Waalwijkse en Langstraatse Couranf
DE MAANREIS VAN SINT NICOLAAS
i a s
m
1
Een Sint Nieolaas-vertelling voor kinderen
W.
D. .Bumoulin's drogisterij
Verlos ons
van de valse sint
I
llll
Vlordt hei een
„Hij" ot eenJI
nf aUebet.---
KOOPT bij een
gediplomeerd DROGIST.
Koopt bij
WAALWIJK
VRIJDAG 21 NOVBMBJHt 1ISS
Uitgever:
Wtalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur
JAN TIELEN
Dit blad verschijnt 2 x per week
81e JAARGANG No, 95
22 cent per week
per kwartaal X8I
f 3.10 franco p.p.
Gironummer 50788
Advertentieprijs:
10 cent per m.m.
Abonnement:
Contract-advertenties:
speciaal tarief
BureauxGROTESTRAAT 205.
WAALWIJK
TEL. 2621
KAATSHEUVEL - TEL. 2002
Dr. VAN BEURDENSTR. 8
OPGERICHT 1878
TEL.-ADRES„ECHO"
Hoe het allemaal gekomen is, zal
wel nooit iemand te weten komen,
maar het staat als een paal boven
water, dat een van de geleerden, die
in het paleis van Sint Nicolaas wo
nen, een grote fout gemaakt heeft,
waardoor de heilige bisschop bijna
voorgoed van de aarde verdwenen
zou zijn geweest. Dan hadden we
mooi zitten kijken, want dan was
het natuurlijk voor altijd afgelopen
geweest met het Sint Nicolaasfeest:
helemaal niks meer op 5 decem
berbrrrr, ik mag er gewoon
niet aan denken.
Maar goed, luister maar eens wat
er gebeurd is.
Op een vreselijk warme zomerdag,
toen de marsepein uit d'e dakgoten
van het paleis van de Sint druppel
de, riep de goedheilige bisschop al
le geleerden in zijn paleis bijeen.
„Beste geleerden", zei hij, toen
ze allemaal in hun stoel van peper
koek hadden plaats genomen, „bes
te geleerden, het is nog wel lang
geen 5 december, maar het lijkt me
toch wel goed om nu alvast over
mijn aanstaande reis te praten, want
ik heb een heel bijzonder planne-
gM
Daar keken de geleerden natuur
lijk vreemd van op, dat snap je,
want ze wisten niet beter of Sint
Nicolaas zou ook dat jaar weer met
zijn stoomboot en trouwe schimmel
reizen. Een van de geleerden, die
was aangesteld om grapjes te ma
ken, fluisterde: „De Sint gaat zeker
met de bromfiets".
Sint Nicolaas, die net deed alsof
hij niets hoorde, nam een slokje li
monade en vervolgde toen: „Het
reizen per schip en met het paard
gaan me zo zoetjesaan te lang du
ren. Ik ben te oud om nog lang on
derweg te zijn en bovendien is het
in Nederland bijna altijd lelijk weer,
zodat ik in een wip verkouden ben
en de hele dag loop te proesten. Het
vorig jaar heb ik tussen Waalwijk
en de Elshout ook al rheumatiek in
mijn linkeroor opgelopen, zodat ik
soms de radio hoor als hij helemaal
niet aan staat. Daarom, beste ge
leerden, heb ik besloten om dit jaar
per raket te reizen. Dat gaat niet
alleen vlugger, maar bovendien zit
ik hoog en droog. Gaan jullie dus
als de bliksem maar eens een raket
bouwen. Hier is geld, en nu aan de
slag! Als jullie klaar zijn, hoor ik
het wel".
De geleerden schrokken zich een
pepernoot en keken elkaar aan als
of ze chocolade met mosterd had
den gegeten. „Goeie hemel, in een
raket, dat zal me wat worden!" riep
de grootste geleerde. Toen namen
ze allemaal een slokje drop water
voor de schrik en holden naar hun
kamertjes.
„Monseigneur, deze raket is ge
maakt van het beste raketspul dat
er te vinden was en ik geloof dan
ook wel dat u er een heel eind mee
zult komen. Bij wijze van proef
hebben we d'e vorige week een van
onze geleerden met een kleiner mo
del afgeschoten en sindsdien heb
ben we niets meer van de brave
man vernomen".
