Waalwijkse en. LangsiraaCourant Waar blijft het geld van de ALGEMENE OUDERDOMS-WET NOODTOESTANDEN IN DE SPORTWERELD Kerstboomverlichting f 7.50 Kerstboomversiering 9 ct. W'OaK Cs VLw. wao.npê.aats t Is premiehandhaving van 6,75 pCt. wel noodzakelijk en billijk WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN J^arst- dfi Jlfieiuajaatskaatien VRIJDAG 12 DECEMBER 1958 Uitgever Waalwij kse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur: JAN TIELEN Dit blad verschijnt 2 x per week 81e JAARGANG No. 97 22 cent per week; per kwartaal 2.85 3.10 franco p.p. Gironummer 50798 Advertentieprijs: 10 cent per m.m. Abonnement: Contract-advertenties: speciaal tarief KAATSHEUVEL - TEL. 2002 - Dr. VAN BEURDENSTRAAT 8 Bureaux: GROTESTRAAT 205, WAALWIJK TEL. 2621 OPGERICHT 1878 TEL.-ADRES„ECHO" (van onze sociale medewerker) In het eerste jaar na de invoering van de algemene ouderdomswet werd aan premie voor deze wet ont vangen een bedrag van 1046 miljoen gulden. De kosten aan uitkeringen en administratie bedroegen ongeveer 855 miljoen gulden, zodat er een overschot is van rond 191 miljoen gulden. Voorwaar geen kleinigheid. De premie bedraagt zoals bekend is 6,75 Oorspronkelijk werd ge dacht aan een percentage van 6,3% maar gedachtig aan het gezegde „voorzichtigheid is de moeder van de porceleinkast", heeft men toch maar besloten het percentage zo hoog mogelijk te stellen. Nu is dan gebleken, dat ruim schoots kan worden volstaan met een premie van 6,3 Wat nu ook de oorzaak mag zijn van deze misrekening, een feit is, dat de regering niet van plan is, de pre mie te herzien, hetgeen er dus op neer komt dat dit hoge percentage gehandhaafd blijft, althans voors hands. Voor weduwen en wezen? Het bedrag van zo'n slordige klei ne 200 miljoen, wil men nu aanwen den om de uitgaven voor de komende weduwen- en wezenverzekering te financieren. De inwerkingtreding van deze we duwen- en wezenverzekering zou dan tot gevolg hebben, dat deze zonder looncompensatie kan geschieden. Voor het bedrijfsleven kan dit een aantrekkelijke gedachte genoemd worden en de werknemer kan de ruimte die daardoor in het nationale inkomen ontstaat, voor andere ver langens aanwenden. Dat is nu allemaal heel mooi, maar er is toch een grote „maar" aan dit alles verbonden. Wij zullen de laatsten zijn, die de invoering van een algemene wedu wen- en wezenverzekering niet zullen toejuichen, maar dat deze verzeke ring nu betaald moet worden met het geld uit de algemene ouderdomsver- zekering gaat ons toch.wat te ver. Genoeg voor 6 jaar. De kosten van deze weduwen- en wezenverzekering bedragen immers naar schatting slechts een 100 a 125 miljoen per jaar (alle uitgaven inbe grepen). Indien deze kosten nu niet onjuist zijn berekend, dan kan een weduwen- en wezen verzekering toch al bijna twee jaar betaald worden uit de gelden die in één jaar te veel zijn ontvangen uit de premiebijdragen van de algemene ouderdomswet! Nu is dit laatste surplus slechts het te veel over het jaar 1957, daar komt nog bij het surplus over 't jaar 1958 en indien de weduwen- en wezenver zekering ingaat in 1960, dan komt er ook nog bij het surplus over het jaar 1959. Voortbouwende op de cijfers over 1957 zal het surplus dus in to taal ongeveer 600 miljoen bedragen, een bedrag waarmede dan al onge veer 6 jaar de weduwen- en wezen verzekering kan worden betaald. Nu is het natuurlijk goed een ap- petje voor de dorst te hebben, maar wij vragen ons af of het nu wel juist is, de hoge premie voor de algemene ouderdomswet te handhaven op dit te hoge percentage. Daar komt nog wat bij. Zoals algemeen bekend, worden op de overheidspensioenen vrij grote bedragen gekort ingevolge de beper- kingswet, d.w.z. van de gepensio neerde A.O.W.