wAALwijkse en UnqstRAAtse couRAnt
Europees Industrieland
BINNEN- EN BUITENLAND
STASSAR BRILLEN
BETERE BRILLEN
50 JAREN GELEDEN VOLTROK ZICH
EEN DRAMA ROND DE ZUID-POOL
MAANDAG 22 JANUARI 1962
84e JAARGANG No. 7
Uitgever:
Waalwijkse Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
Hoofdredacteur: JAN TIELEN
Gironummer 50798
Dit blad verschijnt 2 x per week
Opgericht 1878
Bureaux: Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8 Tel. 04167 - 2002
Abonnement:
22 cent per week
per kwartaal 2.85
3.10 franco p.p.
Advertentieprijs: 10 cent per m.m.
Contract-advertenties: speciaal tarief
Telegram-adres „Echo'1
NEDERLAND wordt
Algemeen wordt verwacht, dat de industriële groei in ons land
zich tijdens de tweede fase van de Euromarkt, welke zojuist is
ingegaan, zal voortzetten, zij het in een verzwakt tempo. Zaken
mensen uit verschillende branches spreken reeds van op de plaats
rust en van consolidatie van het bereikte. Uit andere hoeken klin
ken echter stemmen van een verdere stormachtige groei. Deze
laatste verwachting destilleert men dan weer uit de gang van zaken
in de eigen bedrijfstak en voorts uit de wetenschap dat ons kos-
tenpeil toch nog tot de laagste behoort van de zes verbonden Eu
ropese landen in de E.E.G.
Hoezeer er ook op aangedrongen wordt dat Nederland zijn open
positie zowel naar het vasteland als naar de zeezijde moet behou
den, het is aan geen twijfel onderhevig dat de keuze van Neder
land om als loot aan de Europese stam te fungeren, een goede is
geweest. Onze produktie en uitvoer zijn beide boven verwachting
gestegen, ook omdat zij een extra stimulans ontvingen uit de
gunstige conjunctuur.
"-VjLüïJMHJ
in hun tariefpolitiek gaan aanpassen
bij het Europese verlagingspeil liggen
daar voor ons nieuwe kansen. De
snelle verbetering van de economi
sche activiteit in Frankrijk en Italië,
die zich nu openbaart is hoopvol in
dit verband. In die landen bestond er
immers een achterstand in de outil
lage van de industrie. Nu die achter
stand wordt ingehaald, blijkt er ruim
afzetgebied te zijn. De vermeerdering
van de welvaart in die landen zal ons
evenmin windeieren leggen.
DE CLIMAX IS
REEDS GEPASSEERD.
In brede kring is men van mening
dat de expansie als gevolg van de
gunst der tijden zijn hoogtepunt heeft
bereikt en hier en daar de climax
reeds is gepasseerd. In dit verband
moeten wij de overproduktie zien, die
in bepaalde sectoren van de industrie
waarneembaar is.
Deze overproduktie kan zijn als
een waarschuwing dat de betrokken
bedrijfstak zich structureel nog niet
in de nieuwe Europese verhoudingen
heeft ingepast. Het is nl. niet moge
lijk dat als gevolg van de Europese
integratie alle takken van de indu
strie in Nederland zullen profiteren.
In tegendeel, het is eerder te ver
wachten dat een deel van onze indu
strie het zwaarder zal krijgen te ver
duren dan voor het tot stand komen
van de E.E.G. In die hoek is het
zaak om tot fusie en verregaande
vormen van samenwerking te komen.
Zelfs dat samengaan zal bepaalde be
drijfstakken niet van een teruggaan
en gedeeltelijke verdwijning redden.
Andere takken van industrie, waar
voor Nederland als vestigingsplaats
uitermate geschikt is, zullen zich ver
der uitbreiden. Zij zullen zich door de
concurrerende landen niet van de we
reldmarkt behoeven te laten dringen.
Euromarktonderzoek nodig.