„Prachtig!" zei de Sint, „beter
kan het niet!" Hij gaf alle geleerden
de zegen en zei: „Laat ik dan maar
meteen vertrekken voordat er iets
kapot gaat. Alles inladen, over een
kwartier vertrekken we!" De Sint
repte zich naar binnen om schoon
goed aan te trekken en intussen be
gon een heel leger zwarte Pieten de
raket vol te stoppen met alle heer
lijkheden, die Sint Nicolaas op 5
december aan alle brave kinderen
schenkt.
Toen ze klaar waren, kwam Sint
Nicolaas weer naar buiten, met een
flesje spuitwater in de hand. „Wij
moeten deze raket nog dopen, beste
geleerden, want een raket zonder
naam is niets". Hij wierp het flesje
met kracht tegen de raket, zodat 't
bruisend en schuimend tegen de
romp uiteen spatte. „Ik doop u
SintI en ik hoop, dat je me onder
weg niet in de steek laat", zei Sint
Nicolaas. „En nu ga ik meteen ver
trekken, en eerst naar Nederland,
want daar heb ik altijd het meeste
weg te geven". Terwijl de Sint met
zijn zwarte knechten aan boord van
de raket ging, kroop een van de ge
leerden er onder om het knopje op
Nederland' te zetten. Daarna werd 't
trapje weggehaald en kon de reis
beginnen. Terwijl de andere geleer
den achter de struiken een goed
heenkomen zochten, stak een van
hen een lucifer aan en hield die on
der de raket. Toen rende hij weg.
Eerst klonk er niet meer dan een
zwak gepruttel alsof er een pan
havermout op het vuur stond, maar
teen ineens een geweldige steek
vlam en reusachtige rookwolken. De
raket brulde als een kwaaie waak
hond, die aan de ketting ligt. Hij
stond te trillen en te schudden als
of hij iets wilde zeggen, maar er
niet goed uit kon komen. En toen.....
ja hoor, daar ging hij. Eerst lang
zaam en aarzelend alsof hij nog niet
goed wist wat hij wilde, maar toen
sneller en sneller, totd'at hij plotse
ling als een gloeiende vuurpijl de
hemel inschoot
Op de maan werden net alle licht
jes aangestoken, toen de Sint I lang
zaam en statig landde en met een
zachte bons op de maan terecht
kwam.
„Wat nou?" vroeg een der Pieten
mistroostig, maar op hetzelfde ogen-
blik kwamen er van alle kanten
mannetjes aanhollen. Ze hadden
glazen bolletjes om hun hoofd met
lange sprieten er aan. Het waren
wonderlijke wezentjes met kleine,
ronde hoofdjes en dikke, korte been
tjes. Ze zetten een trapje tegen de
raket aan en begonnen naar boven
te klimmen.
Even later ging het deurtje open
en wel twintig van die kleine man
netjes holden op hun korte beentjes
naar binnen. Ze gingen op een rij-
Maandenlang was het in het paleis
van de Sint een getimmer en geklop
van jewelste. Uit de kamertjes van
alle geleerden stegen geheimzinnige
rookwolken op en soms klonk er
midden in d'e nacht een harde knal,
waardoor het hele paleis in z'n on
dergoed de straat op holde. De huis
houdster van de heilige bisschop,
een goede oude ziel die nog nooit de
vroegmis had overgeslagen, liet wel
overal borden ophangen met: „Ge
lieve zachter te knallen s.v.p." er
op, maar dat hielp geen zier, het pa
leis van de Sint leek net een vuur
werkfabriek. Op een goeie dag
kwam zelfs de inspecteur van po
litie vragen wat dat allemaal moest
en hij wilde net alle geleerden een
bekeuring geven, toen Sint Nicolaas
er aan kwam. De brave politieman
kreeg toen voor vijf centen, dat
snap je, en zijn schoen hoeft hij
voorlopig ook niet meer te zetten.
