Hogere productie en zuiniger leven 6 DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN VRIJDAG 17 JANUARI 1958 6 Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Brabant te Waalwijk. NIEUWJAARSREDE, uitgesproken in de openbare verga dering van de Kamer van Koophan del en Fabrieken voor Noordelijk Noordbrabant op 16 januari 1958, door de Voorzitter van de Kamer, de heer J. W. van Heesbeen. Mijne Heren, Het zal U duidelijk zijn, dat ik bij dit globale overzicht over het economisch ge beuren in het jaar 1957 uit ode veelheid van gebeurtenissen een beperkte keus zal moeten maken. Ik zou mij daarom in dit overzicht wil len bepalen tot een tweetal onderwerpen, waarvan er één thans in het Nederlandse economische leven sterk merkbaar is, t.w. de bestedings- en investeringsbeperking en haar gevolgen, en het tweede op internatio naal terrein ligt, n.l. de Europese Economi sche Gemeenschap. Wellicht zullen sommigen Uwer opmer ken, dat naast de door mij gekozen onder werpen, andere, mogelijk zelfs belangrijke re gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, doch naar mijn persoonlijke mening ver dient het alle aanbeveling even stil te blij ven staan bij de twee zojuist door mij ge noemde gebeurtenissen. Dit temeer, omdat de gevolgen van de bestedingsbeperking thans dagelijks meer merkbaar worden en omdat het Nederlandse succes in de Euro pese Economische Gemeenschap door deze gevolgen nadelig kan worden beïnvloed. Koek die er niet was. Reeds in mijn vorig jaaroverzicht heb ik enkele opmerkingen gemaakt over de maat regelen, die de Regering reeds had geno men en nog zou nemen ter beperking van overbestedingen en overinvesteringen. Ik wees er toen op, dat beperkingen in deze inderdaad wel noodzakelijk waren, doch merkte tevens op, dat omtrent de juistheid van de voorgestelde maatregelen terecht ernstige twijfel bestond. Inmiddels staat men nu iets verder af van de feiten, die inder tijd de eerste aanleiding tot deze maatre gelen vormden en het is thans duidelijker dan toen, dat men in Nederland bezig was een koek te verdelen, die er in werkelijk heid niet was; dat de welvaart voor een groot deel slechts schijnwelvaart was. Ik geloof niét, dat ik hierover nog iets behoef te zeggen, indien ik er op wijs, dat sedert 1951 de lonen - officieel althans - met ca. 30 Zijn gestegen, terwijl de productie slechts met 16 is toegenomen. Deze cij fers spreken voor zichzelf. Ongerustheid. Ter verwijding van verdergaande inflatie was ingrijpen noodzakelijk en de Regering heeft niet geaarzeld dit met forse hand te doen. Zoals ik reeds zeide, beginnen de ge volgen van de genomen maatregelen thans merkbaar te worden en ik twijfel er niet aan, dat in de naaste toekomst deze nog meer voelbaar zullen zijn. Werd immers tot voor enkele weken de terugslag van de maatregelen in hoofdzaak gevoeld in de be drijven, die duurzame goederen vervaardi gen thans komen nu ook uit de sector van de consumptiegoederen min of meer ver ontrustende berichten. Ik zeg met opzet verontrustende berich ten, omdat na de lange periode van be trekkelijke welvaart mededelingen over dreigende werkloosheid en productie-in krimping onaangenaam aandoen en redenen tot ongerustheid geven. Toch is deze gang van zaken een direct en noodzakelijk gevolg van het tot heden gevoerde beleid. In mijn vorig jaarover zicht heb ik U de redenen genoemd, waar om naar mijn mening dit beleid niet ge heel en al juist is, zodat ik hierop thans niet verder behoef in te gaan. Dit zou voorts ook weinig zin meer hebben. Men kan slechts hopen, dat de Overheid de huidige neergang in de economische be drijvigheid op het juiste moment zal weten tegen te houden en om te buigen in een nieuwe opgang, in het besef, dat de beste dingsbeperking slechts een greep naar de noodrem is gewefst en alleen herstel van begane fouten ten doel heeft gehad. Indien dan ook straks de thans onder broken opgang wederom kan worden her vat en met de fouten uit het verleden reke ning wordt gehouden, ligt hierin wellicht een gunstig effect van de bestedingsbeper king. Meer en minder. Het zal dan naar mijn mening noodza kelijk zijn, dat meer geproduceerd wordt - d.i. meer product geleverd wordt per man/ uur, dus harder gewerkt -, dat zuiniger wordt geleefd, dus dat meer wordt ge spaard en weloverwogen wordt besteed. Dit geldt zowel voor de bevolking in al haar geledingen als voor de Overheid. Zo is ook een meer economische besteding van de