JJ UZI 3 de jlizts daox iBxa&ant* RECHTSZAKEN Huidgenezing Raadsel in Nijmegen 0LLEKE OP DE REGENBOOG. 2 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 21 JUNI 1957 2 Provinciaal Nieuws KEES BASTIAANSE EXPO SEERT IN GEMEENTEHUIS GEERTRUIDENBERG. Morgenmiddag om 4 uur zal in 't gemeentehuis van Geertrui- denberg een expositie worden geopend van schilderijen en gou aches van de Brabantse kunst schilder Kees Bastiaanse. Het werk zal worden ingeleid door de heer Domien van Gent, hoofd van de sectie Tentoonstellingen Beeldende Kunst van het Provin ciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord- Brabant, die deze tentoonstelling organiseert. De tentoonstelling is geopend vanaf 22 juni t.ni. 30 juni. Kees Bastiaanse werd in 1909 te Mill (N.Br.) geboren. Aanvan kelijk was hij huisschilder. Hij bezocht ruim drie jaren „Kunst oefening" te Arnhem. In 1943 vestigde hij zich als kunstschil der te Mill. Hij maakte studierei zen naar Zweden, Frankrijk en Italië en heeft reeds in talrijke plaatsen in ons land geëxposeerd. COLLECTE ANJERFONDS. In de periode van 24 juni t.m. 30 juni a.s. zal weer in alle Bra bantse gemeenten de grote inza melingsactie ten bate van het Prins Bernhardfonds en de daar onder ressorterende Provinciale Anjerfondsen worden gehouden. Volgens het nieuwe statuut heeft het Fonds tot doel de zelf werkzaamheid van het Neder landse Volk op het gebied van wetenschap, kunst en cultuur in het algemeen te bevorderen, als mede de Nederlandse cultuur in de Overzeese Rijksdelen en in 't buitenland uit te dragen. Het fonds tracht dit doel te bereiken dóór het verlenen van financiële steun aan personen of organisa ties voor alle zodanige arbeid, die de geestelijke weerbaarheid van het Nederlandse volk kan versterken. Het is een zuiver fi nanciële instelling, die zelf geen deel neemt aan practische arbeid maar zich beperkt tot het moge lijk of beter mogelijk maken van cultureel werk door derden. Het heeft erkend, dat de Nederlandse cultuur is opgebouwd uit gewes telijke eigenwaarden, die ieder voor zich beter van uit de pro vincie zelf beoordeeld en behar tigd kunnen worden dan door 't centraal bestuur. Daar de financiële nood van de Brabantse culturele verenigin gen en instellingen groot is, wil len wij deze inzamelingsactie nog eens zijzonder onder de aandacht van onze lezers brengen. LEDEN VAN ST. LIDUINA UIT BRABANT NAAR KEVELAER De afdeling Dongen van de Nederlandse Katholieke Invali- denbond ,,St. Liduina" en de af delingen Tilburg en Oisterwijk hebben woensdag 12 juni 1.1. een bedevaart naar Ivevelaer ge maakt. Het pas prachtig weer en be houdens enig oponthoud aan de grens verliep de tocht, die met zes autobussen werd gemaakt, zeer vlot. Rond half twaalf werd in de Genadekapel een H. Mis opge dragen door Pastoor Tilman, geestelijk adviseur van de afde ling Tiiburg, waaronder vele in validen communiceerden. In de namiddag was er 'n spe ciale kruiswegoefening in het park onder leiding van de Eerw. Heren Rector Joling uit Dongen en Pastoor Tilman uit Tilburg, terwijl er in de Genadekapel eveneens een Kruiswegoefening plaats vond onder leiding van de ZeerEerw. Heer Rector F. Han sen, geestelijk adviseur van de zo pas opgerichte afdeling uit Oisterwijk. Hierna volgden enige uurtjes van recreatie, die in hoofdzaak werden besteed aan het offeren van kaarsen bij het kaarsenka pelletje, het bezichtigen van de Basiliek, de hotel- en winkelcen tra en niet te vergeten het kopen van souvenirs. Met circa 300 man werd rond 5 uur/in hotel „Dreikönige" een gezamenlijke warme maaitijd ge