y IwitLi Bloed vloeide in Bethlehem Feuilleton DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 23 DECEMBER 1957 DE HAAT BLEEF van DE ECHO VAN HET ZUIDEN" SCHADUW OVER LEVEN door CARRY VAN DER RYKEN. 18). oké. kind, dat niet van zijn speelgoed kan los komen. „Mooi als altijd", zo zal zijn vrouw zeggen. Maar is dat waar? Staan zij net zo echt gelovig tegenover de kribbe als vroe ger onze ouders en grootouders? Zullen ook de kinderen op hun beurt een kribbe bou wen of zullen ze de stal naar het museum verwijzen? Zullen zij naar de kribbe snel len, niet slechts uit traditie, maar uit diep, onverzwakt geloof? Uit liefde? Agent van politie le klasse Jansen schrok van deze plotselinge gedachtenwen- ding. Wat deed hij met zulke gedachten bij de kribbe? Of is de kribbe niet meer het Credo van een oud huis, van een oud ge slacht? Het schelle licht van een passerende auto gleed door een gordijnkier naar binnen en flitste over de kerststal. Jansen voelde een huivering. Buiten was de natte koude we reld, binnen de warmte van de kachel. Buiten waren zovele moeilijkheden, die hij als politieman zo goed kende. Hier binnen heerste reeds de kerstvrede. Hij dacht plotseling aan die vele gevallen van ellende daarbuiten. Die vele rotte gezinnen, waar mee hij in aanraking kwam, wanneer hij een jong meisje probeerde terug te houden van onverantwoorde dingen. Hij dacht aan die vele café's, aan die bars, waar dege lijkheid en correctheid belachelijke aange legenheden zijn; aan die straten, waar me nigeen voor zijn leven ongelukkig wordt. De naakte, treurige, onmetelijke nood van de tijd drong zich aan hem op. Daar stond hij, een degelijke huisvader, een christen huisvader. Wat kon hij doen tegen die noden? Uit zijn werk in de stad, door zijn patrouilles door de achterbuurten, door het voortdurende contact met misdadigers, grote en kleine, de inbrekers en kruimel diefjes, door zijn nuchtere werkelijkheids zin wist hij, dat voor grote groepen men sen God dood is. Kerstmis, Pasen en Pink steren zeggen hun niets meer. Het zijn vrije dagen met aardige verrassingen en lekker eten. Politieagent Jansen werd zich het con trast bewust tussen al degenen zonder God en hemzelf, die hier in het schemerdonker zijn geloof had geuit in de bouw van de kribbe, waar omheen morgen zijn gezin in hetzelfde geloof zich zou scharen. Zijn gedachten spinnen verder. Het le ven is duur geworden, maar achter het huis houdboekje en loonzakje, welke steeds moeilijker in evenwicht te houden zijn, wist hij het andere leven, dat steeds zwaarder blijft wegen. Met een ruk keren zijn gedachten terug naar de kribbe. Voorzichtig glijdt zijn hand over de engel, die met wijd uitgeslagen vleugels de band torst, waarop de woorden staan Glorie aan God in den hoge Ongemerkt vouwen zich zijn handen en zijn hart bidt een woordeloos gebed om vrede voor alle mensen: voor de grote boe ven en kleine boefjes, voor de meisjes van de straat, voor de ongelukkige gezinnen, voor allen, voor wie Kerstmis geen inhoud meer heeft. Hij merkt niet, dat zijn vrouw binnen komt. Zij ziet hem staan, zijn forse ge stalte voorovergebogen in aandachtige hou ding. Dan legt ze haar hand op zijn schou der, een liefkozend gebaar. Hij schrikt op, dan neemt hij haar hand en legt die tegen zijn gezicht. Een woordeloos gebaar van innige verbondenheid met haar, die zovele jaren samen met hem een goed leven heeft opgebouwd. Een paar minuten blijven zij zo staan, intens bewust van de goedheid van dit ogenblik. Toen deed hij het licht in het salletje uit. Veel bloed vloeide er in Bethlehem, maar het kindeke Jezus ontkwam