be lastingopbrengsten een dwingende nood zaak. Inmiddels komt de huidige geforceerde depressie vooral met het oog op de Euro- markt - en hier kom ik op het tweede onderwerp, waarvoor ik enige ogenblikken Uw aandacht wil vragen - wel zeer on gelegen. Het staat immers wel vast, dat meerdere bècfrijfsfakken in Nederland met hun pro- i ductiemiddelen en productiemethoden bij sommige partners in de Europese Econo mische Gemeenschap belangrijk ten achter zijn gebleven. Naast de veel te hoge en vooral irreële belastingheffing is de diep ingrijpende beperking van investeringen één van de oorzaken hiervan. De Europese Economische Gemeenschap is echter een realiteit geworden en men kan de langzaam maar zeker groeiende econo mische en politieke éénwording van Europa - ondanks de tegen het verdrag van Rome van Nederlandse zijde aan te voeren vele en zwaarwegende bezwaren - slechts toe juichen. Maar juist in verband met deze bezwaren dient de Nederlandse Overheid de voorwaarden te scheppen, die kunnen leiden tot opheffing van de moeilijkheden welke voor een deel van het bedrijfsleven in Ne derland door de werking van het verdrag zullen ontstaan. De Overheid zal moede moeten inzien, dat welvaart en cultuur alleen gebaseerd kunnen worden op een gezond economisch leven. Een gezond economisch leven nu wordt naar mijn mening uitsluitend opge bouwd door individueel inzicht en initiatief, door persoonlijke bekwaamheid en werklust. De Staat en de massa kunnen hierbij óf helpen, óf afbreken. Het is mijn opvatting, dat de verwezen lijking van de Euromarkt voor het Neder landse bedrijfsleven niet gemakkelijker zal worden gemaakt door de financiële en gees telijke vervlakking op economisch gebied, die door een socialistische economische po litiek zozeer wordt bevorderd. Ik moge dan ook deze algemene opmer kingen besluiten met de hoop uit te spre ken, dat de Regering en het Nederlandse volk begrip en moed zullen weten op te brengen voor de zware taak die hen in de Europese Economische Gemeenschap wacht, j opdat de welvaart, die ondanks de grote moeilijkheden in het afgelopen jaar in de naoorlogse jaren kon worden bereikt, be houden kan blijven en zelfs kan worden verhoogd. „INTERLEDER". Thans zou ik gaarne enige ogenblikken Uw aandacht willen vragen voor het ge bruikelijke overzicht van de gang van zaken in het bedrijfsleven in het district van de Kamer gedurende 1957. Vóór ik met de afzonderlijke overzichten van de in het district belangrijkste bedrijfs takken - de schoen- en de lederindustrie - aanvang, zou ik iets willen opmerken over een voor deze beide bedrijfstakken be langrijke aangelegenheid. Mede met het doel de export van schoe nen en leder te bevorderen werd vóór enige jaren opgericht de stichting „Interleder". De deelname aan de door deze stichting ge houden jaarbeurzen is tot heden beneden de verwachtingen gebleven, waardoor geen juist beeld kon worden gegeven van de om vang en de betekenis van de Nederlandse schoen- en lederindustrie. Wanneer deze beurzen echter niet ongeveer een algemeen beeld geven van beide bedrijfstakken, kun- j nen zij moeilijk bijdragen tot een bevorde- ring van de uitvoer van schoenen en leder. Ik vraag mij bovendien af, of deze beide I bedrijfstakken - nationaal en internatio- j naai gezien - een dergelijke, jaarlijks te- rugkerende beurs wel kunnen rechtvaar digen. i Er zijn mogelijk meerdere oorzaken aan te wijzen die tot deze gang van zaken heb- ben geleid, doch het heeft naar mijn me ning geen zin hierop thans verder in te i gaan. j De pogingen van de oprichters hebben in ieder geval meer succes verdiend en het i zou m.l. te betreuren zijn, indien het bestuur van de stichting ook in de toekomst niet voldoende steun zou kunnen vinden om zijn doelstellingen te bereiken. Een algemene en internationale demon stratie toch van wat een bedrijfstak te bie den heeft is niet alleen van grote beteke nis voor de bevordering van de export doch werkt tevens - in velerlei opzicht - stimulerend op de bedrijfsgenoten zelf. Ik vraag mij wel eens af of het niet be vorderlijk zou zijn de beurs op een hoger niveau te brengen en ik denk hierbij met name aan het Beneluxgebied. Er wordt naar mijn mening - in het al gemeen nog te weinig gedaan om de Beneluxmarkt te doorbreken. Zouden hier wellicht een taak en een kans kunnen lig gen voor „Interleder"? De schoenindustrie. Op enige uitzonderingen na melden de ondernemingen in deze bedrijfstak in het