Maar toen, op zekere dag, het was
kort voor St. Nicolaasfeest, was de
raket eindelijk klaar. Hij was zó
mooi, dat het zonde was om hem af
te schieten. Glanzend en glimmend
en beschilderd in vrolijke kleuren
stond hij daar als een reusachtig
potlood met een heel spitse punt. Er
zat een klein deurtje in, waar je al
leen met een trapje bij kon komen,
en opzij zaten overal mooie grote
ramen, zodat je heerlijk naar buiten
kon kijken. Alle geleerden stonden
er om heen, toen Sint Nicolaas naar
buiten kwam om de raket te inspec
teren. „Dat ziet er prachtig uit", zei
de heilige bisschop, „en het mooiste
zou nu wel zijn als hij nu ook nog
omhoog ging. Wat denkt u ervan",
vroeg hij aan Passerdosos, de groot
ste geleerde. Deze streek eens met
de hand door zijn baard en toen nog
©•nsover zijn kale hoofd en zei toen:
Sint Nicolaas had het in de raket
best naar z'n zin. Hij rookte een si
gaartje en keek door de ramen naar
buiten. De wereld zag er prachtig
uit. Heel ver in de diepte lagen de
witte huizen van Spanje te blinken
in de zon, en in de straten stonden
alle mensen te wuiven en op de
speelplaatsen van d'e scholen ston
den de kinderen met vlaggetjes te
zwaaien.
„Sjonge, dat ik daar niet eerder
op gekomen ben", mompelde de
Sint, „het is het mooiste wat ik ooit
in m'n lange leven heb meegemaakt.
De bisschop ging nog eens extra ge
makkelijk zitten en wilde juist z'n
mijter afzetten, toen een van de
knechten brullend kwam aanhollen:
„Alle heilige bisschoppen, we gaan
steeds hoger! Direct komen we in
de hemel zonder dat we dood ge
gaan zijn". Hij viel voor Sint Nico
laas op z'n knieën en stamelde: „We
gaan helemaal niet naar Nederland,
goedheilig man, we gaan steeds ho
ger! Direct vliegen we dwars door
de hemel heen en door de achter
deur er weer uit!" De brave man
stond te klappertanden van angst.
„Rustig, rustig!" zei de Sint, ter
wijl hij recht ging zitten en door
zijn verrekijker naar buiten keek.
- Ja, en toen schrok de Sint zelf ook
wel een beetje, want van de aarde
was al niets meer te zien en enkele
sterren kwamen al gevaarlijk dicht
bij. Hij wilde zich juist omdraaien,
toen de spoetnik voorbijkwam, pie
pend en fluitend. „Dag, goede brave
Rus", zei hij en strooide enige pe
pernoten naar buiten. Toen wendde
hij zich tot zijn zwarte knechten,
die allemaal, bleek om hun neus,
waren komen aanlopen. „Beste jon
gens, er is, geloof ik, iets verkeerd
gegaan, maar we kunnen niets an
ders doen dan rustig afwachten.
Onze Lieve Heer zal heus wel weten
wat hy doet. Jullie hoeven in ieder
geval niet bang te zijn dat we de
hemel aan de andere kant weer uit
vliegen, want de hemel heeft geen
achterdeurtjes, voor niemand".
„Ik zie d'e maan!" brulde toen op
eens een van de knechten. „Sjonge,
wat een bakbeest is het nou! We
gaan er recht op af!"
En zo was het, de SintI suisde
recht op de maan af, die elke tel
dichterbij kwam.
„Maar dat is prachtig!" riep Sint
Nicolaas, „ik ben nog nooit op de
maan geweest!"
weten", mopperde de dikke knecht
nog, maar toch volgde hij de ande
ren het trapje af.
Zij werden op 't grote Maanplein
met hartelijke woorden toegespro
ken door een mannetje, dat veel
groter was dan de andere maanman
netjes. Hij had een gezellig rond ge
zicht met bolle wangen. „Ik ben 't
mannetje in de maan, goedheilig
man", zei hij, „en ik ben heel blij
dat u nu ook eens bij ons komt. We
hebben hier al meer dan duizend
jaar staan zingen, maar u hebt nog
nooit iets in onze glazen bolletjes
gestopt. Ieder jaar in december heeft
ons koortje „De Maanzangertjes" op
het randje van de maan staan zin
gen, maar onze bolletjes waren en
bleven leeg. En daarom zijn we nu
dubbel blij en hopen, dat u ons al
lemaal goed zult bedenken".
„Hoera! Hoera! Lang leve Sint
Nicolaas!" riepen wel honderddui
zend maanmensen, die van alle kan
ten waren komen toegelopen.
„Ik dank jullie allemaal heel har
telijk, beste mensen, voor de harte
lijke ontvangst op de maan", zei St.
Nicolaas. „Ik vind het hier heel erg
fijn. Dat ik hier op de maan terecht
gekomen ben is eigenlijk een onge
lukje, want een van mijn geleerden
heeft een fout gemaakt met de ra
ket, zodat ik in plaats van in Neder
land op de maan ben aangeland.
zei Sint Nicolaas tegen 't mannetje
in d'e maan: „Beste mannetje, er is
nog een kleine moeilijkheid, name
lijk deze: ik ben nu wel hier geko
men, maar hoe kom ik nu weer te
rug?"
