wAALwijkse en lAnqstRAAtse couRAnt
Stijgende behoefte aan gebieden
voor openluchtrecreatie
VRIJDAG 16 DECEMBER 1960
83e JAARGANG No. 98
Uitgever
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur: JAN TIELEN
Gironummer 50798
Dit blad verschijnt 2 x per week
Abonnement
22 cent per week
per kwartaal 2.85
3.10 franco p.p.
Advertentieprijs: 10 cent per m.m.
Contract-advertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160 - 2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8 Tel. 04167- 2002
Telegram-adres „Echo'
Pr. Kortmann opende v/inierziiiing van Siaien
Facet-streekplan op komst ter bescherming van
Brabantse groengebieden
„De provinciale overheid bezit de mogelijkheid om door een
streekplan of z.g. facet-streekplan boven-gemeentelyke belan
gen veilig te stellen. Het komt mij voor, dat ook op onze pro
vincie in deze een taak rust. De recreatieve belangen toch die
nen op de eerste plaats de niet-agrarische bevolkingsgroep, voor
zover het betreft de recreatie in de vrije natuur. De recreatieve
gebieden evenwel zyn meestal gelegen in de typische agrari
sche gemeenten, met een agrarisch gericht bestuur. De grote ge
meenten met stedelijk karakter hebben geen rechtstreekse in
vloed op de agrarische gemeentebesturen. Daarom zyn de open
lucht-recreatie-vraagstukken typisch boven-gemeentelyk, voor
al waar het grote complexen betreft. Ons college heeft daarom
de bedoeling uwe Staten op zo kort mogelijke termijn een fa
cet-streekplan groen-gebieden aan te bieden, om verdere aan
tasting van de bedreigde Brabantse groengebieden te voorko
men."
Aldus de Commissaris der Koningin in de provincie Noord-Bra
bant, dr. C. N. M. Kortmann, in zijn rede bij de opening van de
winterzitting van de Brabantse Staten, welke j.l. dinsdag plaats
had. In deze rede heeft dr. Kortmann een aantal belangrijke
aspecten met betrekking tot de ruimtelijke ordening belicht
en daarbij in het bijzonder aandacht besteed aan de recreatie
vraagstukken in onze provincie.
Wij menen er dan ook goed aan te doen deze rede in extenso
weer te geven.
PLUIM VOOR BRABANTSE ONDERNEMERS EN
GEMEENTEBESTUREN
„De „Nota inzake de ruimtelij
ke ordening in Nederland", op 27
september van dit jaar door de
Minister van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid aangeboden aan
de Tweede Kamer der Staten-Ge-
neraal, is een ook voor Noord-
Brabant belangrijk document.
Belangrijk allereerst, omdat zij
zo duidelijk een regeringsstand
punt formuleert in antwoord op
ric motic-Andriessen van 10 dec.
1957, voorbereid door de Vaste
Commissie van de Rijksdienst
voor het Nationale Plan, en be
sproken in de Raad voor de
Ruimtelijke Ordening uit de Mi
nisterraad.
Belangrijk vervolgens vanwege
de uitvoerige documentatie, wel
ke de nota in systematische op
bouw bevat en om de duidelijke
beleidslijnen, welke zij uitstip
pelt op korte en op langere ter
mijn.
Belangrijk voor Noord-Brabant
speciaal om de vele voor onze
provincie gewichtige facetten die
behandeld worden, en om meer
dere uitspraken die onze hoop
volle verwachting wekken.
Na het ruimtelijke vraagstuk
van Nederland in intern en ex
tern verband te hebben -belicht
en de prognose van bevolkings
groei en -spreiding te hebben ge
steld, trekt de nota de hoofdlij
nen voor de gewenste ruimtelij
ke ontwikkeling van Nederland
in woon-, werk- en recreatiege
bieden.
Werkgebieden
Bij de behandeling van de
ruimtelijke oplossingen worden
de werkgebieden voorop gesteld.