algemeen voor 1957 een bevredigende gang van zaken. Men was - vooral in het be gin van het jaar - ruim voorzien van or ders. Slechts de laatste maanden viel een teruggang in de afzet ten opzichte van 1956 waar te nemen. Deze teruggang werd ver oorzaakt door verschillende omstandighe den, zoals de hoog opgelopen voorraden bij de handel, de ongunstige weersomstandig heden en het - enerzijds gelukkig - ont breken van soortgelijke gebeurtenissen als die, welke in november en december 1956 een abnormaal grote verkoop bij de detail handel veroorzaakten, de Suez- en Honga- rijecrisis; Het oplopen van de voorraden bij de handel moet worden toegeschreven aan de gelijktijdige productie- en importstijging en een niet evenredige afzet- en exportstijging. De totale schoenproductie in de eerste drie kwartalen van 1957 immers bedroeg, naar gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, 19.118.000 paren; in de over eenkomstige periode in 1956 18.390.000 paren. Een productiestijging derhalve met 728.000 paren of ca. 4 De productie van lederen schoenen en pantoffels steeg aan zienlijker n.l. van 12.217.000 paren in de eerste 3 kwartalen van 1956 tof 13.444.000 paren in dezelfde periode in 1957. Een stij ging dus met 1.227.000 paren of ruim 10%. De invoer van lederen schoeisel en pan toffels in de eerste elf maanden van 1956 bedroeg 665.436 paren met een totale waarde van f 9.607.000; in de periode ja nuari tot en met november 1957 bedroeg deze invoer 960.135 paren met een waarde van f 16.569.000.-. De stijging bedroeg dus 295.699 paren of ca. 45 en in waarde f 6.962.000 of ruim 70 De totale schoeiselinvoer (exclusief rub berschoeisel) in deze periode steeg van 2.659.627 paren in 1956 tot 3.064.867 pa ren in 1957, beide in de maanden januari tot en met november, een stijging derhalve van ongeveer 15 De uitvoer van lederen schoenen bedroeg in de genoemde periode van 1956 1.679.728 paren en de totale schoenuitvoer 3.288.210 paren. In 1957 beliep de uitvoer van lede ren schoeisel 1.692.108 paren en de totale schoenenuitvoer 3.755.981 paren. Ten aan zien van lederen schoenen een stijging der halve met slechts 12.380 paren of 0.8 Daar de winkelomzetten in deze periode ten opzichte van 1956 zeker niet zijn ge stegen, kan men uit deze cijfers afleiden, dat op belangrijke schaal voorraadvorming heeft plaatsgevonden. Daar bovendien thans in hoofdzaak zwarte herenschoenen worden gekocht, dit in verband met de tegenwoordige heren mode, valt te begrijpen, dat bij de fabri kanten van herenschoenen in oktober en november van 1957 slechts kleine nabe stellingen hebben plaatsgevonden. Ook naar andere schoenen was in deze periode weing vraag. De schoenwinkeliers trachtten hun voor raden tot een zo laag mogelijk niveau terug te brengen. Men wist, dat de fabrikanten noodgedwongen enige voorraad hebben aangelegd, waarbij men rekende op een vlotte aflevering. Ook de voorjaarsorders voor 1958 worden tot op heden toe nog maar in zeer beperkte mate opgegeven. Men verwacht dan ook in het eerste halfjaar van 1958 nog moeilijkheden bij de afzet, maar in het algemeen heeft men in deze bedrijfstak toch de hoop en de ver wachting, dat deze moeilijkheden slechts van tijdelijke aard zullen zijn en in de eer ste helft van het thans begonnen jaar zullen worden overwonnen. Bij de opening van de jongste lederwa- renbeurs in Utrecht klaagde de voorzitter, de heer v. d. Pluijm over het overdadige aantal kleuren dat de laatste tijd moet wor den verwerkt. Ditzelfde bezwaar geldt m.i. in niet min dere mate voor de schoen- en lederindustrie. Daarnaast - ik heb hierop reeds meer dere malen in mijn vorige jaaroverzichten gewezen - vormt, voor de schoenindustrie, het bijna onbeperkte aantal modellen en snitten, een zeer grote moeilijkheid. Naast grote financiële lasten en hoge kosten brengt het grote aantal modellen, vooral voor de kleinere fabrieken, het be zwaar met zich mee, dat niet economisch kan worden geproduceerd. Vooral met het oog op de komende Eu romarkt is het m.i. dringend gewenst, zich te bezinnen op mogelijkheden tot speciali satie en concentratie. De lederindustrie. Zoolleder. Naar werd medegedeeld, zette het jaar 1957 voor de zooilederindustrie gunstig in. De schoenfabrieken waren goed van orders voorzien en in het gebruik van surrogaten voor zooileder viel enige teruggang te be speuren. In het begin van het jaar stegen de prij zen - vooral van overzeese huiden - met ongeveer 10 