wAALwijkse en lAnqstRAAtse couRAnt Stijgende behoefte aan gebieden voor openluchtrecreatie VRIJDAG 16 DECEMBER 1960 83e JAARGANG No. 98 Uitgever Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen Hoofdredacteur: JAN TIELEN Gironummer 50798 Dit blad verschijnt 2 x per week Abonnement 22 cent per week per kwartaal 2.85 3.10 franco p.p. Advertentieprijs: 10 cent per m.m. Contract-advertenties: speciaal tarief Opgericht 1878 Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160 - 2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8 Tel. 04167- 2002 Telegram-adres „Echo' Pr. Kortmann opende v/inierziiiing van Siaien Facet-streekplan op komst ter bescherming van Brabantse groengebieden „De provinciale overheid bezit de mogelijkheid om door een streekplan of z.g. facet-streekplan boven-gemeentelyke belan gen veilig te stellen. Het komt mij voor, dat ook op onze pro vincie in deze een taak rust. De recreatieve belangen toch die nen op de eerste plaats de niet-agrarische bevolkingsgroep, voor zover het betreft de recreatie in de vrije natuur. De recreatieve gebieden evenwel zyn meestal gelegen in de typische agrari sche gemeenten, met een agrarisch gericht bestuur. De grote ge meenten met stedelijk karakter hebben geen rechtstreekse in vloed op de agrarische gemeentebesturen. Daarom zyn de open lucht-recreatie-vraagstukken typisch boven-gemeentelyk, voor al waar het grote complexen betreft. Ons college heeft daarom de bedoeling uwe Staten op zo kort mogelijke termijn een fa cet-streekplan groen-gebieden aan te bieden, om verdere aan tasting van de bedreigde Brabantse groengebieden te voorko men." Aldus de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Bra bant, dr. C. N. M. Kortmann, in zijn rede bij de opening van de winterzitting van de Brabantse Staten, welke j.l. dinsdag plaats had. In deze rede heeft dr. Kortmann een aantal belangrijke aspecten met betrekking tot de ruimtelijke ordening belicht en daarbij in het bijzonder aandacht besteed aan de recreatie vraagstukken in onze provincie. Wij menen er dan ook goed aan te doen deze rede in extenso weer te geven. PLUIM VOOR BRABANTSE ONDERNEMERS EN GEMEENTEBESTUREN „De „Nota inzake de ruimtelij ke ordening in Nederland", op 27 september van dit jaar door de Minister van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten-Ge- neraal, is een ook voor Noord- Brabant belangrijk document. Belangrijk allereerst, omdat zij zo duidelijk een regeringsstand punt formuleert in antwoord op ric motic-Andriessen van 10 dec. 1957, voorbereid door de Vaste Commissie van de Rijksdienst voor het Nationale Plan, en be sproken in de Raad voor de Ruimtelijke Ordening uit de Mi nisterraad. Belangrijk vervolgens vanwege de uitvoerige documentatie, wel ke de nota in systematische op bouw bevat en om de duidelijke beleidslijnen, welke zij uitstip pelt op korte en op langere ter mijn. Belangrijk voor Noord-Brabant speciaal om de vele voor onze provincie gewichtige facetten die behandeld worden, en om meer dere uitspraken die onze hoop volle verwachting wekken. Na het ruimtelijke vraagstuk van Nederland in intern en ex tern verband te hebben -belicht en de prognose van bevolkings groei en -spreiding te hebben ge steld, trekt de nota de hoofdlij nen voor de gewenste ruimtelij ke ontwikkeling van Nederland in woon-, werk- en recreatiege bieden. Werkgebieden Bij de behandeling van de ruimtelijke oplossingen worden de werkgebieden voorop gesteld. 