wAAlwrjkse en lanqstRAAtse couraiu NIEUWJAARS-REDE Particuliere uitgave kunnen nooit aftrekbaar worden. STASSAR MAANDAG 11 JANUARI 1960 83e JAARGANG No. 3 Uitgever Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur: JAN TIELEN Gironummer 50798 Dit blad verschijnt 2 x per week Opgericht 1878 Abonnement 22 cent per week per kwartaal 2.85 3.10 franco p.p. Advertentieprijs: 10 cent per m.m. Contract-advertenties speciaal tarief. Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk - Tel. 2621 Kaatsheuvel: Tel. 2002 Dr. van Beurdenstraat 8 Tel.-adres: „Echo" uitgesproken door de voorzitter van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Bra bant, de heer J. W. van Heesbeen, in de vergadering der Kamer op maandag 11 januari 1960. Mijne Heren, Voorafgaand aan het gebruike lijke overzicht van de gang van zaken bij het bedrijfsleven in het district van de Kamer bij het be gin van het vorig jaar. heb ik enkele opmerkingen gemaakt over de taak en de werkzaamhe den van de Nederlandse Kamers van Koophandel. Zoals ik toen heb gezegd, was daarvan de bedoeling om door het geven van meer bekendheid aan deze werkzaamheden voor zoveel nog nodig een nauwer samengaan tussen Overheid, be drijfsleven en Kamer te bevorde ren. Dit onderwerp was echter zo ruim, dat geen mogelijkheid over bleef op zelfs de meest be langrijke onderdelen nader in tc gaan. Ook met erkenning van de noodzaak tot beperking achtte ik (leze beperking toen reeds niet geheel en al bevredigend. Naar mijn mening bestaat dan ook aanleiding thans Uw aandacht te vragen voor één bijzonder onder deel van de werkzaamheid van de Kamer, n.l. haar bemoeiingen met de vestigingswetgeving en wel zeer speciaal met de Vesti gingswet Bedrijven 1954. De keuze van dit onderwerp is mede en in belangrijke mate nepaald op zijn actualiteit. Op 1 januari 1959 immers is een aantal vestigingsbesluiten op grond van deze wet in werking getreden. U zult'niet van mij verwachten dat ik uitputtend de gehele be staande regeling ten aanzien van de vestiging van bedrijven zal be handelen. Niet alleen ontbreekt ook thans hiervoor de tijd, doch - en dit is belangrijker is dit door anderen, terzake meer des kundig dan iK, vóór mij reeds ge daan. Hun bevindingen hebben zij veelal neergelegd in, soms uit muntende, verhandelingen. De kennisneming van deze ge schriften, en zeker de bestude ring er van, is echter naar mijn mening te zeer beperkt tot enke lingen. U zult mij naar ik ver trouw niet kwalijk nemen, dat ik er van overtuigd ben dat menig lid van deze Kamer maar zeer oppervlakkig mei de vestigings regelingen hekend is. Denkend aan de ook in onze Kamer in 1959 besproken „public relations" zou echter een meer uitgebreide kennis van zaken hem ongetwijfeld van pas kun nen komen. Ik neem aan in deze inleiding 't motief van de keuze van mijn onderwerp voldoende duidelijk tc hebben gemaakt. Het is usance, dat men bij de behandeling van een bepaald on derwerp vooraf niet alleen de vraag beantwoordt, waarom men behandeling nodig of nuttig acht ik heb dit reeds gedaan doch ook dat men aangeeft hoe het onderwerp zal worden bena derd. Ik wil van deze goede ge woonte niet afwijken. Het is mijn bedoeling U in het kort de achtergronden te schet sen, welke hebben geleid tot de totstandkoming van vestigings regelingen, daarna een overzicht te geven van de in de Vestigings wet Bedrijven 1954 neergelegde regeling en te besluiten met en kele opmerkingen hierover. Het is U ongetwijfeld hekend, dat in de dertiger jaren dc toe stand in vele middenstandsbe- drijven snel verslechterde. Niet alleen verminderde de koop kracht belangrijk, maar vooral de vlucht van velen, die in het bedrijfsleven geen emplooi meer konden vinden, naar dc naar hun mening nog immer zaligmaken de staat van zelfstandige winke lier of