Door ons nog bestaande lage loon-
en prijspeil kunnen wij nu in die sec
toren concurrerend zijn, maar ook na
onze huur-, loon- en prijsaanpassing
die komt, kan ons kostenpeil zeker
tot het gemiddelde in Europa gaan
behoren en dat is zeer hoopgevend.
Het zal voor 1962 een kwestie van
nauwkeurig marktonderzoek zijn of
een industrie zijn produktiecapaciteit
via nieuwe investeringen nog moet
uitbreiden. Het geldt zeker niet in
het algemeen, maar voor die bedrij
ven waar het sein op groen staat,
moet het met voortvarendheid en durf
gebeuren. Wij mogen niet achterop
raken.
Het is niet verontrustend dat de
winstcijfers van een aantal bedrijven
teruglopen. Dit is in de eerste plaats
een kwestie van achterstand in bevre
diging van de snel gestegen vraag.
De produktiecapaciteit kon niet snel
genoeg worden opgevoerd en er heeft
zich een gebrek aan arbeidskracht
doen gelden. Op iets langere termijn
zal die geslonken winstcapaciteit
weer kunnen worden ingehaald om
drie redenen. Onze kapitaal-, likwi-
diteits- en rentepostitie is voldoende
en passend om verdere investeringen
mogelijk te maken. De achterstand
°P de arbeidsmarkt zullen wij of ge
deeltelijk of geheel inlopen, wanneer
in de eerstkomende jaren de grote
na-oorlogse geboortegolf de produk-
tieve jaren bereikt. Vervolgens zal de
binnenlandse vraag nog stijgen, om
dat wij in eigen land nog een wel
vaartsachterstand in consumptie heb
ben, vergeleken met andere landen.
Meer voeten aan de grond.
Ziende naar onze exporttoekomst
is deze niet ongunstig. In het Euro
pa van de zes krijgen wij steeds meer
voeten aan de grond. In het verleden
nebben wij steeds goede contacten ge
had in Engeland, de V.S. en andere
overzeese landen. Wanneer deze zich
De vertraging van de landbouw-
integratie in Brussel moge geen ver
heffend beeld zijn geweest, de wijze
waarop het sociaal-economisch drie
manschap uit onze regering met ener
gie de impasse trachtte te doorbre
ken, bewijst onze vaste wil om de
Europese eenheid verder uit te bou
wen. Hoewel onze boeren en tuinders
te Brussel ferm zijn verdedigd, zal 't
toch niet zijn te voorkomen dat in
een verdere toekomst onze agrarische
belangen ondergeschikt worden ge
maakt aan de industriële.
Geplukte kip moet
bakens verzetten
De voortgaande inkrimping van
onze positie in het verre oosten en de
aantasting van onze transportbelan-
gen door acties die tegen onze
scheep- en luchtvaart gericht zijn, be
wijzen dat wij op het terrein van de
internationale handel en dienstverle
ning bezig zijn veren te laten. Wij
zullen daarvoor compensatie kunnen
vinden in de industrie, mits wij daar
tijdig de bakens voor verzetten.
Pas in een later stadium zal onze
historische positie als marktplaats in
de wereld weer toonaangevend wor
den, wanneer de explosieve toestand
in de oostelijke helft van de wereld
meer een evenwicht heeft gevonden.
Overigens kan de snelle welvaarts
vermeerdering in west-Europa nog
merkwaardige gevolgen hebben voor
de verhouding van dit deel van de
wereld tot Rusland en zijn satellieten.
De bestaande gedeeltelijke economi
sche afsluiting van dit deel van het
continent zal niet altijd op dezelfde
wijze voortduren. Eventuele verbete
ring in de betrekkingen met landen
achter het ijzeren gordijn zal ons ook
in de eerste plaats op industrieel ge
bied ten goede kunnen komen. Daar
om is Nederland aangewezen op ver
sterking van zijn positie als Europees
industrieland.
(Nadruk verboden)
drs. HERMES.
Wedloop tussen de Engelsman Scott en de Noor Amundsen
„De Oostelijke hemel werd in
wiegend dageraad-lieht gehuld.