Het mannetje in de maan keek
even verbaasd en zei: „Maar ik
dacht dat u een heilige was?" De
Sint knikte: „Dat ben ik waarempel
ook, maar u denkt toch niet dat hei
ligen zich bemoeien met motoren
en raketten. De H. Antonius is een
groot heilige, maar hij weet niets,
helemaal niets van bromfietsen af.
St. Christoforus is de heilige van 't
verkeer, maar die heeft het al
druk genoeg met alle kinderen
veilig naar de overkant te brengen
en bovendien bemoeit hij zich niet
met raketten. Er is nog steeds geen
speciale heilige voor raketten".
„Tja", zei het mannetje in de
maan peinzend, „dat is niet zo een
voudig. U moet namelijk weten dat
wij hier nooit schieten, niet met ra
ketten, met niks. Schieten is hier
ten strengste verboden".
„Ja, maar wat doen jullie hier
dan? Overal wordt immers gescho
ten! Op aarde doen ze niet anders
en owee, als je er iets van zegt!"
Het mannetje in de maan pinkte
een traan weg en zei: „Ik weet het,
goedheilig man, wij zijn hier nog
heel ver achter bij de aarde, maar
tje staan, maakten een diepe bui
ging en begonnen toen te zingen:
„Zie d'e aarde schijnt door de bo
men". Hun oogjes schitterden van
plezier en verwachting. Ze zongen
heel mooi en je kon wel horen dat
op de maanscholen goede zangles
gegeven werd. Toen ze uitgezongen
waren, maakten ze weer een diepe
buiging en gingen toen weer het
trapje af, St. Nicolaas en zijn knech
ten wenkend hen te volgen. „Kom,
beste Pieten", zei de Sint, „we gaan
eens een kijkje op de maan nemen.
Ik vind dit geweldig leuk". Hij liep
naar het trapje om de maanmanne
tjes te volgen. „Ik vind het toch wel
wat griezelig", zei een heel dikke
knecht, „stel je nu eens voor, dat ze
ons opeten of dat we van de maan
afvallen als die opeens heel klein
wordt. Ik wou, dat we maar terug
gingen". Sint Nicolaas lachte en zei:
„Beste jongen, weet je nu nog niet
dat ik een heilige ben. Zolang je bij
mij bent, kan je niets overkomen.
Voorwaarts, mars!"
„Ik weet het best, maar als die
maanmannetjes hejt upu ook maar
Maar ik vind het helemaal niet erg
hoor en ik vind het verschrikkelijk
aardig van jullie, dat jullie al dui
zend jaar hebt staan zingen. De
mensen op aarde hebben niet zoveel
geduld. Als die niet direct iets krij
gen, zeggen ze: Sint Nicolaas bestaat
niet! Ja, zo zijn ze op aarde. Daar
om zal ik jullie eens extra beden
ken. Alles wat ik bij mij heb zal ik
verdelen terwijl jullie slapen, zodat
iedereen wat krijgt".
„Hoera! Hoera! Leve Sint Nico
laas!" riepen de maanmensen. De
knechten begonnen er nu ook schik
in te krijgen en strooiden handen
vol pepernoten onder de mensen.
Toen al het strooigoed op was, zon
gen alle mensen uit volle borst: „O,
kom er eens kijken, wat er in mijn
bolletje zit". Daarna gingen Sint Ni
colaas en zijn knechten met het
mannetje in de maan naar de her
berg „De halve maan", waar hele
stapels vers gebakken broodjes met
maanzaad gereed stonden. Ze dron
ken er melk bij, die vers van de
Melkweg kwam.
Toen ze allemaal voldaan waren,
toch zijn we vreselijk gelukkig en
hopen dat altijd te blijven".
„Jullie zijn beste mensen", ant
woordde de Sint, „en vergeef me
maar wat ik zo even zei over dat
schieten. De mensen op aarde ma
ken me dol en kwaad met dat schie
ten en, eerlijk gezegd, voel ik er
veel voor om altijd op de maan te
blijven. Het is hier vredig en rus
tig". Toen de Sint dit gezegd had,
begon het mannetje in de maan over
z'n hele bolle gezicht te stralen,
maar "toen rolde er alweer een traan
over z'n wangen en hij zei: „Maar
d'e kinderen dan, Sint Nicolaas? Zij
kunnen er toch niets aan doen dat
de grote mensen op aarde zo lelijk
tegen elkaar doen. Zij houden erg
veel van u en ik wed, dat ze nu ook
uit volle borst zitten te zingen. Ze
rekenen er zo vast op dat u komt,
dat u echt niet hier mag blijven,
hoe heerlijk wij dat ook zouden vin
den".