bruikt, waarna de terugtocht via een streek van waarlijk prachtig natuurschoon naar huis werd aanvaard. Op de terugweg werd echter nog even gestopt bij de Leknot onder de gemeente Berkel-En- schot. voor het innemen van het traditionele afzgkkerke". Dank zii de medewerking van de Rode Kruis-colonne te Til burg. de Eerw. Zusters van het Wit-Gele Kruis en de Broeders van Huize Overdonk uit Dongen is dit uitstapje volkomen ge slaagd en hebben al de deelne mers ontegenzeggelijk 'n devote en aangename dag beleefd. FEUILLETON van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN" door G. PLANTEMA. 8). Toen ging een der musici naai de microfoon, die voor het or kest op het podium stond. „Dames en Heren, nu maken wij 'n begin met het kabaretpro- gramma van deze avond", kon digde hij aan. „U zult thans zien het elegante danspaar Raoul en Suzette uit Parijs." André Boorneman leunde ge makkelijk in zijn stoel om dit optreden gade te slaan. Hij had tijdens de foxtrot bemerkt, dat er steeds meer bezoekers in de zaal kwamen, zodat langzamer hand alle tafels bezet bleken. Terwijl het heldere licht in de (koepel doofde, viel een rode bun del uit een schijnwerper op de dansvloer. Het orkest zette een walsmelodie in en even later be gon het danspaar zijn optreden. Het viel algemeen in de smaak en tenslotte klaterde er 'n warm applaus op, terwijl meteen het zaallicht aanflitste. André Boorneman nam een teug van zijn bier. Toen hoorde hij een stem vlakbij. Iemand stond naast hem en sprak hem toe in het Frans. „Permettez-vous, monsieur?" Verrast keek André Boorne man op. Het was de vreemdeling die hem 's-middags de wég naar Berg en Dal had gevraagd. De man bleek tamelijk klein te zijn in elk geval kleiner dan André had gedacht, toen hij hem in de auto zag te zitten. Naast hem stond nog een heer, een forse grijsharige man met een door de zon verbrand gezicht. „Mais oui," antwoordde André Boorneman, die begreep, dat de vreemdeling vroeg, of de stoelen aan zijn tafeltje vrij waren. Zij keken elkaar even aan. De vreemdeling herkende hem blijk baar want ineens glimlachte hij, hetgeen zijn brede gezicht met vrij hoge jukbeenderen 'n eigen aardige trek gaf. „Och, wij zijn niet geheel vreemd", merkte hij op in een merkwaardig Frans, dat hij langzaam uitsprak. „U hebt ons vanmiddag op char mante wijze ingelicht." Enkele ogenblikken later wist André Boorneman, dat deze vreemdeling zich Sergie Maroniu noemde. De dame die van nabij Od een mooie zonnige dag stapte Olleke het bos in. Moeder stond in de deuropening van het kleine huisje aan de rand van 't bos en zwaaide hem na. Vrolijk stapte hij voort. Na een poosje ontmoette hij zijn vriendjes de konijntjes en met hen speelde hij krijgertje en verstoppertje. Toen de diertjes van hun ou ders moesten binnen komen, ging Olleke verder het bos in. De zon scheen heerlijk. Plotseling hoorde hij geritsel tussen de struiken en daar brak een grote ruige wolf door de takken en stond voor hem op 't pad. Olleke dacht dadelijk aan 't verhaal van Roodkapje. Zou hij nu ook opgegeten worden? Hij had nog nooit eerder een wolf in het bos ontmoet. Doodstil stond de jongen daar midden op het pad en durfde zich niet te ver roeren. De wolf sloop langzaam naderbij en sperde de muil reeds open. Zo'n lekker hapje zou hem niet ontgaan. Olleke's hersens werkten snel. Wat moest hij doen Hij besloot het op een lo pen te zetten. En dat deed hij. Even later rende Olleke zo snel zijn benen hem konden dragen door het bos met de wolf achter zich aan. De kleine jongen liep wat hij lopen kon, maar ja, zo'n