70 van de totale landopper
vlakte zal ook in de komende de
cenniën de agrarische bestem
ming behouden en handhaven
ondanks groei der steden, uit
breiding van wegennet etc.
De verschuiving binnen de
landbouw zelf zet zich scherp
voort. Opwaartse druk naar gro
tere bedrijven, uitbreiding van
tuinbouw en bosbouw, speciali
satie en intensivering middels
glascultuur zijn de markante wij
zigingen. Afvloeiing naar de in
dustrie- en diensten-sector, door
breking van de landelijke beslo
tenheid, verstedelijking van de
leefmethode der boeren typeren
overal het agrarisch vraagstuk.
Al met al blijft het agrarisch
werkgebied een krachtige be-
staansbron van Nederland en al
lerminst primair of alleen „de
grote speelweide" voor recreatie-
zoekende stedelingen, zoals de
brochure „Landbouw en Recrea
tie" van het Landbouwschap, ge
dateerd november 19G0, vreest.
Het tweede complex vormen de
industriële werkgebieden, door
de nota gesplitst in zeehavenge
bieden en overige gebieden.
„De industriële werkgebieden
ik citeer hier letterlijk, „concen
treren zich, wat de zeehaven-in
dustrieën en daarmee samenhan
gende bedrijven betreft, om de
monden van Rijn, Maas en Schel
de. De tendenties bij de moderne
ontwikkeling in de zeevaart en
de daarop gebaseerde industrie
(zoals sch eens werven, hoogovens
en staalfabrieken, petrochemi
sche bedrijven e.d.) gaan in de
richting van verdere concentra
tie dicht bij de kust op plaatsen,
waar grote schepen kunnen wor
den ontvangen (in feite dus aan
de Nieuwe Waterweg en het
Noordzeekanaal). Dit vergist ech
ter bij de gegeven omstandighe
den in de Randstad Holland een
zorgvuldig gebruik van de
schaarse ruimte.
Om armslag te behouden voor
de ontwikkelingen, die op de spe
ciale faciliteiten in de grootste
havens gebaseerd zijn, is het ge
wenst de nodige ruimtelijke voor
zieningen te treffen voor paral
lelle ontwikkelingen elders in 't
land. Hiervoor is van nature het
Scheldebekken (Zeeland en West-
Brabant) het meest aangewezen,
met daarnaast in het Noorden de
Eeinsmond (Delfzijl)." Tot zover
liet citaat.
Ik behoef in uw midden niet
te onderstrepen hoe waardevol
voor Brabant zulk een officiële
regeringsuitspraak is, en hoezeer
Brabant er op vertrouwt dat de
Staten-Generaal daaraan uit
drukkelijk hun hoogmogende
sanctie zullen verlenen.
Kreekrakplan
De publieke belangstelling toch
in deze provincie blijft het zal
wel niemand verwonderen in
sterke mate op de realisering van
het Kreekrakplan gericht. In de
zomerzitting heb ik u gezegd te
verwachten tha^s concrete me
dedelingen te kannen doen. Mijn
verwachting was gebaseerd op de
termijnen, die bij de inauguratie
van de Nederlands-Belgische on
derhandelingscommissie blijkens
persberichten van beide kanten
werden genoemd, en nog onlangs
(op 6 december) van Belgische
zijde werden bevestigd, waar
men in een persbericht sprak van
een opdracht aan de commissie
om vóór. 31 december van dit
jaar met een eerste rapport te
komen.
Het is intussen mede uit laatst
genoemd persbericht wel duide
lijk geworden dat 'n Nederlands-
Belgisch tractaat nog wel enige
tijd op zich zal laten wachten.
Ons College staat intussen in
nauw contact met de betrokken
partijen en met de bevoegde Ne
derlandse instanties en spant
zich in om de grote Brabantse
belangen, die met het Kreekrak
plan gemoeid zijn, veilig te stel
len en onverantwoord uitstel te
voorkomen.
Het ligt daarom in onze bedoe
ling u zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk in de komende zomer
zitting, mededeling te doen van
de mogelijkheden om tot een eer
ste aanpak van 't Kreekrakplan
te geraken.