70 van de totale landopper vlakte zal ook in de komende de cenniën de agrarische bestem ming behouden en handhaven ondanks groei der steden, uit breiding van wegennet etc. De verschuiving binnen de landbouw zelf zet zich scherp voort. Opwaartse druk naar gro tere bedrijven, uitbreiding van tuinbouw en bosbouw, speciali satie en intensivering middels glascultuur zijn de markante wij zigingen. Afvloeiing naar de in dustrie- en diensten-sector, door breking van de landelijke beslo tenheid, verstedelijking van de leefmethode der boeren typeren overal het agrarisch vraagstuk. Al met al blijft het agrarisch werkgebied een krachtige be- staansbron van Nederland en al lerminst primair of alleen „de grote speelweide" voor recreatie- zoekende stedelingen, zoals de brochure „Landbouw en Recrea tie" van het Landbouwschap, ge dateerd november 19G0, vreest. Het tweede complex vormen de industriële werkgebieden, door de nota gesplitst in zeehavenge bieden en overige gebieden. „De industriële werkgebieden ik citeer hier letterlijk, „concen treren zich, wat de zeehaven-in dustrieën en daarmee samenhan gende bedrijven betreft, om de monden van Rijn, Maas en Schel de. De tendenties bij de moderne ontwikkeling in de zeevaart en de daarop gebaseerde industrie (zoals sch eens werven, hoogovens en staalfabrieken, petrochemi sche bedrijven e.d.) gaan in de richting van verdere concentra tie dicht bij de kust op plaatsen, waar grote schepen kunnen wor den ontvangen (in feite dus aan de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal). Dit vergist ech ter bij de gegeven omstandighe den in de Randstad Holland een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte. Om armslag te behouden voor de ontwikkelingen, die op de spe ciale faciliteiten in de grootste havens gebaseerd zijn, is het ge wenst de nodige ruimtelijke voor zieningen te treffen voor paral lelle ontwikkelingen elders in 't land. Hiervoor is van nature het Scheldebekken (Zeeland en West- Brabant) het meest aangewezen, met daarnaast in het Noorden de Eeinsmond (Delfzijl)." Tot zover liet citaat. Ik behoef in uw midden niet te onderstrepen hoe waardevol voor Brabant zulk een officiële regeringsuitspraak is, en hoezeer Brabant er op vertrouwt dat de Staten-Generaal daaraan uit drukkelijk hun hoogmogende sanctie zullen verlenen. Kreekrakplan De publieke belangstelling toch in deze provincie blijft het zal wel niemand verwonderen in sterke mate op de realisering van het Kreekrakplan gericht. In de zomerzitting heb ik u gezegd te verwachten tha^s concrete me dedelingen te kannen doen. Mijn verwachting was gebaseerd op de termijnen, die bij de inauguratie van de Nederlands-Belgische on derhandelingscommissie blijkens persberichten van beide kanten werden genoemd, en nog onlangs (op 6 december) van Belgische zijde werden bevestigd, waar men in een persbericht sprak van een opdracht aan de commissie om vóór. 31 december van dit jaar met een eerste rapport te komen. Het is intussen mede uit laatst genoemd persbericht wel duide lijk geworden dat 'n Nederlands- Belgisch tractaat nog wel enige tijd op zich zal laten wachten. Ons College staat intussen in nauw contact met de betrokken partijen en met de bevoegde Ne derlandse instanties en spant zich in om de grote Brabantse belangen, die met het Kreekrak plan gemoeid zijn, veilig te stel len en onverantwoord uitstel te voorkomen. Het ligt daarom in onze bedoe ling u zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in de komende zomer zitting, mededeling te doen van de mogelijkheden om tot een eer ste aanpak van 't Kreekrakplan te geraken. Ook de overige industriegebie den, niet op de zeehavenfunctie gebaseerd, krijgen terecht veel aandacht. De werkdadigheid der Brabantse ondernemers en ge meentebesturen, die in het na oorlogse het grootste aandeel in nieuwe industriële arbeidsplaat sen wisten te creëren, verdient hier wel een fraaie pluim. Enke le gemeenten profiteerden daar bij van de aanwijzing als kernge meente, maar de meeste dreven op eigen kracht en aandrift en sommige breidden haar industrie zelfs krachtig uit ondanks de on barmhartige concurrentie van 'n nabijgelegen kerngemeenten, en dan meestal ook nog zonder on vruchtbare ialouzie of protest. Laat ons ook voor de toekomst hopen op zulke voortvarende en forse gemeentelijke aanpak. Woongebieden Na de