wolf kan sneller lopen dan een mens en langzaam maar zeker haalde hij Olleke in. Plotseling voelde Olleke druppels in zijn gezicht. Het begon te regenen en 'de zon scheen. Dan moest er een regenboog zijn. Snel keek Olleke naar omhoog. Ja hoor, daar stond de regenboog. Aan de rand van het bos raakte hij de grond. Zo hard hij lopen kon rende de jongen er heen met het verscheu rende dier op zijn hielen. De reddende regenboog. Op het nippertje bereikte hij de mooi gekleurde regenboog. De wolf hapte naar hem en pakte hem bij zijn broek. Maar Olleke gaf geen krimp, hij rukte zich los waardoor hij een winkelhaak in zijn broek trok, maar toen greep hij zich vast aan de regen boog en zo snel mogelijk klom hij omhoog. Beneden stond de wolf en hij jankte en huilde van kwaadheid. Daar zat zijn lekker hapje hoog en droog boven op de regenboog. Verwonderd keek Olleke in het rond. Wat was die regenboog groot. Zover hij kon zien liep de boog en verdween in de verte achter de horizon. Voorzichtig schoof de kleine jongen wat verder op. Maar de regenboog bleek verschrikkelijk glad te zijn, nog gladder dan ijs. Langzaam probeerde hij hoger te komen. Tenslotte zat Ólleke bo ven op de regenboog en had een prachtig vergezicht. „Hé daar, wat moet jij hier?" klonk opeens een zware stem voor hem. Verschrikt keek Ol leke op. Voor hem stond 'n klein rood mannetje met een grote ge bogen neus, twee horentjes op zijn hoofd en bokkepootjes in piaats van voeten. Als hij sprak wipte het baardje op zijn kin op en neer. „Kun je mij geen ant woord geven?" sprak het man netje nu bars. „Ik hen het regen boogmannetje en hier horen geen mensenkinderen. Vooruit scheer I ,je weg." „Ik kan niet", stamelde Olleke. „Weg, zeg ik!" brulde 't j mannetje en gaf met zijn knie Olleke een duw. Val en redding. O, daar begon de kleine jongen te glijden ou de gladde regen boog. Steeds sneller ging 't naar de aarde toe en toenroets, glipte Olleke er af. Hij tuimelde naar beneden, recht op de aarde toe. Daar zag hij onder zich het kleine dorpje, waar zijn vader werkte en zijn moeder altijd boodschappen deed. Hij zag het spitse kerktorentie en viel er recht naar toe. „Help!" gilde de jongen en toen... gleed hij langs het schuine dak van de spits en plofte in de goot. Tjonge, wat was dat nog goed afgelopen. Maar hoe kwam hij nu beneden? Voorzichtig kroop Olleke door een klein dakluikje, klom het laddertje af tot boven de klokken, gleed langs een klok- ketouw naar beneden en kwam zo tenslotte bij een poortje. Zou j de deur open zijn? De kleine jon gen probeerde het en... ja hoor, zachtjes zwaaide de zware eiken deur open en vlug glipte Olleke naar buiten. Zo hard als hij lopen kon liep hij door het dorp; de mensen ke ken hem na. Pas toen hij op de landweg liep, die naar het huisje van zijn ouders aan de rand van het bós voerde, ging hij rustiger lopen. Tjonge, wat was dat een avontuur geweest. Hij had nooit gedacht zoiets te zullen meema ken. Coby Martius- (Nadruk verboden). inderdaad 'n opvallende schoon heid was en bovendien niet ouder dan wellicht vijf en twin tig jaar, bleek mademoiselle Iles- cu te zijn en de forse vermoede lijk zestigjarige heer heette Jör- gensen. Bovendien werd André Boorneman gewaar, dat deze laatste een Zweed was, de twee anderen Roemenen. De Zweed had hem vriendelijk toegeknikt en hem in vlot Frans de taal die deze drie ook met el kaar spraken, begroet. Mile. Iles- cu was echter gereserveerd. Zij liet het bij een kort knikje. Haar levendige landgenoot, die zich spoedig ontpopte als een doctor, hij vertelde niet waarin, begon