Ook de overige industriegebie
den, niet op de zeehavenfunctie
gebaseerd, krijgen terecht veel
aandacht. De werkdadigheid der
Brabantse ondernemers en ge
meentebesturen, die in het na
oorlogse het grootste aandeel in
nieuwe industriële arbeidsplaat
sen wisten te creëren, verdient
hier wel een fraaie pluim. Enke
le gemeenten profiteerden daar
bij van de aanwijzing als kernge
meente, maar de meeste dreven
op eigen kracht en aandrift en
sommige breidden haar industrie
zelfs krachtig uit ondanks de on
barmhartige concurrentie van 'n
nabijgelegen kerngemeenten, en
dan meestal ook nog zonder on
vruchtbare ialouzie of protest.
Laat ons ook voor de toekomst
hopen op zulke voortvarende en
forse gemeentelijke aanpak.
Woongebieden
Na de werkgebieden bespreekt
de nota de woongebieden, be
heerst door sterke verstedelij
king, ook in de grotere dorpen!
Terecht wordt gewezen op de
duidelijk aanwijsbare verande
ring der woonnormen en woon-
zeden, op de vlucht uit de groot
stad naar de voorsteden, op de
verschraling der gehuchten en
kleine dorpen. Opvallend is, dat
ook de Gouverneur van de Pro
vincie Antwerpen, onze buurpro
vincie langs het grootste deel dtr
zuidgrens, in ziin openingsrede
van de Provinciale Raad op 1 ok
tober 1.1. o]) de grondige verande
ring van het woonmilieu wijst
naar het voorbeeld van de Vere
nigde Staten, waar dezelfde fac
toren arbeidsverkorting, ver
keersdrukte, spreiding van het
autobezit reeds veel vroeger in
werking traden met eenzelfde ef
fect: afremming van de groei der
steden boven 100.000 inwoners;
accres van de dorpen boven 5000
inwoners; ontstaan van de voor
steden. Deze middelpuntvlieden
de kracht zuigt ook de verzor-
gingsbedrijven mee weg uit de
verkeersdrukte van de binnen
stad.
Ook op vele andere punten van
deze rede blijkt de verwantschap
onzer provincies in problemen en
effecten.
en hoofdzaak behoort de aan
wijzing en vQorhcrciding der
woongebieden tot de bestuurlijke
laak der gemeenten en ook hier
past verdiende hulde aan het me
rendeel der Brabantse gemeente
besturen voor wat onder moeilij
ke omstandigheden van schaars
te aan materiaal, geld, bouwvo
lume of arbeidskracht, werd ge
presteerd. Het is voor mij hij mijn
werkbezoeken aan de gemeenten
een waar feest, om met de trotse
burgemeesters en hun staf de
nieuwe wijken van stad en dorp
le bezichtigen en zo vergaat het
haast ieder, die door Brabant
reist.
Als hoofdlijnen van de woon-
gehicden-politiek concludeert de
nota tot:
1de zorg voor goede en vol
doend ruime stadsplannen;
2) bescherming van bos-, heide
en duinterrein tegen overma
tige inbeslagneming voor per
manente of tijdelijke bewo
ning;
3) ontwikkeling van doelmatig
geselecteerde plaatsen in de
invloedssfeer van de grote
steden voor het huiten wonen.
In dit kader vermeld ik dank
baar de groeiende samenspraak
der gemeenten, in het verband
van de dagelijks op elkaar inge
stelde leefgebieden. Dit kan de
bemoeiing van bovenaf voorko
men en veel genuanceerder be
antwoorden aan de specifieke
behoeften van de streek. Het is
te hopen, dat Brabant weldra
door zulke streek-afspraken zal
zijn gedekt tegen verwildering
van bebouwing en grondgebruik.
Recreatie
Op de derde plaats handelt de
nota dan over recreatie en na
tuurbescherming. Zij rekent de
problemen van recreatie in de
vrije natuur en van de natuurbe-
scherming tot de moeilijkste die
de ontwikkeling van ons land op
werpt.