werkgebieden bespreekt de nota de woongebieden, be heerst door sterke verstedelij king, ook in de grotere dorpen! Terecht wordt gewezen op de duidelijk aanwijsbare verande ring der woonnormen en woon- zeden, op de vlucht uit de groot stad naar de voorsteden, op de verschraling der gehuchten en kleine dorpen. Opvallend is, dat ook de Gouverneur van de Pro vincie Antwerpen, onze buurpro vincie langs het grootste deel dtr zuidgrens, in ziin openingsrede van de Provinciale Raad op 1 ok tober 1.1. o]) de grondige verande ring van het woonmilieu wijst naar het voorbeeld van de Vere nigde Staten, waar dezelfde fac toren arbeidsverkorting, ver keersdrukte, spreiding van het autobezit reeds veel vroeger in werking traden met eenzelfde ef fect: afremming van de groei der steden boven 100.000 inwoners; accres van de dorpen boven 5000 inwoners; ontstaan van de voor steden. Deze middelpuntvlieden de kracht zuigt ook de verzor- gingsbedrijven mee weg uit de verkeersdrukte van de binnen stad. Ook op vele andere punten van deze rede blijkt de verwantschap onzer provincies in problemen en effecten. en hoofdzaak behoort de aan wijzing en vQorhcrciding der woongebieden tot de bestuurlijke laak der gemeenten en ook hier past verdiende hulde aan het me rendeel der Brabantse gemeente besturen voor wat onder moeilij ke omstandigheden van schaars te aan materiaal, geld, bouwvo lume of arbeidskracht, werd ge presteerd. Het is voor mij hij mijn werkbezoeken aan de gemeenten een waar feest, om met de trotse burgemeesters en hun staf de nieuwe wijken van stad en dorp le bezichtigen en zo vergaat het haast ieder, die door Brabant reist. Als hoofdlijnen van de woon- gehicden-politiek concludeert de nota tot: 1de zorg voor goede en vol doend ruime stadsplannen; 2) bescherming van bos-, heide en duinterrein tegen overma tige inbeslagneming voor per manente of tijdelijke bewo ning; 3) ontwikkeling van doelmatig geselecteerde plaatsen in de invloedssfeer van de grote steden voor het huiten wonen. In dit kader vermeld ik dank baar de groeiende samenspraak der gemeenten, in het verband van de dagelijks op elkaar inge stelde leefgebieden. Dit kan de bemoeiing van bovenaf voorko men en veel genuanceerder be antwoorden aan de specifieke behoeften van de streek. Het is te hopen, dat Brabant weldra door zulke streek-afspraken zal zijn gedekt tegen verwildering van bebouwing en grondgebruik. Recreatie Op de derde plaats handelt de nota dan over recreatie en na tuurbescherming. Zij rekent de problemen van recreatie in de vrije natuur en van de natuurbe- scherming tot de moeilijkste die de ontwikkeling van ons land op werpt. Een probleem overigens dat ook Brabant niet langer kan ont wijken of doodzwijgen. Een pro bleem dat allerwege in de belang stelling komt te staan. Ik noem de u al de brochure „Landbouw en Recreatie" van het Landbouw schap. In september 1.1. verscheen het lezenswaardige rapport van de W erkgroep Openlucht-recreatie van de Commissie Sociaal Plan Noord-Brabant; \telk rapport in de pers uitvoerig besproken werd. Eveneens in september van dit jaar wijdde het Nationaal Over leg voor Gewestelijke Cultuur in Assen een congres aan de „recre atie en de gewesten". Mijn ambt genoot Mr. Cramer zeide daar in zijn begroetingswoord: „Nu is één ding bijzonder ge lukkig; wij zijn in Drenthe nog in de gelegenheid om de ontwikke ling ten dele in de hand te hou den en te leiden en daarbij ge bruik te maken van de moderne inzichten. Ik houd mijn hart vast wanneer ik mij probeer in te den ken, wat er van de schoonheid van Drenthe zou zijn overgeble ven, als de ontsluiting zowel de industriële en de agrarische als de recreatieve een halve eeuw vroeger was begonnen". Helaas staat Brabant er niet zo vrij en ongebonden meer voor. De ontsluiting is al op volle toe ren, de ontwikkeling is overrom pelend en overspoelt ons Bra- banise land als de watervloed van de