JJ
UZI
3
de jlizts daox iBxa&ant*
RECHTSZAKEN
Huidgenezing
Raadsel in Nijmegen
0LLEKE OP DE REGENBOOG.
2
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 21 JUNI 1957
2
Provinciaal Nieuws
KEES BASTIAANSE EXPO
SEERT IN GEMEENTEHUIS
GEERTRUIDENBERG.
Morgenmiddag om 4 uur zal
in 't gemeentehuis van Geertrui-
denberg een expositie worden
geopend van schilderijen en gou
aches van de Brabantse kunst
schilder Kees Bastiaanse. Het
werk zal worden ingeleid door
de heer Domien van Gent, hoofd
van de sectie Tentoonstellingen
Beeldende Kunst van het Provin
ciaal Genootschap van Kunsten
en Wetenschappen in Noord-
Brabant, die deze tentoonstelling
organiseert. De tentoonstelling
is geopend vanaf 22 juni t.ni.
30 juni.
Kees Bastiaanse werd in 1909
te Mill (N.Br.) geboren. Aanvan
kelijk was hij huisschilder. Hij
bezocht ruim drie jaren „Kunst
oefening" te Arnhem. In 1943
vestigde hij zich als kunstschil
der te Mill. Hij maakte studierei
zen naar Zweden, Frankrijk en
Italië en heeft reeds in talrijke
plaatsen in ons land geëxposeerd.
COLLECTE ANJERFONDS.
In de periode van 24 juni t.m.
30 juni a.s. zal weer in alle Bra
bantse gemeenten de grote inza
melingsactie ten bate van het
Prins Bernhardfonds en de daar
onder ressorterende Provinciale
Anjerfondsen worden gehouden.
Volgens het nieuwe statuut
heeft het Fonds tot doel de zelf
werkzaamheid van het Neder
landse Volk op het gebied van
wetenschap, kunst en cultuur in
het algemeen te bevorderen, als
mede de Nederlandse cultuur in
de Overzeese Rijksdelen en in 't
buitenland uit te dragen. Het
fonds tracht dit doel te bereiken
dóór het verlenen van financiële
steun aan personen of organisa
ties voor alle zodanige arbeid,
die de geestelijke weerbaarheid
van het Nederlandse volk kan
versterken. Het is een zuiver fi
nanciële instelling, die zelf geen
deel neemt aan practische arbeid
maar zich beperkt tot het moge
lijk of beter mogelijk maken van
cultureel werk door derden. Het
heeft erkend, dat de Nederlandse
cultuur is opgebouwd uit gewes
telijke eigenwaarden, die ieder
voor zich beter van uit de pro
vincie zelf beoordeeld en behar
tigd kunnen worden dan door 't
centraal bestuur.
Daar de financiële nood van
de Brabantse culturele verenigin
gen en instellingen groot is, wil
len wij deze inzamelingsactie nog
eens zijzonder onder de aandacht
van onze lezers brengen.
LEDEN VAN ST. LIDUINA UIT
BRABANT NAAR KEVELAER
De afdeling Dongen van de
Nederlandse Katholieke Invali-
denbond ,,St. Liduina" en de af
delingen Tilburg en Oisterwijk
hebben woensdag 12 juni 1.1. een
bedevaart naar Ivevelaer ge
maakt.
Het pas prachtig weer en be
houdens enig oponthoud aan de
grens verliep de tocht, die met
zes autobussen werd gemaakt,
zeer vlot.
Rond half twaalf werd in de
Genadekapel een H. Mis opge
dragen door Pastoor Tilman,
geestelijk adviseur van de afde
ling Tiiburg, waaronder vele in
validen communiceerden.
In de namiddag was er 'n spe
ciale kruiswegoefening in het
park onder leiding van de Eerw.
Heren Rector Joling uit Dongen
en Pastoor Tilman uit Tilburg,
terwijl er in de Genadekapel
eveneens een Kruiswegoefening
plaats vond onder leiding van de
ZeerEerw. Heer Rector F. Han
sen, geestelijk adviseur van de
zo pas opgerichte afdeling uit
Oisterwijk.
Hierna volgden enige uurtjes
van recreatie, die in hoofdzaak
werden besteed aan het offeren
van kaarsen bij het kaarsenka
pelletje, het bezichtigen van de
Basiliek, de hotel- en winkelcen
tra en niet te vergeten het kopen
van souvenirs.