welke stijging het gehele jaar door gehandhaafd bleef. Verwacht wordt, dat in 1958 de prijzen door de regelmatig grote aankopen door landen van het Oostelijk bloc mogelijk nog verder zullen stijgen. De geringe activiteit in de schoenindus trie sedert ongeveer het midden van 1957 en de zeer scherpe concurrentie tussen de bedrijven in de zooilederindustrie zelf vooral waren oorzaak, dat de lederprijzen niet reageerden op de gestegen grondstof- fenprijzen. Ér konden enkele belangrijke partijen zoolleder geëxporteerd worden ter ontlas ting van de binnenlandse markt. De reeds gemelde terughoudendheid bij het geven van voorjaarsorders door de schoenwinkeliers remmen de productiviteit in de schoenindustrie, hetgeen uiteraard zijn weerslag doet voelen in de zooilederindus trie. Alles bijeen acht men de toestand in de zoollederindustrie niet rooskleurig en ge vreesd wordt, dat er weinig uitzicht op ver betering is op korte termijn. Overleder. In het eerste halfjaar 1957 viel weinig verandering ten aanzien van de gang van zaken in 1956 waar te nemen. Men was be hoorlijk van orders voorzien en in het al gemeen werd nog steeds op volle capaciteit gewerkt. In het tweede halfjaar trad echter een teruggang op, waarvoor als oorzaken o.m. worden gegeven 1. een sterke toename van de import van overleder, vooral uit Frankrijk, tegen prijzen, welke aan „dumping" doen den ken; 2. een afname van de export van lichte overledersoorten als gevolg van de vraag naar zwaardere soorten. Ook in het binnen land liep de vraag naar de lichte overleder soorten belangrijk terug; 3. de oplopende prijzen van de inland se kalfsvellen (met ca. 20 ten gevolge van de geringere aanvoer van nuchtere kalfsvellen; 4. de algemene teruggang van de be drijvigheid bij de schoenindustrie. Als blijvend ongunstige factor voor de overlederindustrie wordt nog genoemd de snel wisselende mode die de productieplan ning, wat kleuren en soorten betreft uiterst moeilijk en riskant maakt. Voor 1958 zijn de verwachtingen dan ook niet hoog gespannen. De Iederwarenindustrie. Handschoenen. Was de voorjaarsverkoop in het alge meen wel gunstig, mede tengevolge van het weer en de late feestdagen, de verkoop van winterartikelen bleef echter belangrijk on der de verwachting. Als oorzaken hiervan worden aangegeven de grote voorraden, die waren overge bleven ten gevolge van de slechte winkel verkoop van eind 1956; de nog steeds aanhoudende scherpe bui tenlandse concurrentie; de algemene eco nomische toestand met een teruggaande conjunctuur; marktverzadiging en geldge brek. Het jaar 1957 wordt dan ook in het al gemeen wat de handschoenenindustrie be treft niet als een gunstig jaar aangemerkt. Motorhandschoenen en -wanten werden in 1957 aanmerkelijk minder omgezet dan in 1956. Deze teruggang wordt o.m. geweten aan de aanzienlijke vermindering van de ac tiviteit in de bouwbedrijven. Juist in deze laatste bedrijfstak verplaatsen veel arbei ders zich per motor of bromfiets. Van in vloed was tevens de verhoging van de weel debelasting op met vacht gevoerde hand schoenen en -wanten, waardoor deze niet- luxe gebruiksartikelen duurder werden dan nodig was. Lederen kleding. Ook naar deze artikelen was minder vraag dan in voorgaande jaren, eveneens een gevolg van de grote voorraden, die van 1956 waren overgehouden. Voor lederen kleding bestaat een grote vraag naar con signatiegoederen, een bewijs, dat men in de detailhandel niet meer over voldoende liquide middelen beschikt om een normale collectie te kopen. Het risico wordt hier door afgewenteld op de fabrikant. Werkhandschoenen en lederen beschermingsartikelen. De omzet in deze artikelen loopt aan merkelijk terug, hetgeen voor een zeer be langrijk deel gewet enwordt aan de inves- jtajiAijoBMnoq op orpozA 'SutqjodaqsSuuo} zozeer heeft verminderd. Overige lederwaren. In de overige lederwaren werden in 'het algemeen wel redelijke omzetten gehaald. Hoewel - mede door de grote buitenland se concurrentie vooral van West-Duitsland bij luxe lederwaren en reisartikelen - het jaar wel minder gunstig zal zijn geweest dan 1956, blijkt men in het algemeen wel tevreden over de bereikte resultaten. De fourniturenindustrie. De gang van zaken in deze bedrijfstak wordt in het algemeen wel gunstig ge noemd. De omzetten zijn enigszins gestegen, doch niet in dezelfde mate als de kosten. Bij de export van de producten van deze bedrijfstak worden nog steeds moeilijkhe den ondervonden in enige