voorbije weken. Het probleem is er in alle ac tualiteit en ik wil hierop uw spe ciale aandacht vandaag nog eens richten, waarbij ik mij beperk tot de recreatie in de vrije natuur. Sport en spel en hobby, film en toneel, muziek en dans iaat ik terzijde. De behoefte aan gebieden voor openluchtrecreatie wordt steeds groter. Vooreerst door de groei der bevolking die in Brabant van 550.000 in 1900, naar 900.000 in 1930 en naar 1.500.000 in 19G0 springt, terwijl in bet jaar 1980 de 2.000.000 wordt verwacht. Procentueel steekt Brabant ver boven Nederland als geheel uit met een indexcijfer van 2G9 tegen 224 voor Nederland (1900 100). Dok de dichtheid der bevolking per km2 ligt in Brabant nu reeds Boog, en hoger dan vaak wordt gedacht, n.I. 302 per km2, tegen 345 voor Nederland, 297 voor Bel gië, 210 voor YVest-Duitsland en 81 voor Frankrijk. Ook de snelle verstedelijking van Brabant vraagt toenemende recreatieruimte. Woonde in 1900 82 der bevolking in gemeenten beneden 15.000 inwoners, in 1930 was dat 61 in 1960: 45 Reeds nu woont dus al 55 der Brabanders in plaatsen boven de 15.000 inwoners met meestal ste delijk karakter. Slechts 13 woont nog in plaatsen beneden 5000 inwoners tegen 54% in het jaar 1900! Een derde factor is de gewij zigde standen-inlcling. De agrari sche bevolking in deze provincie is teruggelopen van 52% in 1900 lot 28% in 1930, 24% in 1947 en 15% in 195G en zal vermoedelijk nog belangrijk inkrimpen. De ar beidersgroep stijgt van 41% in 1900 naar 51% in 1930 en daalt weer naar 49% in 1947 en zal vermoedelijk ook verder dalen. De dienstensector, waartoe han del, verkeer, bank- en verzeke ringswezen, maatschappelijke en huishoudelijke diensten behoren, stijgt van 5% in 1900 naar 7% in 1930 en 10% in 1947 en zal ver moedelijk zeer belangrijk verder stijgen. De recreatiebehoefte houdt met deze standengroepe ring natuurlijk nauw verband. Als vierde factor is le stellen de veranderde tijdsbesteding. De grote massa heeft in de moderne samenleving veel meer vrije tijd. Werd in 1850 nog meer dan 50% van de dag aan arbeid besteed, in 1950 is dat te stellen op ten hoog ste 30%, gemiddeld op 7a 8 uur. Aannemend dat gemiddeld 8 uur aan de slaap is voorbehouden, resteert een recreatie-mogelijk heid van gemiddeld 8a 9 uur per dag. Daarbij komen een vergroting van het aantal vacantiedagen voor de massa en de vrijwel alge mene vacantietoelage. Verder zal de komende vrije zaterdag, met derhalve telkens 'n lang weekeinde, een enorm ac cres van de trek naar buiten op leveren. Enorme behoefte Het aantal slaapplaatsen, dat in 1980 in de Nederlandse groene ruimte nodig zal zijn, begroot het Nationale Plan op 275.000 als ge middelde van minimum- en maxi mum-prognose. Als men bedenkt dat momenteel nauwelijks 130000 slaapplaatsen voorhanden zijn, blijkt de enorme behoefte. Brabant, Gelderland en de zee kust leveren volgens de rege ringsnota de belangrijkste recre atiestreken, omdat daar uitge strekte recreatiegebieden te land en te water aanwezig zijn en bo vendien nog vele mogelijkheden braak liggen. Van de aanwezige slaapgelegenheid in de groene ruimte levert Brabant ongeveer 12%; van de nieuw te creëren gelegenheid van 150.000 slaap plaatsen is aan Brabant circa 25% toegedacht. De Kempen, de Baronie, het Markiezaat en de Meijerij, de boorden van de Bra bantse rivieren, alsmede de Bies bos kunnen een beduidende bij drage leveren. Een en ander betekent een in vestering van rond 75 miljoen gulden, waartegenover een bruto jaaropbrengst van pl.m. 25 mil joen gulden een niet te versma den inkomstenbron voor ons ge west kan betekenen. De grondbe- hoefte voor deze logiesvorm (ho tels, kampeercentra, jeugdherber gen) wordt geschat op 150 ha., welke niet noodzakelijk in de groene ruimte zelf behoeven te liggen. De rand of aangrenzende marginale landbouwgrond kan veelal overweging verdi henen. Welke mogelijkheden biedt Brabant daartoe Naar Nederlandse maatstaven relatief vele. In oppervlakte woeste grond en bos biedt Brabant 475 m2 per inwoner, tegen Gelderland 800, Drenthe 1000, Overijssel 500, Na- Holland 120 en Z.