Plooi na plooi ontvouwden de
hogen en sluiers van trillend
licht zich hoog aan de hemel.
Het helderste licht scheen te
drijven om zich op een bepaalde
plaats in grillige plooien te ver
zamelen, waaruit stralenbundels
omhoog schoten, om zich ver
volgens in golven te verspreiden.
Het spreekt tot de verbeelding,
doordat het iets volmaakt gees
telijks suggereert. Iets dat be
zield is met zwevend etherisch
leven. Men vraagt zich af, waar
om de historie geen melding
maakt van aurora-aanbidders..."
Deze regels uit het dagboek
van kapitein Scott doen ons af
vragen: Is Scott zelf niet zo'n
aurora-aanbidder...? En niet hij
alleen, maar al die „waaghal
zen": Cook..., Palmer..., Bel-
linghausen..., Wilkes..., Ross...,
Shackleton... Gerlache... Amund
sen... Byrd... Zijn het eigenlijk
niet allemael aurora-aanbidders?
Want wat dreef hen naar het
onherbergzame land rond de
Zuidpool? Wat voerde hen er
toe om tot een gebied door te
dringen, omringd door woelige
zeeën, zeer hoge bergketens en
waar de temperatuur verre van
aangenaam is? Waarom tracht
ten deze mensen door te dringen
tot het hart van het witte conti
nent, tot de Zuidpool? Het be
geerde punt op antarctica...?
„Het is de taal der mystieke te
kens en wonderen", schreef Scott,
toen hij poëtisch de aurora-aus-
tralis, het Zuiderlicht, uitbeeldde
in een overigens zeer prozaïsche
omgeving.
Het avontuur: Het overschrij
den van de grenzen der wereld,
zal de mens die van nature al
les wil onderzoeken altijd blij
ven aantrekken. En daarom al
die bovenmenselijke inspanning,
al die durf, die moed, dat door
zettingsvermogen, maar ook die
teleurstelling, dat leed. Als er
iemand is geweest, die dit heeft
ondervonden, dan is het wel de
Britse marine-officier Sir Robert
Falcon Scott.
Wedloop tussen twee
ontdekkingreizigers
Voordat Scott zijn Zuidpool
expeditie ondernam in de. „zo
mer" van 1911-1912, had hij al
enige ervaring opgedaan omtrent
dat gebied en het daar omheen
liggende vasteland antarctica.
Als 35-jarige kapitein van de
marine had hij in 1901 al een
tocht naar dat deel van de we
reld ondernomen. Veel succes
had hij toen niet. Maar sindsdien
had hij maar één wens: Het plan
ten van de Engelse vlag op het
onderste puntje van de aarde.
Deze Engelsman bezat heel wat
eigenschappen, juist nèt niet ge
schikt voor een ontdekkingsrei
ziger. De bekende schrijver Sir
James Berrie zei van hem: „Hij
was verstrooid, humeurig, slecht
mensenkenner, sentimenteel, li
chamelijk zwak, een dagdromer
en lui..." Of was deze Engelsman
juist wèl geschikt voor onder
nemen van waagstukken? Want
diezelfde Berrie en wie kende
Scott heter dan hij schreef
ook:„Hij legde zichzelf 'n stren
ge discipline op en beschouwde
zijn sentimentaliteit en dagdro
men als doodzonden. Hij dwong
zichzelf zich er van te weerhou
den toe te geven aan z'n luiheid".
In ieder geval bleef Scott er in
zijn vaderland op hameren, dat
het een Engelsman moest zijn,
die het eerst de Zuidpool zou be
reiken. Hij slaagde er in om een
fonds te stichten en om zelfs de
Engelse regering te bewegen hem
subsidies te verlenen. Scott kreeg
dus zijn zin en op 12 oktober
1910 lag de walvisvaarder „Terra
Nova", bemand met goede zee
lieden en ervaren geleerden, in
de Australische haven Melbour
ne. Deze haven zou het uitgangs
punt worden van de expeditie.