Een probleem overigens dat
ook Brabant niet langer kan ont
wijken of doodzwijgen. Een pro
bleem dat allerwege in de belang
stelling komt te staan. Ik noem
de u al de brochure „Landbouw
en Recreatie" van het Landbouw
schap.
In september 1.1. verscheen het
lezenswaardige rapport van de
W erkgroep Openlucht-recreatie
van de Commissie Sociaal Plan
Noord-Brabant; \telk rapport in
de pers uitvoerig besproken werd.
Eveneens in september van dit
jaar wijdde het Nationaal Over
leg voor Gewestelijke Cultuur in
Assen een congres aan de „recre
atie en de gewesten". Mijn ambt
genoot Mr. Cramer zeide daar in
zijn begroetingswoord:
„Nu is één ding bijzonder ge
lukkig; wij zijn in Drenthe nog in
de gelegenheid om de ontwikke
ling ten dele in de hand te hou
den en te leiden en daarbij ge
bruik te maken van de moderne
inzichten. Ik houd mijn hart vast
wanneer ik mij probeer in te den
ken, wat er van de schoonheid
van Drenthe zou zijn overgeble
ven, als de ontsluiting zowel
de industriële en de agrarische
als de recreatieve een halve
eeuw vroeger was begonnen".
Helaas staat Brabant er niet
zo vrij en ongebonden meer voor.
De ontsluiting is al op volle toe
ren, de ontwikkeling is overrom
pelend en overspoelt ons Bra-
banise land als de watervloed
van de voorbije weken.
Het probleem is er in alle ac
tualiteit en ik wil hierop uw spe
ciale aandacht vandaag nog eens
richten, waarbij ik mij beperk tot
de recreatie in de vrije natuur.
Sport en spel en hobby, film en
toneel, muziek en dans iaat ik
terzijde.
De behoefte aan gebieden voor
openluchtrecreatie wordt steeds
groter. Vooreerst door de groei
der bevolking die in Brabant van
550.000 in 1900, naar 900.000 in
1930 en naar 1.500.000 in 19G0
springt, terwijl in bet jaar 1980
de 2.000.000 wordt verwacht.
Procentueel steekt Brabant ver
boven Nederland als geheel uit
met een indexcijfer van 2G9 tegen
224 voor Nederland (1900 100).
Dok de dichtheid der bevolking
per km2 ligt in Brabant nu reeds
Boog, en hoger dan vaak wordt
gedacht, n.I. 302 per km2, tegen
345 voor Nederland, 297 voor Bel
gië, 210 voor YVest-Duitsland en
81 voor Frankrijk.
Ook de snelle verstedelijking
van Brabant vraagt toenemende
recreatieruimte. Woonde in 1900
82 der bevolking in gemeenten
beneden 15.000 inwoners, in 1930
was dat 61 in 1960: 45
Reeds nu woont dus al 55 der
Brabanders in plaatsen boven de
15.000 inwoners met meestal ste
delijk karakter. Slechts 13
woont nog in plaatsen beneden
5000 inwoners tegen 54% in het
jaar 1900!
Een derde factor is de gewij
zigde standen-inlcling. De agrari
sche bevolking in deze provincie
is teruggelopen van 52% in 1900
lot 28% in 1930, 24% in 1947 en
15% in 195G en zal vermoedelijk
nog belangrijk inkrimpen. De ar
beidersgroep stijgt van 41% in
1900 naar 51% in 1930 en daalt
weer naar 49% in 1947 en zal
vermoedelijk ook verder dalen.
De dienstensector, waartoe han
del, verkeer, bank- en verzeke
ringswezen, maatschappelijke en
huishoudelijke diensten behoren,
stijgt van 5% in 1900 naar 7% in
1930 en 10% in 1947 en zal ver
moedelijk zeer belangrijk verder
stijgen. De recreatiebehoefte
houdt met deze standengroepe
ring natuurlijk nauw verband.