ambachtsman, leidde tot een zo scheme concurrentie, dat het voor vele ondernemers bij zonder moeilijk werd het hoofd hoven water te houden. Aan dc reeds langer bestaande zaken werd door deze vrijwel on gelimiteerde vestigingen die door het ontbreken van voldoende le vensvatbaarheid veelal weer spoedig van het strijdtoneel ver dwenen, grote schade berokkend. Voorbeelden van de „sterfte" onder de bedrijven geeft dc Me morie van Toelichting op het ontwerp voor een vestigingswet, de latere Vestigingswet Kleinbe drijf 1937 In 1928 werden in Tilburg 109 kruidenierszaken geteld; in 1934 bestonden er nog slechts 53 in een wijk te 's Gravenhage hestonden in 1927 95 kruideniers winkels; in juli 1932 bleken er nog 30 „in leven" te zijn tijdens een onderzoek, in de periode november 1933februa ri 1934 ingesteld in een achttal gemeenten, verdwenen in 10 we ken tijds 01 van 2049 winkels, waarover het onderzoek zich uit strekte. Het is niet verwonderlijk, dat men zich onder deze omstandig- heden ging beraden over maatre gelen om deze gang van zaken te gen tc gaan. De mogelijkheid i hiertoe werd gezien in een beper- 1 king van de bedrijfsuitoefening, j Nu kan men hierbij verschil- j lende wegen bewandelen. In de eerste plaats zou bij iedere voor genomen vestiging, alvorens tot verlening van een vestigingsver gunning door de daartoe door de Overheid aangewezen instantie wordt overgegaan, nagegaan kun nen worden of aan die vestiging behoefte bestaat. Ook is het mo gelijk aan degenen, die voorne mens zijn zich te vestigen, be paalde eisen van vakkennis te stellen. Ook hierdoor kan ten ongewenste toeloop tot deze be dril fslakken voorkomen worden. Bij dc behandeling van hel door dc Minister van Handel en Nijverheid terzake ingediende wetsontwerp bleek, dat niet al leen deze Minister zelf, doch ook de mee.rderheid van de Staten- Generaal tegen de invoering van een behoefte-element was. Naar mijn mening volkomen terecht. De vaststelling van een behoefte immers is een moeilijke zaak, waarbij bezwaarlijk vaste en ob jectieve normen gehanteerd kun nen worden. Bovendien kan de invoering van dit behoefte-ele ment leiden tot een in onze, op individuele vrijheid ingestelde samenleving, ongewenste gehele afsluiting van bepaalde bedrijfs takken. In de naar aanleiding van bo venvermelde omstandigheden ten slotte lot stand gekomen vesti gingswet Kleinbedrijf 1937 en de daarop steunende verschillende vestigingsbesluiten werden dan ook aan aspirant-ondernemers slechts objectieve eisen van han delskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid gesteld. Het tijdens de bezetting tot stand gekomen en ook daarna nog enige tijd gehandhaafde Be sluit Algemeen Vestigingsverbod Kleinbedrijf, waarin wel min of meer met bepaalde behoeften re kening werd gehouden, moet niet worden gezien als een verande ring van de opvattingen. Dit be sluit immers werd genomen om te voorkomen, dat de tewerkstel ling in Duitsland van hiervoor in aanmerking komende personen door hun zelfstandige vestiging zou worden gefrusteerd, terwijl hierdoor tevens een goede distri butie van schaarse artikelen mo gelijk werd. Na de oorlog mede onder invloed van de tot stand komen de publiekrechtelijke bedrijfsor ganisatie bleek het gewenst de Vestigingswet Kleinbedrijf 1937 te vervangen door een meer al gemene wet, geldend voor het ge hele bedrijfsleven met uitzonde ring van enkele aangewezen be drijfstakken. Na langdurige on derhandeling is tot stand geko men de vestigingswet Bedrijven 1954, waarvan ik U thans gaarne enige bijzonderheden wil geven. De gronden, waarop deze wet steunt, zijn dezelfde als die wel ke golden voor de wet van 1937; voor de uitoefening van bepaal de aangewezen bedrijfstakken kunnen eisen van vakbekwaam heid, handelskennis en/of kre dietwaardigheid worden gesteld. Wil men