wAAlwrjkse en lanqstRAAtse couraiu
NIEUWJAARS-REDE
Particuliere uitgave kunnen
nooit aftrekbaar worden.
STASSAR
MAANDAG 11 JANUARI 1960
83e JAARGANG No. 3
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur: JAN TIELEN
Gironummer 50798
Dit blad verschijnt 2 x per week
Opgericht 1878
Abonnement
22 cent per week
per kwartaal 2.85
3.10 franco p.p.
Advertentieprijs: 10 cent per m.m.
Contract-advertenties
speciaal tarief.
Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk - Tel. 2621 Kaatsheuvel: Tel. 2002
Dr. van Beurdenstraat 8
Tel.-adres: „Echo"
uitgesproken door de voorzitter van de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Noordelijk Noord-Bra
bant, de heer J. W. van Heesbeen, in de vergadering
der Kamer op maandag 11 januari 1960.
Mijne Heren,
Voorafgaand aan het gebruike
lijke overzicht van de gang van
zaken bij het bedrijfsleven in het
district van de Kamer bij het be
gin van het vorig jaar. heb ik
enkele opmerkingen gemaakt
over de taak en de werkzaamhe
den van de Nederlandse Kamers
van Koophandel.
Zoals ik toen heb gezegd, was
daarvan de bedoeling om door
het geven van meer bekendheid
aan deze werkzaamheden voor
zoveel nog nodig een nauwer
samengaan tussen Overheid, be
drijfsleven en Kamer te bevorde
ren.
Dit onderwerp was echter zo
ruim, dat geen mogelijkheid
over bleef op zelfs de meest be
langrijke onderdelen nader in tc
gaan. Ook met erkenning van de
noodzaak tot beperking achtte ik
(leze beperking toen reeds niet
geheel en al bevredigend. Naar
mijn mening bestaat dan ook
aanleiding thans Uw aandacht te
vragen voor één bijzonder onder
deel van de werkzaamheid van
de Kamer, n.l. haar bemoeiingen
met de vestigingswetgeving en
wel zeer speciaal met de Vesti
gingswet Bedrijven 1954.
De keuze van dit onderwerp is
mede en in belangrijke mate
nepaald op zijn actualiteit. Op
1 januari 1959 immers is een
aantal vestigingsbesluiten op
grond van deze wet in werking
getreden.
U zult'niet van mij verwachten
dat ik uitputtend de gehele be
staande regeling ten aanzien van
de vestiging van bedrijven zal be
handelen. Niet alleen ontbreekt
ook thans hiervoor de tijd, doch
- en dit is belangrijker is dit
door anderen, terzake meer des
kundig dan iK, vóór mij reeds ge
daan. Hun bevindingen hebben
zij veelal neergelegd in, soms uit
muntende, verhandelingen.
De kennisneming van deze ge
schriften, en zeker de bestude
ring er van, is echter naar mijn
mening te zeer beperkt tot enke
lingen. U zult mij naar ik ver
trouw niet kwalijk nemen, dat ik
er van overtuigd ben dat menig
lid van deze Kamer maar zeer
oppervlakkig mei de vestigings
regelingen hekend is.
Denkend aan de ook in onze
Kamer in 1959 besproken „public
relations" zou echter een meer
uitgebreide kennis van zaken
hem ongetwijfeld van pas kun
nen komen.
Ik neem aan in deze inleiding
't motief van de keuze van mijn
onderwerp voldoende duidelijk tc
hebben gemaakt.
Het is usance, dat men bij de
behandeling van een bepaald on
derwerp vooraf niet alleen de
vraag beantwoordt, waarom men
behandeling nodig of nuttig acht
ik heb dit reeds gedaan
doch ook dat men aangeeft hoe
het onderwerp zal worden bena
derd. Ik wil van deze goede ge
woonte niet afwijken.