-Hollund 40 m2 per inwoner. «Naar buitenlandse maatstaven is de mogelijkheid gering. Noord-Brabant 475 m2 per in woner, Nederland 490, België 900, Duitsland 2100, Frankrijk 4300 en Zwitserland 4500 m2 per in woner. Gunstig liggen in Brabant de eigendomsverhoudingen en de toegankelijkheid. Van de 82.000 ha. zijn er 67.000 geschikt voor recreatie 88% vrij of beperkt toeganke lijk; 45% in eigendom bij Staat en gemeenten; 55% particulier bezit (groten deels toegankelijk). Wel is een groot deel dezer ge bieden onmiddellijk naast de grotere steden gelegen en daar door in hoge mate met dagrecre atie der stadsbevolking belast en daarom minder geschikt voor verblijfsrecreatie en logiesgele- genheid. Bedreiging Welke bedreiging bestaat er voor de Brabantse recreatiege bieden Allereerst de noodzakelijke uitbreidingen der bebouwde ker nen. Gevaarlijker is de steeds al gemenere neiging om „buiten te wonen". De voorkeur voor de villaparkjes-in-het-bos. Tenslot te de geïsoleerde bouw van vil la's en zomerhuisjes op de groe ne eilanden in de Brabantse vlak te. Ook de exploitatie van afge sloten complexen voor groepsre- creatie van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke lichamen is 'n opkomend en groeiend gevaar. Wat doet Brabant voor deze vraagstukken De Kampeercommissie wijst op een duidelijke overbelasting. In 1957 75.000 kampeerders met 400.000 overnachtingen. In 1958 140.000 kampeerders met 630.000 overnachtingen. In 1959 165.000 kampeerders met 760.000 overnachtingen. In 1960 175.000 kampeerders met 800.000 overnachtingen. Rijwielpaden-organisaties ont werpen 'n rijwielpadenplan 1950 van uitsluitend toeristische pa den,met circa 900 km. lengte. Uw Staten maakten subsidie van 50% mogelijk. Gerealiseerd is slechts een be scheiden gedeelte in de Baronie (ruim 20 km.). Zwembaden telt Brabant 38 in de openlucht, 4 overdekt. De Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten bezit in N. Brabant meerdere kostbare na tuurgebieden, waaronder de Ois- tcrwijkse vennen en bossen, de Campina, de Oude Buissche Hei de en de Loonse en Drunense Duinen. Het Staatsbosbeheer heeft een groeiend aantal eigendommen, welke een goed en voor het recre- atiedoel geschikt beheer garan deren. De Vereniging het Brabants Landschap met de Commissie „Stad en Land" heeft tot heden nog geen bezittingen verworven. Het is te honen dat deze vereni ging in de komende jaren tot enig bezit kan geraken en daarbij op groter deelneming van onze inwoners kan gaan steunen. De subsidiemogelijkheden van rijkswege zijn gelukkig groeien de. De Departementen van On derwijs, Kunsten en Wetenschap pen en van Economische Zaken hebben op hun begrotingen meerdere posten, waaruit aan koop, inrichting en beheer kun nen worden gesubsidieerd. Het wachten is vaak op gezonde ini tiatieven van particulieren, vere nigingen en gemeenten. Welke middelen biedt de wet tot bescherming van de bedreig de gebieden Allereerst en vooral de bestem mingsregeling in gemeentelijke uitbreidingsplannen. In Noord-Brabant hebben 141 gemeenten recreatiegebied; 46 niet, 95 wel. Van deze 95 gemeenten hebben 23 geen uitbreidingsplan, 72 wel. Recreatiegebied, door bestem mingsregeling beschermd, heb ben van deze 72 gemeenten: 19 voldoende, 31 grotendeels, 22 on voldoende. Tot de gemeenten die geen of een slechte regeling hebben, be horen juist vele gemeenten, die aantrekkelijk zijn voor de recre atie. Hierbij meen ik .bovendien te moeten wijzen op de grote be langen welke gemeenten ten deze kunnen behartigen door er zorg voor te dragen dat zij zelf, waar nodig of gewenst, tijdig groenge bieden in eigendom verwerven. In dit licht gezien vraag ik mij af of het in de gegeven omstan digheden in alle gevallen