zich in een aangewezen bedrijfstak vestigen, dan zal men aan de vergunning gevende in stantie moeten aantonen, dat men aan deze eisen voldoet. In tegenstelling tot de wet van 1937, ik vermeldde dit reeds ter loops, heeft de Vestigingswet Be drijven 1954 een in beginsel on beperkte werking. Onder de wer kingssfeer van de wet kunnen al leen niet worden gebracht: land bouw, visserij, bank-, verzeke- rings- en vervoerswezen (vervoer ter zee of door de lucht en ander vervoer, waarvoor op grond van de vervoerswetgeving een ver gunning is vereist). Enige andere belangrijke ver schilpunten met de wet van 1937 zijn, dat niet voor dc vestiging, maar voor de uitoefening van bij Algemene Maatregel van Bestuur I vestigingsbesluit) aangewezen bedrijven een vergunning nodig is en dat niet meel als voorheen steeds zowel aan de eisen van handelskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid behoeft te worden voldaan. Wat dit laatste betreft is het dus nu mogelijk een of zelfs meer van deze eisen te laten vervallen. Bij de in 1959 in werking getreden vestigings besluiten, in totaal 15, worden in 4 gevallen geen eisen van han delskennis meer gesteld (aanne mersbedrijven, horecabedrijven, begraienisbedrijven en schoon- heidsverzorgingsbedrijven), ter wijl in 1 geval (handel in ge bruikte en ongeregelde goede ren) de eis van vakbekwaamheid is weggelaten. Wellicht kan ik U op de een voudigste wijze enig inzicht ver- schal icn omtrent de wet, door na te gaan, wat geschiedt en in de toekomst zal geschieden bij en i na de inwerkingtreding van een vestigingsbesluit. Als voorbeeld zal ik nemen het op 1 januari 1959 van kracht ge- worden Vestigingsbesluit Kap- persbedrijven. In dit besluit is vastgesteld, dat voor de uitoefe ning van een kappersbedrijf een vestigingsvergunning is vereist. Om deze vergunning te verkrij gen, moet aan vastgestelde eisen van handelskennis, vakbekwaam heid en kredietwaardigheid wor den voldaan. Het voldoen aan deze eisen moet worden aange toond door het bezit van diplo ma's of daarvoor in de plaats tredende verklaringen. Op grond van bijzondere omstandigheden kan ontheffing van het vereiste van een vergunning worden ver- j leend. De aanvragen om vergun- ningen, verklaringen en onthef fingen moeten worden ingediend bij de Kamer van Koophandel, j binnen welker gebied de vesti- ging zal geschieden. Op de ver gunningaanvraag wordt heslist door de betrokken Kamer, de aanvraag om verklaringen die in de nlaats komen van de aange wezen diploma's, worden ter be slissing voorgelegd aan de Soci aal-Economische Raad en de be slissing over een onthcffingsaan- vraag berust bij het Hoofdbe drijfschap Ambachten. Dit is dus in het algemeen de gang van za ken bij de nieuwe vestiging van een kappersbedrijf na 1 januari 1959. Het in de wet gestelde vereiste van een vergunning geldt echter ook voor reeds vóór de in wer- kingtreding van het vestigings- hesiuit gevestigde bedrijven. Het zou te ver gaan, indien ook aan deze groep bedrijfsgenoten de verplichting van het geheel vol doen aan de vestigingseisen op gelegd werd. Vandaar dat de wet de bepa ling inhoudt, dat deze groep mits bij het in werking treden van het vestigingsbesluit recht matig, d.i. niet in strijd met een vestigingsregeling gevestigd zonder meer in het bezit zal kun nen worden gesteld van een ver gunning. Hiertoe moet binnen drie maanden na de in werking- treding van het Vestigingsbesluit een aanvraag bij de Kamer van Koophandel worden ingediend. De lijsten van de aanvragen lig gen, ter controle op de rechtma tigheid, gedurende een maand bij de Kamer en eventueel bij de be trokken p.o.o.