Het is mijn bedoeling U in het
kort de achtergronden te schet
sen, welke hebben geleid tot de
totstandkoming van vestigings
regelingen, daarna een overzicht
te geven van de in de Vestigings
wet Bedrijven 1954 neergelegde
regeling en te besluiten met en
kele opmerkingen hierover.
Het is U ongetwijfeld hekend,
dat in de dertiger jaren dc toe
stand in vele middenstandsbe-
drijven snel verslechterde. Niet
alleen verminderde de koop
kracht belangrijk, maar vooral
de vlucht van velen, die in het
bedrijfsleven geen emplooi meer
konden vinden, naar dc naar hun
mening nog immer zaligmaken
de staat van zelfstandige winke
lier of ambachtsman, leidde tot
een zo scheme concurrentie, dat
het voor vele ondernemers bij
zonder moeilijk werd het hoofd
hoven water te houden.
Aan dc reeds langer bestaande
zaken werd door deze vrijwel on
gelimiteerde vestigingen die door
het ontbreken van voldoende le
vensvatbaarheid veelal weer
spoedig van het strijdtoneel ver
dwenen, grote schade berokkend.
Voorbeelden van de „sterfte"
onder de bedrijven geeft dc Me
morie van Toelichting op het
ontwerp voor een vestigingswet,
de latere Vestigingswet Kleinbe
drijf 1937
In 1928 werden in Tilburg 109
kruidenierszaken geteld; in 1934
bestonden er nog slechts 53
in een wijk te 's Gravenhage
hestonden in 1927 95 kruideniers
winkels; in juli 1932 bleken er
nog 30 „in leven" te zijn
tijdens een onderzoek, in de
periode november 1933februa
ri 1934 ingesteld in een achttal
gemeenten, verdwenen in 10 we
ken tijds 01 van 2049 winkels,
waarover het onderzoek zich uit
strekte.
Het is niet verwonderlijk, dat
men zich onder deze omstandig-
heden ging beraden over maatre
gelen om deze gang van zaken te
gen tc gaan. De mogelijkheid i
hiertoe werd gezien in een beper- 1
king van de bedrijfsuitoefening, j
Nu kan men hierbij verschil- j
lende wegen bewandelen. In de
eerste plaats zou bij iedere voor
genomen vestiging, alvorens tot
verlening van een vestigingsver
gunning door de daartoe door de
Overheid aangewezen instantie
wordt overgegaan, nagegaan kun
nen worden of aan die vestiging
behoefte bestaat. Ook is het mo
gelijk aan degenen, die voorne
mens zijn zich te vestigen, be
paalde eisen van vakkennis te
stellen. Ook hierdoor kan ten
ongewenste toeloop tot deze be
dril fslakken voorkomen worden.
Bij dc behandeling van hel
door dc Minister van Handel en
Nijverheid terzake ingediende
wetsontwerp bleek, dat niet al
leen deze Minister zelf, doch ook
de mee.rderheid van de Staten-
Generaal tegen de invoering van
een behoefte-element was. Naar
mijn mening volkomen terecht.
De vaststelling van een behoefte
immers is een moeilijke zaak,
waarbij bezwaarlijk vaste en ob
jectieve normen gehanteerd kun
nen worden. Bovendien kan de
invoering van dit behoefte-ele
ment leiden tot een in onze, op
individuele vrijheid ingestelde
samenleving, ongewenste gehele
afsluiting van bepaalde bedrijfs
takken.
In de naar aanleiding van bo
venvermelde omstandigheden ten
slotte lot stand gekomen vesti
gingswet Kleinbedrijf 1937 en de
daarop steunende verschillende
vestigingsbesluiten werden dan
ook aan aspirant-ondernemers
slechts objectieve eisen van han
delskennis, vakbekwaamheid en
kredietwaardigheid gesteld.