Daar hoorde Scott voor het eerst
dat hij een concurrent had. Nie
mand minder dan de Noorse on
derzoeker Roald Amundsen was
tezelfdertijd van plan de Zuid
pool te bezoeken. Amundsen Was
een ervaren poolreiziger, een
avonturier, een doorzetter. Zijn
eigenlijke doel was: het bereiken
van de Noordpool. Het plaatsen
van de Noorse vlag op de Zuid
pool was voor hem slechts een
middel tot het bereiken van zijn
werkel'ijke levensdoel. Hij was
dan ook van plan o;n met het
schip van Nansen, de „Fram", de
Ross-zee binnen te varen en ver
der met sleden tot het gestelde
doel te komen.
En zo begon de wedloop tussen
„Terra Nova" en „Fram", tussen
Scott en Amundsen, tussen Enge
land en Noorwegen.
Scott zette koers naar de Mc
Murdo zeeëngte, waar hij het ba
siskamp „Evans" inrichtte. Van
daar voer de „Terra Nova" naar
de Walvisbaai.
Amundsen was toen reeds ge
arriveerd in de buurt van Klein-
Amerika, alwaar hij zijn uit
gangspunt „Framheim" opbouw
de. De Noren waren ruim 100 ki
lometer dichter bij de Pool dan
de Britten. De wedloop was nu in
volle gang. Amundsen vertrok op
19 oktober 1911. Scott ging elf
dagen later op pad. De Engels
man volgde ongeveer het pad dat
Ernest Shackleton had betreden.
Een tocht van maar liefst 1475
kilometer. Om de 100 km. werd
een voorraaddepöt aangelegd,
voorzien van brandstof en voed
sel. Met motorsleden, Mantsjoe-
rijse ponny's en hondenspannen
werd het materiaal vervoerd.
Hulpgroepen begeleidden Scott
en zijn vier helpers, die tenslotte
als vijfling de laatste etappe zou
den afleggen. Het zat Scott van
het begin af.al niet mee. Drie
ponny's verdronken, een orkaan
overviel de poolreizigers, daarna
was het buitengewoon „warm"
weer, waardoor de mannen da
genlang door de gesmolten ijspap
moesten waden. Eindelijk werd
hard blauw ijs bereikt. Het ging
nu wat sneller. De groep bereik
te het plateau, 200Ü meter boven
de Ross-ijsbank verheven. Op 4
januari 1912 keerden de laatste
begeleiders terug. Scott en zijn
vier metgezellen maakten zich
op voor de laatste tocht. Nog
„slechts" 240 km. scheidden hen
van de Zuidpool. Het weer was
goed, de reizigers verkeerden in
prima conditie, de stemming was
uitgelaten. Spoedig zou het doel
van de onderneming zijn bereikt.
Dan zou de marine-officier Ro
bert Falcon Scott de Engelse
vlag planten op de Zuidelijkste
plek van de aarde. En met Scott
zouden zijn reisgenoten beroemd
worden. De sergeant Edgar
Evans, een boom van een kerel,
speciaal aangetrokken om het
zware werk te doen, kapitein L.
E. G. Oates, een officier met veel
eergevoel, dr. E. W. Wilson, een
bekwaam en moedig arts, en lui
tenant H. R. S. Bowers, een ma
rinier van het goede soort. Een
klein, maar taai groepje. Nadat
de mannen de 88ste breedtegraad
hadden gepasseerd en nog maar
lüü km. van het zo begeerde eind
punt verwijderd waren, deden ze
een voor hen ontstellende ont
dekking. Opeens zagen zij verse
sledesporen in de sneeuw. De
mannen keken elkaar aan, nie
mand zei een woord, maar ze
dachten hetzelfde. Ze wisten 't nu
met trieste zekerheid: Amundsen
was hen voor... Alle moeite, alle
ontbering... het was tevergeefs
geweest. Toch zetten de Engel
sen de tocht voort. Op 17 janu
ari kregen ze een tent in 't zicht.