aan de zwaarden der Romeinse krijgslieden. Nu is de vermoedelijke plaats van Zijn komst op aarde openlijk getooid met de Kerk der Geboorte. Een ster op de grond, in het midden van de grot, duidt de plek aan waar Maria de Verlosser het levens licht schonk. Duizenden pelgrims van velerlei godsdienst stromen met Kerstmis naar deze gewijde grond. Nog klinkt in de velden bij Bethlehem de lofzang der hemelse koren na en nog bespreekt het stadje de berichten, die herders rond vertellen over de ge boorte van een koning, of krijgsrumoer verdrijft de vredige sfeer van het plaatsje. Woeste soldaten bezetten Bethlehem. Angstig wacht de bevolking af. Wat gaat er gebeuren? De onheilspellende gezichten der krijgsknechten doen het ergste vrezen. Men blijft niet lang in onzekerheid, want de gewapende macht dringt de hui zen binnen. Het is de soldaten om de kleine kinderen te doen. Verschrikkelijke taferelen spelen zich in de woningen af. Alom weerklinken noodkreten. Daar rent een moeder gillend de straat op. Zij valt echter in handen van een mi litair, die haar het kind ontrukt. Even glinstert zijn omhoog geheven zwaard. Dan volgt de stoot. Voor de ogen van de krijsende moeder sterft het kind. De soldaat werpt het lichaampje op straat; uit de gapende wond vloeit het bloed. Elders tracht een vader de toegang tot het vertrek waar de baby slaapt te beletten aan de krijgslieden. Maar zij knuppelen hem neer en zoeken de wieg op, waarin een kind - instinctief zich bewust van gevaar - ligt te huilen. De moordwerktuigen doen hun werk. Het schreien verstilt. De doodstrekken sprei den zich over het babykopje. Dit is de kindermoord te Bethlehem, be volen door de wrede koning Herodes, die over Juda regeerde ten tijde van Christus' geboorte. Men kent het verhaal van de wijzen uit het Oosten (ook wel de drie ko ningen genoemd), die uit bijzondere ver schijnselen aan de sterrenhemel afleidden, dat er in Palestina een koning geboren zou zijn. Derhalve togen zij met geschenken daarheen om het jonggeboren vorstenkind eer te brengen. In het paleis van Herodes, waar zij de koninklijke baby dachten te vin den, wist men echter van niets. De koning Herodes, geïnteresseerd bij 't geval, liet joodse wijsgeren raadplegen. De ze konden uit de Heilige Schrift verklaren, dat een eventuele koning der Joden niet in Jeruzalem, maar in Bethlehem het levens licht moest aanschouwen, blijkens profetieën in oude tijden. Inderdaad vonden de oos terse sterrenwichelaars in Bethlehem de koningszoon, al was het in andere omstan digheden dan zij aanvankelijk verwachtten. Maar hun blijdschap was er niet minder om. Van Bethlehem wilden zij via Jeruzalem terugreizen naar hun land, om Herodes op de hoogte te brengen met hun bevindin gen. Maar een goddelijke boodschap deed hen een andere weg kiezen, zodat Herodes vergeefs op nadere berichten wachtte. i Geen vrede, maar het zwaard. De gedachte, dat er een koningskind ge- j boren zou zijn, dat hem wellicht eenmaal van de troon kon stoten, was hem ondra- gelijk. Weliswaar hechtte hij weinig geloof aan joodse fabeltjes omtrent de geboorte van een verlosser, maar hij wenste het ze- kere voor het onzekere te nemen. Vandaar zijn bevel aan een groep soldaten om naar Bethlehem te gaan en daar alle jongetjes van twee jaar en jonger te doden. Herodes j wilde geen enkel risico lopen; daarom nam hij de leeftijdsgrens erg ruim. Wanneer men bedenkt, dat Herodes zijn eigen zoons Aristobulus, Alexander en An- tipater heeft laten ombrengen en dat hij iedere hoveling die hij niet kon uitstaan j liet vermoorden, dan zal het bevel tot zulk een gruwelijke