevoerd door Zijne Exc. drs. W. IC. N. Schmelzer, staatssecretaris van binnenland se zaken, bezitsvorming en publiekrechte lijke bedrijfsorganisatie, die o.m. zei Terwijl in het algemeen gesproken in de industrie de ontwikkeling van de publiek rechtelijke bedrijfsorganisatie moeizamer en langzamer verloopt dan in andere sectoren, behoort gij tot de pioniers van de ontwik keling nu, na de steenkolenmijnindustrie en de vleeswarenindustrie, werkgevers en werknemers in de schoenindustrie, overeen komstig hun verlangen, in een bedrijfschap zijn georganiseerd. Dat gij, na in het verleden een rijkge schakeerde samenwerking en vele onder linge contacten van privaatrechtelijke aard tot stand te hebben gebracht, Uw schreden ook op de weg der p.b.o. hebt willen zetten, is een gelukwens waard en stemt met name de bewindslieden, belast met de zaken der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie tot dankbaarheid. Sprekende over het interessante cijfer materiaal dat de voorzitter had verschaft, zei Zijne Excellentie Ieder moet wel onder de indruk komen van het grootscheepse werk, de ontwikke ling van de produktie, de voorziening van de binnenlandse markt en het scheppen van een aanzienlijke export, door werkgevers en werknemers tezamen verricht. Aan deze grote prestatie heeft ongetwijfeld een bij zondere vitale spirit van ondernemers en arbeiders ten grondslag gelegen. In deze spirit vertrouw' ik een goed voorteken te mogen zien voor de wijze waarop ook de werkzaamheden in het nieuwe bedrijfschap ter hand zullen worden genomen. Vervolgens roemde drs. Schmelzer de bijzondere kwaliteiten van de voorzitter, mr. dr. van Spaendonck, en zei dat zijn verkiezing als voorzitter, „getuigt van de geest die U (werkgevers en werknemers) bezielt en waarvan ik hoop dat hij U bij de verdere ontwikkeling van Uw bedrijf schap zal blijven bezielen." Sprekende over de ontwikkeling van Uw bedrijfschap, zult ge wellicht vragen of ook de Centrale Overheid („Den Haag) bereid en bij machte is deze ontwikkeling gunstig te beïnvloeden. In de Regeringsverklaring die Minister-President Dr Drees op 23 ok tober 1956 voor de Tweede Kamer heeft uitgesproken wordt gezegd: U houde zich ervan verzekerd dat wij er krachtig naar zullen streven om deze woorden waar te maken, zodat langzamer hand de activiteiten van de bestaande be- drijfslichamen verrijkt van inhoud kunnen worden. Weest U ervan overtuigd dat wij Uw verrichtingen met grote belangstelling zullen volgen, juist ook omdat ge in de sector industrie tot de pioniers van de be drijfsorganisatie behoort. Van harte wensen wij U alle goeds op Uw weg en zeggen U graag toe, dat voor zover U daaraan behoefte hebt, de deur, ook op het Binnenhof, voor U open staat. WAARBORGEN VOOR SUCCES. Is vertegenwoordiger van de werkne mers werd het woord gevoerd door de heer A. Geurts, plv. voorzitter van het Bedrijf schap voor de Schoenindustrie. Ook hij wees op de sociale mistoestanden in het begin van deze eeuw, die hun ergste vorm vonden in de gedwongen winkelnering. De georganiseerde werknemers zagen dit in die tijd als het belangrijkste aktiepunt en wij mogen met voldoening constateren, dat hierbij steeds hulp is verkregen van de goedwillende werkgevers. In het kader van de reeds vroeg ge groeide samenwerking tussen werkgever en werknemer mag gewezen worden op de Bedrijfsraad voor de Schoenindustrie, welk orgaan gedurende meer dan 20 jaar steeds belangrijk werk heeft kunnen doen in het belang van de gehele bedrijfstak. Uit latere tijd dateert het „Sociaal fonds Nederlandse Schoenindustrie", welk fonds ten doel had een vrijwillige bovenwettelijke uitkering te verstrekken aan de werkne mers met tenminste 3 kinderen. Overziet men de gehele verdere ontwik keling dan moet men tot de conclusie ko men dat alle waarborgen aanwezig zijn om het Bedrijfschap voor de Schoenindustrie tot een succes te maken. Vanzelfsprekend zal het de eerste tijd nog een „wennen" zijn aan de nieuwe ver houdingen. De schoenindustrie is echter niet over één nacht ijs gegaan toen het er om ging, om een bedrijfschap in te stellen op basis van de Wet Bedrijfsorganisatie 1950. :sr r Jme j x m L Ml i'-HJJiiMaagKMlflSfl Diverse besprekingen waren nodig om het - aanwezige - inzicht in doel en we zen van de publiekrechtelijke bedrijfsorga nisatie te verdiepen en aanvankelijke moei lijkheden konden daardoor worden wegge- Zeer zeker waren de werkgevers niet „bang" voor erkenning van de werknemers als volwaardige bedrijfsgenoten. Deze er kenning was reeds jaren in de praktijk be vestigd. De door hun organisaties benoemde Werknemersleden in dit bestuur, aldus de heer Geurts, zijn er zich ten volle van be wust dat dit werk een grote verantwoor delijkheid en kennis van zaken vraagt. Zij weten echter ook, dat de P.B.O. een be langrijke - misschien zelfs een beslissende stap zal betekenen naar de overbrug ging van de maatschappelijke tegenstellin gen. Zij zijn bereid naar best vermogen mede te werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Bedrijfschap. Het is nog te vroeg, zo besloot de heer Geurts zijn toespraak, reeds nu aan te ge ven in welke richting de ontwikkeling van dit „schap" zal gaan. Wij weten dat hier over verschillend wordt gedacht en gespro ken. Indien wij echter - zoals in het verleden in andere organen gebleken is - deze nieuwe taak aanvaarden met de eerlijke wil, onze bedrijfstak te dienen, dan mogen wij vol vertrouwen de toekomst tegemoet zien.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 1