onmiddellijk een gesprek te lei den, dat aanvankelijk over Nij megen ging. Deze stad mocht zich in zijn warme sympathie verheugen en dr. Maroniu deed bepaald teleurgesteld, toen hij vernam, dat André er geen per manent bewoner van was. „Mais oui, vous êtes de Rot- lerdam", riep hij dan, die stad ken ik ook. Een beetje! Grote havenstad, monsieur André. Ex- cusez-moi, uw naam is wat las tig voor een Roemeen." Dr. Maroniu was een jaar of veertig. In welke betrekking hij tot zijn landgenote stond, werd André niet duidelijk. Hij sprak haar af en toe aan, waarop zij echter slechts kort antwoordde. Zij noemde hem daarbij voort durend „docteur", maar hij zei nu eens „mademoiselle", dan „madame", dit misschien bij ver gissing; soms betitelde hij haar als Sonia. Toen André Boorne man na de eerste keer meende, dat dit haar voornaam was, voel de hij iets als verrassing, toen de Roemeen haar kort daarop aansprak als Micaela. De Zweed noemde haar voortdurend plech tig voluit mademoiselle Ilescu. „Eh bien," zei dr. Maroniu na een poosje. „Dit is een keurige zaak. Werkelijk! En ik heb heel wat van de wereld gezien. Het bezoek is uitstekend. Daaraan danken wij ook het voorrecht, in kennis te zijn gekomen met U monsieur André. Aha, en wat een genoegen, zoveel charmante meisjes te zien en zoveel spor tieve jongemannen. De jeugd in dit land is aantrekkelijk, mon chèr. En zij houdt blijkbaar van dansen. U ook? Daarna kon André Boorne man moeilijk anders doen, dan toestemming vragen om 'n dans met mademoiselle Ilescu. Hij zag er even tegen op, want de Roemeense bleef erg terugge trokken. Maar zij stemde onmid dellijk toe en daarna begonnen zij samen een langzame foxtrot, terwijl de beide heren in druk gesprek raakten. André Boorne man had moeite om een gesprek te,beginnen. Hij realiseerde zich dat hij zelden met een zo knappe vrouw had gedanst, maar nog nooit had hij ook zo weinig ge weten, waarover met haar te praten. Aarzelend begon hij, als goed Nederlander over het weer, dat de laatste dagen zomers was geweest. Zij beaamde 't kort en dan vertelde hij haar dat 'n tijd van vast, mooi weer eigenlijk 'n uitzondering mocht heten. Op een vraag, hoe dat in haar land was, kreeg hij ten antwoord, dat men daar hete en konstante zo mers kende. Het gesprek kwam daarna een beetje op gang, al was het voornamelijk André Boorneman, die het woord voer de. Hij was er zich van bewust, dat menigeen in de zaal naar inlle. Ilescu keek, maar dat was geen wonder, want zij was in derdaad een opvallende verschij ning, zowel door haar schoon heid, als door haar apart zuide lijk uiterlijk. Na de dans betrok dr. Maro niu hem weer in gesprek, dat van de hak op de tak sprong, maar met grote levendigheid werd gevoerd. De Roemeen liet wijn aanrukken, waarbij hij An dré Boorneman uitnodigde als zijn gast mee te drinken. „Ejt une petite cigarette?" vroeg hij dan, hem een koker met een matgouden glans toe stekend. „Merci bien", zei André Boor neman, er een uitnemend. „Dit is dan ons concertge bouw", zei mr. Ernst Verhagen tegen zijn zwager, nadat zij op 't Keizer Karelplein uit lijn 1 wa ren gestapt. „Komaan, en dat is dus het middelpunt van vermaak" merk te inspekteur Sven Ohlquist op. „Ik ben benieuwd". Toen zij de foyer binnenkwa men, begon het orkest juist een tango te spelen en Ohlquist neu riede onmiddellijk met de melo die mee. Maar hij keek meteen in het rond. Ook Ernst keek uit naar een plekje, waar zij zou den kunnen zitten. De zaal was langzamerhand vol geworden en de advokaat schoot daarom een kellner aan. „Ik zal een tafeltje