-trekkers wordt een zeker percentage ingehouden naar gelang van het aantal dienstjaren, die betrokkenen hebben. Dit vertegen woordigt een vrij hoog bedrag. Nu is het ons bekend, dat het Rijk aan het burgerlijk pensioenfonds een uitkering verstrekt, maar wij vragen ons af, of dit bedrag opweegt tegen het bedrag, dat vrijgekomen is aan niet uitbetaalde pensioenen, zowel door het algemeen burgerlijk pensi oenfonds als door de stichting Indi sche pensioenfondsen. Deze cijfers vermogen wij niet te overzien. Het is in elk geval de moeite waard hierop eens de aandacht te vestigen. Wellicht komen we dan nog voor verrassingen te staan die wel eens kunnen meevallen, zoals ook het ge val is met de inkomsten voor de al gemene ouderdomswet. Daarbij komt voorts nog de pre mie, die het overheidspersoneel moet betalen voor zijn pensioen. In 1955 heeft minister Suurhof aan een ver slaggever van het Vrije Volk ver klaard, dat deze premie omlaag kan, om de premie voor de ouderdomswet voor de jongeren draaglijk te maken. Hiervan nu is v.z.v. wij dit kunnen beoordelen niets terecht gekomen. Integendeel b.v. de premie voor het weduwe- en wezenfonds is verhoogd, terwijl de premie voor het eigen pen sioen dezelfde is gebleven. In de (lege) schatkist? Het is al met al een beetje vreemde geschiedenis geworden en wij kun nen met geen mogelijkheid uit art. 23 van de algemene ouderdomswet le zen, dat het in de bedoeling heeft ge legen de beschikbare middelen voor de uitkering van de A.O.W.-pensioe nen te bestemmen voor andere doel einden, al zijn die doeleinden ook be langrijk voor de schatkist. Artikel 25 van de A.O.W. zegt Onze minister stelt, gehoord de So ciale Verzekeringsraad, voorschriften vast met betrekking tot de belegging van de gelden van het Ouderdoms- fonds. Naar onze bescheiden mening is het betalen van de weduwen- en wezen verzekering niet direct een „be legging", vooral niet als men daarbij leest zoals artikel 23 zegt, dat de mid delen tot dekking van de ingevolge deze wet (dat is de wet A.O.W.) uit te keren pensioenen en van de aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten, alsmede de middelen, beno digd voor het vormen en in stand houden van een bij algemene maatre gel van bestuur te bepalen reserve, worden gevonden door heffing van premies van de „verzekerden", dat zijn dus alleen de verzekerden inge volge de algemene ouderdomswet en geen andere verzekerden. Op deze wijze echter is er van het vormen van een reserve geen sprake meer en ook hier kan men dan weer voor verrassingen komen te staan, door het feit dat er op een gegeven ogenblik een tekort zal zijn, en dat dientengevolge de premie A.O.W. zal moeten ivorden verhoogd om beide verzekeringen te kunnen financieren. Bepaal het juiste percentage! Wij zien er van komen, dat straks de schatkist leeg blijkt te zijn wegens andere uitgaven en dat alsnog moet worden overgegaan tot invoering van een premie voor de weduwen- en we zenverzekering... Waarom dan niet nu premieverla ging voor de A.O.W. op een juist percentage (met behoud van het pot je voor slechtere tijden) en invoering van een juist berekende premie voor de weduwe- en Kvezenverzekering? Voetbalpoolprijzen kunnen uitkomst brengen. (van onze soc.-econ. medewerker) De problemen van minister Cals, die de laatste tijd nogal eens voor het voetlicht der publiciteit verschijnt, houden niet op bij de salarissen van leraren en de nieuwe onderwijswet in wording. Uit hoofde van zijn functie dient zijn departement zich ook bezig te houden met de sport en alles wat daaraan vast zit. Aan 't departement van O., K. en W. heeft men er geen idee van hoe omvangrijk en veelzij dig dit vraagstuk is, anders had men zeker vroeger toegestemd in het ver schijnen van een sportnota, de opstel ling waarvan aanvankelijk werd ge weigerd, maar nu toch in de loop van 1959 kan worden tegemoet gezien. De sportminnaars in Nederland konden het niet met de ministeriële opvatting eens zijn, dat er geen be hoefte zou bestaan aan een landelijke balans met verlies- en winstrekening. Het was het Ned. Olympisch Co mité dat de hongerende sportkoe bij de horens vatte en haar eens flink onderzocht. Uit de resultaten van dat onder zoek is nu wel gebleken dat er zoveel leemten en gebreken zijn in de sport wereld, dat