-organen ter inza ge. Bij het niet blijken van be zwaren wordt hierna tot afgifte van de vergunning overgegaan. Vooral deze laatstvermelde „au tomatische" vergunningverlening heeft de Kamers in 1959 veel werk bezorgd. Per 1 januari 1959 immers traden voor 13 branches vestigingsbesluiten in werking en deze werden vrij kort daarna gevolgd door nog een tweetal vestigingsbesluiten. De Waalwijkse Kamer kreeg hierdoor in de eerste maanden van 1959 in totaal te behandelen 1059 aanvragen, verdeeld over de volgende bedrijfstakken: bouw- nijverheidsbedrijven 513, horeca bedrijven 279, kappersbedrijven 122, kleinhandel in vaste brand stoffen 103, begrafenisbedrijven 16. leesbibliotheken 6, kleinhan del in muziekinstrumenten 6, schoonheidsverzorgingsbedrijven 4, kleinhandel in gebruikte en ongeregelde goederen 4, auto- reisbureaubedrijven 2, mineraal waterbedrijven 2, kleinhandel in vuurwapenen en munitie 1 en bontwerkersbedrijven eveneens 1. Ik ben mij bewust, dat veel on belangrijks in dit overzicht van de vestigingswet onvermeld blij ven moest. Ik hoop er deson danks in geslaagd te zijn U het door mij zo gewenst geachte in zicht in de vestigingsregeling en de taak van de Kamer daarbij te verschaffen. Ik deelde reeds mede, dat het mijn bedoeling is dit overzicht te besluiten met enkele opmerkin gen. Ik zal mij hierin enige be perking opleggen en slechts Uw aandacht vestigen op enkele bij zonderheden. In het algemeen kail zeker ge steld worden, dat van de vesti gingsregelingen, welke wij sedert 1937 kennen, een in het bijzonder voor de middenstand gunstige werking is uitgegaan. Hoewel ik er niet geheel en al van overtuigd ben, dat een in vele gevallen zo ver gaand ingrijpen noodzakelijk was, wil ik niet ontkennen, dat op deze wijze snelle resultaten zijn geboekt. Het gevaar bestaat echter, dat door het stellen van te hoge eisen aan aspirant-on dernemers een meer dan noodza kelijke bescherming wordt ver leend aan reeds gevestigde onder nemers. Ik meen voorts, dat de beoordeling van aanvragen om een vestigingsvergunning moet worden opgedragen aan instan ties die tot een strikt objectieve beoordeling in staat zijn en dat daarom zoveel mogelijk moet worden vermeden, dat deze be oordeling wordt toevertrouwd aan een groei) van in dezelfde be drijfstak werkzame of daarbij ge- interesseerde personen. Tenslotte is het naar mijn mie ning gewenst, dat meer dan tot dusverre geschiedt hij de voor enige bedrijfstakken bestaande bijzondere regelingen de aan dacht wordt gevestigd op het be staan van vestigingseisen inge volge de Vestigingswet. Het komt n.l. herhaaldelijk voor, dat men meent voor de vestiging van een kleinhandel in tabaksartikelen „klaar" te zijn met een door de belastingdienst afgegeven tabaks- vergunning en dat men meent voor een kleinhandel in alcoho lische dranken te kunnen vol staan met een door de gemeente afgegeven vergunning of verlof. Indien nu eenmaal voor de. vestiging of overname van de hier genoemde bedrijven een ves tigingsvergunning is vereist overlegging van deze vergunning bij de afgifte van vergunningen ingevolge de Drankwet en dooi de belastingdienst zou worden gevraagd, zouden wellicht nu meermalen voorkomende moeilijkheden vermeden kunnen worden. Ik meen het hij deze enkele op merkingen te moeten laten. Alvorens nu over te gaan tot het overzicht van het gebeuren in het district van de Kamer ge durende het afgelopen jaar, wil ik gaarne mijn bijzondere vol doening uitspreken over enige voor deze streek bijzonder be langrijke gebeurtenissen. Reeds in mijn vorig jaarover zicht vermeldde ik de in de ge meente Waalwijk bestaande plannen voor de aanleg van een nieuwe haven. Deze plannen zijn in 1959 verder ten uitvoer gelegd en zoals uit de nu bekend ge maakte verdere plannen blijkt, wordt met grote voortvarendheid gestreefd naar een spoedige tot standkoming. Ik wil niet nalaten mijn bewondering te uiten voor de voortvarendheid en de hoon uit te spreken, dat dc nagcstrcct- de spoedige