Het tijdens de bezetting tot
stand gekomen en ook daarna
nog enige tijd gehandhaafde Be
sluit Algemeen Vestigingsverbod
Kleinbedrijf, waarin wel min of
meer met bepaalde behoeften re
kening werd gehouden, moet niet
worden gezien als een verande
ring van de opvattingen. Dit be
sluit immers werd genomen om
te voorkomen, dat de tewerkstel
ling in Duitsland van hiervoor in
aanmerking komende personen
door hun zelfstandige vestiging
zou worden gefrusteerd, terwijl
hierdoor tevens een goede distri
butie van schaarse artikelen mo
gelijk werd.
Na de oorlog mede onder
invloed van de tot stand komen
de publiekrechtelijke bedrijfsor
ganisatie bleek het gewenst de
Vestigingswet Kleinbedrijf 1937
te vervangen door een meer al
gemene wet, geldend voor het ge
hele bedrijfsleven met uitzonde
ring van enkele aangewezen be
drijfstakken. Na langdurige on
derhandeling is tot stand geko
men de vestigingswet Bedrijven
1954, waarvan ik U thans gaarne
enige bijzonderheden wil geven.
De gronden, waarop deze wet
steunt, zijn dezelfde als die wel
ke golden voor de wet van 1937;
voor de uitoefening van bepaal
de aangewezen bedrijfstakken
kunnen eisen van vakbekwaam
heid, handelskennis en/of kre
dietwaardigheid worden gesteld.
Wil men zich in een aangewezen
bedrijfstak vestigen, dan zal men
aan de vergunning gevende in
stantie moeten aantonen, dat
men aan deze eisen voldoet.
In tegenstelling tot de wet van
1937, ik vermeldde dit reeds ter
loops, heeft de Vestigingswet Be
drijven 1954 een in beginsel on
beperkte werking. Onder de wer
kingssfeer van de wet kunnen al
leen niet worden gebracht: land
bouw, visserij, bank-, verzeke-
rings- en vervoerswezen (vervoer
ter zee of door de lucht en ander
vervoer, waarvoor op grond van
de vervoerswetgeving een ver
gunning is vereist).
Enige andere belangrijke ver
schilpunten met de wet van 1937
zijn, dat niet voor dc vestiging,
maar voor de uitoefening van bij
Algemene Maatregel van Bestuur
I vestigingsbesluit) aangewezen
bedrijven een vergunning nodig
is en dat niet meel als voorheen
steeds zowel aan de eisen van
handelskennis, vakbekwaamheid
en kredietwaardigheid behoeft te
worden voldaan. Wat dit laatste
betreft is het dus nu mogelijk
een of zelfs meer van deze eisen
te laten vervallen. Bij de in 1959
in werking getreden vestigings
besluiten, in totaal 15, worden in
4 gevallen geen eisen van han
delskennis meer gesteld (aanne
mersbedrijven, horecabedrijven,
begraienisbedrijven en schoon-
heidsverzorgingsbedrijven), ter
wijl in 1 geval (handel in ge
bruikte en ongeregelde goede
ren) de eis van vakbekwaamheid
is weggelaten.
Wellicht kan ik U op de een
voudigste wijze enig inzicht ver-
schal icn omtrent de wet, door na
te gaan, wat geschiedt en in de
toekomst zal geschieden bij en i
na de inwerkingtreding van een
vestigingsbesluit.
Als voorbeeld zal ik nemen het
op 1 januari 1959 van kracht ge-
worden Vestigingsbesluit Kap-
persbedrijven. In dit besluit is
vastgesteld, dat voor de uitoefe
ning van een kappersbedrijf een
vestigingsvergunning is vereist.