Als vierde factor is le stellen
de veranderde tijdsbesteding. De
grote massa heeft in de moderne
samenleving veel meer vrije tijd.
Werd in 1850 nog meer dan 50%
van de dag aan arbeid besteed, in
1950 is dat te stellen op ten hoog
ste 30%, gemiddeld op 7a 8 uur.
Aannemend dat gemiddeld 8 uur
aan de slaap is voorbehouden,
resteert een recreatie-mogelijk
heid van gemiddeld 8a 9 uur per
dag.
Daarbij komen een vergroting
van het aantal vacantiedagen
voor de massa en de vrijwel alge
mene vacantietoelage.
Verder zal de komende vrije
zaterdag, met derhalve telkens 'n
lang weekeinde, een enorm ac
cres van de trek naar buiten op
leveren.
Enorme behoefte
Het aantal slaapplaatsen, dat
in 1980 in de Nederlandse groene
ruimte nodig zal zijn, begroot het
Nationale Plan op 275.000 als ge
middelde van minimum- en maxi
mum-prognose. Als men bedenkt
dat momenteel nauwelijks 130000
slaapplaatsen voorhanden zijn,
blijkt de enorme behoefte.
Brabant, Gelderland en de zee
kust leveren volgens de rege
ringsnota de belangrijkste recre
atiestreken, omdat daar uitge
strekte recreatiegebieden te land
en te water aanwezig zijn en bo
vendien nog vele mogelijkheden
braak liggen. Van de aanwezige
slaapgelegenheid in de groene
ruimte levert Brabant ongeveer
12%; van de nieuw te creëren
gelegenheid van 150.000 slaap
plaatsen is aan Brabant circa
25% toegedacht. De Kempen, de
Baronie, het Markiezaat en de
Meijerij, de boorden van de Bra
bantse rivieren, alsmede de Bies
bos kunnen een beduidende bij
drage leveren.
Een en ander betekent een in
vestering van rond 75 miljoen
gulden, waartegenover een bruto
jaaropbrengst van pl.m. 25 mil
joen gulden een niet te versma
den inkomstenbron voor ons ge
west kan betekenen. De grondbe-
hoefte voor deze logiesvorm (ho
tels, kampeercentra, jeugdherber
gen) wordt geschat op 150 ha.,
welke niet noodzakelijk in de
groene ruimte zelf behoeven te
liggen. De rand of aangrenzende
marginale landbouwgrond kan
veelal overweging verdi
henen.
Welke mogelijkheden biedt
Brabant daartoe
Naar Nederlandse maatstaven
relatief vele.
In oppervlakte woeste grond
en bos biedt Brabant 475 m2 per
inwoner, tegen Gelderland 800,
Drenthe 1000, Overijssel 500, Na-
Holland 120 en Z.-Hollund 40 m2
per inwoner.
«Naar buitenlandse maatstaven
is de mogelijkheid gering.
Noord-Brabant 475 m2 per in
woner, Nederland 490, België 900,
Duitsland 2100, Frankrijk 4300
en Zwitserland 4500 m2 per in
woner.
Gunstig liggen in Brabant de
eigendomsverhoudingen en de
toegankelijkheid. Van de 82.000
ha. zijn er 67.000 geschikt voor
recreatie
88% vrij of beperkt toeganke
lijk;
45% in eigendom bij Staat en
gemeenten;
55% particulier bezit (groten
deels toegankelijk).
Wel is een groot deel dezer ge
bieden onmiddellijk naast de
grotere steden gelegen en daar
door in hoge mate met dagrecre
atie der stadsbevolking belast en
daarom minder geschikt voor
verblijfsrecreatie en logiesgele-
genheid.
