RADION WAST WITTER... EN ZACHTER
20% KORTING
Waalwijkse Stoomdrukkerij Antoon Tielen
Goudmargarine
Woningruil
SLAOLIE
ZANDSCHELPJES
SCHU1MSN0EPJES
ABRIKOZEN op SAP
hetero drukwerk
DE ECHO VAN HET ZUIDEN VAN MAANDAG 27 NOV. 1961
waardevol geschenk
Van Dam's Naaimachinehandel
ook voor
St. Nicolaas
ZAKJE
ZOUTE PINDA'S
fVloo/'/daar kijk je met plezier
naar, het witste pakje van het
park: dat wordt een fijne rit!
Want haar pakje is bovendien,
ook zo zacht gewassen.
Mooi zo, moeder... daar heeft
U goede zorg aan besteed.
Dat is dtrekt te zien: hier is gewassen
met zorg. Door een zorgzame moeder
en Radion. Want Radion geeft het beste
sop: op en top veilig en vol stevig
schuim, om alles aan toe te vertrouwen.
Sop op z'n zachtst. En je ziet het direkt:
dit is een wittere was
Voor h«t
Dl KUNST
EcAfofbn
De SINT heeft een
voor U
(o.a. vrije arm europese kindernaaimachine)
bij aankoop van een
NAAI- OF BREIMACHINE
Hinthamerstraat 78 - Den Bosch - Telef. 04100 - 30847
Inruil en reparatie van ALLE merken naaimachines.
Biedt zich aan
Gevraagd huis in Waalwijk
of omgeving, of meerhoeksruil.
Aangeboden heel huis, mooie
omgeving, in Den Haag.
Brieven te zenden:
Bunschotenstr. 19, Den Haag.
Brieven onder nr. 2372 aan 't
bureau van dit blad.
geldzegels
(in goudfolie verpakking) m a
geldzegels
geldzegels
goud merk grote fles
geldzegels
op VéGé lucifers
60 modellen
B 2423301»
FEUILLETON
van
,DE ECHO VAN HET ZUIDEN!
De gevangene antwoordde: „Ja,
we zijn hier op de Vledder Es."
„Welnu, dan zult gij thans ver
der leiden. We moeten zo gauw
mogelijk in veiligheid zien te ko
men. Maar wacht, ik zal eerst uw
handen losknopen."
Zodra de wilddief zijn handen
vrij voelde, greep hij de handen
van de krijgsman in zijn machti
ge knuisten. „Ik dank je uit de
grond van mij hart, hopman.
Vooral van mijn dochter. Maar
wilt ge nu niet terugkeren?"
„Ik heb mijn militaire loop
baan afgezworen, Frankes. Ik ga
met u", zei de hopman op som-
bere, maar besliste toon. „Had
ik deze stap niet gedaan, dan had
ik nimmer meer durven verschij
nen bij haar, die al haar vertrou
wen aan mij schenkt, Hanna, uw
dochter."
Voort liepen ze, dwars over de
Vledder Es. De regen kletterde
onophoudelijk neer, maar de
mannen hadden de wind geluk
kig meest in de rug.
De hopman bemerkte duidelijk
dat Willem Frankes niet meer de
vaste veerkrachtige tred had van
vroeger. Zo nu en dan scheen het
alsof de sterke .zwaargebouwde
man wankelde. Godfried begreep
dat hij al zijn krachten moest in
spannen om zich voort te slepen.
Vermoedelijk had hij veel bloed
verloren.
Ze kwamen op de zandweg
naar Doldersum. De stroper stak
die direct over en zocht zijn weg
nu door het heideveld.
Waarheen denkt ge te gaan,
Frankes
„Naar een vriend in Waad-
horn. We zullen daar wel veilig
kunnen zijn. Verder zullen mijn
krachten ook wel niet reiken."
„Hoe ver is dat nog van hier?"
„Nog ruim een uur gaans."
„Ge zult honger hebben, Fran
kes? Ik heb een stuk brood met
worst voor u."
De stroper nam het aan. „Ik
heb overigens niet de minste eet
lust."
De tocht ging voort door heide
en struiken. Doch slechts lang
zaam vorderden de mannen.
Ze kwamen te staan voor de
Vledder Aa, het door de onlan
den kronkelende riviertje. Eer
stond thans, door het droge voor
jaar, maar weinig water in het
stroomje.
„We kunnen hier gemakkelijk
oversteken. Het water zal ons
niet boven de laarzen komen",
zei de stroper. Hij informeerde:
„Hebben ze bij de troep ook
speurhonden?"
„Twee herders."