Met circa 300 man werd rond
5 uur/in hotel „Dreikönige" een
gezamenlijke warme maaitijd ge
bruikt, waarna de terugtocht via
een streek van waarlijk prachtig
natuurschoon naar huis werd
aanvaard.
Op de terugweg werd echter
nog even gestopt bij de Leknot
onder de gemeente Berkel-En-
schot. voor het innemen van het
traditionele afzgkkerke".
Dank zii de medewerking van
de Rode Kruis-colonne te Til
burg. de Eerw. Zusters van het
Wit-Gele Kruis en de Broeders
van Huize Overdonk uit Dongen
is dit uitstapje volkomen ge
slaagd en hebben al de deelne
mers ontegenzeggelijk 'n devote
en aangename dag beleefd.
FEUILLETON
van
„DE ECHO VAN HET ZUIDEN"
door
G. PLANTEMA.
8).
Toen ging een der musici naai
de microfoon, die voor het or
kest op het podium stond.
„Dames en Heren, nu maken
wij 'n begin met het kabaretpro-
gramma van deze avond", kon
digde hij aan. „U zult thans zien
het elegante danspaar Raoul en
Suzette uit Parijs."
André Boorneman leunde ge
makkelijk in zijn stoel om dit
optreden gade te slaan. Hij had
tijdens de foxtrot bemerkt, dat
er steeds meer bezoekers in de
zaal kwamen, zodat langzamer
hand alle tafels bezet bleken.
Terwijl het heldere licht in de
(koepel doofde, viel een rode bun
del uit een schijnwerper op de
dansvloer. Het orkest zette een
walsmelodie in en even later be
gon het danspaar zijn optreden.
Het viel algemeen in de smaak
en tenslotte klaterde er 'n warm
applaus op, terwijl meteen het
zaallicht aanflitste.
André Boorneman nam een
teug van zijn bier. Toen hoorde
hij een stem vlakbij. Iemand
stond naast hem en sprak hem
toe in het Frans.
„Permettez-vous, monsieur?"
Verrast keek André Boorne
man op. Het was de vreemdeling
die hem 's-middags de wég naar
Berg en Dal had gevraagd. De
man bleek tamelijk klein te zijn
in elk geval kleiner dan André
had gedacht, toen hij hem in de
auto zag te zitten. Naast hem
stond nog een heer, een forse
grijsharige man met een door
de zon verbrand gezicht.
„Mais oui," antwoordde André
Boorneman, die begreep, dat de
vreemdeling vroeg, of de stoelen
aan zijn tafeltje vrij waren.
Zij keken elkaar even aan. De
vreemdeling herkende hem blijk
baar want ineens glimlachte hij,
hetgeen zijn brede gezicht met
vrij hoge jukbeenderen 'n eigen
aardige trek gaf. „Och, wij zijn
niet geheel vreemd", merkte hij
op in een merkwaardig Frans,
dat hij langzaam uitsprak. „U
hebt ons vanmiddag op char
mante wijze ingelicht."
Enkele ogenblikken later wist
André Boorneman, dat deze
vreemdeling zich Sergie Maroniu
noemde. De dame die van nabij
Od een mooie zonnige dag
stapte Olleke het bos in. Moeder
stond in de deuropening van het
kleine huisje aan de rand van 't
bos en zwaaide hem na. Vrolijk
stapte hij voort. Na een poosje
ontmoette hij zijn vriendjes de
konijntjes en met hen speelde hij
krijgertje en verstoppertje.
Toen de diertjes van hun ou
ders moesten binnen komen,
ging Olleke verder het bos in.
De zon scheen heerlijk.
Plotseling hoorde hij geritsel
tussen de struiken en daar brak
een grote ruige wolf door de
takken en stond voor hem op 't
pad. Olleke dacht dadelijk aan 't
verhaal van Roodkapje. Zou hij
nu ook opgegeten worden? Hij
had nog nooit eerder een wolf in
het bos ontmoet. Doodstil stond
de jongen daar midden op het
pad en durfde zich niet te ver
roeren. De wolf sloop langzaam
naderbij en sperde de muil reeds
open. Zo'n lekker hapje zou hem
niet ontgaan. Olleke's hersens
werkten snel. Wat moest hij
doen Hij besloot het op een lo
pen te zetten. En dat deed hij.