Bedreiging
Welke bedreiging bestaat er
voor de Brabantse recreatiege
bieden
Allereerst de noodzakelijke
uitbreidingen der bebouwde ker
nen. Gevaarlijker is de steeds al
gemenere neiging om „buiten te
wonen". De voorkeur voor de
villaparkjes-in-het-bos. Tenslot
te de geïsoleerde bouw van vil
la's en zomerhuisjes op de groe
ne eilanden in de Brabantse vlak
te. Ook de exploitatie van afge
sloten complexen voor groepsre-
creatie van publiekrechtelijke en
privaatrechtelijke lichamen is 'n
opkomend en groeiend gevaar.
Wat doet Brabant voor deze
vraagstukken
De Kampeercommissie wijst op
een duidelijke overbelasting.
In 1957 75.000 kampeerders
met 400.000 overnachtingen.
In 1958 140.000 kampeerders
met 630.000 overnachtingen.
In 1959 165.000 kampeerders
met 760.000 overnachtingen.
In 1960 175.000 kampeerders
met 800.000 overnachtingen.
Rijwielpaden-organisaties ont
werpen 'n rijwielpadenplan 1950
van uitsluitend toeristische pa
den,met circa 900 km. lengte.
Uw Staten maakten subsidie van
50% mogelijk.
Gerealiseerd is slechts een be
scheiden gedeelte in de Baronie
(ruim 20 km.).
Zwembaden telt Brabant 38 in
de openlucht, 4 overdekt.
De Vereniging tot Behoud van
Natuurmonumenten bezit in N.
Brabant meerdere kostbare na
tuurgebieden, waaronder de Ois-
tcrwijkse vennen en bossen, de
Campina, de Oude Buissche Hei
de en de Loonse en Drunense
Duinen.
Het Staatsbosbeheer heeft een
groeiend aantal eigendommen,
welke een goed en voor het recre-
atiedoel geschikt beheer garan
deren.
De Vereniging het Brabants
Landschap met de Commissie
„Stad en Land" heeft tot heden
nog geen bezittingen verworven.
Het is te honen dat deze vereni
ging in de komende jaren tot
enig bezit kan geraken en daarbij
op groter deelneming van onze
inwoners kan gaan steunen.
De subsidiemogelijkheden van
rijkswege zijn gelukkig groeien
de. De Departementen van On
derwijs, Kunsten en Wetenschap
pen en van Economische Zaken
hebben op hun begrotingen
meerdere posten, waaruit aan
koop, inrichting en beheer kun
nen worden gesubsidieerd. Het
wachten is vaak op gezonde ini
tiatieven van particulieren, vere
nigingen en gemeenten.
Welke middelen biedt de wet
tot bescherming van de bedreig
de gebieden
Allereerst en vooral de bestem
mingsregeling in gemeentelijke
uitbreidingsplannen.
In Noord-Brabant hebben 141
gemeenten recreatiegebied; 46
niet, 95 wel.
Van deze 95 gemeenten hebben
23 geen uitbreidingsplan, 72 wel.
Recreatiegebied, door bestem
mingsregeling beschermd, heb
ben van deze 72 gemeenten: 19
voldoende, 31 grotendeels, 22 on
voldoende.
Tot de gemeenten die geen of
een slechte regeling hebben, be
horen juist vele gemeenten, die
aantrekkelijk zijn voor de recre
atie. Hierbij meen ik .bovendien
te moeten wijzen op de grote be
langen welke gemeenten ten deze
kunnen behartigen door er zorg
voor te dragen dat zij zelf, waar
nodig of gewenst, tijdig groenge
bieden in eigendom verwerven.
In dit licht gezien vraag ik mij
af of het in de gegeven omstan
digheden in alle gevallen wel toe
laatbaar kan worden geacht en
het niet strijdig is met het alge
meen belang, wanneer openbare
lichamen aan particulieren of pri
vate rechtspersonen complexen
groen verkopen, hetzij uit hoofde
van actueel geldelijk voordeel in
het kader van genoemde grond-
politiek, hetzij door een te eenzij
dige waardering van bepaalde
economische belangen.
Verder bezit de provinciale
overheid de mogelijkheid om door
een streekplan of z.g. facet
streekplan boven-gemeentelijke
belangen veilig te stellen.