Ze behoefden niet te raden op
welke plaats die tent stond. Bo
ven op de top van de tent woei
fier een vlag. Rood met blauw
kruis... De Noorse kleuren...
De grote overwinning...
het droevig einde
Op 18 januari 1912 betreedt
Scott de tent van zijn voorgan
ger. Daar vindt hij het schrifte
lijk bewijs van zijn nederlaag. In
de tent ligt een brief van zijn ri
vaal: „Polheim, 15 december
1911. Waarde kapitein Scott.
Daar U vermoedelijk de eerste
zult zijn, die deze plek na ons be
reikt, wil ik U vriendelijk ver
zoeken deze brief aan koning Ha-
kon VII te doen toekomen. Wan
neer U iets van de artikelen, wel
ke wij in deze tent hebben ach
tergelaten, kunt gebruiken, aar
zel dan niet dit te doen. De slede,
die wij buiten hebben achtergela
ten, zou U misschien van nut
kunnen zijn. Met beste groeten
wens ik U 'n behouden terugkeer.
Hoogachtend, Roald Amundsen."
Hoe was 't de Noren vergaan?
Na een mislukte start waren ze,
zoals reeds is gezegd, op 19 okto
ber 1911 weer vertrokken van
basiskamp „Framheim".
De Noor ondernam de tocht
met vier anderen en vier sleden,
licht geladen en getrokken door
honden. Ook zij hadden met
moeilijkheden te kampen. Mist
en ander slecht weer was ook
hun deel. Geestdriftig zetten ze
echter door. Eenmaal op het ijs-
plateau gearriveerd, ging 't stuk
ken beter. Het weer wérd goed,
de bodemgesteldheid was prima.
Op iedere vijf kilometer werd 'n
sneeuwbaken gemaakt om terug
keer te vergemakkelijken. Per
100 km. werd een voedsel opslag
plaats ingericht. Gemiddeld werd
24 km. per dag afgelegd. Voort
ging het van de Axel Heiberg-
gletscher af landinwaarts. Op 8
december werd het punt bereikt
tot waar Shackleton was geko
men. Op 14 december kwamen
de mannen op het punt waar de
zon „stil staat". De Noren bivak
keerden vier dagen op de Zuid
pool. Zij plantten de vlag op de
preciese plaats. De terugtocht
verliep letterlijk van een leien
dakje. In 1913 nam de Noor
Amundsen de hulde van zijn land
in ontvangst. Hij was de over
winnaar van de Zuidpool...
Hoe anders is de terugtocht
van Scott en zijn mannen. De
sergeant Evans, waarvan Scott
zoveel verwachtte, blijkt 't minst
bestand tegen de ontberingen,
die de ontgoochelde poolreizigers
ondergaan. Het weer is zeer
slecht. De lange sergeant krijgt
te weinig voedsel voor zijn grote
lichaam. Op zekere dag valt hij,
een hersenschudding is 't gevolg.
Hij kan niet verder. De anderen
hesluiten bij hem te blijven. Kort
daarop sterft Evans. Het volgen
de slachtoffer is kapitein Oates.
Met zijn bevroren ledematen kan
hij moeilijk vooruit komen. Hij is
de anderen tot last. Dat wil hij
niet. In zijn zak zit een opium
tabletje, Hij heeft het witte pil
letje maar door te slikken... om
in te slapen... voor goed. Op een
nacht, wanneer de mannen weer
eens in de tent moeten schuilen
voor een orkaan, verlaat Oates
heimelijk de schuilplaats... Nie
mand heeft hem ooit weer terug
gezien.
De overige drie strompelen nog
enige dagen verder in de hoop
het eerstvolgende voedseldepót te
bereiken. Een nieuwe orkaan
steekt op. De mannen kruipen
voor het laatst in hun tent en
gaan in hun slaapzakken liggen.
Het is eind maart 1912. Hoe lang
zij hebben geleefd weet niemand.
Scott gedraagt zich voorbeeldig.
Hij schrijft brieven aan de vrouw
van dr. Wilson en aan de moe
der van luitenant Bowers. Nie
mand denkt aan zelfmoord. Scott
schrijft met zijn bevroren vingers
nog een laatste verantwoording.