Even later rende Olleke zo snel
zijn benen hem konden dragen
door het bos met de wolf achter
zich aan. De kleine jongen liep
wat hij lopen kon, maar ja, zo'n
wolf kan sneller lopen dan een
mens en langzaam maar zeker
haalde hij Olleke in. Plotseling
voelde Olleke druppels in zijn
gezicht. Het begon te regenen en
'de zon scheen. Dan moest er een
regenboog zijn. Snel keek Olleke
naar omhoog. Ja hoor, daar
stond de regenboog. Aan de rand
van het bos raakte hij de grond.
Zo hard hij lopen kon rende de
jongen er heen met het verscheu
rende dier op zijn hielen.
De reddende regenboog.
Op het nippertje bereikte hij
de mooi gekleurde regenboog. De
wolf hapte naar hem en pakte
hem bij zijn broek. Maar Olleke
gaf geen krimp, hij rukte zich
los waardoor hij een winkelhaak
in zijn broek trok, maar toen
greep hij zich vast aan de regen
boog en zo snel mogelijk klom
hij omhoog.
Beneden stond de wolf en hij
jankte en huilde van kwaadheid.
Daar zat zijn lekker hapje hoog
en droog boven op de regenboog.
Verwonderd keek Olleke in het
rond. Wat was die regenboog
groot. Zover hij kon zien liep de
boog en verdween in de verte
achter de horizon.
Voorzichtig schoof de kleine
jongen wat verder op. Maar de
regenboog bleek verschrikkelijk
glad te zijn, nog gladder dan ijs.
Langzaam probeerde hij hoger te
komen. Tenslotte zat Ólleke bo
ven op de regenboog en had een
prachtig vergezicht.
„Hé daar, wat moet jij hier?"
klonk opeens een zware stem
voor hem. Verschrikt keek Ol
leke op. Voor hem stond 'n klein
rood mannetje met een grote ge
bogen neus, twee horentjes op
zijn hoofd en bokkepootjes in
piaats van voeten. Als hij sprak
wipte het baardje op zijn kin op
en neer. „Kun je mij geen ant
woord geven?" sprak het man
netje nu bars. „Ik hen het regen
boogmannetje en hier horen geen
mensenkinderen. Vooruit scheer
I ,je weg." „Ik kan niet", stamelde
Olleke. „Weg, zeg ik!" brulde 't
j mannetje en gaf met zijn knie
Olleke een duw.
Val en redding.
O, daar begon de kleine jongen
te glijden ou de gladde regen
boog. Steeds sneller ging 't naar
de aarde toe en toenroets,
glipte Olleke er af. Hij tuimelde
naar beneden, recht op de aarde
toe. Daar zag hij onder zich het
kleine dorpje, waar zijn vader
werkte en zijn moeder altijd
boodschappen deed. Hij zag het
spitse kerktorentie en viel er
recht naar toe. „Help!" gilde de
jongen en toen... gleed hij langs
het schuine dak van de spits en
plofte in de goot.
Tjonge, wat was dat nog goed
afgelopen. Maar hoe kwam hij
nu beneden? Voorzichtig kroop
Olleke door een klein dakluikje,
klom het laddertje af tot boven
de klokken, gleed langs een klok-
ketouw naar beneden en kwam
zo tenslotte bij een poortje. Zou
j de deur open zijn? De kleine jon
gen probeerde het en... ja hoor,
zachtjes zwaaide de zware eiken
deur open en vlug glipte Olleke
naar buiten.
Zo hard als hij lopen kon liep
hij door het dorp; de mensen ke
ken hem na. Pas toen hij op de
landweg liep, die naar het huisje
van zijn ouders aan de rand van
het bós voerde, ging hij rustiger
lopen. Tjonge, wat was dat een
avontuur geweest. Hij had nooit
gedacht zoiets te zullen meema
ken.
Coby Martius-
(Nadruk verboden).
inderdaad 'n opvallende schoon
heid was en bovendien niet
ouder dan wellicht vijf en twin
tig jaar, bleek mademoiselle Iles-
cu te zijn en de forse vermoede
lijk zestigjarige heer heette Jör-
gensen. Bovendien werd André
Boorneman gewaar, dat deze
laatste een Zweed was, de twee
anderen Roemenen.