slachtpartij niemand be vreemden. Het lag volkomen in de lijn van deze lugubere man. Wij zijn gewend om het kerstverhaal te plaatsen in het licht van vrede en liefde. Terecht; de bijbel kondigt Christus aan als de vredevorst en in de kerstnacht zingen de engelen „vrede op aarde". Maar Chris tus zélf zegt later: „Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard." Daar lijkt het veel op, als kort na Zijn ge boorte de soldaten van Herodes met ont blote zwaarden Bethlehem bezoeken. Geen duizend, maar dertig. God zorgt ervoor, dat Zijn eigen zoon (die later tijdens een andere koning Hero des de marteldood aan het kruis niet zal ontgaan) gespaard wordt. Het gezin van Jozef en Maria vlucht naar Egypte, waar het buiten bereik van de moordenaar blijft. Intussen is de smart in Bethlehem niet minder groot. De moeders in het stadje en in wijde omgeving zijn eenvoudig ontroost baar als zij de lijkjes van haar lievelingen aan het graf moeten afstaan. De bijbel, die heel sober mededelingen doet over de moordpartij, gewaagt van geklag, geween en veel gekerm... De veronderstellingen, als zouden zeer veel kinderen in Bethlehem het leven heb ben gelaten, komt niet met de werkelijk heid overeen. Bethlehem was een plaatsje van enkele duizenden inwoners. Er waren dus weinig jongens beneden twee jaar. Wel zijn ook de kinderen uit de omtrek het slachtoffer geworden, doch al noemt men deze er bij, dan kan het aantal kinderen niet veel meer dan dertig zijn geweest. Volgens de overlevering in de grieks- orthodoxe kerk zouden er wel veertiendui zend knaapjes vermoord zijn. Dat is onge rijmd. Al blijft de kindermoord er even gruwelijk om. De eerste martelaren. In de katholieke kerken worden de on nozele (het oude woord voor onschuldige) kinderen, als de eerste martelaren vereerd. Hun naamdag is 28 december, dus kort na Kerstmis. Op die dag dragen de priesters paarse gewaden. Deze kinderen werden gedoopt in hun eigen bloed. De kinderdoop, zoals wij die tegenwoordig kennen, bete kent eigenlijk niets anders dan dat de zon den van de dopeling worden afgewassen door het bloed van Christus, verzinnebeeld in water. Vondel bezong deze kinderen in zijn be kende lied ,A O, kerstnacht, schoner dan de dageli Hoe kan Herodes 't licht verdragen. Dat in uw duisternisse blinkt, en verderop Hij poogt d'onnoozle te vernielen Door 't moorden van onnoozele zielen. „Allerkinderen". Aan de onnozele kinderen heeft de kerk van vroege tijden af haar aandacht besteed. Sedert de zesde eeuw neemt de viering van de 28ste december, ook wel Allerkinderen genoemd, opmerkelijke vormen aan. Met terdaad worden dan de kinderen in het mid- relpunt van de belangstelling geplaatst. In Rome onderneemt men bedevaarten naar de Sint-Pauluskerk, waar relikwieën van de Onnozele Kinderen zouden zijn. Overigens wordt dat ook beweerd in Padua, Milaan, Lissabon, Einsiedeln, Keulen en meer plaat sen. Later gaat men op Allerkinderen aan de jongens bijzondere voorrrechten geven. Uit die tijd dateert het gebruik om een kinder bisschop te kiezen op de vooravond van 28, december. Deze kinderbisschop toog in of ficiële kerkgewaden, gevolgd door 'n schaar van jeugdigen, naar het bedehuis op de naamdag der onnozele kinderen.. Aldaar werd hij geïnstalleerd met de woorden uit Maria's lofzang: „Hij heeft de machtigen van de zetel gestoten en de nederigen ver heven." De kinderbisschop woonde de hele dag de kerkelijke diensten bij en was zelfs gerechtigd om een predicatie af te steken. Dit gebruik is echter al spoedig ontaard. De processie der kinderen werd tenslotte een banaal vreugdebetoon, waarbij