waaLwij kse en lAnqstRAAtse couRAnt
6e opstAnöinq
Bloedrood ging de zon onder tussen de purpergekransde wolk
jes en zond haar laatste stralen over het bottend groen van
enkele verspreide eiken aan de rand van de mulle weg, die
naar de stad voerde. De lente zat in de lucht. Enkele late
vogels spoedden zich naar hun nest, zij hadden het druk in
het voorjaar. Na enig tumult viel als bij toverslag de stilte,
die de gehele natuur omvatte. Het leek wel als hielden de die
ren en planten de adem in. Een enkele maal werd de rust ver
stoord door het geritsel van jonge bladeren, wanneer een koel
tje door het karig lover speelde. Op enige afstand van de weg,
verscholen tussen een paar oude beuken, stond een simpele
stulp, opgetrokken van wat ruw hout en plaggen, verloren in
de wilde wijsheid van zand, heide en vliegdennen. Een oude
vrouw zat bij het open vuur, waar boven aan een haak een
bewalmde, gedeukte koperen ketel pruttelde. Nu en dan stond
ze op en roerde met een houten lepel in de borrelende brei.
Dan zette ze zich weer op de ruw houten bank, trok de om
slagdoek om zich heen en vouwde de rimpelige handen, ver
zonken in gepeins. Het gegroefd gelaat verried een leven van
zorg en verdriet haar ogen stonden mat en spiegelden berusting.
88e JAARGANG No. 24
VRIJDAG 24 MAART 1967
Uitgever
Waalwij ksche Stoomdrukkerij
Antoon Tielen
HoofdredacteurJAN TIELEN
ft
Gironummer 1069687
Dit blad verschijnt 2x per week
Losse nummers 20 cent
Abonnement
p. week (0,28+ 2 ct. inc.k.) 0,30
p. mnd. (1,20+10 ct. inc.k.) ƒ1,30
p. kwrt. (3,40+10 ct. inc.k.) ƒ3,50
p. kwrt. p. post 4,bij girobetaling
(bij incasso p. postkwit. 75 ct. extra)
Advertentieprijs: 14 cent per mm.
Contractadvertenties: speciaal tarief
Opgericht 1878
Bureaus Grotestraat 205, Waalwijk Tel. 04160-2621 Kaatsheuvel: Dr. van Beurdenstraat 8, tel. 04167-2002
Telegram-adres „ECHO"
„Vader vergeef het
hen, want ze weten
niet wat ze doen"
van catrijne's marteldood. Fatsoen
lijke lieden bleven deze keer verre.
Nadien was jonker Flor is niet meer
in de stad gezien.
De oude vrouw staarde stil voor
zich uit en een traan gleed door de
groef langs haar neus. Met Catrijne
was haar laatste geluk verdwenen.
Wat bond haar nog aan het leven
Hoe had God zo onrechtvaardig
kunnen zijn, dit lieve goede kind
zo te laten sterven? Sinds Catrijne's
dood had de oude vrouw niet meer
gebeden en geen kerk meer be
zocht. In haar hart was een kille
wrok ontstaan, een wrok tegen de
mensen, tegen God, tegen alles. Af
en toe kon zij lange tijd over de
heide turen naar de stad met niets-
ziende ogen, totdat ze haar gepeins
verbrak en ze met een verwensing
op de grond spuwde om met nijdige
dribbelpasjes in haar woning te
verdwijnen, waar zij dan snikkend
voor het portret neerviel, in gren
zeloos leed en machteloze haat te
gen alles.
Plotseling schrok zij op uit haar
gepeins. Haar geoefende oren ver
namen een licht ritselen en schui
felen als liep er iemand' bij haar
woning. Wie kon dat zijn op dit
late uur In spanning wachtte de
oude vrouw af. Het geluid ver
stomde voor haar deur. Er werd
zacht geklopt en terwijl zij met ge
spitste oren naar voren kwam, ver
nam ze een onsamenhangend ge
krabbel, gevolgd door een harde
bons. als viel er een zwaar voor
werp op de grond.
Voorzichtig opende ze de deur en
ontdekte bij het flauwe licht van de
maan, dat tussen de takken van de
beuken doorspeelde, het lichaam van
een man op haar drempel. Zij hurkte
neer en schudde hem, maar de man
gaf geen teken van leven. Met alle
kracht die in haar oude lichaam was,
sleepte zij hem naar binnen 'en legde
hem op wat stro bij het vuur. Zijn
fraaie kleren waren gescheurd en be
smeurd en zijn linkerarm droop van
het bloed, dat uit een diepe snijwond
in de schouder gulpte.
Zij draaide het gelaat naar het
licht der vlammen en verbleekte,
„Jonker Floris". mompele zij ontzet.