landen. In Fin land b.v. bestaat wel interesse voor deze producten, doch daar ontbreken deviezen. Door de verhoging van de omzetbelasting op enige artikelen van deze bedrijfstak met 6 in België, liep de omzet in dit laatste land belangrijk terug. Gedurende de laatste maanden van 1957 was in deze toeleveringsindustrie van de schoenindustrie de algemene teruggang duidelijk waarneembaar en verwacht wordt dat deze zich ook in het jaar 1958 nog zal voortzetten. Men acht het met het oog op de tot standkoming van de Euromarkt van het grootste belang, dat niets onbeproefd wordt gelaten om door efficiency en ratio nalisatie tot een zo economisch mogelijke productie te komen, om op deze wijze het hoofd te kunnen blijven bieden aan de toe nemende buitenlandse concurrentie. De chemische industrie. In deze bedrijfstak betekenen in het al gemeen de gestegen lonen, salarissen en an dere kosten een belangrijke daling van de winstmarge. De metaalindustrie. De mogelijkheid tot voorziening in de behoefte aan personeel was in het begin van het jaar 1957 in deze bedrijfstak nog gering; van heinde en ver moesten onge schoolde arbeiders worden aangetrokken, welke dan - waar mogelijk - in de be drijven nog een intensieve scholing moesten vinden, daar deze werkzaamheden door de toen nog bestaande overspanning van de arbeidsmarkt niet meer werden geambi eerd. Later in het jaar trad een aanzien lijke verbetering in de mogelijkheden tot aanwerving van personeel op. Het werd toen wel noodzakelijk een strenge selectie toe te passen, daar de in de aanvang vrij komende arbeidskrachten niet steeds de meest geschikte waren. Aan het eind van 1957 was nog wel se lectie noodzakelijk, doch niet meer in die mate als daarvoor. De grondstoffenvoorziening leverde in 1957 in het algemeen geen onoverkomen- lijke moeilijkheden op. Waakzaamheid in deze blijft evenwel geboden. Aan de export van scrap - een zeer belangrijke grondstof - worden immers in Nederland en België niet die beperkingen opgelegd als elders in het buitenland, waar zelfs uitvoerverboden gebruikelijk zijn. Het valt te begrijpen, dat onder deze omstandigheden het „wegzui gen" van deze grondstof door buitenlandse ondernemers voorkomt, hetgeen tot moei lijkheden voor de Nederlandse bedrijven kan leiden. Vooral bij de verwezenlijking van de Euromarkt zal hieraan alle aan dacht geschonken moeten worden. De scheepsschroevenindustrie ondervond aan het einde van het jaar enige invloed van de bestedingsbeperking ten aanzien van de vraag naar kleinere schroeven voor de bin nenvaart. De afzetmogelijkheden van grotere schroe ven voor de zeevaart namen nog toe. Opge merkt wordt, dat het gewicht en de door snede van deze schroeven groter worden, hetgeen verband houdt met de tendentie tot het bouwen van grotere schepen, vooral tankers. Ook de binnenlandse omzet van de me taalbedrijven liep aan het einde van het jaar enigszins terug ten gevolge van de be stedingsbeperking. Doch deze teruggang kon worden opge vangen door uitbreiding van de export. Het verschil in de prijzen van grondstoffen en gereed product laat voor deze bedrijven slechts een zeer nauwe winstmarge toe. De machinefabrieken, welke in het di strict van de Kamer voor een belangrijk deel werkzaam zijn voor de schoenindustrie, waren, naar gemeld wordt, in 1957 behoor lijk voorzien van orders. Wel is het opge vallen dat minder nieuwe machines zijn gekocht. De revisie-afdelingen waren daar entegen drukker bezet dan voorheen. De uitvoer - vooral naar België - nam bij enige bedrijven niet onbelangrijk toe. Hoewel in de laatste maand van het jaar het aantal binnenlandse orders in het alge meen is teruggelopen en voortzetting van deze teruggang niet denkbeeldig wordt ge acht, zijn de toekomstverwachtingen voor deze bedrijfstak - vooral ten aanzien van de export - toch redelijk. De ventilatoren- en luchtverhittersfabrie- ken waren in het eerste halfjaar 1957 en ook in de maand juli veeal overbelast met orders. In de maanden augustus tot en met ok tober liep, in verband met de bestedings beperking, de orderportefeuille aanzienlijk terug. Naar gemeld wordt is echter in no vember en december wederom een groot aantal opdrachten ontvangen. De materiaalvoorziening - vroeger wel eens de bottle-neck in deze bedrijfstak - heeft in 1957 geen moeilijkheden opgele verd. De materiaalprijzen bleven in het al gemeen stabiel; slechts in de laatste weken is de prijs van bandijzer met 5 geste