Het komt mij voor, dat ook op
onze provincie in deze een taak
rust. I)c recreatieve belangen
toch dienen op de eerste plaats
de niet-agrarische bevolkings
groep, voor zover het betreft re
creatie in de vrije natuur. De re
creatieve gebieden evenwel zijn
meestal gelegen in de- typisch
agrarische gemeenten, met een
agrarisch gericht bestuur. De
rote gemeenten met stedelijk
arakter hebben geen recht
streekse invloed on de agrarische
lemeentcbesturen. Daarom zijn
e openlucht-recreatie-vraagstuk
ken typisch boven-gemeentelijk,
vooral waar het grote complexen
betreft.
Streekplan
Ons college heeft daarom de
bedoeling uwe Staten op zo kort
mogelijke termijn een facet
streekplan groen-gebieden voor
te leggen, om verdere aantasting
van de bedreigde Brabantse
groengebieden te voorkomen. De
ïuridische en planologische voor
bereiding is intussen in gang ge
zet, maar behoeft nauwkeurige
behandeling en daarom veel tijd.
Ook in de provincies Drenthe,
Overijssel, Friesland, Gelderland,
Zuid-Holland en Zeeland zijn
soortgelijke streekplannen ge
reed of in voorbereiding.
Het subsidiebeleid in deze pro
vincie heeft zich tot heden nau
welijks op de recreatie-behoefte
gericht. De posten van de aange
boden begroting 1961 bevatten 'n
totaal van nog geen 15.000, een
bedrag, dat ik na dit betoog nau
welijks durf te noemen. Wij zul
len naarstig overwegen of wij
middels fondsvorming of anders
zins een actiever deel kunnen
gaan nemen in de zo duidelijke,
recreatieve behoeftevoorziening.
Te dien einde zal moeten wor
den overwogen hoe in Noord-
Brabant de plaatselijke initiatie
ven in regionaal, provinciaal en
landelijk verband kunnen wor
den geïntegreerd, zoals de pro
vinciale commissie in haar recre
atie-rapport in.i. terecht conclu
deert. Een provinciale Recreatie-
Raad, eveneens in dat rapport ge
suggereerd, verdient ernstige
overweging.
Tenslotte zullen de verant
woordelijke provinciale instan
ties bij de toepassing van de ruil-
verkavelingswet, de ontgron
dingsverordening, de verorde
ning landschapsschoon, bij de
aanleg van land- en waterwegen
en bij de reconstructie daarvan
meer aandacht moeten gaan ge
ven aan de belangen van de re
creatie, die daarbij fn hoge mate
zijn betrokken.
Ik heb geput uit de rijke voor
raad, die de nota inzake de ruim
telijke ordening biedt.
Ik heb daaraan beschou
wingen gevoegd over onze eigen
provincie, mede aan de hand van
rapporten van provinciale dien
sten en commissies. Ik ben over
tuigd daarmede te hebben aange
toond. hoe gewichtig de vraag
stukken zijn, die voor ons en
voor u nog op een oplossing
wachten, en die ons nog vele zor
gen zullen geven.
Wij zullen ons samen moeten
inspannen, om te voorkomen dat
het onvolprezen Brabantse land
schap, met zijn akkers en weiden,
zijn bossen en heide, zijn heken
en rivieren, zijn grienden en plas
sen, zijn polders en schorren, dat
deze prachtige Brabantse grond
aan onze kinderen en kindskin
deren wordt doorgegeven als een
verkaveld en overwoekerd land,
ontoegankelijk door hekken en
prikkeldraad en overbelast in z'n
al te zeldzame reservaten, die
dan door onze zorgeloosheid van
heden voor de 2 miljoen Braban
ders in het jaar 1980 voor recrea
tie zouden overblijven."
Aldus dr. C. H. M. Kortmann
bij de opening van de winterzit
ting van de Brabantse Staten.
xvvv UüC j/i/vnurt«u i'U. 30
De tcho t\n het Zuióen
i.