Zij perste de lippen krampachtig
opeen. Hier lag de beul, de verra
der van wat haar lief was geweest,
machteloos aan haar voeten. Zij
zag de fraai bewerkte dolk aan zijn
gordel en in een vlaag van alles
overheersende woede griste zij het
mes uit d'e schede en hief het om
hoog. N'u kon zij zich wreken
Neen, deze dood was te zacht, te
mooi voor de lafhartige schur
kenstreek, die hij had bedreven.
Branden zou hij, zoals Catrijne ge
brand had. De vrouw boog zich
over het vuur en greep een bran
dende spaan. Een satanische glim
lach gleed' over haar gezicht, ter
wijl zij langzaam het brandend hout
naar zijn arm bracht.
Juist raakte zij zijn arm of met
een kreet kwam de jongeman tot
bewustzijn. Verwilderd keek hij
haar aan. Een vage blik van her
kenning kwam in zijn ogen. Wan
kelend stond hij op, terwijl de
vrouw dreigend met de spaan in
de hand op hem toekwam. „Bran
den zul je, zoals mijn Catrijne ge
brand heeft!" krijste zij. Ontzet
deinsde hij terug tot onder het pa
neel waarop het meisje was afge
beeld.
Onbewust gleed haar oog naar
het portret en zij zag het zachte
gezichtje, dat liefde uitstraalde,
liefde tot de mensen voor wie zij
streed en leed. Als door een magi
sche kracht vastgehouden bleef
haar blik er op rusten. Mocht zij
haten, waar haar kind had liefge
had. Had ook niet Christus gestre
den en geleden voor de mensen
En zij herinnerde zich zijn laatste
woorden: „Vader, vergeef het hen,
want zij weten niet wat zij doen".
Machteloos zakte haar opgehe
ven hand met de brandende spaan.
De spanning was gebroken en uit
geput door angst en bloedverlies
zakte de jongeling ineen. De oude
vrouw droeg hem naar het vuur
en legde hem op het stro. Zij ver
zorgde de wond en waakte de gan
se nacht.
door wroeging rondgedoold, maar
werd bij het naderende paasfeest
als onweerstaanbaar naar de plaats
van zijn misdaad teruggetrokken.
Tegen de avond was hij door ro
vers overvallen en aan de schouder
gewond had hij zich slechts door
de vlucht weten te redden. Bij het
schijnsel van de maan had hij een
hut ontdekt en wilde daar om hulp
vragen, maar door uitputting en
bloedverlies scheen hij buiten be
wustzijn geraakt.
Nog steeds begreep hij niet, waar
om zij hem had gespaard, want 't was
hem duidelijk welk ernstig verdriet
hij haar had berokkend. De oude
vrouw glimlachte. ,,God heeft dit al
les bestierd", zei ze. „Jij moest op
mijn drempel vallen om mij de weg
terug te wijzen. De weg van liefde
tot de naaste, van navolging van
Christus, die evenals zijn Catrijne de
marteldood stierf, omdat hij de men
sen had liefgehad". „Dan ben ik de
Judas", mompelde de jonker ver
schrikt. „Maar ook jou zal God wil
len vergeven"troostte de oude
ZIJ STONDEN tezamen aan 't graf,
de steen lag terzijde; zij vroegen zich af
of één hier binnen dorst te gaan.
Maar engelen kwamen in blinkend gewaad;
,,Wien zoekt gij, Maria? Gij zijt reeds te laat,
want heden is hij opgestaan!"
DE VROUWEN, zij worden ten zeerste bevreesd;
zij wisten, dat Jezus in 't graf was geweest,
maar 't lichaam was daar thans vandaan.
Gedrieën zo stonden de moeders ontsteld,
maar d'engelen spraken: „Het is u voorspeld
en heden is Hij opgestaan"
ZIJ WAREN ontzet, doch zij loofden den Heer
'en daalden gehaast van de heuvel terneer.
Zij hadden God's boodschap verstaan:
gekruisigd werd Hij, de mensheid tot schuld,
de derde dag is uw verlossing vervuld
en daarom is Hij opgestaan!
ELLEN EECKHOFF
De volgende dag bleek jonker
Floris weer wat opgeknapt en toen
vertelde hij de oude vrouw, dat hij
reeds tijdens het proces diepe spijt
had gehad van zijn lage daad; maar
kon de beslissing van het gerecht
niet meer tegenhouden. Nog voor
het vonnis ten uitvoer werd ge
legd, had hij de stad verlaten, met
de bedoeling nooit weer terug te
keren.
Een maand lang had hij geplaagd
vrouw. ,,Kom, laten we bidden voor
Catrijne". En terwijl de twee mensen
met gevouwen handen een innig ge
bed mompelden, luidden in de stad de
paasklokken. Hun wondervolle klan
ken zweefden voort op de voorjaars
wind, over de hei en door de kruinen
van de bottende beuken rond de plag
genhut.
was, werd Catrijne in de stad door
de rakkers van de schout gevan
gen genomen, in het gevang ge
worpen en op beschuldiging van
hekserij voor de rechters gebracht.