voor U er bij zetten", gaf deze te kennen. (Wordt vervolgd). een aan de voddeman mee te geven - waar ze zeer snel van buiten even stoffig worden als ze van binnen al waren en op die manier hun nogal nutteloos bestaan tot in lengte van jaren kunnen voortzetten. Bijzonder prettig is het daarom nu eens een gedenkboek in handen te krijgen dat iedereen die het ter hand neemt van de eerste tot de laatste bladzijde zal boeien. Het is uitgegeven door de Shell' Neder land N.V. en draagt tot titel „Toen en Nu". Vijftig jaar geleden werd de N.V. Acety- lena opgericht, een kleine maatschappij die later werd omgedoopt tot Bataafse Import Maatschappij en in haar volwassenheid de naam kreeg Shell Nederland N.V., een concern van het eerste internationale plan. En dat is dan alles wat men op de eerste bladzijde van dit boek kan lezen over deze halve eeuw Shell. De rest van dit boek over ziet ook een halve eeuw vooruitgang, doch niet van de Shell'. De overige pagina's zijn gewijd aan de ontwikkeling welke het Ne derlandse leven in zijn belangrijkste gele dingen in de laatste vijftig jaar heeft door gemaakt. En hoe! Geen dorre overzichten, geen statistieken en geen wetenschappelijk- technische verhandelingen, maar een boei end relaas in bijzonder suggestieve foto's, tekeningen (Eppo Doeve)proza-fragmen- ten en gedichten uit de litteratuur van vroe ger en thans, twee bladzijden uit het huis houdboekje, een uit dat van Kaatje uit 1907 en een uit dat van de moderne huis vrouw, en verder talrijke andere illustra ties die de indrukwekkende evoluties bin nen een tijdsbestek van 50 jaren bijzonder scherp en voortreffelijk onder onze aan dacht brengen. Een boek dus dat men een geschenk mag noemen, een precieus ge schenk vinden wij. „Toen en Nu" is een uniek gedenkboek met een briljante en fijnzinnige omslagteke ning van Eppo Doeve. Een gedenkboek dat men geboeid doorbladert en dat men gaar ne voor deportatie naar de rommelzolder zal willen behoeden. Huidzuiverheid - Huidgezondheid Voeten^en oksels fris door Purol-poeder STIEFKINDEREN MISHANDELD. Een vrouw uit Echt (L.) stond voor 't Hof terecht, verdacht van mishandeling en poging tot moord op 2 stiefkinderen. Zij was met een weduwnaar getrouwd, die een jongen en een meisje had. Zij ging al spoe dig inzien, dat de man zich meer tot de kinderen, dan tot haar aangetrokken ge voelde en zij maakte de kinderen het leven steeds zuurder. Zij sloeg hen met harde voorwerpen, gaf hen vergiftige dranken te drinken uit hun eetserviesje of goot ze hen in; zond ze zonder eten naar school of bed, zette in de keuken, waar de kinderen speel den de gaskraan open en zette zelfs een der kinderen aan het andere in het kanaal te verdrinken. Al deze en meer gruweldaden misten hun uitwerking door van verdachtes wil onafhankelijke faktoren. Zij stuurde ze in de kou op straat, gaf ze niet te eten, verbrandde hun speelgoed, alles uit tomeloze jaloezie. Het O.M. had voor haar niet minder dan 8 tenlaste-Ieggingen en wees haar op haar gruwelijke onmenselijke gedragingen. Eis 8 jaar gevangenisstraf. door ANTOON COOLEN. Voor het Hof te 's-Bosch werd 12 jaar gevorderd tegen H. L. v. H. uit Raams- donk, wegens poging tot moord op de 19- jarige C. B. in de voortuin van het klooster St. Catharinadal te Oosterhout. Nadat de verbalisant en de tuinman van het klooster, die hulp had horen roepen als getuigen waren gehoord, kwam de pro cureur-generaal mr. W. de Vries tot zijn requisitoir. Hij achtte de poging tot moord bewezen. Van H. werd reeds in 1934 tot één jaar, in 1937 tot 2 jaar, in 1944 tot 12 jaar