gen en zijn de koperprijzen belangrijk ge daald. De appartenfabrieken hadden door de sterk toegenomen vraag in 1957 volop werk. Door gebrek aan personeel in deze be drijfstak kon de productie echter niet zoda nig worden opgevoerd, dat geheel aan de gestegen vraag kon worden voldaan. De scheepswerven in het district van de Kamer meldden dat - vooral in de eerste acht maanden - de productie-capaciteit volledig bezet was. Een grote werf heeft nog een belangrijk aantal orders in porte feuille. De personeelsvoorziening leverde - mede in verband met het woonruimte te kort nog moeilijkheden op. De materiaalvoorziening (scheepsplaten) liep na augustus aanmerkelijk vlotter dan daarvoor. De omzetten van metaalwarenfabrieken liepen naar gemeld wordt in 1957 terug. Hierdoor moest in sommige gevallen tot in krimping van het personeel worden overge gaan. De personeelskosten stegen met ca. 8 Een en ander heeft tot gevolg gehad dat de goede verwachtingen voor 1957 niet zijn verwezenlijkt en de verwachtingen voor 1958 niet hoog gespannen zijn. De houtverwerkende industrie. i De meubelfabrieken deelden mede, dat in het begin van 1957 de gang van zaken min of meer een getrouwe copie was van het vrijwel stabiele verloop van verkoop en omzet in 1956. Geleidelijk kwam evenwel ook deze be drijfstak in de invloedssfeer van de maat regelen tot beperking van de bestedingen. Tevens is in deze bedrijfstak het productie proces steeds meer gerationaliseerd, waar door de productie-mogelijkheden vergroot zijn. De afzetmogelijkheden liepen - mede door de gestegen import uit Duitsland - terug. Gevaar voor overproductie was hier en daar aanwezig. Toch was voor deze bedrijfstak het jaar 1957 in het algemeen wel bevredigend. Door rationalisatie kan wellicht aan de bui tenlandse concurrentie het hoofd geboden worden en men is ten aanzien van de gang van zaken in 1958 redelijk optimistisch. De conservenindustrie. De fruit- en groentenconservenindustrie had een zeer drukke zomer ten gevolge van goede oogsten speciaal van aardbeien, dop erwten en bonen. Andere klein-fruitgewassen, vooral rode en zwarte bessen, waren weliswaar schaars en duur, doch in het geheel is men redelijk tevreden. Door de slechte appelen- en pe- renoogst in bijna geheel West-Europa is de bedrijfsactiviteit in het najaar en de winter meer dan normaal teruggelopen, zodat per soneel moest worden ontslagen. De fabricage van visconserven kon in het district van de Kamer slechts op zeer be scheiden schaal worden voortgezet, daar de aanvoeren van haring en makreel - de grondstoffen voor massafabricage - zeer onregelmatig waren en daar de prijzen te hoog lagen om op de internationale markt de concurrentie te kunnen opnemen tegen landen als Zuid-Afrika en Japan. De export van levende, verse en be vroren vis daarentegen bewoog zich in op gaande lijn. Gedurende de wintermaanden konden door de riviervissers goede besommingen worden gemaakt. Een verbetering van de aanvoer van snoekbaars in het IJsselmeer gedurende het vierde kwartaal van 1957 leidde ertoe, dat weer met de export naar de Verenigde Staten kon worden begon nen. Van de bestedingsbeperking werden geen nadelige invloeden ondervonden. De bloemkwekerij. Een belangrijke handelskwekerij in het district van de Kamer meldde geen achter uitgang te kunnen constateren. De omzet was enigszins gestegen ten opzichte van '56, doch ook de kosten waren hoger. De griend- en rietbedrijven. Gedurende het geheele jaar was de stem ming op de rietmarkt zeer flauw. De riet- oogst was klein, 70-75 van normaal, doch de verwachting, dat hierdoor de prij zen zouden oplopen, werd niet verwezen lijkt. De export naar Duitsland werd on gunstig beïnvloed door aanbiedingen van beter en goedkoper riet uit Oostenrijk, Hon garije en Zuid-Slavië. Riet voor water werken was moeilijk plaatsbaar, daar ten gevolge van de bestedingsbeperking weinig waterwerken werden aanbesteed. Ook de afzet van rijshout leverde moei lijkheden op. Voor bonenstokken en hoe pelhout konden door de goede vraag be hoorlijke prijzen worden gemaakt. De vraag naar wilgenstokken en riet matten nam af, terwijl de productie van wilgenhoepels ook in 1957 weer kleiner werd, tengevolge van het ontbreken evenals in vorige jaren van arbeidskrachten hier voor. De aannemersbedrijven. Vooral de weg- en waterbouwbedrijven hebben in 1957 de gevolgen van de beste dingsbeperking gevoeld. Aanbestedingen ter uitvoering van uitbreidingsplannen