Moedig hield ze haar onschuld vol,
maar de getuigenissen stapelden
zich tegen haar op. Jonker Floris,
die haar had aangeklaagd, vertelde
de rechters hoe hij haar tijdens de
ziekte van zijn vader kruiden en
geheime dranken had zien klaar
maken, waarbij zij toverspreuken
sprak. Zij moest met de duivel in
verbinding staan, meende hij.
Het vonnis luidde: de dood op
de brandstapel Moedig had het
meisje zich in het kritieke uur ge
dragen. Haar moei had de moed
niet kunnen opbrengen het afschu
welijke schouwspel bij te wonen.
Trouwens het was tegen de ge
woonte in zeer stil geweest op de
markt, toen het vonnis ten uitvoer
werd gebracht; slechts enkele be
delaars en schooiers waren met de
rechter, de geestelijke en de beul
met zijn knechten getuigen geweest
om wat eten kwam vragen. Na
tuurlijk had de oude eenzame vrouw
zich over het kind ontfermd, blij
met haar gezelschap. En reeds heel
spoedig had ze ontdekt, dat de
goede God haar een weldaad had
bewezen, door dit kind op haar pad
te sturen. Catrijne. zo had ze de
wees genoemd, bleek een lief meis
je met een liefdevol en zacht ka
rakter, wie niets teveel was om
haar weldoenster te helpen en te
steunen in haar kommervol be
staan. Zo ontstond' in die drie jaar
een warme genegenheid tussen hen
als van een moeder en dochter.
Toen een jaar geleden de epide
mie uitbrak, die zovelen naar het
graf sleurde, had Catrijne dagen
lang met een verdrietige blik in
haar ogen rondgelopen en haar
moei had tenslotte het stilzwijgen
verbroken en haar gevraagd' wat
haar drukte. Catrijne vertelde toen
van de ernstige toestand in de stad,
waar zij soms kwam om op de
markt inkopen te doen. Vele een
zamen, aangetast door de ellendige
ziekte, leden en stierven verlaten
in hun krotten. Niemand was er
die zich om hen bekommerde, be
angst als men was besmet te wor
den. Anderen, die de ziekte kre
gen, werden door hun familie ver
laten en gemeden. Catrijne wilde
helpen, de zieken bijstaan in hun
nood, hen troosten en verzorgen.
De oude vrouw had bedenkelijk ge
keken, maar toen zij het heilig
vuur der ontbaatzuchtige liefde tot
de naaste in de ogen van het meis
je had zien vonken, begreep ze,
dat ze haar niet mocht weerhouden.
Zo ging Catrijne naar de stad.
Als een engel der barmhartigheid
ging zij van huis tot huis en vond
bijna geen slaap door haar opof:
ferende liefde tot d'e naaste. Zij
zwoegde en sloofde, verpleegde en
troostte. Uit haar jeugd herinnerde
zij zich de wijze waarop de zigeu
ners bepaalde kruiden bereidden
en gezwellen behandelden. In de
drang tot verlichting van het lot
der ellendigen liet zij niet na haar
Op deze avond voor Pasen trok
zich als zovele vorige avonden het
tragisch gebeuren aan haar geest
voorbij. Nog geen maand geleden ver
loor zij het liefste dat zij bezat, haar
pleegdochter Catrijne. Als heks werd
het jonge kind op het marktplein in
de stad op de brandstapel gezet. On
willekeurig gleden haar ogen naar de
enige wandversiering in de schamele
woning: een klein paneeltje waarop
een beeldschoon meisjeskopje met sa-
tijnzacht glanzend haar, dat in dikke
lokken tot op de schouders viel en 'n
lieve glimlach om de mond was ge
portretteerd.
Nog helder herinnerde de oude
vrouw zich de gure herfstdag van
drie jaar geleden, toen het arme
verweesde zigeunerkind van amper
15 jaren oud, broodmager en met
een schichtige blik van het ver
volgde dieif in de ogen bij haar hut
wetenschap tot heil der zieken aan
te wenden.
Een der laatste zieken die ze hielp,
een rijke poorter, mocht ze in weerwil
van al haar inspanningen niet in le
ven houden. Zijn zoon, jonker Floris,
had echter van de gelegenheid ge
bruik gemaakt om het beeldschone
meisje tijdens haar aanwezigheid in 't
huis van zijn vader, het hof te maken.
Maar Catrijne was niet gediend ge
weest van de vleierijen van de slappe,
verwijfde jongeling en zij had hem
dit ondubbelzinnig laten blijken.
Jonker Floris, niet gewend door de
meisjes weerstreefd te worden, werd
woedend 'en zon op wraak. Wat dacht
die zigeunermeid wel? Wanneer hij
zijn zinnen op haar gezet had, zou zij
de zijne zijn en anders zou hij haar
laten boeten voor haar weerspannig
heid.
Kort nadat de epidemie geëindigd