de overheid daar niet langer ongeïnteresseerd aan voorbij kan gaan. De sportnota van ons olympisch comité vraagt aandacht voor een reeks van onderwerpen en bestaande achterstanden in bijna elke tak van sport. Eenzijdige arbeid. In de modeme wereld kunnen sport en lichamelijke oefening niet meer gewist worden. De tijd, dat elk in dividu in de gemeenschap voldoende lichaamsbeweging kreeg, ligt ver ach ter ons en zal nimmer weerkeren. De steeds ongunstiger wordende toestand op dit terrein is een onvermijdelijk offer aan de specialisatie gebracht. Duizenden mensen voeren ontel bare malen per dag een gelijke bewe ging uit, terwijl zij over hun werk staan gebogen met een klok achter of boven zich om de snelheid van de ge leverde prestatie te meten. Ontelbare anderen buigen zich over boeken of rapporten of verrichten andere een zijdige arbeid. Hoogleraren en stu denten hebben de neiging hun goede lichamelijke conditie op te offeren aan hun levenswerk. Typistes en ateliermeisjes zitten of staan in een bepaalde houding. Het is beslist geen werk voor medici om vast te stellen dat van een harmonische lichaams- ontwikkeling in een gejaagde en ge rationaliseerde maatschappij geen sprake meer kan zijn. Men kan zich op het standpunt stellen dat de moderne mens in zijn lange schooljaren volop gelegenheid heeft om spieren en andere lichaams delen zo goed te ontwikkelen dat hij bij intrede in de maatschappij over een behoorlijke reserve beschikt. 6800 gymnastiekzalen tekort. Allereerst kan men nog twijfel uit spreken over de aanwezigheid van zo'n reserve, maar het belangrijkste is wel, dat ook de sport en lichamelijke oefening voor de jeugd in een wan hopige toestand verkeren. Dat blijkt o.m. uit de tekorten aan gymnastiek lokalen bij het basisonderwijs en het V.H.M.O. Het lager onderwijs heeft niet minder dan 2800 gymnastiekza len nodig en bij het middelbaar on derwijs ontbreken er 4000. Mocht men er op aansturen de sport zoveel mogelijk te beperken tot de groeija- ren van de jeugd, dan zal toch mi nimaal in deze hoek iets moeten ge beuren. Zeer kritisch aangelegde mensen kunnen nu nog denken dat men zich wel op de velden kan redden. Meri heeft toch niet beslist 'n gymnastiek zaal nodig. Inderdaad, maar het on derzoek van het N.O.C., dat niet volledig was, spreekt van een behoef te aan meer dan 1400 voetbalvelden, 227 korfbalterreinen, 20 sintelbanen voor atletiek en roept om meer dan 250 tennisbanen. Wanneer de helft van deze getallen de werkelijke on vermijdelijke behoefte zouden aan duiden, mocht men nog spreken van schreiende tekorten. Meer dan een miljoen sportbeoe fenaren telde men in 1957 in geor ganiseerd verband. Hierbij zijn dus buiten beschouwing gelaten de schoolkinderen en zij die niet in het kader van een officiële vereniging de sport beoefenen. En dat zijn er dui zenden! Onderwaardering. Als men de jeugd wil wijzen op de noodzaak van een serieuze lichamelij ke oefening, omdat ook ons lichaam aan zijn trek moet komen, dan zijn daarvoor een groot aantal sportlei ders en leraren lichamelijke oefening nodig. Deze mensen moeten zich be schikbaar willen stellen voor dit werk en daarvoor betaald worden. Het is geen grapje meer, dat men voor zijn pleizier alleen doet in ogenblikken dat er niets anders te doen is. Het is bittere ernst en men moet de functie van sportleider aantrekkelijk maken. Voor de verschillende soorten van kaderfunctionarisen moeten daar- maar wel kan de overheid een ruimer subsidie geven dan tot op heden. De gemeenten, die ook al zo arm zijn als Job, ontvingen in 1957 2,7 miljoen aan vermakelijkheidsbelasting. Dat geld zou goeddeels aan de sport moe ten worden besteed. Aan ander jeugd werk besteedde de overheid in het af gelopen jaar 13 maal zoveel subsidie als aan de sport, merkt het N.O.C. zeer terecht op. Bestemming voor poolgelden. Frankrijk, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland subsidiëren de sport uit de staatskas. Aan die subsidie zullen grenzen moeten worden gesteld. Maar