De Zweed had hem vriendelijk
toegeknikt en hem in vlot Frans
de taal die deze drie ook met el
kaar spraken, begroet. Mile. Iles-
cu was echter gereserveerd. Zij
liet het bij een kort knikje. Haar
levendige landgenoot, die zich
spoedig ontpopte als een doctor,
hij vertelde niet waarin, begon
onmiddellijk een gesprek te lei
den, dat aanvankelijk over Nij
megen ging. Deze stad mocht
zich in zijn warme sympathie
verheugen en dr. Maroniu deed
bepaald teleurgesteld, toen hij
vernam, dat André er geen per
manent bewoner van was.
„Mais oui, vous êtes de Rot-
lerdam", riep hij dan, die stad
ken ik ook. Een beetje! Grote
havenstad, monsieur André. Ex-
cusez-moi, uw naam is wat las
tig voor een Roemeen."
Dr. Maroniu was een jaar of
veertig. In welke betrekking hij
tot zijn landgenote stond, werd
André niet duidelijk. Hij sprak
haar af en toe aan, waarop zij
echter slechts kort antwoordde.
Zij noemde hem daarbij voort
durend „docteur", maar hij zei
nu eens „mademoiselle", dan
„madame", dit misschien bij ver
gissing; soms betitelde hij haar
als Sonia. Toen André Boorne
man na de eerste keer meende,
dat dit haar voornaam was, voel
de hij iets als verrassing, toen
de Roemeen haar kort daarop
aansprak als Micaela. De Zweed
noemde haar voortdurend plech
tig voluit mademoiselle Ilescu.
„Eh bien," zei dr. Maroniu na
een poosje. „Dit is een keurige
zaak. Werkelijk! En ik heb heel
wat van de wereld gezien. Het
bezoek is uitstekend. Daaraan
danken wij ook het voorrecht,
in kennis te zijn gekomen met U
monsieur André. Aha, en wat
een genoegen, zoveel charmante
meisjes te zien en zoveel spor
tieve jongemannen. De jeugd in
dit land is aantrekkelijk, mon
chèr. En zij houdt blijkbaar van
dansen. U ook?
Daarna kon André Boorne
man moeilijk anders doen, dan
toestemming vragen om 'n dans
met mademoiselle Ilescu. Hij
zag er even tegen op, want de
Roemeense bleef erg terugge
trokken. Maar zij stemde onmid
dellijk toe en daarna begonnen zij
samen een langzame foxtrot,
terwijl de beide heren in druk
gesprek raakten. André Boorne
man had moeite om een gesprek
te,beginnen. Hij realiseerde zich
dat hij zelden met een zo knappe
vrouw had gedanst, maar nog
nooit had hij ook zo weinig ge
weten, waarover met haar te
praten. Aarzelend begon hij, als
goed Nederlander over het weer,
dat de laatste dagen zomers was
geweest. Zij beaamde 't kort en
dan vertelde hij haar dat 'n tijd
van vast, mooi weer eigenlijk 'n
uitzondering mocht heten. Op
een vraag, hoe dat in haar land
was, kreeg hij ten antwoord, dat
men daar hete en konstante zo
mers kende. Het gesprek kwam
daarna een beetje op gang, al
was het voornamelijk André
Boorneman, die het woord voer
de. Hij was er zich van bewust,
dat menigeen in de zaal naar
inlle. Ilescu keek, maar dat was
geen wonder, want zij was in
derdaad een opvallende verschij
ning, zowel door haar schoon
heid, als door haar apart zuide
lijk uiterlijk.
Na de dans betrok dr. Maro
niu hem weer in gesprek, dat
van de hak op de tak sprong,
maar met grote levendigheid
werd gevoerd. De Roemeen liet
wijn aanrukken, waarbij hij An
dré Boorneman uitnodigde als
zijn gast mee te drinken.
„Ejt une petite cigarette?"
vroeg hij dan, hem een koker
met een matgouden glans toe
stekend.
„Merci bien", zei André Boor
neman, er een uitnemend.
„Dit is dan ons concertge
bouw", zei mr. Ernst Verhagen
tegen zijn zwager, nadat zij op 't
Keizer Karelplein uit lijn 1 wa
ren gestapt.
„Komaan, en dat is dus het
middelpunt van vermaak" merk
te inspekteur Sven Ohlquist op.
„Ik ben benieuwd".