realisatie van de plannen bereikt zal kunnen wor den. Naar dc door sommigen om onbegrijpelijke redenen als negatief gekenmerkte opvat tingen van de Kamer wordt hier door de gemeente Waalwijk een voor dit gebied groots werk ver richt. Met voldoening kan eveneens melding worden gemaakt van de op handen zijnde ruilverkavelin gen in het district van de Kamer. Deze verkavelingen, waarvan die in het Land van Heusden en Al- tena de grootste in West-Europa is, openen goede toekomstmoge lijkheden voor deze streek. Het ware te wensen, dat op enigerlei wijze kan worden voorkomen dat opnieuw verbrokkeling van de thans vast te stellen kavels in de in sommige gevallen niet eens zo verre toekomst plaats vindt. Aan het einde van zijn rede vroeg de voorzitter aandacht voor een overzicht van de gang van zaken in het bedrijfsleven in het district van de Kamer gedurende 1959, hetgeen in onze volgende nummers zal worden gepubli ceerd. Worsteling om de buitengewone lasten De aftrek voor buitengewone lasten is één der moeilijkste hoofdstukken uit onze fiscale ge schiedenis. De bestaande rege ling bevredigt om twee redenen niet. In de eerste plaats worden er in het bestaande wetsartikel enkele van die buitengewone las ten genoemd, terwijl voorts ge sproken wordt van „dergelijke uitgaven". Dit is orakeltaal, die niet in een wet thuis hoort Ver volgens is het touw waarover men financieel moet springen om voor buitengewone lasten in aan merking te komen, te hoog ge spannen. Om deze twee redenen kan de huidige regeling niet ge handhaafd worden. In de nieuwe belastingwet- voorstellen van oud-minister Hofstra wordt derhalve een her ziening voorgesteld. De buiten gewone lasten worden er met na me genoemd: levensonderhoud van naaste verwanten, ziekte, in validiteit, bevalling en overlij den, studiekosten. De gezamen lijke uitgaven moeten vier pro cent van het onzuiver inkomen bedragen na aftrek van persoon lijke verplichtufgen. Draagkracht in geding De kernvraag van 't probleem is altijd óf men bij een helling naar inkomen wel met buitenge wone lasten mag rekenen. Prin cipieel hebben zij er niets mee te maken, maar in verband met de juiste toepassing van het draag krachtbeginsel is er veel voor te zeggen, zo meent de minister. Men hinkt telkens op tweeër lei gedachten. Daarom meencie ue Ver. voor Belastingwetenschap er goed aan te doen dit vraag stuk eens door een commissie te laten belichten, die een interim- rapport uitbracht. De bedoelde commissie ziet de buitengewone lastenaftrek als een noodzakelijk element van een inkomenshef fing. Zij meent derhalve dat er aftrek moet worden gegeven voor alle uitgaven en bestedin gen van het inkomen, waardoor, indien men daar geen rekening mee zou houden, een ongelijk heid in belastingdruk zou ont slaan. De gegeven omschrijving is veel te ruim, temeer omdat de commissie de giften ook nog binnen het kader van dit patroon wilde brengen. Dat bleek ook bij de onlangs gehouden bespreking ▼an liet rapport. De commissie wilde eigenlijk naar invoering van een aftrekpost voor persoon lijke of particuliere uitgaven. Zij sprak nog niet eens over lasten, want lasten beginnen pas na een zekere grens. Niet alles kan SIERLIJKE BRILLEN 'n OOG- en BRIL0PTICIËN Voor de cinigratielanden met de grote afstanden is het gebruik van een gemotoriseerd voertuig normaal. Dan zou dus het beta len van een auto op zeker mo ment ook erkend moeten worden als buitengewone last. Het is al leszins begrijpelijk, dat de Hoge Raad tot genoemde verwerping kwam. Zodra het persoonlijk karakter van de uitgaaf of last het buiten gewone overtreft, is het hek van de aftrekdam. Daarom kunnen particuliere of persoonlijke uit gaven nimmer als aftrekbaar toe gelaten worden. Minimaal is no dig, dat men een grens stelt waarboven normule uitgaven in buitengewone