vinden vrijwel niet meer plaats. Een en ander heeft ertoe geleid, dat de concurrentie zeer scherp is geworden en dat tegen zeer lage prijs wordt aangenomen, soms zelfs beneden kostprijs. Personeelsinkrimpingen waren hierdoor eveneens onvermijdelijk. De bedrijven in de utiliteitsbouw waren, zowel in nieuwbouw als in onderhoudswerken, in de eerste helft van 1957 over het algemeen goed bezet. In het tweede halfjaar 1957 kwam hier in echter spoedig een wijziging. De meeste bedrijven hadden nog wel werk onderhan den, doch konden geen nieuwe objecten meer vinden, daar de opdrachten in nieuw bouw en ook in onderhoudswerk uitbleven. De meeste ondernemers waren dan ook aan het eind van 1957 door hun werk heen. De in voorafgaande jaren gedane inves teringen (machines en andere in de bouw sector veelvuldig voorkomende hulpwerktui gen) zullen in 1957 veelal reeds niet meer rendabel zijn geweest. Deze dure hulpmid delen zijn immers eerst dan efficiënt in dien zij continu in de productie zijn inge schakeld. De bouwbedrijven zijn in het al gemeen zeer zeker bij 1956 ten achter ge bleven, doch alles bijeen waren de bedrijfs resultaten in 1957 voor de meeste bedrij ven nog wel redelijk. Omtrent de toekomst is men echter weinig hoopvol. De betonbedrijven ter vervaardiging van tegels, rioolbuizen, betonnen klinkers e.d. kampten aan het einde van het jaar even eens enigermate met moeilijkheden ten ge volge van de verminderde activiteit door de bestedingsbeperking. Verwacht wordt, dat deze teruggang slechts van tijdelijke aard zal zijn en dat weldra weer op volle capa citeit kan worden gewerkt. HANDEL. De lederhandel. Hoewel de eerste maanden van 1957 een voortzetting waren van de vlotte gang van zaken in 1956, trad later in het jaar in het algemeen een kentering in. De teruggang van de bedrijvigheid in de schoenindustrie - vooral bij de fabrieken van heren- en jongensschoenen - deed zich gevoelen. De maanden juni tot en met sep tember waren dan ook in het algemeen stil ler dan normaal. Door de afnemers werden de leverings termijnen zoveel mogelijk verkort, waar door meermalen moeilijkheden werden on dervonden. Door prijsverhogingen in het buitenland, vooral in Frankrijk, werden de importzaken bemoeilijkt. Voor het modeschoeisel, voornamelijk voor damesschoenen, bleef vraag bestaan naar gladde ledersoorten, welke in verschil lende, meestal lichtere kleuren werden op genomen. Voor de lederhandel brengt de ze afhankelijkheid van de schoenindustrie van de mode risico's met zich, daar veel variëteiten en voorraden vereist worden. Hoewel zich enkele gekrompen en ge prente ledersoorten konden handhaven, nam toch de vraag hiernaar in verhouding tot 1956 af. Naar het populaire „schrijfhun- ting", dat speciaal in damesschoenen ver werkt wordt, kwam minder vraag, daar dit artikel meer en meer vervangen wordt door gewone hunting. In verband met de vroege Pasen in 1958 wordt op niet al te lange termijn enige op leving verwacht De Iooistoffenhandel. Gedurende de afgelopen jaren vertoon de de looistoffenmarkt practisch steeds een vrij stabiel prijsniveau. In het eerste kwar taal van 1957 echter werden mimosa- en quebracho-extract niet onbelangrijk in prijs verlaagd. Na enige tijd werden ook voor diverse andere extractsoorten kleinere prijs dalingen van kracht. Met de aanvoer werden geen moeilijkhe den ondervonden, terwijl ook de afzet bij de binnenlandse looierijen als normaal be schouwd kan worden. Niettemin toonden de looiers gedurende het laatste kwartaal min der kooplust als gevolg van minder goede verwachtingen t.a.v. hun lederverkopen. Tengevolge van de algemene conjunctuur toestand breidde de functie van de looistof- handel zich successievelijk uit, vooral voor wat betreft de opslag en de credietverle- ning. Hoewel de export- en de transitohandel zich in 1957 op een bevredigend peil hand haafde, laat het zich aanzien dat de steeds toenemende buitenlandse concurrentie hier op een ongunstige invloed kan gaan uit oefenen. Ook de totstandkoming van de Euro markt wordt met gemengde gevoelens te gemoet gezien, daar deze kan leiden tot hogere verkoopprijzen in het binnenland. Resumerend kan gezegd worden dat 1957 een gunstig jaar was, dat practisch op het zelfde niveau stond als 1956. Gezien de huidige onstabiele gang van zaken bij ver schillende looierijen is het echter moeilijk een verwachting voor 1958 uit te spreken. De fourniturenhandel. De eerste helft van 195? was