Om deze vergunning te verkrij
gen, moet aan vastgestelde eisen
van handelskennis, vakbekwaam
heid en kredietwaardigheid wor
den voldaan. Het voldoen aan
deze eisen moet worden aange
toond door het bezit van diplo
ma's of daarvoor in de plaats
tredende verklaringen. Op grond
van bijzondere omstandigheden
kan ontheffing van het vereiste
van een vergunning worden ver- j
leend. De aanvragen om vergun-
ningen, verklaringen en onthef
fingen moeten worden ingediend
bij de Kamer van Koophandel, j
binnen welker gebied de vesti-
ging zal geschieden. Op de ver
gunningaanvraag wordt heslist
door de betrokken Kamer, de
aanvraag om verklaringen die in
de nlaats komen van de aange
wezen diploma's, worden ter be
slissing voorgelegd aan de Soci
aal-Economische Raad en de be
slissing over een onthcffingsaan-
vraag berust bij het Hoofdbe
drijfschap Ambachten. Dit is dus
in het algemeen de gang van za
ken bij de nieuwe vestiging van
een kappersbedrijf na 1 januari
1959.
Het in de wet gestelde vereiste
van een vergunning geldt echter
ook voor reeds vóór de in wer-
kingtreding van het vestigings-
hesiuit gevestigde bedrijven. Het
zou te ver gaan, indien ook aan
deze groep bedrijfsgenoten de
verplichting van het geheel vol
doen aan de vestigingseisen op
gelegd werd.
Vandaar dat de wet de bepa
ling inhoudt, dat deze groep
mits bij het in werking treden
van het vestigingsbesluit recht
matig, d.i. niet in strijd met een
vestigingsregeling gevestigd
zonder meer in het bezit zal kun
nen worden gesteld van een ver
gunning. Hiertoe moet binnen
drie maanden na de in werking-
treding van het Vestigingsbesluit
een aanvraag bij de Kamer van
Koophandel worden ingediend.
De lijsten van de aanvragen lig
gen, ter controle op de rechtma
tigheid, gedurende een maand bij
de Kamer en eventueel bij de be
trokken p.o.o.-organen ter inza
ge. Bij het niet blijken van be
zwaren wordt hierna tot afgifte
van de vergunning overgegaan.
Vooral deze laatstvermelde „au
tomatische" vergunningverlening
heeft de Kamers in 1959 veel
werk bezorgd. Per 1 januari 1959
immers traden voor 13 branches
vestigingsbesluiten in werking
en deze werden vrij kort daarna
gevolgd door nog een tweetal
vestigingsbesluiten.
De Waalwijkse Kamer kreeg
hierdoor in de eerste maanden
van 1959 in totaal te behandelen
1059 aanvragen, verdeeld over de
volgende bedrijfstakken: bouw-
nijverheidsbedrijven 513, horeca
bedrijven 279, kappersbedrijven
122, kleinhandel in vaste brand
stoffen 103, begrafenisbedrijven
16. leesbibliotheken 6, kleinhan
del in muziekinstrumenten 6,
schoonheidsverzorgingsbedrijven
4, kleinhandel in gebruikte en
ongeregelde goederen 4, auto-
reisbureaubedrijven 2, mineraal
waterbedrijven 2, kleinhandel in
vuurwapenen en munitie 1 en
bontwerkersbedrijven eveneens 1.
Ik ben mij bewust, dat veel on
belangrijks in dit overzicht van
de vestigingswet onvermeld blij
ven moest. Ik hoop er deson
danks in geslaagd te zijn U het
door mij zo gewenst geachte in
zicht in de vestigingsregeling en
de taak van de Kamer daarbij te
verschaffen.
Ik deelde reeds mede, dat het
mijn bedoeling is dit overzicht te
besluiten met enkele opmerkin
gen. Ik zal mij hierin enige be
perking opleggen en slechts Uw
aandacht vestigen op enkele bij
zonderheden.