lasten overgaan. Maximaal is nodig dat er een lijst opgesteld wordt van uitgaven, die tot de buitengewone lasten worden gerekend. In het ont- werp-Hofstra worden dc reeds vermelde lasten limitatief ge noemd. Daar zijn gelukkig ook studiekosten onder, die tenmin ste 200.moeten bedragen. Lager percentage of Uit tal van voorbeelden kan duidelijk blijken, dat deze ge dachte onhoudbaar is. Iemand kan hoge uitgaven hebben om een vriend te verwennen of een vriendin te onderhouden. Een ander voert een dure echtschei dingsprocedure. In dit kader kan iedereen uitgaven bedenken om zijn fiscaal inkomen te ontlasten. De uitgebreide jurisprudentie over de buitengewone lasten kan ons leren hoeveel pogingen er thans reeds worden ondernomen om tot „buitengewone lasten" te komenTerecht heeft de Hoge Raad de grenzen vrij nauw ge steld, al kan men in de uitspra ken van dit college ook moeilijk een vaste lijn ontdekken. Maar daarvoor is het aantal mogelijk heden voor een buitengewone last ook te groot. In een recent arrest vinden vvij nog een frappant geval van uit gaven door een vader voor kos ten van levensonderhoud voor zijn zoon. De jongen kwam uit militaire dienst en emigreerde na het aangaan van een huwelijk. De vader betaalde de burgerkle ding, de inschrijfkosten voor het huwelijk, de ondertrouwkaarten en... een bromfiets. Het stond vast dat de zoon deze uitgaven niet kon betalen. Dus een bui tengewone last voor de vader Neen, zei dc Hoge Raad, want de bromfiets is een zo waardevol goed. dal, deze niet als een uitga ve tot voorziening in levenson derhoud kon aangemerkt wor den. Waar ligt de grens Een fiets is vroeger wel als een uitgave voor buitengewone last erkend. De grens ligt dus er gens tussen de bromfiets en de Fiets in. Voor ons land is de bromfiets mogelijk nog luxe. lager belasting? Door de belastingcommissie van de Raad voor Midden- en Kleinbedrijf is bezwaar gemaakt legen het noemen van een be paald bedrag in de wet. De belas tingplichtigen zouden er toe kun nen komen om hun studiekosten of andere kosten ongemotiveerd on te voeren. Dit bezwaar is nimmer geheel weg te werken. Het blijft ook wanneer er wordt gesteld, dat de totale buitengewone lasten een bepaald percentage van het inko men moeten overtreffen. Thans is dit percentage 6, het voorstel Hofstra spreek! van vier procent en de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf wil naar 3 Het gaat er bij de hoogte van het mi nimum maar om wanneer er van lasten sprake is. Hier kan wel zoveel mogelijk soepelheid wor den betracht. Zolang er hoge be lastingtarieven blijven, zijn we al spoedig belast als er een onvoor ziene tegenvaller komt. Als de regering van plan is de tarieven I.B. drastisch te verla gen, behoeft het percentage van de buitengewone last niet zo erg laag te liggen. Zal de in uitzicht gestelde verlaging meer symbo lisch zijn dan waarachtig? In dat geval bepleiten wij het stellen van een zo laag mogelijk percentage voor buitengewone lasten, maar in alle gevallen het verdwijnen van een minimum bedrag van 200.voor studie. Als gezamenlijk de last maar aanwezig is. Moge in deze zin mi nister Zijlstra een Salomo's op lossing vinden voor dit moeilijke vraagstuk. Drs. H. ZEISTER LANDGOED VOOR K.N.V.B. Het nationaal sportcentrum tot voor kort nog een utopie voor de Nederlandse sportwereld neemt steeds concreter vor men' aan. Dinsdagmiddag althans is opnieuw een belangrijke fase bereikt. Tijdens een korte bijeen komst op het bondsbureau van de KNVB is het landgoed Dhji- mat in Zeist (24,5 ha. grond met een centraal gelegen gebouw en verschillende kleinere opstallen) formeel in eigendom overgedra gen aan de voetbalbond. De tcho vAn het Zuióen WAALWIJK. Stationsstraat 88 Ziekenfondsleverancier.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1960 | | pagina 5