wel toe laatbaar kan worden geacht en het niet strijdig is met het alge meen belang, wanneer openbare lichamen aan particulieren of pri vate rechtspersonen complexen groen verkopen, hetzij uit hoofde van actueel geldelijk voordeel in het kader van genoemde grond- politiek, hetzij door een te eenzij dige waardering van bepaalde economische belangen. Verder bezit de provinciale overheid de mogelijkheid om door een streekplan of z.g. facet streekplan boven-gemeentelijke belangen veilig te stellen. Het komt mij voor, dat ook op onze provincie in deze een taak rust. I)c recreatieve belangen toch dienen op de eerste plaats de niet-agrarische bevolkings groep, voor zover het betreft re creatie in de vrije natuur. De re creatieve gebieden evenwel zijn meestal gelegen in de- typisch agrarische gemeenten, met een agrarisch gericht bestuur. De rote gemeenten met stedelijk arakter hebben geen recht streekse invloed on de agrarische lemeentcbesturen. Daarom zijn e openlucht-recreatie-vraagstuk ken typisch boven-gemeentelijk, vooral waar het grote complexen betreft. Streekplan Ons college heeft daarom de bedoeling uwe Staten op zo kort mogelijke termijn een facet streekplan groen-gebieden voor te leggen, om verdere aantasting van de bedreigde Brabantse groengebieden te voorkomen. De ïuridische en planologische voor bereiding is intussen in gang ge zet, maar behoeft nauwkeurige behandeling en daarom veel tijd. Ook in de provincies Drenthe, Overijssel, Friesland, Gelderland, Zuid-Holland en Zeeland zijn soortgelijke streekplannen ge reed of in voorbereiding. Het subsidiebeleid in deze pro vincie heeft zich tot heden nau welijks op de recreatie-behoefte gericht. De posten van de aange boden begroting 1961 bevatten 'n totaal van nog geen 15.000, een bedrag, dat ik na dit betoog nau welijks durf te noemen. Wij zul len naarstig overwegen of wij middels fondsvorming of anders zins een actiever deel kunnen gaan nemen in de zo duidelijke, recreatieve behoeftevoorziening. Te dien einde zal moeten wor den overwogen hoe in Noord- Brabant de plaatselijke initiatie ven in regionaal, provinciaal en landelijk verband kunnen wor den geïntegreerd, zoals de pro vinciale commissie in haar recre atie-rapport in.i. terecht conclu deert. Een provinciale Recreatie- Raad, eveneens in dat rapport ge suggereerd, verdient ernstige overweging. Tenslotte zullen de verant woordelijke provinciale instan ties bij de toepassing van de ruil- verkavelingswet, de ontgron dingsverordening, de verorde ning landschapsschoon, bij de aanleg van land- en waterwegen en bij de reconstructie daarvan meer aandacht moeten gaan ge ven aan de belangen van de re creatie, die daarbij fn hoge mate zijn betrokken. Ik heb geput uit de rijke voor raad, die de nota inzake de ruim telijke ordening biedt. Ik heb daaraan beschou wingen gevoegd over onze eigen provincie, mede aan de hand van rapporten van provinciale dien sten en commissies. Ik ben over tuigd daarmede te hebben aange toond. hoe gewichtig de vraag stukken zijn, die voor ons en voor u nog op een oplossing wachten, en die ons nog vele zor gen zullen geven. Wij zullen ons samen moeten inspannen, om te voorkomen dat het onvolprezen Brabantse land schap, met zijn akkers en weiden, zijn bossen en heide, zijn heken en rivieren, zijn grienden en plas sen, zijn polders en schorren, dat deze prachtige Brabantse grond aan onze kinderen en kindskin deren wordt doorgegeven als een verkaveld en overwoekerd land, ontoegankelijk door hekken en prikkeldraad en overbelast in z'n al te zeldzame reservaten, die dan door onze zorgeloosheid van heden voor de 2 miljoen Braban ders in het jaar 1980 voor recrea tie zouden overblijven." Aldus dr. C. H. M. Kortmann bij de opening van de winterzit ting van de Brabantse Staten. xvvv UüC j/i/vnurt«u i'U. 30 De tcho t\n het Zuióen i.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1960 | | pagina 13