In het algemeen kail zeker ge
steld worden, dat van de vesti
gingsregelingen, welke wij sedert
1937 kennen, een in het bijzonder
voor de middenstand gunstige
werking is uitgegaan. Hoewel ik
er niet geheel en al van overtuigd
ben, dat een in vele gevallen zo
ver gaand ingrijpen noodzakelijk
was, wil ik niet ontkennen, dat
op deze wijze snelle resultaten
zijn geboekt. Het gevaar bestaat
echter, dat door het stellen van
te hoge eisen aan aspirant-on
dernemers een meer dan noodza
kelijke bescherming wordt ver
leend aan reeds gevestigde onder
nemers. Ik meen voorts, dat de
beoordeling van aanvragen om
een vestigingsvergunning moet
worden opgedragen aan instan
ties die tot een strikt objectieve
beoordeling in staat zijn en dat
daarom zoveel mogelijk moet
worden vermeden, dat deze be
oordeling wordt toevertrouwd
aan een groei) van in dezelfde be
drijfstak werkzame of daarbij ge-
interesseerde personen.
Tenslotte is het naar mijn mie
ning gewenst, dat meer dan tot
dusverre geschiedt hij de voor
enige bedrijfstakken bestaande
bijzondere regelingen de aan
dacht wordt gevestigd op het be
staan van vestigingseisen inge
volge de Vestigingswet. Het komt
n.l. herhaaldelijk voor, dat men
meent voor de vestiging van een
kleinhandel in tabaksartikelen
„klaar" te zijn met een door de
belastingdienst afgegeven tabaks-
vergunning en dat men meent
voor een kleinhandel in alcoho
lische dranken te kunnen vol
staan met een door de gemeente
afgegeven vergunning of verlof.
Indien nu eenmaal voor de.
vestiging of overname van de
hier genoemde bedrijven een ves
tigingsvergunning is vereist
overlegging van deze vergunning
bij de afgifte van vergunningen
ingevolge de Drankwet en dooi
de belastingdienst zou worden
gevraagd, zouden wellicht
nu meermalen voorkomende
moeilijkheden vermeden kunnen
worden.
Ik meen het hij deze enkele op
merkingen te moeten laten.
Alvorens nu over te gaan tot
het overzicht van het gebeuren
in het district van de Kamer ge
durende het afgelopen jaar, wil
ik gaarne mijn bijzondere vol
doening uitspreken over enige
voor deze streek bijzonder be
langrijke gebeurtenissen.
Reeds in mijn vorig jaarover
zicht vermeldde ik de in de ge
meente Waalwijk bestaande
plannen voor de aanleg van een
nieuwe haven. Deze plannen zijn
in 1959 verder ten uitvoer gelegd
en zoals uit de nu bekend ge
maakte verdere plannen blijkt,
wordt met grote voortvarendheid
gestreefd naar een spoedige tot
standkoming. Ik wil niet nalaten
mijn bewondering te uiten voor
de voortvarendheid en de hoon
uit te spreken, dat dc nagcstrcct-
de spoedige realisatie van de
plannen bereikt zal kunnen wor
den. Naar dc door sommigen
om onbegrijpelijke redenen als
negatief gekenmerkte opvat
tingen van de Kamer wordt hier
door de gemeente Waalwijk een
voor dit gebied groots werk ver
richt.
Met voldoening kan eveneens
melding worden gemaakt van de
op handen zijnde ruilverkavelin
gen in het district van de Kamer.
Deze verkavelingen, waarvan die
in het Land van Heusden en Al-
tena de grootste in West-Europa
is, openen goede toekomstmoge
lijkheden voor deze streek. Het
ware te wensen, dat op enigerlei
wijze kan worden voorkomen dat
opnieuw verbrokkeling van de
thans vast te stellen kavels in de
in sommige gevallen niet eens zo
verre toekomst plaats vindt.
Aan het einde van zijn rede
vroeg de voorzitter aandacht voor
een overzicht van de gang van
zaken in het bedrijfsleven in het
district van de Kamer gedurende
1959, hetgeen in onze volgende
nummers zal worden gepubli
ceerd.