men zich niet ontzag oth in de kerken te dan sen. Totdat het kerkelijk gezag ingreep en de Paus de dwaasheid verbood. Nadien kwam uitspattingen minder voor en raakte de verkiezing van een kinder bisschop uit de tijd. Toch kan men in ver schillende streken nog herinneringen aan deze kinderfeestdag bespeuren. Zij het dan, dat de overgebleven gebruiken van zeer on schuldige aard zijn. Ze bestaan voornamelijk hierin, dat aan de kinderen op 28 december voor één dag de overhand wordt gegeven. Ze zijn de baas in huis en krijgen ten be wijze daarvan de sleutels. Natuurlijk mo gen ze ook zeggen wat er die dag wordt gegeten. Vroeger was het zelfs zo, dat de kinderen dan in de kleren van hun ouders op straat liepen. Maar dat komt nu nergens meer voor. Deze foto, genomen op de route, weikei Maria en Jozef omstreeks 20 eeuwen geleden gelopen hebben op hun moeilijke weg van Nazareth, naar het kleine Bethlehem, laat ons rechts de oude stadsmuur zien en links Jeruzalem's nieuwste gebouwen. Arabieren, gehuld in hun oude dracht, die maar weinig veranderd is door al die eeuwen heen, passeren nu moderne auto's en zware vrachtwagens En nu de gaskamers Uiteraard zal de dag der onnozele kin deren ondergeschikt moeten blijven aan het kerstfeest zelf. Toch heeft het zin om de herinnering aan de kindermoord niet uit te wissen, al kan men dan verschillend denken over de vraag of de knaapjes van Bethle hem inderdaad als de eerste martelaren aangemerkt dienen te worden. Het is wel zinvol om op 28 december te denken aan de méér dan dertig, ja meer dan veertienduizend joodse kinderen, die als slachtoffers van de duitse terreur hun leven hebben gelaten in de gaskamers. Want de moordenaar moge Herodes he ten of Hitier, de haat tegen het volk waar uit Jezus Christus geboren is, verminderde niet door de eeuwen heen. En nog altijd poogt men door dat volk Hèm te treffen. Dit is de diepe betekenis van de dag der onnozele kinderen. (Nadruk verboden) l/l)M Ik had net St. Jozef uit de hout-' wol gehaald toen er gebeld werd. Op de stoep stond een langgerek te man, gehuld in de somberheid van iemand, die al sinds lang niet meer in de zegepralende kerk ge looft. Aan elke hand torste hij een grote, platte, houten koffer. In zijn linker mondhoek hing een bruin si garettenpeukje druilend op vuur te wachten. Het bleef aan zijn onder lip bengelen, toen hij, zijn hoofd 'n keer naar links en een keer naar rechts zwaaiend als een uit de klui ten gewassen marionet, zei: „Ik heb alles voor de kerstdagen", 't Klonk alsof hij zei: ik kwam het lijk even halen. Omdat ik getroffen was door de somberheid in zijn mijns inziens toch zo blijmoedig beroep, en omdat ik „alles voor de kerstdagen" niet op de stoep uitgestald wilde heb ben, noodde ik hem binnen. „Ik kom juist op tijd, zie ik", zei hij, de kamer binnentredend, met de enthousiaste bezorgdheid van een chirurg, die een flink stuk snijwerk onder handen krijgt. Hij nam de leden van de heilige familie één voor één van tafel en mompelde: „Inferieur baksel, me neer, als u het mij vraagt. Een slap pe familie zogezegd, knoeiwerk van de bdvfenste plank, en dat nog wel voor deze mensen". Zijn hoofd schudden en zuchten verleenden zijn somberheid een welhaast reli gieus karakter. Uit de zijzak van zijn pensioen gerechtigde overjas bracht hij een speelgoedhamertje te voorschijn, woog het even in zijn hand en tikte er toen mee op het hoofd van Maria, dat prompt over de tafel rolde en vervolgens in een doos met houtwol viel, waar het als een klein stukje aanschouwelijke franse revolutie bleef liggén. „Hé daar!" riep ik, maar zijn eni ge