Toen zij de foyer binnenkwa
men, begon het orkest juist een
tango te spelen en Ohlquist neu
riede onmiddellijk met de melo
die mee. Maar hij keek meteen
in het rond. Ook Ernst keek uit
naar een plekje, waar zij zou
den kunnen zitten. De zaal was
langzamerhand vol geworden en
de advokaat schoot daarom een
kellner aan. „Ik zal een tafeltje
voor U er bij zetten", gaf deze
te kennen.
(Wordt vervolgd).
een aan de voddeman mee te geven -
waar ze zeer snel van buiten even stoffig
worden als ze van binnen al waren en op
die manier hun nogal nutteloos bestaan tot
in lengte van jaren kunnen voortzetten.
Bijzonder prettig is het daarom nu eens
een gedenkboek in handen te krijgen dat
iedereen die het ter hand neemt van de
eerste tot de laatste bladzijde zal boeien.
Het is uitgegeven door de Shell' Neder
land N.V. en draagt tot titel „Toen en Nu".
Vijftig jaar geleden werd de N.V. Acety-
lena opgericht, een kleine maatschappij die
later werd omgedoopt tot Bataafse Import
Maatschappij en in haar volwassenheid de
naam kreeg Shell Nederland N.V., een
concern van het eerste internationale plan.
En dat is dan alles wat men op de eerste
bladzijde van dit boek kan lezen over deze
halve eeuw Shell. De rest van dit boek over
ziet ook een halve eeuw vooruitgang, doch
niet van de Shell'. De overige pagina's zijn
gewijd aan de ontwikkeling welke het Ne
derlandse leven in zijn belangrijkste gele
dingen in de laatste vijftig jaar heeft door
gemaakt. En hoe! Geen dorre overzichten,
geen statistieken en geen wetenschappelijk-
technische verhandelingen, maar een boei
end relaas in bijzonder suggestieve foto's,
tekeningen (Eppo Doeve)proza-fragmen-
ten en gedichten uit de litteratuur van vroe
ger en thans, twee bladzijden uit het huis
houdboekje, een uit dat van Kaatje uit
1907 en een uit dat van de moderne huis
vrouw, en verder talrijke andere illustra
ties die de indrukwekkende evoluties bin
nen een tijdsbestek van 50 jaren bijzonder
scherp en voortreffelijk onder onze aan
dacht brengen. Een boek dus dat men een
geschenk mag noemen, een precieus ge
schenk vinden wij.
„Toen en Nu" is een uniek gedenkboek
met een briljante en fijnzinnige omslagteke
ning van Eppo Doeve. Een gedenkboek dat
men geboeid doorbladert en dat men gaar
ne voor deportatie naar de rommelzolder
zal willen behoeden.
Huidzuiverheid - Huidgezondheid
Voeten^en oksels fris door Purol-poeder
STIEFKINDEREN MISHANDELD.
Een vrouw uit Echt (L.) stond voor 't
Hof terecht, verdacht van mishandeling en
poging tot moord op 2 stiefkinderen. Zij
was met een weduwnaar getrouwd, die een
jongen en een meisje had. Zij ging al spoe
dig inzien, dat de man zich meer tot de
kinderen, dan tot haar aangetrokken ge
voelde en zij maakte de kinderen het leven
steeds zuurder. Zij sloeg hen met harde
voorwerpen, gaf hen vergiftige dranken te
drinken uit hun eetserviesje of goot ze hen
in; zond ze zonder eten naar school of bed,
zette in de keuken, waar de kinderen speel
den de gaskraan open en zette zelfs een der
kinderen aan het andere in het kanaal te
verdrinken. Al deze en meer gruweldaden
misten hun uitwerking door van verdachtes
wil onafhankelijke faktoren.
Zij stuurde ze in de kou op straat, gaf
ze niet te eten, verbrandde hun speelgoed,
alles uit tomeloze jaloezie.
Het O.M. had voor haar niet minder dan
8 tenlaste-Ieggingen en wees haar op haar
gruwelijke onmenselijke gedragingen.
Eis 8 jaar gevangenisstraf.
door
ANTOON COOLEN.
Voor het Hof te 's-Bosch werd 12 jaar
gevorderd tegen H. L. v. H. uit Raams-
donk, wegens poging tot moord op de 19-
jarige C. B. in de voortuin van het klooster
St. Catharinadal te Oosterhout.