kan men hier geen flinke aanvulling krijgen uit de toto-kassen, die in Ne derland juist worden gelegaliseerd? Wanneer minister Hofstra zich nu eens buiten die voetbalpool hield en de overmatig hoge prijzen aan win naars van de wedderij werden tot minstens op de helft verminderd, dan naast goede opleidingen geschapen worden. Al te veel wordt er op dit gebied maar geïmproviseerd. Dit is een gevolg van onderwaardering der sport en lichamelijke oefening in ver leden en heden. Het rapport doet nauwelijks een poging om de lauwen op dit gebied wakker te schudden. Er zal echter van de zijde der volks vertegenwoordiging op aangedron gen moeten worden dat de regering haar beleid op dit gebied volkomen gaat wijzigen. Misschien kan er zoveel tam-tam gemaakt worden voor dit doel dat te vens een aantal hoofden van onder wijsinrichtingen ontwaakt uit een bo ze droom, die hen vijanden heeft ge maakt van de lichamelijke opvoeding. Conservatieve figuren in de onder wijswereld zijn van mening dat er al leen lichamelijke opvoeding behoeft te worden gegeven als er tijd over is. Er zal nooit tijd over zijn bij welk onderwijs ook. Men moet eenvoudig elk onderwijs op de lesrooster de 'plaats geven, die het toekomt. Als men daar straffer de hand aan houdt en ook eens een lans breekt voor de gymnastieklessen, zal er met meer éian gevochten worden voor een goed gymnastieklokaal en een sport veld. Naar straatschenderij. In het bovenstaande legden wij het accent op de lichamelijke opvoeding. De sport immers wordt als ontspan ning gezien. Zelfs wanneer dit zo is, dan mag er eens lans voor gebroken worden. Want bij afnemende ruimte in een overbevolkt land worden de ontspanningsmogelijkheden voor de jeugd in de vrije natuur geringer. Steeds meer natuurgrond wordt bebouwd, steeds meer grond wordt ontsierd door het bekende bordje verboden toegang. Bij een dergelijke ontwikkeling ziet men toenemende straatschenderij en baldadigheid. Het is niet mogelijk de hier ontstane leemte gpheel op te vangen met uit particulier initiatief ontstane verenigingen,omdat daar on voldoende leidinggevende figuren voor te vinden zijn. Een groot deel van deze jeugd kan echter opgevan gen worden in allerlei sportvereni gingen, die daarvoor over een goede organisatie moeten beschikken met bekwame sportleiders. Voor de uitbreiding van het aantal sportvelden en voor de opleiding en salariëring van sportleiders is een stroom van geld nodig. De bouw van sporthallen en gymnastieklokalen vergt grote sommen. Dat geld kan niet geheel uit de staatskas komen, zou er een rijk gevoede pot komen en zou men tegemoet kunnen komen aan vele verlangens. Die groepen in ons volk, welke de goklust willen temperen, zou men te gemoet treden. De deelneming aan t kansspel zou meer in het sportieve vlak komen te liggen dan dat der on gebreidelde winzucht. De prijzen kun nen dan nog in de tienduizenden lo pen en het aantal deelnemers neemt er door toe. Maar vooral het verlan gen naar meer financiële armslag voor de sportwereld kan worden be vredigd als men een groot deel van de opbrengst gaat bestemmen voor verbetering van de sportaccomodatie. Wanneer men in de naaste toekomst in deze richting besluiten gaat nemen, dan zal de zeer nuttige en noodzake lijke nota van het N.O.C. rijke vruch ten afwerpen. drs. HERMES. (Nadruk verboden). Het komt niet dikwijls voor dat iemand op een vraag, naar zijn adres ten antwoord geeft, dat hij nergens woont. Vrijwel iedereen heeft wel er gens een plekje waar hij regelmatig terugkeert, een plekje dus dat het middelpunt*vormt van zijn bestaan. Wij noemen dit plekje „ons huis", de wet noemt dit het hoofdverblijf. Dit plekje nu, waar ons huis staat is onze woonplaats. Volgens de wet is uw woonplaats daar, waar u uw hoofdverblijf hebt, met andere woor den, de gemeente, waarin wij ons hoofdverblijf hebben, is onze woon plaats. Deze bepaling is niet helemaal duidelijk, immers men kan daarmede bedoelen het huis waarin men woont en men kan ook bedoelen de gemeen te, waarin dat huis staat. De wet be doelt echter over het algemeen met woonplaats de gemeente waarin men woont. Die woonplaats speelt een belangrijke rol in ons leven. Wie b.v. wil trouwen, moet dat doen in de woonplaats van bruid of bruidegom. Wie geldelijke steun nodig heeft, moet zich wenden tot het gemeente bestuur van zijn woonplaats. Voor hen, die geen vaste woonplaats heb ben, b.v. kermisreizigers, die alleen een rijdend thuis hebben, is de plaats waar zij verblijven hun woonplaats. ONZE COLLECTIE heeft woonplaats daar waar haar man woonplaats heeft. 