„Laten we dan een eind de
beek volgen. Als ze ons mochten
vervolgen, dan raken ze hier het
spoor wel kwijt."
De beide mannen gingen een
eind door de bedding van het ri
viertje, tot Frankes zei: „Nu is,
het genoeg." eZ beklommen de
andere over enweer ging de reis
door Erica en Calluna.
„Aanstonds bereiken we een
voetpad, dan gaat het lopen ge
makkelijker", zei de wilddief.
Toen ze het voetpad hadden
bereikt en ze zich daarop voort
spoedden, kon de hopman nog
beter constateren, hoe wankel de
gang van Frankes was. Soms liep
hij gelijk een dronken man.
„We zijn nu al een flink eind
van Vledder verwijderd", zei de
stroper opeens. „Laat ons een
ogenblik rusten." Meteen liet hij
zich in de natte heidestruiken
vallen.
Godfried begreep, dat Frankes
dodelijk vermoeid moest zijn, an
ders was hij zeer zeker in deze
regen niet neergezegen op de
vochtige boder. Hij ging naast de
roodbaard zitten en reikte hem
nog 'n snede brood, die door de
ze werktuiglijk werd verorberd.
„Zouden ze ons reeds achter
volgen, hopman, of zal ik ook
maar zeggen Godfriet?" vroeg
Frankes.
„Natuurlijk, zelfs graag", lach
te de hopman. „En of ze ons zul
len achtervolgen? Ik denk 't wel,
maar het zal hun in deze duister
nis en in dit weer gemakkelijk
vallen ons spoor te volgen. De
beide soldaten zullen ook niet zo
spoedig hebben bemerkt, dat ze
beetgenomen zijn. Ja, misschien
zitten ze nog kalm op ons te
wachten, maar daar mogen we
niet op rekenen. Kom Frankes,
we moeten verder."
„Ja, we moeten", zei de wild
dief met een zucht, terwijl hij
zich weer oprichtte.
De wandeling werd voortgezet
over het hardgetreden heidepad,
waarop in het uitgeholde midden
het regenwater zich verzamelde.
Eensklaps meende de hopman,
dat zich rechts van hen 'n men
selijke gestalte vertoonde. Hij
stiet zijn voorman aan en fluis
terde: „Wat is dat daar rechts?"
„Een wacholder, een jenever
bes", zei de stroper bedaard.
Het was een slanke Juniperus,
van mensgrootte, die daar enkele
schreden van het pad eenzaam
als een schildwacht in de heide
stond. Het boveneind werd do®
de wind heen en weer gewiegd,
Zwijgend zetten de mam
nog een tijdje de tocht voort over
het heidepad toen Frankes links
af boog de heide weer in, „We
gaan hier weer over het riviertje"
verklaarde de stroper.
De Vledder Aa bleek ook te
gemakkelijk doorwaadbaar.
Weidra. kwamen ze nu weer op
een zandweg. Frankes volgde de
ze over enkele honderden me
ters. Nu werd weer een pad in
geslagen, dat thans naar een bos
gebied voerde. Licht hakhout
wisselde hier af met gedeelten
van hoog geboomte.
„We zijn nu spoedig bij deken-
terij, waar mijn vriend woont
Het wordt tijd ook", zei Frankes,
wiens gang steeds langzamerw
geworden.
„Hoe heet die man?" vroeg
Godfried.
„Bertus de Vilder. Hij heeft die
naam gekregen, omdat hij de boe-
ren bij het slachten helpt. Hij i<
ook stroper.
Ze stonden weldra voor het in
het bos verscholen boerderijtje-
Een hond in de stal sloeg ala®
Door
HENRIC VAN NORCH
29).
De huurlingen konden hierme
de zeer goed akkoord gaan. Ze
bleven hier liever in het droge
met hun bier, dan dat zij de re
genbuien gingen trotseren.
De hopman verdween met de
gevangene in het duister.
De hopman fluisterde: „Kunt
ge nog goed lopen, Frankes?"
„Goed? Goed? Ik wil het pro
beren."
Ze waren het kerkpad afgelo
pen en hadden de rijweg door het
dorp betreden. Nadat ze een vijf
tig passen hadden gedaan, fluist-
terde de hopman: „Blijf me vol
gen, Frankes,."
De jonge officier boog naar
rechts af en liep over een paar
boerenerven. Nog een ogenblik
was hij leidsman tot ze aan het
bouwland kwamen. Hij keerde
zich nu om naar de stroper en
vroeg: „Weet ge waar we hier
zijn? Zijt ge met de omgeving be
kend?"
(Wordt