Nadat de verbalisant en de tuinman van
het klooster, die hulp had horen roepen
als getuigen waren gehoord, kwam de pro
cureur-generaal mr. W. de Vries tot zijn
requisitoir. Hij achtte de poging tot moord
bewezen. Van H. werd reeds in 1934 tot
één jaar, in 1937 tot 2 jaar, in 1944 tot 12
jaar veroordeeld, nadat hij een 12-jarigen
jongen na het plegen van oneerbare hande
lingen met een hamer had mishandeld, ten
gevolge waarvan de knaap kwam te over
lijden. Na 10 jaar te hebben gezeten, pleeg
de hij opnieuw ontucht, waarvoor hij werd
veroordeeld tot 1 jaar en 6 maanden en ter
beschikkingstelling van de regering. Tij
dens die straf ontvluchtte hij en pleegde hij
een moordaanslag op B. Deze man is der
halve een voortdurend gevaar, vooral voor
de jonge B.
Hij eiste 12 jaar.
Drie dagen fietsen door het zomerende
Brabantse land! De V.V.V. in Den Bosch
heeft ook voor dit jaar weer een tocht door
het gewest in kaart gebracht; ze koos daar
voor de middenzomerdagen van 18, 19 en
20 juli. Rond vijftienhonderd fietsers doen
aan deze tochten mee. Er is geen betere
Wijze van er op uittrekken om onmiddellijk
met de zomerschoonheid van het gewest in
aanraking te zijn.
Uit de spoorwegcoupé zie je het land
schap in zijn geheel, in die voortdurend
verschuivende draaiing om een keerpunt,
maar de trein voert u er langs en,ge hebt
er geen deel aan. In het stijgende vliegtuig
neem je voor eventjes afscheid van dit
kleine stukje aarde, dat je onder je ziet
wegzwenken met de kleine en grote huizen
groepen waar stad en dorp zijn, met de
stromen, de lintsmalle, blanke wegen, de
kaarsrecht getrokken kavels, waarover soms
de schaduw van de vleugels glijdt; - maar
de vliegmachine hoort het wolkenlandschap
toe. En in de auto zie je niets van de na
tuur. Je ziet dat onafgebroken gladde naar
je toesnellen van het bitumen of macadam-
wegdek, met de witte streep in het midden,
dat altijd wordt weggeslokt, je ziet de ba
kens, de onophoudelijke zegentocht van de
witte paaltjes langs de berm. En telkens
weer die ruk der in een flits verhevigde
suizing door het open portierraampje als
een boom in de rij voorbijvliegt; - wat
was dat voor een boom? De fiets alleen
brengt midden in de natuur. Ze brengt
midden in het hart en wezen van de din
gen, overal die stad en dorp en streek toe
behoren.
Ze heeft ik weet niet hoeveel weerstan
den van storm en regen in ons klimaat en
altijd tegenwind en de kletterende gesel
van voor.
Maar er, blijven ondanks alle gemopper
nog heldere dagen in elk seizoen, en het
geknerp van grint en sintels van het fiets
pad onder de smalle rubberband is hun blij
geluid.
De fiets vermijdt de weg, waar het ge
luid van het snelverkeer kruist als een
branding. Ze kiest het pad langs de voor
vaderlijke keiweg; en tussen hagen en hoe
ven komt ge op een pleintje, een brink, en
stapt af voor een oase van stilte in het men
selijk samenwonen.
En het hoeft niet altijd het oudeeuws
kerkje te zijn en de toren met het rood van
de avondzon, of het plein van Oirschot met
de Sint Pieter, of de lindenberceau var. Ois
terwijk of die van Geertruidenberg, of het
keipleintje van Halsteren met het lilliput-
raadhuisje, of het kapelletje van Heusden-
hout, of het Helmondse kasteel in zijn park
aan het kanaal. Het kan ook de Hinthamer
straat zijn of de Parade of de Sint Jan. Of
ge komt langs de Markt en ziet in 't ver
schiet de toren oprijzen van de Bredase
Lieve Vrouw; en in haar schaduw fietst ge
het marktplein op onder het geklepel en ge-
sprankel van het melodieus carillon bij de
wolken. En het kan dat Brabantse Detroit
zijn van het Philipscomplex, of het verge
zicht van water en land met aan de einder
het vernevelde opdomen van de torens
der machtige centrales van Dongen en
Amer. Of de brug bij de Moerdijk, of de
silhouet van de Maasstuw bij Lith en het
blonde, blije windbevlogen rivierlandschap.