2) De minderjarige, deze heeft woonplaats daar waar diegene, die de ouderlijke macht of de voogdij over hem uitoefent, zijn woonplaats heeft. 3) de onder curatele gestelde, deze heeft woonplaats daar waar zijn curator woonplaats heeft. 4) de niet hierboven genoemde arbeiders, die bij hun werkgever in wonen. Deze hebben woonplaats daar waar hun werkgever woonplaats heeft. Domicilie kiezen. Een juridische woonplaats is een plaats waar men zou behoren te zijn doch waar men door omstandigheden tijdelijk niet daadwerkelijk is, b.v. iemand die aan dijken werkt, doch tij delijk ergens anders te werk is ge steld. Wanneer deze persoon in Am sterdam woont en werkt hij dus tijde lijk in het Zuiderzeegebied, dan spreekt men van een juridische woonplaats. Een ieder die bevoegd is een recht zaak te beginnen en die daartoe een procureur kiest, kan voor het tekenen van stukken e.d. bij de procureur do micilie kiezen. Dat is dan een voor een bepaalde zaak of voor een bepaalde zeldzaam mooie sortering Vrijwillig en gedwongen. Er zijn twee soorten woonplaatsen, n.l. a) de vrijwillige of zelfstandige j of onafhankelijke woonplaats. Een meerderjarige b.v. kan over het alge meen (wij laten vestigingsvergunnin gen e.d. hier buiten beschouwing) gaan wonen waar hij wil. Hij is im mers zelfstandig en kan onafhanke lijk van iedereen, vrijwillig een woon plaats kiezen. Dat hij in de omgeving van zijn werk zal gaan wonen en dat soms zijn werkgever hem verplicht in een bepaalde gemeente te wonen, houdt hiermede geen verband. De wet laat de meerderjarige vrij in het kiezen van een woonplaats en daarom spreekt men van de vrijwillige of zelfstandige of onafhankelijke woon plaats. b). Verder is er de noodzakelijke of afhankelijke woonplaats. Vele per sonen, ook zelfs meerderjarigen, zijn niet vrij in de keuze van een woon plaats, omdat zij wettelijk afhanke lijk zijn van een ander-, en zij hebben noodzakelijk woonplaats in de ge meente waar die ander zijn woon plaats heeft. Dat zijn 1) de gehuwde vrouw, die niet van tafel en bed gescheiden is, zij tijd gekozen woonplaats, welke ech ter in de wettelijke woonplaats geen verandering brengt. Dit domicilie kiezen kan ook tegen heug en meug worden afgedwongen, b.v. door leveranciers, die, door le veranciers, die leveringsvoorwaarden hebben gedeponeerd en daarin stel len dat afnemer in geschillen domi cilie kiest in de woonplaats van le verancier. Bij een evt. proces over de levering staat dan de laatste het sterkst en zal de afnemer de reis naar de woonplaats van leverancier moe ten ondernemen om voor de rechter aldaar zijn standpunt te verdedigen. Bedoeld domicilie houdt dan ech ter geen enkel verband met de opne ming in een bevolkingsregister Opne ming in het bevolkingsregister is slechts een kwestie van registratie, welke over het algemeen in de wet telijke woonplaats geschiedt, doch daarmede overigens geen verband houdt. Wanneer de wet het woord woonplaats gebruikt, wordt altijd de wettelijke woonplaats aangegeven, bedoelt de wet daarentegen de ge meente waar men in het bevolkings register is opgenomen, dan is dit steeds nadrukkelijk in die wet zelf vermeld. (Nadruk verboden). ZIE ETALAGE PIET VAN W0ENSEL GEKLEURDE BALLEN ZIE ETALAGE D. DUM0ULIN Grotestraat 327, Waalwijk is weer met diverse smaakvolle series uitgebreid. vraagt inzage van onze Grotestraat, 325 Tel. 2157, Waalwijk

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1958 | | pagina 1