reactie was de ontstellend mee warige blik van de missionaris, die voor de eerste keer op het bijgeloof der wilden in zijn nieuwe missiege bied is gestuit. „Ik zal u nog meer voosheid laten zien", zei hij, terwijl een heilig vuur in zijn ogen begon te glanzen, waar op mijn woede afketste als de demo cratie op een communist. Hij nam St. Jozef tussen duim en wijsvinger alsof hij een heel vies jongetje omhoog hield en liet hem toen vallen. Hij viel in drieën. Toen nam hij zijn hamertje weer op en begon met de snelheid van een xy- lophoonspeler de herders, de scha pen en de drie koningen aan scher ven te tikken. Het peukje bengelde aan zijn onderlip en er scheen een franciscaanse blijheid over hem te komen. Met een bliksemsnelle greep wist ik de grote engel met de barokke banderol „Vrede op aarde aan de mensen van goede wil" tus sen de gespreide armen, aan zijn reformatie te ontrukken en klemde dit laatste restant van eeuwenoude katholieke kersttraditie tegen de borst, waarbij ik hem uitdagend aanzag. Met de gemaniëreerde be scheidenheid van een groot solist, wierp hij het hamertje tussen de koppen en de poten, priemde een spitse vinger naar zijn borst en zei: „Wat u daar wilt redden, is dat wat u nooit gehad heeft". „Hoepel op, man, die engel heb ik al vijf jaar", antwoordde ik wat be vend, vrezend met een gedropte muzelman te doen te hebben. „Die engel kan me gestolen wor den", doceerde hij. „Die goede wil, daar gaat het over. U heeft nooit de goede wil gehad een duurzame, wat zeg ik, een onverwoestbare kerst stal te kopen, want dan had u deze lamlendige familie niet gekocht, die nog te slecht is voor een liquidatie uitverkoop. Nee, dan dit Hij bukte zich naar een der kof fers en legde hem op tafel. Alsof hij de opening van een cultureel cen trum verrichtte, hief hij het deksel op en stak zijn hand vervolgens met bijna heilige aandacht tussen stapel tjes wit vloeipapier. Mijn hart klop te in de rug van de gebanderolleer- de engel. Met de verwachting van een goochelaar, die zelf nog niet he lemaal gelooft dat het konijn uit de hoed te voorschijn zal komen, hield hij een pakje omhoog. „Nee, dan dit", zei hij weer, en met langzame, bijna rituele bewe gingen verwijderde hij het papier als een doek, waarvan nog niemand weet welk standbeeld het bedekt. Uit het geritsel stak tenslotte een beeldje de kop op, waaraan de be stedingsbeperking zich had vergre pen. Het was brandmager, niet veel meer dan een manteltje van een misdadig blauw, een petrolblauw, huilerig bekkie, gele haarflodders en van onderen iets gemeen roods. „Da's ook een Maria, zoals u ziet", kraaide de man in vervoering. „Maar ziet u het verschil! Deze is niet al leen een kop groter dan dat mis baksel van u, maar ook veel reëeler. Niet dat klein-burgerlijke, maar van een ascetische ingetogenheid. De tijd van Rubens is voorbij, meneer, zeg ik altijd maar. Vandaag is alles draaddun, alles moet draad worden, gewoon draad en prikkeldraad. De zak-loek, meneer, ook in de kerst stal, dat is eigentijds, dat is modern christendom!" Hij pauseerde even en keek mij aan met de nieuwsgierigheid van 'n huisarts, die zijn eerste patiënt heeft geïnjecteerd. Toen hij zag, dat het niet werkte en ik op het punt stond de engel aan mijn borst op zijn hoofd te verbrijzelen, vervolgde hij triomfantelijk: „Maar dat is nog niet alles, meneer, deze beelden ge ven u meer. KijkHij omvatte de langdradige Maria stevig en smakte haar toen met kracht tegen de muur. Ze stuitte terug en viel onbeschadigd op de vloer. „Ha, ha, meneertje, waar vind je zo'n Maria, daar hebt u uw hele le ven Plezier van! En