En de tocht leidt langs dat alles heen met
elke kalmte die ge wenst, met elk opont
houd dat ge begeert, zo dicht bij alles als
ge maar verlangt. Het er zich voor open
stellen, het in zich opnemen zal de ervaring
geven, dat die eindeloze verscheidenheid
van land en gewest aller horizont toebe
hoort, aller hart en aller genegenheid. Met
geen hulpmiddel bereikt men dat in een in
tenser aanraking dan met de fiets.
Dit alles, het oude, het pittoreske, het
monumentale, het moderne, dat hoeft het
niet te zijn, dat hoeft het niet alléén te zijn.
De fiets leidt over het gaanpad langs de
weg van wagensporen, langs het harde holle
pad over de hei, ook nu mooi in haar gage-
achtig bruin, dat afsteekt tegen de groenge-
sluierde zilversingel van de berken. Ze
leidt over het A.N.W.B.-sintelpad, dat
voert langs het koren, en- de halmen schie
ten reeds in de aren met de geur van het
stuiven. Het staat stil in de zon, of het
ruist en wiegt in de wind; en de leeuwerik
in de hoogte erboven kun je volgen in zijn
luide klimvlucht en in zijn neerschietend
dalen naar het verborgen nest.
De fiets brengt je bij de Loonse heuve
len en bij de Drunense zandverstuivingen,
waar de wind de gerimpelde helling vouwt
en uit zijn handen de toplijn doet vloeien in
die blanke wereld; doch ginds bij de stugge
begroeiing van eik en struik en hardnekki
ge den brokkelt de kantlijn af tot de wind
ze weer effent.
De fiets brengt je naar de bosrand, waai
de nieuwe denneappels open knapperen in
de zomerzon en waar de brem bloei in
haar kanariegeel, of, uitgebloeid, haar
fluisterend gesprek met u voert in het
knappen van haar peultjes. De fiets voert
u langs de naaldgladde, holle bosweg, waar
de vlaamse gaai schreeuwend en kleurig
tussen de masten vliegt. De koekoek daagt
|u uit in de zon-open zomerende wereld,
waar ge neerligt in het gras en tuurt naar
alle ding en luistert naar elke stem. De
fiets brengt u langs het canadassenwoud,
langs de nimmer zo luid als nu doorfloten
loverhallen en sappige grienden, langs de
wouden van sparren; en waar zingt zo me
lodieus de wind als hier? En naar het wa-
terpralen van ven en vlaas met blad en
klomp en biezen en beweeglijk riet, en het
spiegelbeeld van al de overhuivende oever
begroeiing en de windrimpeling daarover,
of de natte stem van een blije plotselinge
regen en van talinkjes en eend en karakiet.
Van rustpunt tot rustpunt verandert deze
kleine wereld van Brabant in haar duizend
voudige verscheidenheid. Vlug is de fiets
naar uw wil en lui als ge lui wilt zijn en
ze met u neerligt in haar blinkende rust,
omdat ge langs berm en murmelende beek
wilt toeven en u wilt doordrenken van deze
levendige duizendvoudigheid, die uw deel
wordt en u toebehoort.
Voor inlichtingen over deze fietstochten
kan men zich wenden tot V.V.V., Markt 3,
Postbus 39 te Den Bosch, maar wij zouden
hierbij toch nog even willen aantekenen,
dat de Langstraat en hare schitterende om
geving in de route-plannen blijkbaar nogal
in 't vergeethoekje staat!
ni
Copyright P. I. B. Box 6 Copenhagen
BIM EN BAM EN DE DROMEDARIS.
Bim en Bam staan hier te zeuren,
onophoud'lijk, alle twee,
„Lieve, beste dromedaris,
neem ons voor een ritje mee".
't Gaat het dier al ras vervelen,
dat gezanig aan z'n kop.
„Nou 's is goed", zegt hij tenslotte,
„Elk één ritje... stap maar op".
En nu moet je ze zien hossen
op de rug van 't hollend beest.
Nu, ze weten heus wel, dat ze
fijn uit rijden zijn geweest!
Ze betasten bei hun zitvlak
En zijn snel naar huis gegaan,
en ze kunnen niet eens zitten,
moeten bij het eten staan!