veroordeeld, nadat hij een 12-jarigen jongen na het plegen van oneerbare hande lingen met een hamer had mishandeld, ten gevolge waarvan de knaap kwam te over lijden. Na 10 jaar te hebben gezeten, pleeg de hij opnieuw ontucht, waarvoor hij werd veroordeeld tot 1 jaar en 6 maanden en ter beschikkingstelling van de regering. Tij dens die straf ontvluchtte hij en pleegde hij een moordaanslag op B. Deze man is der halve een voortdurend gevaar, vooral voor de jonge B. Hij eiste 12 jaar. Drie dagen fietsen door het zomerende Brabantse land! De V.V.V. in Den Bosch heeft ook voor dit jaar weer een tocht door het gewest in kaart gebracht; ze koos daar voor de middenzomerdagen van 18, 19 en 20 juli. Rond vijftienhonderd fietsers doen aan deze tochten mee. Er is geen betere Wijze van er op uittrekken om onmiddellijk met de zomerschoonheid van het gewest in aanraking te zijn. Uit de spoorwegcoupé zie je het land schap in zijn geheel, in die voortdurend verschuivende draaiing om een keerpunt, maar de trein voert u er langs en,ge hebt er geen deel aan. In het stijgende vliegtuig neem je voor eventjes afscheid van dit kleine stukje aarde, dat je onder je ziet wegzwenken met de kleine en grote huizen groepen waar stad en dorp zijn, met de stromen, de lintsmalle, blanke wegen, de kaarsrecht getrokken kavels, waarover soms de schaduw van de vleugels glijdt; - maar de vliegmachine hoort het wolkenlandschap toe. En in de auto zie je niets van de na tuur. Je ziet dat onafgebroken gladde naar je toesnellen van het bitumen of macadam- wegdek, met de witte streep in het midden, dat altijd wordt weggeslokt, je ziet de ba kens, de onophoudelijke zegentocht van de witte paaltjes langs de berm. En telkens weer die ruk der in een flits verhevigde suizing door het open portierraampje als een boom in de rij voorbijvliegt; - wat was dat voor een boom? De fiets alleen brengt midden in de natuur. Ze brengt midden in het hart en wezen van de din gen, overal die stad en dorp en streek toe behoren. Ze heeft ik weet niet hoeveel weerstan den van storm en regen in ons klimaat en altijd tegenwind en de kletterende gesel van voor. Maar er, blijven ondanks alle gemopper nog heldere dagen in elk seizoen, en het geknerp van grint en sintels van het fiets pad onder de smalle rubberband is hun blij geluid. De fiets vermijdt de weg, waar het ge luid van het snelverkeer kruist als een branding. Ze kiest het pad langs de voor vaderlijke keiweg; en tussen hagen en hoe ven komt ge op een pleintje, een brink, en stapt af voor een oase van stilte in het men selijk samenwonen. En het hoeft niet altijd het oudeeuws kerkje te zijn en de toren met het rood van de avondzon, of het plein van Oirschot met de Sint Pieter, of de lindenberceau var. Ois terwijk of die van Geertruidenberg, of het keipleintje van Halsteren met het lilliput- raadhuisje, of het kapelletje van Heusden- hout, of het Helmondse kasteel in zijn park aan het kanaal. Het kan ook de Hinthamer straat zijn of de Parade of de Sint Jan. Of ge komt langs de Markt en ziet in 't ver schiet de toren oprijzen van de Bredase Lieve Vrouw; en in haar schaduw fietst ge het marktplein op onder het geklepel en ge- sprankel van het melodieus carillon bij de wolken. En het kan dat Brabantse Detroit zijn van het Philipscomplex, of het verge zicht van water en land met aan de einder het vernevelde opdomen van de torens der machtige centrales van Dongen en Amer. Of de brug bij de Moerdijk, of de silhouet van de Maasstuw bij Lith en het blonde, blije windbevlogen rivierlandschap. En de tocht leidt langs