kijk eens wat ik met St. Jozef doe....!" Hij graaide in de koffer, haalde een ander gedrochtelijk figuurtje te voorschijn en dreunde er met het hamertje op. Het bleef heel. „Een onverwoestbare St. Jozef, meneer! En kijk dit eens Het heilige vuur kwam weer over hem en de ene figuur na de andere mepte hij als een tennisbal door de kamer. Toen de os in de lamp en de ezel tussen de planten hing, klapte hij de koffer dicht en zei: „De hele heilige familie en alles wat daar tot en met Driekoningen bijhoort bied ik u in plastic voor 12.50. Als u een greintje goede wil hebt, koopt u dat van mij, want een koopman moet ook leven, meneer, waar of niet?" Toen ik hem even later uitliet, zei hü. wijzend op de grote gebanderol- leerde engel, die ik nog steeds te gen mijn borst geklemd hield: „Voor die engel, die voor u nou toch waar deloos is, geef ik twee kwartjes". „Een gulden", zei ik met de grim migheid van de zakenman, die zijn goedheid niet te grabbel wil gooien. Hij duwde mij een verfrommeld briefje in de hand en zei: „Ziet u, die oude beelden zijn toch altijd nog veel stemmiger en smaakvoller dan die moderne plastic-rommel". Met zijn tong duwde hij 't peukje van ziin onderlip en verdween met mijn engel en mijn goede wil in het avondlijk duister. HANNIBAL Ze was enigst kind. Maar moeder, die niet veel anders te doen had dan bezoek ontvangen van andere rijke dames die te wei nig werk hadden, voedde haar méér op voor een salon, dan voor een be langrijker taak in het leven. Aan de keurig gedekte koffietafel kwam het fietstochtje van die mid dag ter sprake. En wie gaan er zoal mee? vroeg mevrouw Verschuur. Greet noemde een paar namen. Heemstra? herhaalde haar moe der. O, van die advocaat op de Sin gel. Heel nette luiMaar wie noemde je daar nog meer? Van Es? Ja, Ries van Es. Daar heb ik toch al zo dikwijls over verteld! Van Eseh, die naam ken ik toch? 't Is nooit zo tot me door gedrongen. Wat was daar ook weer <aee?Waar woont dat meisje? Vlak aaast Jet Heemstra. U weet wel, bij meneer Francken in huis. Er ging mevrouw Verschuur een licht op. Een verachtelijke trek ver scheen op het koude, hoogmoedige gezicht. Greta, met dat meisje van Es kun je absoluut niet omgaan. Hoor je me goed? Ik wil het beslist niet hebben Maar moeder, wat is er dan met haar? Ries is heus een heel aar dig kind, hoor. Kan zijn. Maar jou wil ik er niet mee zien. Haar moeder is van heel chique familie, maar haar va der! Géén stand; een volkomen mésalliance. Zij zijn gescheiden; een groot schandaal geweest indertijd. Greet, die het eigenlijk maar half begreep en alleen besefte dat een leuke middag in duigen viel, vroeg: Mag ik dan straks niet mee? Ik hoef toch niet speciaal naast Riesje te gaan rijden? 't Zou net zo gezellig worden Geen denken aan! Stel je voor, de FreuleWe gaan vanmid dag samen een nieuwe zomermantel voor je kopen. j Greet, snel getroost door 't voor uitzicht, bedacht toch even met een kleine angst hoe dat nu verder op j school moest gaan. De dooderdagnaocgea vond het hele stel, behalve Jet en Maries je, op 't nippertje - zoals gewoonlijk - in een kringetje bijeen. De bel van negen uur was nog niet gegaan. Luidruchtig werd de tocht van de vorige dag opgehaald. Natuurlijk was er allerlei idioots en geks ge beurd. Hé Greet, we hebben nog even op jou gewacht, zeg. Waarom ben je niet meegegaan? O, mijn moeder vindt 't beter dat ik niet meer met Ries omga. Ze trachtte met bijbehorende min achting te kijken, maar haar ge zichtje was te onbeduidend. Alleen de mond bewoog wat zenuwachtig. De anderen keken elkaar in stom me verbazing aan. Wat nou? Geeft ze soms geen braaf genoeg voorbeeld? O Greet, wat bespottelijk! Zeg, wat is er nou eigenlijk? Hoor dan! En plotseling boog Greet zich dichter naar de anderen toe, keek wat schichtig rond, fluisterde: Haar vader en moeder zijn gescheiden! O! Ze keken elkaar wat onzeker aan. Kleine kinderen waren ze eigenlijk nog, ondanks hun bakvisjes-branie. Wat moeten we nou? vroeg er een. Ik ga niet meer met haar om, onderstreepte Greet nog eens. En ik ook niet. 