Worsteling om de buitengewone lasten
De aftrek voor buitengewone
lasten is één der moeilijkste
hoofdstukken uit onze fiscale ge
schiedenis. De bestaande rege
ling bevredigt om twee redenen
niet. In de eerste plaats worden
er in het bestaande wetsartikel
enkele van die buitengewone las
ten genoemd, terwijl voorts ge
sproken wordt van „dergelijke
uitgaven". Dit is orakeltaal, die
niet in een wet thuis hoort Ver
volgens is het touw waarover
men financieel moet springen om
voor buitengewone lasten in aan
merking te komen, te hoog ge
spannen. Om deze twee redenen
kan de huidige regeling niet ge
handhaafd worden.
In de nieuwe belastingwet-
voorstellen van oud-minister
Hofstra wordt derhalve een her
ziening voorgesteld. De buiten
gewone lasten worden er met na
me genoemd: levensonderhoud
van naaste verwanten, ziekte, in
validiteit, bevalling en overlij
den, studiekosten. De gezamen
lijke uitgaven moeten vier pro
cent van het onzuiver inkomen
bedragen na aftrek van persoon
lijke verplichtufgen.
Draagkracht in geding
De kernvraag van 't probleem
is altijd óf men bij een helling
naar inkomen wel met buitenge
wone lasten mag rekenen. Prin
cipieel hebben zij er niets mee te
maken, maar in verband met de
juiste toepassing van het draag
krachtbeginsel is er veel voor te
zeggen, zo meent de minister.
Men hinkt telkens op tweeër
lei gedachten. Daarom meencie ue
Ver. voor Belastingwetenschap
er goed aan te doen dit vraag
stuk eens door een commissie te
laten belichten, die een interim-
rapport uitbracht. De bedoelde
commissie ziet de buitengewone
lastenaftrek als een noodzakelijk
element van een inkomenshef
fing. Zij meent derhalve dat er
aftrek moet worden gegeven
voor alle uitgaven en bestedin
gen van het inkomen, waardoor,
indien men daar geen rekening
mee zou houden, een ongelijk
heid in belastingdruk zou ont
slaan.
De gegeven omschrijving is
veel te ruim, temeer omdat de
commissie de giften ook nog
binnen het kader van dit patroon
wilde brengen. Dat bleek ook bij
de onlangs gehouden bespreking
▼an liet rapport. De commissie
wilde eigenlijk naar invoering
van een aftrekpost voor persoon
lijke of particuliere uitgaven. Zij
sprak nog niet eens over lasten,
want lasten beginnen pas na een
zekere grens.
Niet alles kan
SIERLIJKE BRILLEN
'n OOG- en BRIL0PTICIËN
Voor de cinigratielanden met de
grote afstanden is het gebruik
van een gemotoriseerd voertuig
normaal. Dan zou dus het beta
len van een auto op zeker mo
ment ook erkend moeten worden
als buitengewone last. Het is al
leszins begrijpelijk, dat de Hoge
Raad tot genoemde verwerping
kwam.
Zodra het persoonlijk karakter
van de uitgaaf of last het buiten
gewone overtreft, is het hek van
de aftrekdam. Daarom kunnen
particuliere of persoonlijke uit
gaven nimmer als aftrekbaar toe
gelaten worden. Minimaal is no
dig, dat men een grens stelt
waarboven normule uitgaven in
buitengewone lasten overgaan.
Maximaal is nodig dat er een lijst
opgesteld wordt van uitgaven,
die tot de buitengewone lasten
worden gerekend. In het ont-
werp-Hofstra worden dc reeds
vermelde lasten limitatief ge
noemd. Daar zijn gelukkig ook
studiekosten onder, die tenmin
ste 200.moeten bedragen.
Lager percentage of
Uit tal van voorbeelden kan
duidelijk blijken, dat deze ge
dachte onhoudbaar is. Iemand
kan hoge uitgaven hebben om
een vriend te verwennen of een
vriendin te onderhouden. Een
ander voert een dure echtschei
dingsprocedure. In dit kader kan
iedereen uitgaven bedenken om
zijn fiscaal inkomen te ontlasten.