„Je bent een best mannetje", zei
de Sint. „Je hebt gelijk. De kin
deren maken de aarde tot een pret
tige plaats, ook al moet je niet den-
Aanstaande Moeders.
Weet U wel, dat wij bij de
geboorte van een tweeling
GEHEEL GRATIS
de tweede Baby-uitae*
voor U verzorgen, zodat
U dus geen extra
kosten hebt!
Vraagt een Baby-kaart en
inL Baby afdeling
ken dat ze allemaal even braaf zijn,
er zijn er bij met wie ik nog een
appeltje te schillen heb".
„Ik weet het, hoera, ik weet het!"
riep het mannetje in de maan plot
seling en hij begon door de herberg
te dansen. Toen kroop hij dicht te
gen Sint Nicolaas aan en zei: „Ik zal
de maan héél laag laten zakken tot
vlak bij het topje van een hoge
boom. U kunt toch wel een klein
sprongetje maken, hè Sint Nico
laas?"
„Dat zal wel gaan", mompelde de
Sint", „maar niet te ver, want ik
word al een dagje ouder".
„Nou", zei het mannetje in de
maan, „dan is de zaak voor elkaar.
U en uw knechten springen dan één
voor één in de boom en klaar is
Kees".
Zo gezegd zo gedaan. Toen de Sint
alle geschenken, die hij bij zich had,
aan de maanmensen had uitgedeeld,
liet 't mannetje in de maan de maan
heel langzaam zakken. „Als dat
maar geen botsing wordt", riepen de
maanmensen angstig. „Goeie hemel,
wat gaan we laag!" Maar het man
netje in de maan was een goede
stuurman en steeds lager liet hij de
maan zakken tot vlak bij de top van
een hoge boom. De takken waren
zo dichtbij, dat je ze bijna kon grij
pen.
„Ziezo!" zei het mannetje in de
maan, en veegde het zweet van z'n
voorhoofd. „Dat was een heel kar
wei, maar ik geloof dat het zo wel
Grotestraat 327, Tel. 3071
gaat, denkt u niet, Sint Nicolaas?"
„Het is prachtig" riep d'e Sint. „Je
bent gewoonweg een wondermanne
tje, want kijk nu eens hoe mooi je
de wereld nu gemaakt hebt!" Het
was inderdaad prachtig. In 't zachte
licht van de maan lag de aarde in
diepe rust. De huizen sliepen, de
vogels sliepen en de wind' vertelde
een nieuw verhaaltje in d'e toppen
van de bomen. Van heel ver kwa
men het gezang van heldere kinder
stemmen, die zongen: „Zie de maan
schijnt door de bomen". Het manne
tje in de maan glimlachte blij en
gelukkig. „Het was de mooiste dag
van mijn leven", mompelde hij
zacht, „en daarom zal ik ieder jaar
in Sint Nicolaastijd de maan tot
vlak bij de aarde laten zakken".
St. Nicolaas en zijn knechten
kwamen veilig op de aarde aan en
terwijl ze snel op weg gingen om
nieuw speelgoed te halen voor de
kinderen in Nederland, klom de
maan langzaam hoger aan de he
mel.
„Het was een prachtige reis", zei
Sint Nicolaas, terwijl hij wuifde
naar het mannetje in de maan, dat
gelukkig en tevreden glimlachte,
omdat hij een beetje had mogen
meehelpen om St. Nicolaas weer te
rug te geven aan de kinderen op
aarde.
tB
Geen gezag meer.
Er is een gezagscrisis rondom de
figuur van Sint Nicolaas. Die stond
vroeger boven alle partijen. De kin
deren aanbaden hem of vreesden
zijn gerechte straf. De rijpere jeugd
gaf zich over aan een romantische
Sinterklaasviering in verenigings-
of ander verband. Onze ouders be
reidden de hoge gast uit Spanje een
andere ontvangst dan wij thans. Er
is geen voldoende afstand meer tus
sen de enigszins verwereldlijkte