Hii tracht het falen van zijn mis
sie te verklaren, maar hij weet
er zelf geen weg mee. Dan ster
ven, 't moet omstreeks 29 maart
1912 zijn geweest, de drie Engel
sen. Zij hadden alles tegen. Zij
vinden de dood op 240 kin. af
stand van de Mc Murdo-zeeëngte
op 109° 15' O.L. en 79° 38' Z.B.
op 21 km. afstand van één der
voedselplaatsen...
Acht maanden later vindt een
opsporingsploeg de stoffelijke
resten... Robert Falcon Scott
had zijn leven opgeofferd voor
een ideaal, in zijn verantwoor
ding schreef hij: „Doch daar wij
bereid zijn geweest ons leven in
te zetten bij deze onderneming
voor de eer van ons land, doe
een beroep op onze landgenoten
er voor te zorgen, dat er voor
hen, die van ons afhankelijk zijn,
behoorlijk wordt gezorgd... Wij
buigen het hoofd voor de voor
zienigheid, vastbesloten ons best
te blijven doen tot het einde..."
De „Union Jack" ging halfstok
want de Engelsman Scott was 'n
man, die de vlag van zijn land
tot het laatst noog hield.
NIEUW-GUINEA
De Quay antwoordt Oe Thant
De Nederlandse regering heeft
Oe Thant, wiaarnemend secreta
ris-generaal van de V.N., voorge
steld een of meer waarnemers,
dan wel een of meer persoonlijke
vertegenwoordigers naar Nieuw-
Guinea te zenden.
Dat gebeurde donderdag in een
telegram van minister-president
De Quay, die daarmee Oe Thant
antwoord gaf op diens telegrafi
sche boodschap, waarin namens
de V.N. een beroep werd gedaan
op Nederland om zich te onthou
den van elke overhaaste actie na
het incident bij de kust van N.-
Guinea.
De Nederlandse regering zal
volharden in haar houding van
uiterste zelfbeheersing, aldus
prof. de Quay.
Het exposé van een uiteenzet
ting, die het departement van De
fensie heeft gegeven over het
vuurgevecht, kwam vrijdag ter
sprake in een bijeenkomst van de
kamercommissies van buiten
landse zaken en defensie met een
aantal bewindslieden. Dan zou
ook beslist worden of er alsnog
tijdens het reces een debat
moet komen.
Donderdag heeft ook de Indo
nesische marine een verklaring
uitgegeven. Daaruit blijkt, dat
met de vice-stafchef van de In
donesische marine, commodore
Soedarso, 35 opvarenden worden
vermist. Uit het feit, dat de com
modore aan boord was, aldus de
Indonesische marine, blijkt dui
delijk, „dat onze eenheid geen
agressieve bedoelingen had".
„Het is n.l. een onmogelijkheid
dat de vice-stafchef zulk 'n klei
ne eenheid zou aanvoeren", zo
wordt aan de verklaring toege
voegd.
NEDERLAND HANDELDE UIT
RECHT VAN
ZELFVERDEDIGING
Verklaring van minister van
defensie.
Het ministerie van defensie
heeft donderdag een communiqué
en een toelichting daarop uitge
geven over het Incident tussen
Indonesische en Nederlandse ma
rineschepen bij Ned. N.-Guinea.
In het eerste worden omstan
dig en éhronologisch de feiten
vermeld. In de toelichting op het
rapport wordt gesteld, dat de
breedte van de territoriale zee en
de z.g. aansluitende zone arrele-
vant (niet ter zake dienend) zijn.
De M.T.B.'s, aldus wordt in deze
toelichting uit de gang van zaken
geconcludeerd, hebben het vuur
geopend op 't Nederlandse vlieg
tuig dat hen waarnam. Het op
treden van de Indonesische oor
logsschepen had de kennelijke
opzet een gewapende actie tegen
Nieuw-Guinea te ondernemen.