voor deze bedrijfstak in het algemeen wel bevredigend. In de tweede helft van het jaar viel een duidelijke teruggang te bespeuren door de verminderde activiteit in de schoen- en Iederwarenindustrie. Op een verdere terug gang in het komende jaar wordt gerekend. De afnemers vragen kortere levertijden en lagere prijzen, doch in verband met de in ternationale grondstoffen-prijzen en de zware lasten, welke op het bedrijfsleven rusten, zijn lagere prijzen niet te realiseren. De export van fournituren nam in 1957 enigszins toe. Door de hoge bedrijfskosten wordt het echter steeds moeilijker in het buitenland tegen concurrerende prijzen te offreren. De omzetten van de graan-, meel- en peulvruchtenhandel waren in 1957 in het algemeen groter dan in 1956. De personeelsvoorziening leverde aan merkelijk minder moeilijkheden op dan in voorgaande jaren. De bedrijven in het Land van Heusden en Altena ondervinden grote hinder van het uitblijven van de verbeteringen aan de we gen in deze streek. Wel zijn enkele verhardingen en bestra tingen uitgevoerd, maar veelal is het pro fiel, tracée en de breedte van de wegen nog hetzelfde als een eeuw geleden. De middenstand. Hoewel het te verwachten was, dat door de grote kooplust van het publiek ten ge volge van de Suez- en Hongarijecrisis voor al in het begin van 1957 nog enige daling van de omzetten zou plaatsvinden, trad een teruggang van betekenis eerst in het tweede halfjaar 1957 in. Vergeleken met 1956 is men in middenstandskringen dan ook over 1957 in het geheel niet bijster enthousiast. De koopkracht van het publiek nam enigs zins af en de verwachtingen voor 1958 zijn in het algemeen niet groot. Vele middenstandsbedrijven kampen met financiële moeilijkheden en daar de krediet verlening ernstig is beperkt, dreigen zij steeds verder in de put te geraken. Ook de speciaal [en behoeve van de middenstand geschapen kredietregelingen, zoals het bij zonder- en bedrijfsuitrustingskrediet, bieden niet steeds de zo nodige oplossingen, daar deze kredieten door de discontoverhogin gen van de Nederlandsche Bank zeer duur zijn geworden en vanwege de algemene geldschaarste een zeer strenge toepassing van de voor deze regelingen gegeven richt lijnen is voorgeschreven. In het jaarverslag over 1957, als meer gegevens over de middenstand beschikbaar zijn, zal op een en ander uitvoeriger wor den terug gekomen. Tenslotte, mijne heren, moge ik een - uiteraard niet op volledigheid bogend - overzicht geven van verschillende werk zaamheden van het bureau van de Kamer gedurende het jaar 1957. Op 1 januari 1957 stonden in het Han delsregister der Kamer ingeschreven 4452 werkelijk bestaande zaken met inbegrip van de filialen. Per 31 december 1957 stonden ingeschreven 4495 bedrijven. De toeneming van het aantal ingeschreven ondernemingen bedroeg dus 43, een aantal dat in verge lijking met voorgaande jaren (in 1956 b.v. 252) betrekkelijk gering is. Hierbij valt evenwel te bedenken, dat door de vergelij kingswerkzaamheden met het Centraal Re gistratie Kantoor het Handelsregister in het bijzonder ten aanzien van de ambachts- en kleinhandelsondernemingen eind 1956 ge heel up to date was. De toename, welke nu nog plaats vindt, moet geheel komen van de nieuwe vestigingen. In 1957 wer den 163 van deze nieuwe vestigingen, waar voor dus inschrijfkosten verschuldigd zijn, geregistreerd. Door opheffingen (111) en overplaatsin gen naar districten van andere Kamers (9) verdwenen in totaal 120 ondernemingen uit het Handelsregister van de Kamer te Waalwijk. Behalve de reeds genoemde in schrijvingen werden in 1957 1310 andere mutaties - zoals adreswijzigingen, over drachten, wijzigingen in directies e.d. - geregistreerd. Het totale aantal dossiers van het Handelsregister nam in 1957 toe van 8476 tot 8838. Van deze dossiers werd door derden in totaal 1543 malen inzage genomen, terwijl tevens 1244 (in '56 1327) uittreksels uit en afschriften van deze in schrijvingen aan derden werden verstrekt. Door naamloze vennootschappen en coöperatieve verenigingen werden 20 jaar stukken en andere stukken, zoals ledenlijs ten, gedeponeerd; in 1956 22. Ten dienste van het bedrijfsleven werden in 1957 1817 certificaten van oorsprong af gegeven en legalisaties verricht; in 1956 1241. Het aantal afgegeven vergunningen voor het houden van een uitverkoop of opruiming bedroeg 10 (in 1956 6). Eenmaal werd een

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1958 | | pagina 10