dat alles heen met elke kalmte die ge wenst, met elk opont houd dat ge begeert, zo dicht bij alles als ge maar verlangt. Het er zich voor open stellen, het in zich opnemen zal de ervaring geven, dat die eindeloze verscheidenheid van land en gewest aller horizont toebe hoort, aller hart en aller genegenheid. Met geen hulpmiddel bereikt men dat in een in tenser aanraking dan met de fiets. Dit alles, het oude, het pittoreske, het monumentale, het moderne, dat hoeft het niet te zijn, dat hoeft het niet alléén te zijn. De fiets leidt over het gaanpad langs de weg van wagensporen, langs het harde holle pad over de hei, ook nu mooi in haar gage- achtig bruin, dat afsteekt tegen de groenge- sluierde zilversingel van de berken. Ze leidt over het A.N.W.B.-sintelpad, dat voert langs het koren, en- de halmen schie ten reeds in de aren met de geur van het stuiven. Het staat stil in de zon, of het ruist en wiegt in de wind; en de leeuwerik in de hoogte erboven kun je volgen in zijn luide klimvlucht en in zijn neerschietend dalen naar het verborgen nest. De fiets brengt je bij de Loonse heuve len en bij de Drunense zandverstuivingen, waar de wind de gerimpelde helling vouwt en uit zijn handen de toplijn doet vloeien in die blanke wereld; doch ginds bij de stugge begroeiing van eik en struik en hardnekki ge den brokkelt de kantlijn af tot de wind ze weer effent. De fiets brengt je naar de bosrand, waai de nieuwe denneappels open knapperen in de zomerzon en waar de brem bloei in haar kanariegeel, of, uitgebloeid, haar fluisterend gesprek met u voert in het knappen van haar peultjes. De fiets voert u langs de naaldgladde, holle bosweg, waar de vlaamse gaai schreeuwend en kleurig tussen de masten vliegt. De koekoek daagt |u uit in de zon-open zomerende wereld, waar ge neerligt in het gras en tuurt naar alle ding en luistert naar elke stem. De fiets brengt u langs het canadassenwoud, langs de nimmer zo luid als nu doorfloten loverhallen en sappige grienden, langs de wouden van sparren; en waar zingt zo me lodieus de wind als hier? En naar het wa- terpralen van ven en vlaas met blad en klomp en biezen en beweeglijk riet, en het spiegelbeeld van al de overhuivende oever begroeiing en de windrimpeling daarover, of de natte stem van een blije plotselinge regen en van talinkjes en eend en karakiet. Van rustpunt tot rustpunt verandert deze kleine wereld van Brabant in haar duizend voudige verscheidenheid. Vlug is de fiets naar uw wil en lui als ge lui wilt zijn en ze met u neerligt in haar blinkende rust, omdat ge langs berm en murmelende beek wilt toeven en u wilt doordrenken van deze levendige duizendvoudigheid, die uw deel wordt en u toebehoort. Voor inlichtingen over deze fietstochten kan men zich wenden tot V.V.V., Markt 3, Postbus 39 te Den Bosch, maar wij zouden hierbij toch nog even willen aantekenen, dat de Langstraat en hare schitterende om geving in de route-plannen blijkbaar nogal in 't vergeethoekje staat! ni Copyright P. I. B. Box 6 Copenhagen BIM EN BAM EN DE DROMEDARIS. Bim en Bam staan hier te zeuren, onophoud'lijk, alle twee, „Lieve, beste dromedaris, neem ons voor een ritje mee". 't Gaat het dier al ras vervelen, dat gezanig aan z'n kop. „Nou 's is goed", zegt hij tenslotte, „Elk één ritje... stap maar op". En nu moet je ze zien hossen op de rug van 't hollend beest. Nu, ze weten heus wel, dat ze fijn uit rijden zijn geweest! Ze betasten bei hun zitvlak En zijn snel naar huis gegaan, en ze kunnen niet eens zitten, moeten bij het eten staan!

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 2