De uitgebreide jurisprudentie
over de buitengewone lasten kan
ons leren hoeveel pogingen er
thans reeds worden ondernomen
om tot „buitengewone lasten" te
komenTerecht heeft de Hoge
Raad de grenzen vrij nauw ge
steld, al kan men in de uitspra
ken van dit college ook moeilijk
een vaste lijn ontdekken. Maar
daarvoor is het aantal mogelijk
heden voor een buitengewone
last ook te groot.
In een recent arrest vinden vvij
nog een frappant geval van uit
gaven door een vader voor kos
ten van levensonderhoud voor
zijn zoon. De jongen kwam uit
militaire dienst en emigreerde na
het aangaan van een huwelijk.
De vader betaalde de burgerkle
ding, de inschrijfkosten voor het
huwelijk, de ondertrouwkaarten
en... een bromfiets. Het stond
vast dat de zoon deze uitgaven
niet kon betalen. Dus een bui
tengewone last voor de vader
Neen, zei dc Hoge Raad, want de
bromfiets is een zo waardevol
goed. dal, deze niet als een uitga
ve tot voorziening in levenson
derhoud kon aangemerkt wor
den.
Waar ligt de grens
Een fiets is vroeger wel als
een uitgave voor buitengewone
last erkend. De grens ligt dus er
gens tussen de bromfiets en de
Fiets in. Voor ons land is de
bromfiets mogelijk nog luxe.
lager belasting?
Door de belastingcommissie
van de Raad voor Midden- en
Kleinbedrijf is bezwaar gemaakt
legen het noemen van een be
paald bedrag in de wet. De belas
tingplichtigen zouden er toe kun
nen komen om hun studiekosten
of andere kosten ongemotiveerd
on te voeren.
Dit bezwaar is nimmer geheel
weg te werken. Het blijft ook
wanneer er wordt gesteld, dat de
totale buitengewone lasten een
bepaald percentage van het inko
men moeten overtreffen. Thans
is dit percentage 6, het voorstel
Hofstra spreek! van vier procent
en de Raad voor het Midden- en
Kleinbedrijf wil naar 3 Het
gaat er bij de hoogte van het mi
nimum maar om wanneer er van
lasten sprake is. Hier kan wel
zoveel mogelijk soepelheid wor
den betracht. Zolang er hoge be
lastingtarieven blijven, zijn we al
spoedig belast als er een onvoor
ziene tegenvaller komt.
Als de regering van plan is de
tarieven I.B. drastisch te verla
gen, behoeft het percentage van
de buitengewone last niet zo erg
laag te liggen. Zal de in uitzicht
gestelde verlaging meer symbo
lisch zijn dan waarachtig?
In dat geval bepleiten wij het
stellen van een zo laag mogelijk
percentage voor buitengewone
lasten, maar in alle gevallen het
verdwijnen van een minimum
bedrag van 200.voor studie.
Als gezamenlijk de last maar
aanwezig is. Moge in deze zin mi
nister Zijlstra een Salomo's op
lossing vinden voor dit moeilijke
vraagstuk.
Drs. H.
ZEISTER LANDGOED VOOR
K.N.V.B.
Het nationaal sportcentrum
tot voor kort nog een utopie
voor de Nederlandse sportwereld
neemt steeds concreter vor
men' aan. Dinsdagmiddag althans
is opnieuw een belangrijke fase
bereikt. Tijdens een korte bijeen
komst op het bondsbureau van
de KNVB is het landgoed Dhji-
mat in Zeist (24,5 ha. grond met
een centraal gelegen gebouw en
verschillende kleinere opstallen)
formeel in eigendom overgedra
gen aan de voetbalbond.
De tcho vAn het Zuióen
WAALWIJK. Stationsstraat 88
Ziekenfondsleverancier.