't Was een meisje, dat graag van Greet's royaal zakgeld profiteerde. Dan ik vanzelf niet; een vrien din van het klaploopstertje. Nee maar.Mariesje kan er toch zeker niets aan doen wat haar vader en moeder uitspoken? Het is een ech leuk kind hoor! Daar zijn ze! Buiten adem kwamen de twee vriendinnen aan ;net op tijd voor de bel. Mariesje, totaal onkundig van wat boven haar hoofd hing, trok in het voorbijgaan speels aan Greets blonde krullen. Deze trok met over dreven gebaar zich terug en ver waardigde Riesje met geen blik. Pffslecht geslapen zeker.... Met een plof liet Mariesje zich naast Jet in de bank vallen en had verder geen erg meer in Greets ge drag. Wiskunde stond op de rooster. De bank lag vol. Boek, schrift, klad, passer, liniaal en de rest. De opgaven waren niet makkelijk en er werd hard gewerkt. De juffrouw zat, even ingespan nen, schriften te corrigeren. Een klein geritsel en een propje lag op de bank van Jet en Riesje. Jet vouwde 't glad en beiden bogen zich er over heen. Arm Mariesje! Vuurrood kleurde haar smalle gezichtje; dan trok al 't bloed lang zaam weg. Tot zelfs haar lippen werden wit. Even rilde ze, of ze 't koud had. De cijfers en figuren dansten voor haar ogen. Dan weer staarde ze op het verfrommelde wit te papiertje. Jet. Mariesjes vader en moeder zijn van elkaar. Haar vader is niét dood. Vertel 't maar eens thuis, dan mag je vast geen vriendin meer met haar zijn". Geen ondertekening. Wat een laf, gemeen kind! was Jets gefluisterd commentaar. Wacht maar Ries, om twaalf uur zal ik ze wel eens krijgen! Mariesje zei niets; vocht om haar zelfbeheersing. Het spontaan reage ren van haar vriendin deed haar goed. Maar in het briefje stond: „Vertel het eens thuis". Als Jet dat deed, - en dat gebeurde vast, want Jet kende geen geheimen voor haar moeder - dan mocht ze misschien ook niet meer met haar omgaan. En Jet kwijt, nee, dat kon ze niet ver dragen. Al keek de hele klas haar niet meer aan, als Jet haar vriendin maar bleef. Lieve God, bad ze zacht in zich »1L Laat dat toch niet gebeuren. Ik kan er immers niets aan doen? Doelloos tekende ze met potlood figuurtjes op haar kladblok. Een el leboogstoot van Jet. Kop op, joh! Maar de wiskunde-sommen vlotten niet meer; dit uurtje kostte haar ze ker een onvoldoende. Even voor twaalven verliet de juffrouw een ogenblik het lokaal. Jet maakte er gebruik van door te roepen: Straks buiten allemaal even op elkaar wachten! Wie weg loopt is een lafaard. 1 Haar overwicht op de klas was ze groot, dat een kwartier later 't hele j tiental compleet was. Ze stonden 'n eind voorbij de voordeur in druk ge sprek bij elkaar. I Ries, commandeerde Jet, ga jij j vast naar huis en wacht je dan straks tot ik je kom halen voor school? Met een onverschillige zwaai van haar boekentas draaide ze 't groepje de rug toe. Wie gooide dat propje? viel Jet meteen met de deur in huis. Ze keken elkaar aan. Zwijgend.. Een paar in niet-begrijpen. Toen ineens: Je hoeft het niet zo schoolmees terachtig te vragen. Maar als je 't graag weten wilt, kijk mij dan maar aan (Woedt vervolgd) 1

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1957 | | pagina 6