Onder deze omstandigheden
hadden de Nederlandse strijd
krachten het recht van zelfver
dediging, onafhankelijk van de
plaats waar de aanval werd ge
constateerd. Dit recht van zelf
verdediging is in het internatio
naal recht verankerd.
Uit de mededelingen van de
geredden, zo wordt in het rap
port gezegd, is gebleken, dat de
opdracht was in de omgeving
van Kaimana te landen en daar
het Nederlandse gezag te liqui
deren. Hiertoe moesten de m.t.b.'s
de troepen van de Indonesische
landmacht met rubberboten aan
land zetten.
Aan het communiqué ontlenen
wij nog:
Uit een in heslag genomen do
cument blijkt, dat de scheeps
bemanning van de „Matjan Tu-
tul" (de tot zinken gebrachte
M.T.B.) 45 man bedroeg. Daaren
boven waren ruim 100 man Indo
nesische landmachttroepen over
de drie MTB's verdeeld. Een der
boten was echter achtergebleven.
Aan boord van de Matjan Tu-
tul waren 35 man landmachttroe
pen ingescheept, bewapend met
een inchmortier, 4 machinepis
tolen, 3 brens, 28 geweren en 3
radio-ontvangers, terwijl zij wa
ren voorzien van voeding voor
20 dagen.
De commandant van de Matjan
Tutul, kapitein Wiratno, is ge
sneuveld. Tevens bevond zich
aan boord commodore Sudardo
van de Indonesische marine. De
ze behoort niet tot de overleven
den.
Uit de mededelingen is voorts
gebleken, dat aan boord van de
Hariinan, de voorste motortor-
fiedoboot, een zekere kolonel
)omo was, die commandant van
de actie zou zijn. De achterste
MTB heeft het vuur op het Ne
derlandse vliegtuig geopend, toen
dit parachutefakkels afwierp.
Hierna hebben beide andere
MTB's het vuur geopend.
De Matjan Tutul werd getrof
fen in het achterschip, in de mu-
niliebergplaats, raakte in brand
en zonk na enige tijd.
68 DODEN IN 1961 OP
OVERWEGEN
In 1961 zijn 68 personen ge
dood bij ongelukken op spoor
wegovergangen. In 1960 waren
dat er 38. In totaal zijn er 173
aanrijdingen geweest, ruim 40
meer dan in 1960.
Het grootste aantal doden (21)
is te betreuren bij 39 aanrijdin
gen tussen treinen en personen
auto's op niet beveiligde overwe
gen. Bij 26 aanrijdingen tussen
treinen en bromfietsers werden
15 personen gedood. Tien fiet
sers en drie voetgangers verloren
het leven, terwijl 24 botsingen
voorkwamen tussen treinen en
vrachtauto's, waarbij 6 personen
omkwamen.
SPOEDIG VOORSTELLEN
VOOR HULP AAN KLM
De regering zal binnenkort
haar houding bepalen en voor
stellen doen in verband met de
financiële moeilijkheden bij de
K.L.M. Hierbij zal zij ook aan
dacht schenken aan de toekom
stige positie en de omvang van
de KLM en aan de oorzaken die
tot de moeilijkheden in de lucht
vaart hebben geleid.
DE AMERIKAANSE
BEGROTING
President Kennedy heeft don
derdag de begroting ingediend
voor het op 1 juli ingaande nieu
we fiscale jaar. De begroting be
loopt niet minder dan 93 miljard
dollar (335 miljard gulden), het
hoogste bedrag ooit in vredestijd
genoteerd. De uitgaven worden
geraamd op 92,5 miljard dollar,
en de ontvangsten op 93 miljard
dollar, zodat een „bescheiden"
overschot wordt verwacht van
500 miljoen dollar. Kennedy ver
klaart, dat het bedrag van de in
komsten met 10,9 miljard dollar
is toegenomen, in vergelijking
met ciat van het lopende jaar,
waarop de recessie van invloed
was. Meer dan de helft is voor
defensie bestemd.
De rcho vAn het Zui6en